Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 228]
[p. 228]

Van de Quickstaert, Mos, Canaryvogel, Cijske, en Distelvinck.

DE Quick- of Tril-staert van 't bewegen, en trillen des selfs genoemt, hebben alle gemeen datse vliegen, ende Muggen eeten, en daerom ontrent de wateren, en beesten verkeeren. Faventius, en Massa hebben nagelaten dat 't poeyer van dese gebrande Vogel bysonder bevonden, en gepresen wordt tegen den blaessteen. Haer gedaente is wit, en geel; tot welcke de Spipola, Sparda, en andere Muggenvangers konnen betrocken worden. De witte is langhachtigh van lijf, en van beck, met een zwarten top op het hooft. Het Wijfken is den top aschgrauw, met een geelen krop, het overige 't Mannetjen gelijck; volgen dickmael de ploegen om de Wormen te soeken. De geele zijn tweederley. d'Eene heeft een hooft dat naer proportie kleen, en bruyn is, een langhachtigen zwarten beck, korte vleugels, een buyck met weynig wit, en geelachtigh, de pennen der vleugels zijn zwart, en in 't midden over dwars wit, de staert is gespleeten, en langer als het geheele lijf. d'Ander heeft een smalle beck, zwart, en aen't eynde een weynigh krom, en is van de krop tot den aers toe, geelder als de eerste. 't Hooft en rugh zijn byna ysergrauw, de kin is met een witte pleck als een baert geteeckent.

De Mossen in 't gemeen haer gedaente, en geveert (als al te wel bekent) vereyscht gheen Beschrijvingh. Sy worden verdeelt in Pot- Huys- en Boom- ofte Hout-mosschen. Albertus schrijft, datter zijn die op den top van 't hooft roodt zijn. In 't Eylandt St. Thome zijn groene, die singen. In Meden zijn somtijts soo groote meenighte geweest, dat de Inwoonders gedwongen zijn geweest te verplaetsen, om datse al het gezaeyde koorn op-aten. Tot Delft in Hollandt worden somwijlen op een dagh hondert, of meer op een Brouwers Koornsolder gevangen. Haer spijs is graen, gezayt koorn, geers, Muggen, Vliegen, Paerdevliegen, Wespen, Krekels, en Byen. De Mannekens zijn seer geyl, en daerom levense selden boven 't Iaer, doch de Wijfkens langer. Schaliger heefter een gesien, die in de tijdt van een uur, tienmael in een hol van de muur vloogh, en met het Wijfken paerde. Alvorandus een in 't uur over de twintighmael parende. Ick hebbe op 't landt met mijn Vader zijnde, voor ons huys t'samen staende praten, een soo dickmael het Wijfken sien treeden, dat hy als machteloos voor onse voeten neder viel. Sy nestelen onder de pannen van de Huysen, ofte in de gaten der Muuren, ende om de sachtigheydt van haer Iongen in kop, en vederen; somwijlen nemense de Swaluwe nesten in. Haer stem is tjilpen. Sy zijn seer menschlievend, want de Kinderen weten haer soo te wennen, datse haer van verre na vliegen, en op haer handt komen sitten, uyt haer mondt eeten, en drincken: in benauwtheyt sullen sy haer tot de Menschen voegen, om beschermt te worden. Xenocrates ontfingh'er een in sijn schoot, die van een Havick gejaeght wierdt. Daer zijn veelderleye soorten van Mosschen, witte, geele, gevleckte, witstaerte, en Bergh-mosschen; wilde gekringelde, en Indische.

De Canary Vogel heeft sijn naem van de Canarische Eylanden, waer van daen hy hier over gebracht wordt; is van groote als een gemeene Mees, met een witte beck, die kleen, en spits is, de vleugels, en staert zijn t'eenemael groen; in het Manneken is de borst, buyck, en 't opperdeel van het hooft daer de beck is geelder, dan in de Wijfkens. Wordt gevoedt met Canary-zaet, Suycker, en Muur, dat haer beter doet singen. Sy singen luydt, en helder met een tsamen verknochte stem, hoog, en laeg, en met verscheyden buyginge dien uytreckende. Die een lange staert hebben, en kleen van lijf, zijn de beste. In Hollandt hebbense in vluchten dien voortgeteelt, soo dat dien aert daer nu overvloedigh is, doch al te samen tam; en sommige Aenfockers hebben daer goet gelt mede gewonnen. Men kanse eenige wijsen van Liederen leeren fluyten; de sulcke zijn wel verkocht voor sestigh, tachtigh, ja hondert Guldens.

[pagina 229]
[p. 229]


illustratie

Het Cijske is een Vogeltjen met een geele borst, matelijcken beck, die dun, ende scherp is, heeft twee zwarte plecken, een aen het voorhooft, ende een onder den neb; het Manneken heeft de pleck veel zwarter, en is over 't geheele lijf meer geelachtig, als 't Wijfken. In koude Landen wordt het selden, of nimmer, noch oock alle Iaren in Italien gesien. Eet geern 't zaet van Conyza, anders deselfde kost met den Distelvinck. Nestelt in de Bosschen op 't Geberghte, en leght 4 a 5, naer sommiger gevoelen 12 eyeren. Singht seer vermaeckelijck, en bootst niet alleen de stem van den Distelvinck, maer andere Vogelen naer. Sy vliegen met schoolen, en worden in de Herfst lichtelijck met een heel school t'seffens gevangen.

De Distelvinck, of Puttertje, is een Vogeltje (gelijck oock het Cijsken,) die men in huyskens daer toe ghemaeckt set, daer aen twee emmerkens hangen, die op en neder gaen, van welcke in 't een 't eeten, en in 't ander het drincken wordt gedaen, soo leeren sy het selfde optrecken, en in de voeten vast houden, tot datse daer genoegh uytgegeten, of gedroncken hebben. Haer geveert, en verf is aschgrauw, en doncker, de vleugels zijn saffraenverwig, met zwart doorloopen, den top van 't hooft is zwartachtigh, de beck scherp, roodt, en aen 't eynde doncker. Het Wijfken heeft de vleugels achgrauw, de krop wit. Sy eeten 't zaet van klitsen, Mankopbollen, Rute, en Cardendistels; van 't Hennipzaet wordense soo vet, datse haer sang verliesen. Maecken haer nest in de stammen van Bomen, broeden in de Maent May, Iuny, en Augusty, doch die in de laeste Maend gekipt worden, hout men voor de beste: leggen 8 a 9 eyeren. In een ruyme vlucht een Manneken met een Wijfken geset, paren, broeden, en teelen Iongen. Singen altijdt, maer meest alsse yemant van haer geslacht hooren singen. Vliegen met Schoolen, en somtijdts wel 2000 mijlen verre.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken