Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 176]
[p. 176]

Van de Byen, Torren, Vliegen, en andere diergelijcke Horsels.

OM de hoedanigheyt en gestalte der Byen (alsoo die een yeder wel bekent is) te vertoonen, behoeft niet veel geschreven; sullen alleenlijck haer wercking, natuur, en eygenschappen aenwijsen. Uyt alle gekerfde dieren zijn dese de voornaemste en wonderlijckste, die uyt dit geslacht alleen om den Mensch geboren zijn; sy vergaderen den Honigh, dat soet, aengenaem, en smakelijck sap, maken Wasch en Honigh-graten, dienende tot onderhoudt des menschelijcken levens. Sy doen haer werck, hebben haer gemeente, bysondere raetslagen en Oversten: boven al is het wonderlijckste haer wijse en maniere des levens, te meer alsoose niet van een wildt, noch tam geslacht zijn: soo dat de natuur in dit kleene Dier yets onvergelijckelijcks heeft voortgebracht. Waerom Virgilius haer geest en verstandt wat Goddelijcks toe-eygent.

Aristoteles beschrijftse ons, datse (gelijck andere vliegende gekerfde) 4 drooge doorschijnende vleugeltjens, van welcke de achterste korter zijn, in de schouders vast ghehecht, een lange tonge, die sy buyten de mondt dragen, en een angel in den buyck hebben: tanden en oogen hoornachtigh, en inwaerts verborgen, een maegh uyt een vliesch, dat het dunste van allen t'samen geset, waer in sy den vergaderden Honigh niet alleen behouden, maer oock koken en suyveren; de onderste pootjens zijn begaeft met twee klauwtjens, dewelcke sy gebruycken, om in onweer steentjens te bevatten, en alsoo haer lijf in gewicht te houden, op datse van de wint niet souden verruckt worden, haer uytwerpsel is root. Of haer Koningh een angel heeft, gelijck de andere Byen, sonder welcke sy onbequaem zijn om Honigh te maecken, en die verliesende, sterven, is by meest alle ondersoeckers der natuure twijffelachtigh; waerom Plinius haer alle t'samen roept, om de sekerheyt daer van te toonen: dan of hy alleen met een Groot-mogentheyt gewapent is: of dat hem de natuur die wel ghegeven heeft, maer het gebruyck geweygert. Soo is'er oock geen gewisse sekerheyt van de teelingh der Byen, alleen dit is seecker, datse uyt de verrottingh der doode lichamen van Stieren, Ossen, Koeyen, Kalveren, als oock somwijlen uyt Leeuwen voort-koomen. Echter heeft Danaeus en Dubravius niet qualijck gevoelt, datse in den beginne gheschapen zijn. Sommige seggen datse door eenigh vruchtbaer zaet, het Wijfken dat grooter is, en't Manneken mont aen mont teelen. Andere datse eenighe korreltjens van seecker zaet, in de korven t'samen brenghen, het welck de Koningh als haer aller Moer uytbroedt.

De alderbraefste, geleertste, diepsinnighste, en geslepentste vernuften zijn stomp en bot geweest, om te begrijpen de werckingh, politie, en 't regiment deser Byen: in de Herfst verschuylen sy haer, en komen niet weder te voorschijn dan in het beginsel van de Lente, en vliegen niet uyt voor dat de bomen bloeyen, en de bloemen sich vertonen, en soo haer geen onweer of regen belet, zijnse dagh op dagh met uyt vliegen en in te draghen besigh, eerst het wasch, als zijnde haer huys en wooningh, en dan den Honingh makende. Het Wasch bereyden sy van allerley bloemen, en bloeysel der bomen, het sap daer sy haer huyskens mede bekleeden, nemen sy van allerhande druypende bomen, als Denne-bomen, en andere, die sap, gommen en hars uytgeven; hier mede, daer onder eenige andere bittere materie ghemenght zijnde, op dat het gewormte daer niet soude door bijten, bestrijcken sy van binnen den gantsche Bye-korf: daer na maecken sy haer sluyp-gaten, voor een weynigh wijder, doch achter enger zijnde. Sy soecken haer voetsel in de sestigh schreeden van haer korven af, dese naeste bloemen uytgesogen zijnde, maecken sy gewisse ondersoeckers uyt, die haer andere weyden opspeuren. Sy konnen den toekomende regen riecken, en 't aenstaende onweer te vooren weten, haer als dan niet uyt begevende; maer een schoone dagh op han-

[pagina 177]
[p. 177]


illustratie

den zijnde, sittende met 't aenbreecken deser voor de gaten der korven, en een van haer met 2 a 3 anderen een gehommel, als of sy den optocht bliesen, maeckende, rusten sy haer alle eendrachtigh tot't werk, ghesamentlijck uytvliegende, ende dat sy van de bloemen gesogen hebben, weder in brengende, dese met wasch aen sijn voeten, die met water in de mondt, andere met vochtige droppelen aen haer ruyge lijven, die daer aen blijven hangen, versien. Sy hebben haer verscheyden, en ordentelijcke bedieningh in den korf, de jongen voeren in, de ouden arbeyden uytwendigh; daer zijnder 4 a 5 bestelt om de inbrengende te ontlasten, sommige bouwen, andere suyveren, geene doen hantreyckeningh aen de arbeyders, dese bereyden de kost van het ingebrachte, sy eeten alle gelijck, en gaen gelijckelijck aen den arbeydt, wetende haer korf seer konstigh toe te bereyden: de Honigh uyt vrees der dieven, in het achterste des selfs te verberghen. Soo daer eender luy of traegh is, wordt bestraft, en hem niet beterende, doodt gebeten. Sy lijden in haer korf geen onreynigheyt, maer doen haer behoef in een hoeck, ende ledige tijdt hebbende, schuyven die daer uyt. Voor de Hommelen maecken sy afgesonderde huyskens, haer soo langh ghebruyckende als sy haer dienst konnen doen, en daer na uyt-jagende of doodt bijtende. Voor haer Koningh bereyden sy een groote wijde woningh, die alleen niet arbeydt, maer steets rontom gaet met sijn Raden, en Lijfgarde vergeselschapt, het werck besichtigende, en op nemende. Daer zijn oock wilde Byen van andere coleur.

De Beschrijvingh van de Torren de welke sommige zwart, kastaenje bruyn, en van andere verwe zijn, andere blinckende uyt den groene, die men goude Torren noemt, daer de kinderen somers mede spelen; als Stront-vliegen, Horsels, langbeende Muggen, &c. Wiens natuur en werking een yeder genoegh bekent is, sullen wy overslaen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken