Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 214]
[p. 214]

Van de Pica Glandaria, Caruba, en Acangatura.

DEse Vogel heeft een zwart hooft met witte plecken getekent, het gantsche lijf is bont gepleckt, op de wijse als den Exter, doch kleender van lijf; den geheele Somer blijft hy, maer des Winters vlieght hy wegh, of verschuylt sich, ende wordt niet gesien, dan tegen de Somertijdt, ende openbaert sich ten voornaemste in de Ockernooten-tijdt, daer hy sijn naem van voert, want dit geslacht wordt genaemt Pica Glandaria, dat is Ockernoot-eetende Exter, want hy eet bysonder geern, en sijn eygentlijcke spijse is voornamentlijck de pit uyt de gebroocken Ockernoten: dewelcke sy de basten, en doppen weeckachtigh zijnde, weten te openen, maeckende een rondt gaetjen, door welcken sy den geheelen van binnen beslooten pit uytpicken. Asen oock op Vliegen, Muggen, Mieren-eyeren, en Spinnekoppen. Sy nestelen in gaten van Boomen, Muuren, Achterhuysen, daer weynigh volck verkeert, ofte selden gesien wordt, legghen drie a vier eyeren, die sy met een sonderlinghe vierigheydt, ende zucht uytbroeden, en gekipt zijnde opvoeden: voeden oock de Koeckoecks Iongen op, die somwijlen in haer nest ghevonden worden; smorgens seer vroegh singense op de toppen van de Huysen, en dat ten voornaemste in de Lente; doch als haer Iongen uytgebroedt zijn, en des Winters hoort men geen gesangh, en zwijgen dan t'eenemael stil: wanneerse sitten en broeden, en yemant voor by haer nesten gaet, roepense uyt vreese, en benauwtheyt, meenende dat men daer komt om haer nesten te stooren, en haer te vernestelen. In gedaente, en verwe zijnse den Exter, en in groote den Sperwer gelijck.

Tot dit geslacht behoort de Brasiliaensche Pica Caruba, als oock Acangatura. d'Eerste is bykans soo groot als een Duyf, met bonte plecken, aschgrauwe verwe met ros vermenght, roode schenckels en voeten, eet mede Wormen, Mieren, en Nooten, maeckt in de Bosschen veel geschreeuw en getier, hippelende, en springende van den eenen tack op den ander, met een gevolgh van de Iongen, want dese noch niet volkomen vlugh zijnde, en den Moer volgende blijven staen voor een wijde sprongh, daer de vlucht der vleugels, die haer noch ontbreeckt, te hulp moet komen, schreeuwen, en roepen, even als de jonge Kinderen na haer Moeder, tot dat de Moer komt, ende neemtse met de beck, en tusschen de beenen, en voertse over die wijdte daer voorse staende gebleven waren. De Ouden plucken de Nooten voor haer Iongen van de Bomen, de selfde openende, de pit uytpickende, en de Iongen die daer seer begeerigh naer gapen, in de mondt steeckende: en 't vermaeckelijkst om te sien, is, wanneer de Iongen een Noot afgepluckt hebben, datse dan loopen naer de Ouden, dien deselfde toesteeckende, of voor de voeten nederleggende om voor haer te openen, op datse de pit mochten genieten; soo dat de Inwoonders veel geneuchten scheppen uyt het gesicht van de Iongen met de Ouden, belangende de maniere van voeren, haer onderlinghe ommeganck, ende bysondere liefde die sy malkanderen toedragen: welcke manier van doen sy niet alleen in't wild, maer tam, en in de huysen opgevoedt, of ontrent de selfde aengefockt, onderhouden.

Den Brasilschen Acangatura is van groote als den bonten Exter, sijn beck is een vinger langh, welckers opperdeel een weynig krom is, maer voorts donckergeelachtigh, heeft klare oogen met een donckeren kringh; de hals is twee vingeren lang, het lijf drie, de staert bestaende uyt acht pennen, is acht vingers langh: de boven-schenckels zijn met veeren beset, en anderhalve vinger langh, van gelijcke de lenghte der onderste, aen de voeten zijn vier klauwen, op de wijse van de Papegayen, binnenwaerts de twee kortste, buytenwaerts de twee langhste in yeder voet: het geheele hooft is met vederen beset, als een kuyf, welck in 't midden naer de lenghte dicht aen de schacht donker, en aen de zijden geelachtigh zijn; de hals, en vleugels hebben in 't

[pagina 215]
[p. 215]


illustratie

tegendeel veeren in 't midden geelachtigh, en aen de zijde doncker, het uyterste der vleugels is byna geheel doncker, de buyck, rugh, (uytgenomen de vleugels) de bovenschenckels, en 't begin van de vleugels bestaen in de lenghte van drie, en een halve vinger, met vederen die uyt den witten bleeckgeel zijn bedeckt: het overige van de staert is doncker, het uyterste van dien heeft witte randen; de beneden schenckels, ende voeten zijn zeegroen. In de Bosschen onthouden sich dese Vogels, alwaer sy een groot getier, ende geroep maken, haer spijse zijn Nooten, Wormen, Spinnekoppen,Vliegen, Mieren, Rijs, Mily, &c.

Haer Iongen broedense, kippen, voeren, en brengense op als de voorige. De Wijfkens zijn soo geyl, datse, waer ergens maer een Manneken van haer vernomen wort, daer na toe begeven, en voort neder huycken, om van het selve getreden te worden, het welck het eygen Manneken siende, en by gheval daer by komende, op betrapt, bijt met dat Manneken dat sijn Wijfken getreden heeft soo lange, tot datse beyde zwaerlijck ghewondt, ende alsoo genootsaeckt zijn malkander te verlaten: ja somwijlen bijt den een het ander doodt.

De Wijfkens, ende Mannekens hebben gantsche schoolen, en troepen Iongen rondtom haer, die haer volgen: hierom is het datter soo groote menighte van dese Vogels aldaer te Lande zijn, datter gantsche Bosschagien mede vervult gevonden worden: door diense soo geyl, overvloedigh in het teelen, en aenkippen zijn: soo datse de Brasilianen, en Inwoonders aldaer tot een last strecken: want sy vallen somwijlen op den gezaeyde Rijs, Mily, en andere vruchten; met soo een menighte, datse deselfde verderven, ende verslinden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken