Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfenis (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfenis
Afbeelding van De erfenisToon afbeelding van titelpagina van De erfenis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

Scans (18.30 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfenis

(1955)–Edmond Nicolas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

XXX
De erfgenamen krijgen wat te zien, en Paca nog veel meer

Van tijd tot tijd had Claudius vage stemmen vemomen van de erfgenamen, die, zoals zijn broer Nico het uitdrukte, wel eens iets wilden zien. Voordat de executeur dan ook zijn speurtocht ondernam naar de geheimzinnige en romantische Margaretha Edelhanff of haar eventuele afstammelingen, had hij in overleg met de notaris een regeling getroffen, waardoor de legaten geheel konden worden uitbetaald, terwijl aan de erfgenamen een eerste uitkering kon worden gedaan ter grootte van één derde van de geschatte brutowaarde van hun erfdeel. Dus had Paca een keurige circulaire verzonden waarin dit heuglijke feit werd medegedeeld. De erfgenamen, die bedoeld voorschot wilden ontvangen, moesten dit mededelen en bijgaand stuk ondertekend terugzenden. Dat bijgaand stuk was een juweel van juridisch proza, dat ten doel had om Claudius bij voorbaat te vrijwaren voor alle narigheid die mocht voortkomen uit zijn welwillendheid. En aangezien de notaris aan het opstellen van dat stuk al zijn scherpzinnigheid en spitsvondigheid had besteed, was het stuk zo fraai en ingewikkeld, dat de erfgenamen slechts konden kiezen tussen drie mogelijkheden: ze konden afzien van het voorschot en het stuk niet tekenen, ze konden een advocaat raadplegen over de gevolgen van een eventuele ondertekening, of ze konden, vertrouwend op het fatsoen van Claudius, het stuk zouder meer ondertekenen.

Alexander Cruysanker, jurist en vrijgezel had een deel van de hem blijkbaar ruim toegemeten vrije tijd besteed om de verklaring van de notaris aan een grondig onderzoek te onderwerpen, en hij stuurde een verklaring die in onderdelen afweek van de notariële, maar die volgens hem rekening hield met twee arresten van de Hoge Raad, één uit 1852 en één uit 1896, en hij meende dat de notaris juist deze arresten over het hoofd had gezien. Voor het overige had hij geen behoefte aan een voorlopige uitkering. Oom Alexander en tante Clotje stelden evenmin prijs op een voorschot omdat hun plannen voor het familie-vacantie en ontspanningsoord toch nog niet voltooid waren. Dom Willem informeerde voorzichtig of zijn abdij misschien in aanmerking kon komen voor een deel van de legaten die Véronique had vastgesteld voor gods-

[pagina 194]
[p. 194]

dienstige stichtingen. Maar voor de rest waren al die erfgenamen blijkbaar aangetast door de vrijwel algemene kwaal van deze tijd: tekort aan gereed geld.

Toen Claudius afreisde voor zijn speurtocht, beschikte Paca over de mogelijkheid om aan de gegadigden de toegezegde uitkering te doen toekomen. Weliswaar had Berendina Volleboezem medegedeeld, dat ze persoonlijk naar den Haag zou komen om het geld in ontvangst te nemen, maar dat had Paca haar per brief afgeraden, omdat het tenslotte ging om bijna achtenveertigduizend gulden, een bedrag dat zeker de moeite waard was voor gauwdieven en dergelijke. Hierop hoorde ze voorlopig niets.

En toen kwam een schone dag dat Paca zich voelde als een weldoende fee, die zoal geen rijkdom, dan toch een bevrijding van geldelijke zorg kan brengen in heel wat gezinnen. In een bijna elegische stemming bracht ze een dag door met het gereedmaken van aangetekende zendingen, en bij elke zending schreefze een briefje, waarin ze volkomen onzakelijk de gelukkige ontvangers toewenste dat het bedrag dat ze overmaakte zou dienen om een dierbare wens in vervulling te doen gaan. Tenslotte stopte ze al die aangetekende brieven in haar tas, en wandelde ermee naar het postkantoor. De man aan het loket was het mooie meisje natuurlijk erg behulpzaam, en hij begon zelf de reçu's in te vullen. En naarmate dat werk vorderde werden zijn bewegingen langzamer. Tenslotte vergat hij zijn ambtelijke onaandoenlijkheid en zei: ‘Och, juffrouw, ik zou al erg blij zijn met een gewone brief van U, maar als U me ooit zo'n kattebelletje zou schrijven...’ Zorgvuldig borg Paca het stapeltje ontvangstbewijzen in haar tas en ging op weg naar huis. Ook haar vader zou een voorschot ontvangen, en ze stelde zich heel veel voor van het merkwaardige ogenblik dat ze hem een chèque van ongeveer dertigduizend gulden ter hand zou stellen. Ze zou het heel terloops doen, zo aan het einde van de maaltijd, en daarbij zou ze zeggen: ‘O, ja vader, ik heb hier nog iets voor U. Wilt U dat papiertje even tekenen?’

Maar onderweg werd ze opgehouden, want toen ze door de Zeestraat fietste hoorde ze plotseling haar naam roepen, en toen ze omkeek zag ze een wielrijder die zich en het verkeer in ernstig gevaar bracht door plotseling met een grote boog te draaien.

Wonder boven wonder lukte dit zonder ongelukken, en Paca herkende Servaas, die snel spurtte om naast haar te komen. ‘Wat doe jij hier?’ vroeg Paca een beetje streng, ‘ik dacht dat jij zo hard zat te vossen in Delft?’

[pagina 195]
[p. 195]

‘Ik was op weg naar jou toe,’ antwoordde de student, ‘ik moest komen informeren of je... hoe het bal je bevallen is.’ Voordat het meisje antwoord kongeven, stelde Servaas voor om, nu ze toch in de richting van de stad fietsten, even af te stappen en een kopje koffie of zoiets te drinken op het Buitenhof.

Even ontstond een kleine schermutseling, niet omdat Paca eraan dacht dat ze haar vader wilde verrassen, maar omdat ze niet wenste dat Servaas haar zou vrijhouden uit zijn waarschijnlijk schamele studentenbeurs. Zij immers had twee maanden salaris van Claudius gekregen, en voelde zich zeer rijk. Toen de jongeman tenslotte erin toestemde dat Paca haar eigen kopje koffie zou betalen, zetten ze welgemoed hun weg voort, en installeerden zich in een café aan het Buitenhof. ‘Paca,’ zei Servaas enthousiast, ‘ik vind het mieters je te zien, en daarom drinken we geen kop koffie maar iets feestelijkers. Je ziet eruit...’

‘Als ik eruit zie zoals ik me voel, dan moet ik wel iets hebben van een fee,’ antwoordde Paca, en ze vertelde hoe goed en menslievend ze haar dag had doorgebracht.

‘En nu zet je het goede werk voort door met mij op stap te gaan!’ antwoordde Servaas gevat. Paca antwoordde met een gekunstelde terughoudendheid, dat ze op tijd naar huis moest, en dat hun samenzijn dus niet lang zou duren. ‘En trouwens,’ ging ze voort, ‘van de afwezigheid van je vader moet ik gebruik maken om ook weer eens wat aan mijn studie te doen!’

‘Waarom zou je?’ vroeg Servaas spontaan, ‘je hebt later toch niets aan die juristerij. Als ik...’ En opeens stokte zijn stem, en hij kreeg een rode kleur. Paca keek bevreemd in de richting van haar cavalier, die plotseling, voor het eerst sinds hun kennismaking geen woorden meer kon vinden, en met verbazing zag ze dat Servaas bloosde.

‘Wat heb je?’ vroeg ze in de onschuld des harten.

‘Oh, niets,’ was het antwoord, ‘ik dacht opeens aan iets, dat wil zeggen... ik geloof dat ik bezig was me te vergalopperen. Eh, ga je straks mee eten? Ik heb van de oude heer een extraatje gehad, omdat ik zo vlijtig ben, en dat is nog lang niet op.’

Paca die onderhand lont begon te ruiken zei een beetje stroef, dat ze thuis verwacht werd voor het eten. ‘Dan bellen we op,’ zei Servaas beslist, ‘deze toevallige ontmoeting moeten we vieren!’ ‘Vooral omdat ze volgens je eigen bekentenis helemaal niet toevallig is. Nee, jochie, ik ga zo aanstonds als een brave dochter naar huis; trouwens ik heb een verrassing

[pagina 196]
[p. 196]

voor vader.’ En ze vertelde, dat ze in haar tasje een chèque had van bijna dertigduizend gulden. ‘Gosjemikkie,’ antwoordde Servaas, ‘en hoe voel je je, als je zo'n papier op zak hebt. Is dat een gewone chèque?’ Paca rommelde in haar’ tas, en diepte de enveloppe op, waarin de stukken voor haar vaderzaten. Plechtig toonde ze het onaanzienlijke papiertje, dat zoveel waard was. ‘Negenen twintig duizend zeven honderdenvijftig gulden,’ las Servaas eerbiedig. ‘En mijn ouwe heer kan daar zomaar zijn handtekening onder zetten!’ ‘Jouw ouwe heer,’ verklaarde Paca deftig, ‘heeft dezer dagen zijn handtekening gezet voor ongeveer acht ton. En hij heeft mij twee maanden salaris uitbetaald,’ liet ze er onlogisch op volgen. ‘Dat doet de deur toe!’ zei Servaas, ‘en nu is er geen twijfel mogelijk, dat moeten we vieren!’

Paca stribbelde nog even tegen, maar tenslotte stemde ze erin toe, dat Servaas naar haarhuis zou opbellen, en dat deed de student, en hij deelde vader van den Dries mede, dat hij zijn dochter moest begeleiden, omdat deze zo uiterst waardevolle papieren bij zich droeg, en dat ze, bij haar thuiskomst, een mooie verrassing had voor haar vader.’ Meneer van den Dries zei, dat hij het even zou vragen aan zijn vrouw, of Servaas even aan het toestel bleef. In werkelijkheid informeerde hij of de dagelijkse pot zo overvloedig was, dat hij Servaas ten eten zou kunnen nodigen. Paca's moeder schudde het hoofd: toevallig was het menu wel geschikt, maar, fluisterde ze, ze herinnerde zich heel goed dat indertijd de student van den Dries met haar ook liever in de stad zwierf dan braaf thuis te komen eten. ‘Dat was heel wat anders!’ antwoordde haar man met overtuiging. ‘Dat zeg jij!’ kreeg hij te horen. Enigszins verward gaf hij Servaas de gevraagde toestemming. ‘Maar maak het niet te laat, vanwege die verrassing!’ was zijn laatste woord.

Toen Paca die avond thuis kwam waren haar ouders nog op; haar moeder schonk nog een kopje koffie, haar vader deed alsof hij vlijtig een tijdschrift las, maar in zijn hart had hij de grootste schik omdat het meisje blijkbaar vergat dat ze een verrassing had aangekondigd. Hij vouwde zijn blad dicht en vroeg: ‘En, heb je je geamuseerd?’

Volkomen onlogisch begon Paca te vertellen, dat Servaas bij zijn afstuderen al direct een baan zou hebben. Tijdens practisch werken had hij zo'n fantastisch goede indruk gemaakt, dat men hem tegelijk had besproken. ‘Maar ja,’ liet ze er een beetje bezorgd op volgen, ‘dat wordt voorlopig een zwersversbaan, zo bij zo'n maatschappij voor havenbouw en zo.’

[pagina 197]
[p. 197]

‘Ik wou dat ik de kans had gekregen als vrijgezel,’ antwoordde haar vader, ‘maar voor ons was eigenlijk niets anders weggelegd dan een leraarsbaantje in de Oost, en dan kun je tenslotte net zo goed voor de klas staan in het eigen land. En trouwens, ik had toen al je moeder,’ liet hij er zachtjes op volgen.

‘Ik vind dat dit geen rol moet spelen,’ zei de dochter wijs, ‘als een man zijn loopbaan laat bepalen door zijn vrouw, of zijn meisje, dan is het een nul, enne...’ ze onderbrak zich en zei: ‘Trouwens dat moet Servaas zelf maar uitzoeken.’ Ze dronk haar kopje leeg en zei: ‘Kom, ik ga maar eens naar bed.’ Ze had al afscheid genomen, en was al bij de deur toen meneer van den Dries haar na riep: ‘Ik dacht dat Servaas vertelde dat je een verrassing voor me had?’ Het meisje antwoordde een beetje kwaad: ‘Zover is het nog lang niet!’ Maar tegelijk begreep ze, hoe vreemd dit antwoord was, en op hetzelfde ogenblik herinnerde ze zich de inhoud van haar tas, waar ze de hele avond, in Servaas' gezelschap niet meer aan had gedacht. Verward en blozend begon ze de papieren op te diepen voor haar vader, en toen deze de chèque in handen hield, kwam de moeder naast hem staan. Met een soort eerbied bekeken ze het onooglijke strookje papier, en met een zucht van voldoening zei van den Dries: ‘Zo zie je weer eens: dat is tegelijk het antwoord op de vraag hoe we onze zilveren bruiloft kunnen vieren!’ ‘En het vloerkleed in de eetkamer!’ ‘En het buitenmodel voor Karel!’

Toen Paca de kamer uitging kibbelden haar ouders over de vraag of het verantwoord zou zijn om nu voor vader een bromfiets te kopen. Hij wou er niet van weten: het gezin had nog zoveel dingen dringender nodig dat de bromfiets kon wachten. Haar ouders, vond Paca, leken wel twee kinderen, die voor ze naar de kermis gaan overleggen hoe ze hun zakgeld zullen besteden. En op haar kamer gekomen voelde ze voor het eerst iets aan van die geheimzinnige grootheid die er schuilt in de eenheid van twee mensen die alles zijn voor elkaar en die samen alles over hebben voor hun gezin. Even vroeg ze zich af of het ooit zo zou kunnen worden tussen haar en Servaas. Maar in de rustige zekerheid dat het goed zou worden tussen hen sliep ze glimlachend in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken