Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 278]
[p. 278]

Van de Tarrebot, en Tongen.

DEn Tarrebot hebben de Griecken Rombus, om sijn vierkante gestalte welcker zijden alle even gelijck, maer de hoecken schuyn; en de Latijnen Pletta (gelijck Plinius, en Athenaeus getuygen) genoemt. Dese zijn voornamentlijck van twee geslachten. Den eenen geangelt, en den ander gladt. Den geangelden heeft ontrent het hooft, welck groot, en verheven is, veel angels, en van daer de meeste na den staert. In de groote en Middellandtsche Zee worden heel groote gevangen: daerom is misschien den breeden Rhombus, den Platella by Martialis. Rondeletius heefter een gesien, die vijf ellebogen langh, vier breedt, en een voet dick was. De enghte van de Adriatische Zee, ontrent Ravenna voedt de allerleckerste, en beste; dese meent Platina, dat geweest zijn, die de tafels van de Ouden vercierden. Oock worden de Attische ontrent Eleuzinia geroemt, dese hebben de staert, en vinnen aen 't eynde roodt, 't overige is eenverwigh groenachtigh, met ronde stippen, en starretjes over 't gantsche lijf gepleckt. Dese Visch laet sich sien aen alle kusten der Landen, en ten allen tijden. Ovidius schrijft, datse in de Wier, Jovius, ontrent de vette aerde, en de uyterste kanten van de stranden verkeeren. Iagen oock na de Visschen ontrent de monden der Revieren, wantse zijn vraetachtigh, ende graegh na Visch, voornamentlijck Krabben. Sy konnen haer lijf verbergen, en vinnen bewegen, of 't Wormen waren; en verschuylen sich des Winters onder de aerde, en grondt van de Zee. In 't zwemmen bewegen sy haer om de breedte van haer lijf tragelijck. Horatius, en Juvenalis getuygen, datse eertijdts onder de leckersteVischspijs gereeckent waren; en daerom wierdense oock ten tijde Jovii, gemeenlijck Zeephasant genoemt. By onse hedendaeghse Lecker-tongh, en becken, zijnse in geen minder achtingh. Galenus steltse onder de sachte Visch, en heeft buyten twijffel van de gladde gesproken, welckers visch wit, en sappigh is, en alsoo een grof, en slijmerigh sap van sich geeft. Xenocrates, en Villa Novanus oordeelense hardt van Visch, doch zwaer om te verteeren te zijn. Den Tarrebot is een harde wrongelachtige Visch, laet sich wel verteeren, en geeft (gelijck de eervarentheydt leert) goedt voedtsel. Dese Visch levendigh op de mildt geleydt, gheneest dien, soo men hem daer na weer vry in Zee laet zwemmen, schrijft Plinius. Als men Tarrebotten in Zee siet, is het een gewis, en seecker teecken, datter geen Ongedierten ontrent zijn, want deselvige laet sich niet sien, of vinden, daer haer eenige schadelijcke Zeegedroghten onthouden; hierom noemense de Watertreders (gelijckse oock de Heylbotten doen) heylige Visschen.

Den Tongh heeft den naem van sijn gedaente: by de Francen (na 't seggen Bellonii) Zeepatrijs ghenoemt, wegens de leckerheyt van sijn smaeck. Dese Visch is van onderscheydelijcke gedaente, en gestalte. Rondeletius heeftse in ses verdeelt. De eerste, die langer, en smalder van lijf is, en in de Poelen gevangen wordt, verscheelt van de Zeetongh in kleenheyt, en dat hy na modder ruyckt. De tweede noemt hy geooghde, om dat die, niet tegenstaende hy in gestalte van lijf, en innerlijcke deelen de voorgaende gelijck is, nochtans onder veel plecken heeft, die de gedaente van een oogh, met den appel, en strael verbeelden, en schobben soo vast aenhangende, datse niet, als in warm water geweeckt zijnde, afgeschrabt konnen worden. De derde verscheelt in gestalte van lijf, soo veel van de andere, als den Bot van den Schol, welcke de Francen Pola noemen. Daer de rechte Tongh om haer aengename smaeck by de Patrijs vergeleken wordt, is dese heel wilt van smaek, slijmerigh, zwaer om te verteeren, ende heeft een onaengename reuck; welcke alle nochtans de gestalte haers lichaems, en naem niet doen veranderen; sy zijn donc-

[pagina 279]
[p. 279]


illustratie

kerverwigh, en overvloedigh in de groote Zee. De vierde worden Arno Glossus, of Schaepstongh genoemt, welcke gladt, en bykans sonder schobben zijn, of soose dien hebben, zijnse dun, en licht afvallende, haer lijf is teer, en wit. De vijfde noemt hy Lingula, ofte Tongetje, om datse altijdt kleen blijft, en noyt langer als negen duym wordt, het is een slechte doch ongemeene Visch. De laetste by de Ouden onbekent, wordt van de Francen Flette, en van de Griecken Hyppoglottus, of Paertstongh genoemt, om datse de anderere niet alleen in groote te boven gaen, maer oock heel groote gevonden worden. Dat het de rechte, en eygentlijcke tongen zijn, toont den form haers lijfs, want het selfde is langhwerpigh, en smal, aen de eene zijde wit, en aen de ander zwartachtigh, daer de oogen staen; heeft een gedrayde mondt, met tanden op de wijs van den Citharus gewapent; is hardt, maer aengenaem van visch, na den aerdt van den Tarrebot hellende, de beenders zijn graetachtigh, in welcke mergh steeckt, die van de Leckerbecken seer gepreesen, bemint, en gesocht wordt. Dit is een Visch van de Groote Zee. De Antwerpenaers zouten dien in. In de Zee ontrent Bolonie in Vranckrijck wordtse overvloedigh gevangen, ende aldaer gesneden, de stucken met meel gekneedt, en in een korst geleyt, met drooge kruyden bestroyt in den Oven gebacken, om te langer bewaert, en versonden te worden.

Aldrovandus vertoont noch een ander geslacht van dese Tongen, van welcke de eene over al eenverwige geelachtige kleene schobben, aen de zijden met zwarte plecken heeft, de andere met breede schobben, die eenverwigh witachtigh zijn, bedeckt. Het is een Visch van alle Ze'en. Datse in de Revieren heel vet, en in de Poelen gansch mager worden, heeft Bellonius tot Londen, by ondervindingh geleert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken