Ze herkent Beatrice. Wie we daar hebben! zegt de zee. De Engel van de Adria. Mijn engel. De naam is uitstekend gevonden, zegt de zee. Wat de elementen scheppen heeft geen hart.
Beatrice heeft lust om te lachen, de harde hoonlach van Cane. Ik geen hart? Hoe kon het dan breken? Waar school de Liefde dan in, die me tot al die verschrikkingen dreef?
Nergens in, zegt de zee. Liefde, daar heb jij nooit aan geleden. Je weet niet eens wat het is. De drift van geile katten, dat is wat jou dreef. Om de man zelf gaf je niets, dat heb je in zijn laatste nacht wel bewezen. Je kletst over schuld en boete, maar dat je hem in de steek liet toen hij je nodig had, dat heeft met geen schuld iets te maken. Dat was wraakzucht, zegt de zee. Gekwetste ijdelheid en opgeblazen Polenta-trots. Je hart verhezen, of wat daar voor doorgaat, daar kom je best overheen. Maar je gezicht verliezen, dat verdraag je niet. Hij heeft je beledigd. Ben je vergeten wat je gezworen hebt: hij dood of ik? Het staat te bezien wie van jullie doder is, zegt de zee, zijn stem wordt luider, er komt meer wind. De Scaliger bleef trouw aan wat hij gekozen had - maar jij, wat deed je anders dan verloochenen? Huil maar om hem, je hebt hem in de steek gelaten zoals je God in de steek liet, eerst in de pestzaal, toen in de vluchtgang. Ja-zeggen, nee-willen, je bent niet beter dan de barnstenen bisschop. Ook barnsteen komt uit de zee.
Beatrice smijt de ramen dicht, ze wil de zee niet horen, de zee heeft het mis, ze zou graag zijn gestorven als ze geen taak had op aarde: boete doen, jawel, voor zichzelf en haar liefste. Ze legt de handen op de oren, nog steeds hoort ze de branding die terzinen beukt op de kust en de schim bespot die ‘uit lafheid 't hoogste neewoord heeft gegeven’.
Uit moet het zijn met dat kinderachtige gedoe, een pratende zee, ben ik volwassen of niet? Ze kijkt haar cel in. Ik ben alleen. Alleenzijn is mijn bestemming. De schelp heeft zich even geopend, nu is ze weer dicht. Mijn familie ontwijkt me of ik melaats ben. Ik heb mijn jeugd verloren en mijn liefste verloren,