Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De president (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De president
Afbeelding van De presidentToon afbeelding van titelpagina van De president

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (13.88 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De president

(1939)–Edmond Nicolas–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

XIII

Den vorigen middag had de president de rumoerige, berookte stad bereikt, van waaruit hij naar de abdij moest verder gaan. En in den vroegen morgen reed hij in een taxi naar de buitenwijk, vanwaar de autobus vertrok die hem dicht bij zijn bestemming moest brengen.

De taxi schoof door 't centrum der stad, dat katterig leek in de leegheid; dan door gegoede woonwijken. De huizen waren vaal in de kilte van den ochtend: boven de straten hing een spaarzame, blauwige lucht, vol van de aarzeling van 't voorjaar. Er gingen grauwe arbeiders naar hun werk, maar in de deftige straten bewaarden de overdadige huizen nog de reserve der nachtrust. Hier en daar klaterde een dienstmeisje met 'n emmer op den stoep - nu en dan werden roepende woorden gewisseld tusschen voorbijgangers, maar de solide rust van den morgen ving ze op, en omgaf ze met het eentonige kleed der stilte.

Toen kwamen de buitenwijken, huizenblokken die plotseling eindigden tusschen braakliggenden grond. Hier en daar was 'n onzinnige doorkijk naar 'n andere straat in wording: achterkanten van huizen: balconnetjes boven en naast elkaar met drogend waschgoed; op de open plekken waren speelplaatsen

[pagina 137]
[p. 137]

van kinderen: onzuiver en kabbelig zand rond 'n troebelen poel van vergeten water.

De straat werd oneffener, de taxi schokte en hobbelde voort, tot ze stilhield aan een kade naast een vuil kanaal. Aan den overkant stonden roode fabrieken - verder was de wereld nog leeg en ongeordend.

De oude, vuilblauwe autobus hing scheef op haar veeren. Een chauffeur met 'n vettige pet op een oor rookte een scheefgebrande cigaret en praatte met twee moede, gebogen mannen, die een buideltje en 'n drinkkannetje droegen.

Ze zagen den president wantrouwend aan, toen deze, om zeker te zijn, vroeg naar de bestemming der bus. Er kwamen meer arbeiders, en geleidelijk stapten de mannen in. Telkens als één zijn voet op de treeplank zette zwiepte de bus over.

Eindelijk, met 'n krakend geraas, zette het voertuig zich in beweging, schommelend en hossend over den oneffen weg.

De werklieden praatten over de fabriek. De groote vraag was, of de patroon z'n zaak zou verkoopen aan de trust. Toen 't goed ging verdienden de mannen weinig, bij 't inzetten van slechte tijden werd hun loon bekort, en nu er opleving kwam, liepen ze de kans op straat te komen.

Elken dag weer gingen ze op weg met de zorg, dat dit hun laatste werkdag zou zijn, dat ze hun kleine, bekrompen welstand zouden verliezen, dat een eindelooze grauwe reeks van werkelooze dagen zou beginnen, nadat de patroon hen verraden had.

‘Ik ga praten over mijn moeilijkheden,’ dacht de

[pagina 138]
[p. 138]

president, ‘ik ga eronder gedrukt, ze lijken me groot en zwaar. Maar deze mannen leven in een voortdurende angst, om iets wat ze niet kunnen beïnvloeden. Ik kan 'n besluit nemen: zoo of zoo.’ En moeizaam formuleerde hij: ‘Ik kan me zelfs aan mijn moeilijkheden onttrekken. Den deken z'n zin geven. Weggaan uit de stad. Op reis gaan.’

En even bleef die gedachte hangen.

Hij kon ergens in 't Zuiden in de zon gaan leven; een kruistocht met 'n schip meemaken, van 'n jaar, twee jaar. Vroeger had hij verlangd Amerika te zien en China. Dan had de deken zijn zin, en hij had toch niet toegegeven, want Nella kon inmiddels in zijn huis blijven.

Er ging 'n groote bekoring uit van die gedachte. Thuis zou hij ze nooit verzonnen hebben, maar nu, in die schommelende autobus, tusschen die werklui, kwam hij opeens op zoo'n goede gedachte.

‘Lafheid,’ dacht hij onverhoedsch.

‘Het zou lafheid zijn,’ en zeer precies fluisterde hij: ‘De kool en de geit sparen.’

Op hetzelfde oogenblik kwam iets als wrevel in hem op: ‘Waarom moet men steeds kiezen. Is het geen dwaasheid om te willen kiezen’ en ‘waarom is schipperen minderwaardig?’

Er zijn, wist de president, millioenen menschen, die hun leven doorbrengen met schipperen, met het ontzien van gevoeligheden hier, en prikkelbaarheden daar. Zijn die minder waard? Is het hoovaardigheid niet meer te willen geven en nemen? Is het geen ijdelheid het leven zuiverder,

[pagina 139]
[p. 139]

enkelvoudiger te willen stellen dan de andere menschen?

‘Het wordt tijd,’ dacht de oude man, ‘dat ik nu eens al die vraagstukken opruim, ze laat beslissen door Piet.’

En op eenmaal kwam er 'n ander probleem, van heel andere orde, boven, dat hem van z'n gepeins afleidde, en hem geheel in beslag nam. Hoe moest hij Piet noemen? Heer Abt? Een oude vriend, die hij in den geest steeds Piet had genoemd, was nu een hoogwaardige geworden, priester, monnik, abt; een wezen van andere orde. Maar zou hij dan nog wel zijn ouden vriend terug vinden, of zou hij misschien een zalvenden prelaat, een geolieden monsignore, een onaandoenlijken ambtsdrager terugzien?

Hij haalde den brief dien de abt hem geschreven had voor den dag en begon te lezen: het begin dat conventioneel en zeer onpersoonlijk was, versterkte zijn vrees, maar de zinnen die, als achteraf, waren toegevoegd, waren persoonlijk, ze kwamen uit den geest dien hij, zooveel jaren geleden, had leeren waardeeren: de weldoende geest van 'n goeden vriend.

 

De bus stopte met een ruk: ‘Hier is de weg naar de abdij,’ zei de bestuurder, en de president stapte uit. Voor hem lag een smalle grintweg met 'n klinkerpad in het midden, die tusschen de jonge velden rechtaan voortliep.

Het was een zoete dag geworden; de lichte prilheid van 't nog wintersche seizoen was doordrenkt met de zwoelere verwachting der kriekende lente.

[pagina 140]
[p. 140]

Rechtop en stevig stapte de oude heer voort, met zijn valiesje in zijn hand. Over den grooten steenweg rammelde de autobus verder en verdween over een helling van de baan.

Het was eerst negen uur, zag de president op zijn horloge, maar hij zette zijn tasch even neer, en haalde een sigaar voor den dag, die hij met zorg aanstak. Toen vervolgde hij zijn weg en met tevredenheid zag hij 't jonge groen op de velden en den schemer van blad die de wintersche hardheid der boomen verzachtte.

Het was goed, het was schoon hier te loopen, door dit argelooze land, ruim en vrij, en toch golvend als in een wulpsch verlangen. Nergens zag hij menschen of huizen - in de verte rommelde wel 'n paardekar over den weg; achter zich hoorde hij auto's aanzoemen en in de verte verdwijnen.

Langzaam, langzaam klom de weg: als hij over den top der helling was, verwachtte de president de abdij te zien - ergens in de diepte. Maar boven gekomen zag hij een dal, in rechthoeken verdeeld van groen en bruin met 'n lichtere streep van den weg. En achter het dal was wéér een heuvel: daarop schoolden gebouwen samen, breed en massief rond een hoogen toren. Dat was de abdij, en rondom stonden huizen: boerenhuizen wit gekalkt, winkels en herbergen met felle daken; maar het rumoer van verkeer en bedrijf bleef achter hem: voor hem was rust en inkeer: de stilte van eeuwen die in wezen onveranderd was gebleven.

In de verte kwam een zwarte gestalte op hem toe:

[pagina 141]
[p. 141]

het was een broeder, uitgezonden om zijn bagage van de autobus te halen. ‘Want,’ vertelde de boersche broeder, ‘heer abt zeide, dat als zijn vriend dezelfde was gebleven als voor veertig jaar, hij met de vroege bus zou komen.’

De president moest glimlachen. De abt had gelijk, hoewel de oude heer zelve niet wist, waarom hij de vroege bus had moeten nemen. Was het, omdat hij een hekel had aan gebroken dagen? Misschien ook had hij onbewust gedacht kort en zakelijk met zijn vriend te spreken en nog denzelfden dag terug te gaan. In de abdij liet de broeder den gast voorgaan in een leege, stemmige kamer met rechte meubels, en langs de wanden portretten van den paus en van prelaten. Op de tafel lag 'n groen trijpen kleed; oude tijdschriften lagen er, er stond een aschbak en 'n offerbusje met het opschrift: ‘Voor onze missie in Zuid-Afrika.’

Toen herinnerde de president zich het eigenlijke doel van den brief van zijn vriend, en onzeker begon hij in zijn portefeuille te zoeken, hoeveel hij kon afstaan voor de missie. Hij had zich afgewend van de deur, en telde de bankbiljetten bij 't licht van 't hooge smalle raam, dat door gelige gordijnen was bedekt.

Opeens ging de deur onstuimig open en 'n heldere klare stem zei: ‘Ge zijt welkom, Maarten.’

De president keerde zich om en zag 'n langen slanken monnik met 'n nog jong gezicht en grijze, kortgesneden haren. Het kruis aan 'n gouden koord was een teeken van waardigheid.

[pagina 142]
[p. 142]

De president knielde en kuste den ring; de abt zegende langzaam zijn vriend en zeide: ‘Surge; wat is het goed je wéér te zien.’

De beide vrienden drukten elkander de hand, en toen de president aarzelend zocht naar de juiste wijze om den ander te benoemen, zei de abt: ‘Ik heet nog altijd Piet; of wat hetzelfde is dom Petrus.’ En zijn groote, blauwe oogen glansden en tintelden: zij waren de jaren door dezelfde gebleven: de oogen van een jong en openhartig mensch.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken