Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 294]
[p. 294]

Van de Zeeridder, of Zeeman, en Zeewijf.

WAt van de waerheyt van dese Zeemannen, en Wijven, die de Griecken den Visch Anthropomarphus genoemt hebben, is, sullen wij in vertwijffelingh, en aen 't geloof van een yeder laten: en onse beschrijvingh met de authoriteyt van verscheyde geleerde, geloofwaerdige, en voortreffelijcke Schrijvers bewaerheyden.

Kircherus getuyght, datse op seeckere tijdt van 't Iaer gevangen worden in de Oost-Indische Zee, ontrent de Eylanden Vissaja, van de Spanjaerts onder haer gebiedt staende, Pecten genoemt. Welcke Visch t'eenemael van menschelijcke gestalte is, en daerom Pechemuger, of Vrouwe-visch geheeten; het bovenlijf tot aen de teel-leden, die in beyde kunne, de teel-leden der Menschen t'eenemael gelijck zijn, heeft geen of weynigh onderscheyt met dat van de Mensch; het onderdeel eyndight in een Visch. De beenders van dese Visch, voornamentlijck van het Zeewijf, of den Meeremin souden soo groote kracht hebben om het bloedt te stelpen, even als of de ader toegebonden was. Slaen wy onse oogen op de oudtheydt. De Historien getuygen, dat'er in voortijden Gesanten van Lisbona, tot de Keyser Tiberius gesonden zijn, om hem te bootschappen, en voor waerachtigh te berichten, dat by haer-lieden een Zeeman gesien was, in manier, en gestalte als de Poëten daer van schrijven. Den Gesant, welcke den Raedt van Romen op Vranckrijck afgeveerdight hadden, heeft van sulcke Zeemannen, en Vrouwen, die daer te landt veele aen den Oever van de Zee doodt gevonden waren, aen den Keyser Augustus geschreven. Ten tijde des Keysers Tiberii, liet den af-loop van de Zee aen 't Eylandt Leon, over de 300 Meerwonderen, seer groot, en van gestaltenisse malkander seer ongelijck, op het drooge sitten. Op een ander tijdt heeft men geen minder op de Zand oever gevonden, onder welcke Zee-Eliphanten, en Rammen, die in plaets van hoorns, witte streepen hadden, en een groot getal van dese Zeemannen, en Wijven gesien wierden. Albertus betuygt, en seght; ick soude noch veel voorname Mannen van een seer Oudt, en Edel geslacht binnen Romen met haer lowaerdige namen konnen noemen, die met waerheyt als oogh-getuygen soude bevestigen, datse tusschen Hispania, en Africa in Zee een Meerminne gesien hebben, die met het bovenlijf t'eenemael de ghestalte van een Mensch vertoonde.

So wy onse oogen op veel jonger Eeuwen neerslaen; 't oude Hollandtse Gedenkboek, Guiccardijn, J. Aleydis, Meyer, Snoyus, Junius, en meer andere verhalen, dat'er in 't Iaer 1403 door een groote Storm, die het water soo hadde doen opzwellen, en aenparsen, dat het de Dijcken in Hollant op verscheyde plaetsen hadde doorboort, een Meermin, of Zeewyf tot in de Purmer-meer is doorgestroomt, die, doen de gaten in de Dijcken weder gestopt waren, niet konde wegh komen; sy was dickmael van de Melckboerinnetjens, die op dit voornoemde Meer uyt melcken voeren, gesien, dewelcke in den eersten verschrickt, doch daer na gemoedight, gelijckerhandt dit Zeewijf omcingelden, en in haer Schuyten gevangen binnen Edam gebracht hebben. Sy was geheel ruygh, met mosch, slib, en groente bewossen, gantsch sonder spraek, maer scheen somtijdts te versuchten. Sy hebben haer aldaer gereynight, en gekleet, begon Menschelijcke spijs te gebruycken; trachte altijdt, om weer in het water te komen, maer wierdt seer nauw bewaert. Die van Haerlem versochten dit Zeewijf binnen haer Stadt te hebben, 't welck sy verkregen: aldaer leerdese spinnen, en leefde veel Iaren, maer bleef stom; gestorven zijnde, wierdt op het Kerckhof begraven, om datse eenighe maniere van Godtsdienst getoont hadde, dewelcke sy seecker Weduwe, daerse by woonde dagelijcks sagh plegen. Eenige van dese voornoemde Schrijvers seggen, dat sy dit van

[pagina 295]
[p. 295]


illustratie

verscheyde geloofwaerdige oude Luyden hebben hooren verhalen, die betuygen dit Zeewijf ghesien te hebben. Het is noch weynigh Iaren verleden, dat tot Edam Purmerent, Rijp, Graft, Wormer, en de bygelegen Plaetsen, verscheyde oude Schilderyen, in welcke dit Zeewijf afgebeeldt was, met eenighe oude verskens daer onder geschreven, gevonden wierden; van welcke noch sommige overigh zijn. En alsse daer van dese Meermin komen te spreecken, noemense haer (ghelijck haer Voor-ouders dien eertijdts plachten te noemen) het Groene Wijf. Ick hebbe selfs in de Doelen binnen Edam dit Zeewijf na het leven uytgeschildert gesien; en de oude Luyden aldaer hooren verhalen, datse van Ouders tot Ouders de seeckere vertellingh daer van hadden, en de waerheydt van dien ontwijffelbaer was.

Guicciardijn schrijft, dat'er in de Zee, naby de Kust van Vrieslant in 't Iaer 1566, zijnde ontrent 40 Iaren geleden, als hy dit schreef, een Zeeman van wonderlijcke gedaente, met hayr, en baert, maer rouwer, en grover gevangen is; dese leerdense, en wierdt oock gewent broodt, en andere gemeene spijs te eeten; was in den eersten seer wildt, daer na tamelijck tam, bleef altijdt stom, leefde langh, en storf van de pest, daer hy al eens van genesen was. Hy noemt verscheyden gheloofwaerdige Lieden, die dese Zeeman gesien hebben. Ontrent de Sont teghen over de Stadt Koppenhage, by een Stedeken Malmuyen genaemt, soude een Zeemonster gevangen zijn met een geschooren hooft, Boeren aengesicht, een doeck als een Monnicks-kap op zijn schouder, zijnde stom, maer suchte, en huylde, ende wierdt van den Deenschen Koningh, aen Karel de V. gesonden. Van gelijcken is in de Oostzee in 't Iaer 1531, een Zeemonster met een Mijter, en ander tuygh op 't hooft gevangen, wierdt tot Augustus, Koningh van Poolen overgebraght.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken