Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De president (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De president
Afbeelding van De presidentToon afbeelding van titelpagina van De president

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (13.88 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De president

(1939)–Edmond Nicolas–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

XV

Bij de deur van den refter stond, toen de president den volgenden morgen ging ontbijten, dom Augustinus, de gastenmeester. Hij gaf den ouden heer een brief en zeide met 'n glimlach: ‘Ik hoop dat ik U goed nieuws breng.’

Verwonderd keek de president naar de lila enveloppe en hij rook met verwondering een goedkoop parfum. Een oogenblik dacht hij erover, den brief te openen; toen liet hij hem in zijn zak glijden en zette zich aan de gastentafel. Uiterlijk rustig kauwde hij het vaste, degelijke brood en dronk de bittere, zwarte koffie uit de groote kom. Maar de vraag liet hem geen oogenblik los, van wie die brief kon zijn. Zonder bril had hij het handschrift van 't adres niet kunnen onderscheiden, maar de soort omslag deed hem vermoeden, dat de brief van Nella was. Maar Nella zou geen briefpapier gebruiken dat zoo goedkoop geparfumeerd was.

De oude man hoopte, onuitgesproken, dat de brief van Nella was; het zou een teeken zijn van hartelijkheid, dat hij niet verwacht had; een bewijs hoezeer de jonge vrouw ten goede was gekeerd, sinds ze zijn huisgenoote werd. Maar in die aangename gedachte mengde zich een verstoordheid om den slechten smaak, zulk een gemeen geparfumeerd papier te gebruiken.

[pagina 154]
[p. 154]

Misschien had ze 't papier nog van vroeger; het was ook mogelijk dat ze een velletje postpapier gevraagd had aan een van de meiden.

Toen kwam een twijfel op in den oude: hij had Nella nog nooit zien schrijven; wist niet of ze schrijven kon. Het kon heel goed zijn, dat Dientje dien brief geschreven had, om iets te vragen, iets mee te deelen over 't huishouden; over 'n kwitantie die gepresenteerd was.

En opeens was daar 'n schrik: misschien was Barend ziek geworden, of had hij een ongeluk gekregen. Die schrikkelijke onzekerheid maakte opeens zijn gedachten verward, en terwijl hij snel zijn ontbijt, dat opeens niet meer smaakte, beëindigde, voelde hij, hoe zijn handen onvast werden en z'n voorhoofd nat was geworden van zweet.

Barend ziek - Barend weg. De president wist opeens, hoe hij zich aan 't kind gehecht had, hoe hij erop rekende, dat het bij hem zou blijven in de jaren die nog restten.

 

Hij liep naar zijn kamer en zenuwachtig en gejaagd opende hij den brief:

 

‘Meneer de president,

 

Deze is dienende om U te laten weten dat juffrouw Nella gisterenavond het hazepad heeft gekozen. Gistermiddag was er een persoon met tapijtjes aan de deur die zij scheen te kennen en waarmee ze lang gepraat heeft. 's Avonds ging ze om acht uur uit, alsof ze naar de film ging, en aangezien ik mijn

[pagina 155]
[p. 155]

uitgaansavond had, bleef Gerda wachten. Toen ik thuis kwam was Gerda in slaap gevallen op haar stoel en wist niet of juffrouw Nella al thuis was. We hebben toen aan de kapstok gekeken en de regenmantel was weg, en we zijn nog opgebleven tot twaalf uur. Toen meende ik dat juffrouw Nella toch al thuis was, en ik ben gaan kijken in haar slaapkamer. Die stond open en er lag een briefje, dat ik hier in doe.

We hebben toen maar gesloten en zijn naar bed gegaan en deze is dienende om U op de hoogte te brengen.

Maakt U zich maar niet ongerust, voor Barend zorgen we goed, en hij mist juffrouw Nella niet, en die zal ook niks overkomen. Veel plezier op reis verder, en ook de groeten van Gerda.

Hoogachtend,

Dina Sanders.

 

Het ingesloten briefje, in onbehouwen schrift, bevatte de laconieke mededeeling, dat Nella weg ging; geen woord van uitleg, geen woord van dank was toegevoegd, geen woord ook over het kind dat ze achterliet.

 

Met de twee papieren in de hand zette de president zich op het bed. Hij was heel moe, heel hol. Nauwelijks had hij Nella alleen gelaten, of ze was vergeten wat hij haar had bijgebracht. Met 'n reizenden koopman was ze meegegaan, een zwerver, waartegen Fijnaert haar misschien had beschermd.

[pagina 156]
[p. 156]

En de gekrenktheid week van den ouden man: er kwam een medelijden in hem boven met den zilversmid, die geloofde in het fundamenteel goede der vrouw, die haar zag als 'n arm, gekrenkt wezen, dat hij door 'n zuivere genegenheid moest redden. Maar het medelijden werd verbitterd - de president voelde het weggaan der vrouw als 'n smaad, hèm aangedaan; en gelijktijdig kwam er 'n vreemde vernedering boven als hij dacht aan de praatjes der menschen in de stad. Ze zouden hem zien als 'n bedrogen minnaar, een oude gek die met geld en goede woorden zijn liefje niet had kunnen houden. Het was alsof hij vreesde naar huis te gaan, door de stad te loopen. Want de gedachten van zijn medeburgers nù, zouden vervuld zijn van 'n crapuleus leedvermaak.

Maar toch was het Fijnaert, die het meeste lijden zou; de oude man voelde, dat hij in de oogen van den zilversmid te kort geschoten was in zorg en waakzaamheid. Hij had zijn taak niet vervuld. Hij had de vrouw niet gemaakt tot meer danwat Fijnaert in haar zag; ze was in zijn huis geworden tot wat de goede minnaar had vermeden haar te maken.

Zijn gedachten wentelden bont in zijn geest: hij zag Nella en een zwarten zwerver die zich vroolijk maakten over hem, een oude, naieve man met witte haren. Dan weer kwamen hem gezichten voor oogen, vol leedvermaak, van de heeren op de sociëteit, van de burgers die kletsten voor hun winkeldeur; hij zag de donkere oogen van Barend die weten wilde waar zijn moeder was.

[pagina 157]
[p. 157]

Langzaam stak de president den brief in zijn binnenzak, en nadat hij 't papier van Nella nog eenmaal aandachtig had bekeken, scheurde hij het in kleine stukjes, opende het venster en wierp ze naar buiten. Fladderend dreven de snippers op den wind weg - ze dreven heen als gevleugelde zaden van 'n eschdoorn, ze daalden wentelend neer op de bruine aarde der akkers; een oogenblik was het den president of 't zaden waren die hij had uitgestrooid, maar hij kon geen beeld krijgen van de planten die eruit moesten opslaan. Toen rook hij de lucht der wachtende aarde, en hij voelde de mildheid van den prillen bries.

Hij wendde zich van 't venster af, nam z'n hoed en ging door de lange, halfdonkere kloostergang op de tuindeur toe.

Op de paden liepen monniken, de kap opgeslagen, de handen onder 't scapulier verborgen. In de verte zag hij dom Petrus pratend met 'n broeder die op klompen en met 'n blauw schort voorgebonden wiedde in 'n bed dat groenig schemerde van kiemend gewas. Toen de president dichterbij kwam, beëindigde de abt het gesprek en ging zijn gast tegemoet.

‘Goeden morgen,’ zei hij. ‘Rustig geslapen?’

Hij merkte het verstoorde en betrokken gezicht van zijn vriend op:

‘Toch geen slecht nieuws?’ vroeg hij verder.

Een oogenblik wilde de president bevestigend antwoorden; hij haalde den brief van Dina uit zijn zak en zei: ‘Ik weet het niet; zie zelf maar.’

[pagina 158]
[p. 158]

Aandachtig las de abt den brief. Op z'n gelaat kwam 'n glimlachende trek, maar toen hij opkijkend den brief terug gaf, waren z'n oogen ernstig.

‘Wonderlijk,’ zei hij, ‘jij hebt je wekenlang afgevraagd ofhet goed was die vrouw bij je te houden; en nu je het met je zelf eens bent geworden is het besluit overbodig.’

De president zag opeens het gebeurde in een ander licht. Als Nella gebleven was, zou hij, vooral na het gesprek met den abt, zijn plicht, die vrouw bij zich te houden, krampachtig hebben vervuld. Hij zou voortdurend geleden hebben onder den blaam der menschen, misschien zou hij zijn eigen goede daad zijn gaan haten. En nu?

‘Misschien beteekent het wel, dat het genoeg is je goeden wil te toonen,’ zei hij tot den abt.

De ander glimlachte. ‘Bijvoorbeeld,’ zei hij. ‘Of misschien heeft God je duidelijk willen maken, dat jouw tevredenheid over je paedagogische bemoeiingen met die vrouw 'n beetje voorbarig was.’ En, direct daarop, naar zijn vriend ziende vroeg hij: ‘Doet het pijn, Maarten?’

Zonder op te zien, haalde de president zijn schouders op en zei vermoeid alleen maar: ‘Och...’

Wijs keek de abt naar het gebogen, grijze hoofd van zijn vriend, die zonder op te kijken met z'n hand langs de liguster haag streek die 't pad afboordde.

‘Het moest zoo zijn,’ zei de president.

‘Het is zeker beter zóó,’ antwoordde de ander. ‘Alleen is 't wel 'ns vervelend, als je niet begrijpt waarom.’

[pagina 159]
[p. 159]

‘Ik moest van middag maar teruggaan,’ besloot de gast, en tegelijk werd zijn hart zwaar, omdat hij besefte dat hij zich thuis had gevoeld in deze eenvoudige stilte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken