Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 296]
[p. 296]

Van de schulpachtige Zeesleck, en Kliphoorntjens in 't algemeen.

DE Testacena of schulpachtige bloodeloose, worden van Cicero Dieren, die aen haer aengeboorne schulpen hangen, Palladius gesloote Zeedieren, Albertus, Testudines of Schilpadden, en van andere Concha, en Conchilia, 't welk Hoorn, of Mossel beduyt, van de Griecken Ostrakoderma, en Dieren die met een schulpachtige huydt bedeckt zijn, genoemt. Wat de deelen van haer lijf aengaen: soo wy die nauwkeurig beschouwen, wy sullen haer schulp, en vleesch van binnen gelijck, en gladt bevinden. De Griecken noemen haer vleesch Spondylus, en de Latijnen Callus (soo Hermolaus ghetuyght) haer vleesch groeyt oock aen, en neemt af met het wassen, en afnemen van de Maen. Sy worden in 't binnenste van haer schulp, of Hoorntje bewaert, en dewijlse geen bloedt hebben, gestooft als in een Oven, op dat haer kleene warmte niet soude vervliegen. Plinius eygent haer oogen, diese oock bewegen, toe, het welck Aristoteles ontkent. Sy hebben (seght hy) voor tanden, en dat vleesigh stuckjen, 't welck tot het proeven van de spijs gelijckmatight is; het hooft staet in allen onder, op de wijs van de planten, de keeldarm is aen de mondt gevoeght, en na evenbeeldingh heel kleen, aen welcke de maegh volght, waer in het geen de Geleerde Papaver noemen, gelegen is, daer na streckt sich den darm enkeld uyt, die haer begin van dat Papaver neemt, dit uytwerpsel of Papaver hebben alle de Turbinata, of tops-wijs gedrayde Schulpvisschen. Sy worden door koude, en hitte beschadight, beminnen de gematighde lucht. Worden op de wijs van de Planten, met een soete vochtigheydt door tocht-gaetjens gevoedt, soo Aristoteles getuyght; daerom zijn haer (uytgenomen de Purpervisch) de regenachtige Iaren goet. De bewegingh van alle geschiet met de rechterzijde, niet na de drayingh, of krullingh, maer daer tegen aen.

Belangende haer onderscheyt. De speelende Natuur heeft in haer een wonderlijcke, en konstelijcke verscheydenheyt waergenomen. Soo veelerley verandering van verf: wat zijnder al gestalte? die haer verwonderens waerdige verscheyden gedaente verbeelden. Gelijck in de platte, holle, lange, halve maenswijse, ronde, en half ronde, de verhevene, de gladde, de rompelige, getande, gestreepte, topswijs gedrayde, die aen de kanten spits aflatende, de binnenwaerts omgerolde, nu met een gestreept, gehayrt, gekrult, dan met een geuts- kam- schael- nets- en vlam-wijs onderscheyt; in de schuyns, en recht-uytgebreyde, de langhachtige, de bochtige, op een korte wijs geknoopte, om de geheele zijden t'samen gevoeghde, en na haer wil geopent, en als een hoorn gekromt zijn. Rondeletius betreckt haer kort. De een overtreft d'ander in hardigheyt van schulp; gelijck de Pulmones, Holotruria, en Echinus zijn met veel sachter schulp gedeckt als de Purpura, Buccinum. Andere worden rondtom bedeckt, als de Oesters, de Tellinae, de Pectines. Eenige hebben alleen aen de eene zijde een schulp, en aen de ander zijde, in plaets van de schulp, de rotz daerse aen hangen. De Chama, en Dactilus, of Solenes zijn aen beyde zijden ongedeckt, daerse het hooft, en het achterlijf uytsteecken. Van die welcke rondtom bedeckt worden, zijn sommige topswijs gedrayde, als de Purpervisch, en Kinck-hoorn; andere zijn sonder topswijse drayingh, als de Concha, die de Françen Porcellainos noemen. Eenige bestaen uyt een, als de Lapides, andere uyt twee schulpen als de Mytulus. Sommige schulpen zijn gladt, andere ruw; van welcke, en bysonder de ruwe wederom een groot onderscheydt is; doch wy sullense kortelijck in topswijse, topsgewijs gedrayde, enckel, en dobbelschulpige verdeelen. Haer plaets is de Zee, Zeekanten, en Klippen, in, aen, of naby de Zee staende. In de Roode-zee, groeyense tot een wonderlijcke groote. Bibakta is daer van vervult, als mede de stranden van de Aegeise, en Lako-

[pagina 297]
[p. 297]


illustratie

nise Zee. Sy worden oock op Bergen, en Plaetsen verre van de Zee afgelegen, gevonden. Aristoteles schrijft van haer teelingh, dat alle geslachten van schulp-visschen van selfs voortkomen, 't welck (seght hy) hier uyt blijckt, door diense aen de verrotte Schepen uyt de slijmerigen droesem voortgroeyen; gelijck aen 't Eylandt Rhodus, na dat aldaer de Scheeps-vloot gehavent hadde, en eenige aerde potten in Zee geworpen waren, met'er tijdt 't slijck met schulpen overtogen zijnde, Oesters gevonden wierden. Dat'er niet van haer tot voort-teelingh voort quam, hebben die van Chios bevonden, wanneerse uyt de Pyrrha van het Eylandt Lesbus levende Oesters overbrachten, en op plaetsen, daer de Zee op, en af-liep, en slijckerigh waren, geworpen hadde, noyt meer daer zijn voortgekomen, hoewelse seer groot geworden waren. 't Geen haer kuyt genoemt wordt, is haer vettigheydt, waerom sy op die tijdt best smaecken. Plinius beneemt de Schulp- en Hoornvisschen de reuck, en 't gevoel, Aristoteles eygentse dien toe. Door dien de Purpervisch door de reuck tot sijn rottigh aes loopt, en als de andere eenigh yser, of yets anders gevoelen treckense sich t'samen. Die de Nautices vangen, loopen op haer niet tegen, maer voor de windt aen. Sy hebben alle een afkeer van de Donder, en geven voorteeckens van onweer. Sy wierden eertijts soo in spijs gepresen, dat'er een Spreeckwoordt van quam: Schulpvisch is Weduwe leckerny. Dit hebbense alle gemeen een siltigh sap, dat den buyck beroert. Het is seecker, en by ervarentheyt bevonden, dat alle Schulpvisschen, en de Sleck-hoorntjens geylheyt verwecken. Hierom is het dat sommige seggen dat Venus met een schulp na Cyprus gevoert, en andere datse daer uyt geboren is. De Zeeslecken, Purpervisch, en Buccinum verbergen haer, schoonse (behalven de Euripus) Somers best zijn, de hondt opgaende 30 dagen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken