Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Knokenflip. Een mijnwerker vertelt (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Knokenflip. Een mijnwerker vertelt
Afbeelding van Knokenflip. Een mijnwerker verteltToon afbeelding van titelpagina van Knokenflip. Een mijnwerker vertelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

Scans (19.32 MB)

ebook (5.10 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Illustrator

H.J. Slangen



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Knokenflip. Een mijnwerker vertelt

(1947)–G. Nolting–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

VIII.

FLIP WAS TOT HOUWER BEvorderd. Met z'n vijven lagen ze op enkele meters afstand van elkaar op de vloer van een 1.60 meter dikke koollaag. De kool in de twintig meter lange pijler was vakkundig bewerkt volgens het verloop der natuurlijke splijtvlakken. Ze werkten met de pinhak, een op een tachtig centimeter lange steel bevestigd ijzeren huis, waarin een korte ijzeren pin was geklemd. Ieder had een flink aantal scherpe pinnen, om stompe te kunnen vervangen. Een enkele centimeter dikke, weke, uit steen en kool bestaande bank, die op de vloer onder de laag zat, moest zo diep mogelijk er onder uit worden gehaald, zodat de koolbank moest zakken en daardoor los ging zitten. Schramen noemde men dit werk.

Reeds twee uren hakten de vijf mannen zonder onderbreking. Bij dit werk werd zo weinig mogelijk gesproken, want men had zijn oren nodig voor het opmerken van gevaren. Af en toe kraakten de houten stutten of men hoorde een dof donderen in de hogere daklagen, die in hun eeuwige rust werden gestoord.

Flip had zijn schraamgleuf diep genoeg. Hij nam de koolfimmel, een ijzeren wig, en dreef deze met de zware hamer tussen dak en kool, om de koolbank neer te drukken. Van tijd tot tijd klopte hij met de hamer tegen het dak om loshangende stukken steen te ontdekken.

Maar, wat was er eigenlijk gaande? Hij had hoofdpijn en voelde zich misselijk. Ook de andere houwers voelden zich niet goed. Mijngas was er niet, de lampen brandden uitstekend, de lucht was dus goed. Daar kwam een sleper aanlopen:

‘Zo vlug mogelijk allen afkomen naar de steengang, is de boodschap van opzichter Baas’ riep hij.

[pagina 54]
[p. 54]


illustratie

[pagina 55]
[p. 55]

Wat was er gebeurd?

In de steengang gekomen zagen zij het. Daar stond opzichter Baas naast een flauwgevallen paard en verklaarde de mannen het gebeurde. Op enige afstand stond een kleine benzollocomotief, die men ondergronds had gebracht, om paarden te vervangen. Zij kon vijftien wagens trekken, dus de helft meer dan een paard.

‘De uitlaatgassen van deze locomotief bevatten koolmonoxyde, een gas dat bij onvolledige verbranding ontstaat. Bevindt zich een heel klein percentage in de ingeademde lucht, dan kan dit gas bij langdurig inademen de dood tengevolge hebben. Grotere hoeveelheden werken direct dodelijk. Het gas is kleur- en kleurloos en met de lamp niet waarneembaar. Daarom is het zo gevaarlijk voor mens en dier. Maar alles is gelukkig goed afgelopen.

Wij staan voor grote omwentelingen in de bedrijven’ ging opzichter Baas verder. ‘De paarden zullen geleidelijk uit de mijn verdwijnen en voor machines plaats maken, maar deze locomotief deugt niet. In het Noordveld komen electrische locomotieven, die de stroom voor de aandrijving door een langs het dak van de steengang gespannen koperen draad zullen ontvangen. Bovengronds zullen ook nieuwe machines komen, heb ik vernomen. Men zal er grote machines opstellen, die lucht in een net van buizen zullen persen. Op iedere remhelling en bij iedere opbraak komen door perslucht aangedreven lieren te staan. Ook de luchtmolens worden dan door perslucht aangedreven.’

‘Goddank’, zuchtte Sinek welgemeend.

‘De hygiëne is eveneens niet vergeten. Jullie hebben bovengronds de nieuwe bouwwerken wel gezien. Daar is een nieuw badgebouw bij met kleerhaken, douches en cellen; het komt de volgende week klaar. Ook ondergronds zullen strenge hygiënische maatregelen worden genomen. Gisteren zijn honderd zinken en afsluitbare privaattonnen in het magazijn aangekomen; we kunnen dus onze gehalveerde olievaten ook opruimen en ik geloof, dat jullie daar geen spijt van zullen hebben. Gaan jullie nu maar naar de schacht, de hoofdpijn zal morgen wel over zijn. De verzuimde uren krijgen jullie vanzelfsprekend betaald.’

[pagina 56]
[p. 56]

Terwijl ze naar de schacht liepen - de stalmeester was intussen met zijn helpers gearriveerd voor de verdere verzorging van het paard - liep Flip samen op met opzichter Baas.

‘Ja jongen, zei hij, we staan voor een nieuwe tijd in de mijnbouw. Weet je wat je moest doen? Men geeft de laatste tijd wel eens wetenschappelijke lezingen; het toezichthoudend personeel wordt verzocht die bij te wonen, ook anderen zijn welkom en voor hen is het ook nuttig. Maar onze kompels zelf komen er veel te weinig; je ziet er vaak geen. Flip, dat is ook iets voor jou. Volgende week Zondagavond hebben we er weer een lezing. Men zal het hebben over Röntgenstralen. Kom dan eens.’

En Flip ging.

En hij hoorde onder meer: ‘Ook voor de mijnwerkers is de ontdekking van de Röntgenstralen van een bijzondere betekenis. Op elke mijn zag men vroeger een aantal ondergronders van en naar hun werk gaan, gebogen lopend en steunend op een stok. Deze arme mensen hadden door steen- of koolval een kneuzing van een wervel opgelopen. Omdat dit niet ontdekt kon worden groeide hun rug krom. Het euvel werd vaak door de huisarts nog verergerd door massage. Dank zij de Röntgenfoto kunnen dergelijke kneuzingen voortaan worden vastgesteld en zo behandeld, dat de patiënten na enkele maanden volledig herstellen.

‘Wij gaan een nieuwe tijd tegemoet, zei ook de professor aan het eind van zijn lezing. De medische vooruitgang zal van groot nut zijn voor hen, die in de mijn werken.’

 

* * *

 

's Donderdags voor Pasen 1907 kwam Flip van vreugde stralend thuis. Met een zeer goed rapport had hij de voorbereidende cursus van de mijnschool beëindigd en men had hem meteen gezegd, dat hij vanaf 1 October de opzichterscursus aan de mijnschool mocht volgen.

Nu had hij na de middag weer tijd om in de bossen te zwerven. Hij genoot van de mooie natuur maar keek ook,

[pagina 57]
[p. 57]

zoals iedere jonge man van zijn leeftijd, naar de meisjes. Op zekere dag, toen hij thuis kwam, zag hij, dat moeder visite had. Een jonge dame was op bezoek, een mooi figuurtje, even zeventien jaar oud. Zij had lange vlechten en zingen kon het kind! Het was een lust om het te horen. Een keer had Flip met haar gesproken, een ogenblik maar. Zij keek hem steeds zo eigenaardig aan met haar grote ogen, hij wist niet wat hij ervan denken moest. Bij zichzelf noemde hij haar de ‘Lorelei’, zoals de mooie dame in het sprookje heette, die op een rots aan de Rijn zat en door haar zingen de schippers van het werk afleidde, zodat de schepen op de rotsen liepen en vergingen.

Op een zoele avond in de maand Juli stond hij in de schemering bij de tuinpoort. Toen kwam ze vlug op hem toe. Smekend keek ze hem aan met betraande ogen.

‘Ik ben alleen thuis met de kinderen’ zei ze. ‘Ik ben bang. Er is iemand ons huis binnen geslopen, ik geloof dat hij zich onder een bed heeft verstopt.’

Ridderlijk ging Flip met haar mee, het huis binnen, die kerel zou hij kraken! Hij doorzocht alle kamers, keek onder de bedden waarin de kinderen sliepen - niemand was er echter te zien. Opeens viel ze hem om de hals en smeekte:

‘Blijf toch bij me, wij zijn de hele avond alleen.’

Flip was onthutst, maar hij herstelde zich. Hij stootte het meisje terug en liep het huis uit. Ja, ze was werkelijk een Lorelei!

Hij liep het bos in en zong uit volle borst het laatste vers van het Loreleilied, zoals de jonge mannen dat in het dorpsdialect zongen:

 
‘Een schipper dê deed zich dat merken,
 
hè veurde bie nacht op den Rien.
 
daar heurt hè dat vrouwmens al snurken,
 
hè mochte wol bang daarvoor zien.
 
Hè doezelt als had hè den kater,
 
hè kon op de been nich meer stoon.
 
Ploms, lag hè met de koente in't water:
 
dat had dat vrouwmens gedoon!’

Maar hém had ze niets gedaan - dat vrouwmens......

[pagina 58]
[p. 58]

Reeds van verre hoorde men in regelmatige, vlugge volgorde, krachtige hamerslagen en gezang. Naderbij gekomen zag men voor het front van een remhelling in aanleg vier mannen in knielende houding, die bij het schijnsel van hun benzinelamp ieder op een boorbeitel sloegen. De boorgaten in het dak werden geleidelijk dieper. Zo'n boorgat noemde men ‘opser’ omdat het omhoog gedreven werd. Om de boorgaten 1.20 meter diep te krijgen moesten Flip en zijn kompels wel twee upen zonder onderbreking op hun boor slaan.

Maar ze deden het met een bijzondere arbeidsvreugde, want het was een mooi werk, dat vakkennis en sterke armen vereiste. Omlaag en rechtuit boren was gemakkelijk, want daarbij kon men de kop van de boorbeitel in het oog houden, maar een opser boren kon nog lang niet iedereen. De hamer, boorvuistel genaamd, was aan de bovenzijde afgerond. De steel mocht er niet bovenuit steken, want hij kon, door ergens aan te raken, gemakkelijk de boorvuistel uit zijn baan brengen, die hij moest beschrijven om bij iedere slag nauwkeurig de beitelkop te treffen zonder dat de houwer hem kon zien. Een misslag kwam vrijwel altijd tegen het eigen hoofd terecht. Ieder ging

illustratie

[pagina 59]
[p. 59]

met zijn boorvuistel om als met een voorwerp van grote waarde. Vrolijk gezang begeleidde de boorvuistelslagen. Flip had zoëven het lied beëindigd van de Lorelei en z'n heemmakker had het meegezongen, terwijl de twee anderen, Italianen, de melodie meeneurieden. Nu zongen de twee donkere zuiderlingen: ‘mia figlia disgracia’, en Flip en z'n heemmakker kenden deze melodie. Maar omdat Flip enkel de eerste woorden van het lied kende en z'n Italiaans niet verder reikte, vulde hij het aan met: ‘macaroni spaghetti italia’! Als een slag van Flip niet midden op de boorbeitelkop terecht kwam, hoorden de twee Italiaanse kompels dit aan de klank en riepen: ‘stupido’! waarop Flip prompt met 't vrij vertaalde: ‘schaapskop!’ antwoordde, maar dan aan z'n eigen adres.

‘Een prachtige boorvuistel heb je’, zei opzichter Baas tegen Flip toen hij op de boorpost kwam.

‘Ja’, antwoordde Flip, ‘de steel, heb ik zelf uit pruimenhout gesneden; m'n kompels hier hebben 't ook gedaan. Zo'n steel breekt niet plotseling.’

‘Flip, je interesseert je nogal voor zulke dingen’, zette Baas door. ‘Weet je ook, dat de boorvuistel de linkerhelft van ons mijnwerkers-embleem voorstelt? Onze voorouders-mijnwerkers, die nog steengangen dreven zonder springstoffen te gebruiken, sloegen ermee op een scherpe beitel, 't ander gedeelte van ons embleem, om het gesteente los te breken. Van te voren hadden ze het front van de steengang door een vuur verhit en door dan het hete gesteente met water te besproeien, dit enigszins losgemaakt.

Ze moesten toen met de vuistel ook naar alle richtingen slaan, dus ook opsen. Daarom vind ik het zo jammer, dat zelfs enkele vaktijdschriften het embleem niet juist afbeelden. Want een ideale mijnwerker houdt van zijn embleem en ziet daarin het voornaamste gereedschap van zijn voorvaderen.’

Bij het drijven van horizontale steengangen gebruikte men een aan een opgestelde ijzeren zuil bevestigde boormachine, die, nu de perslucht was gekomen, door deze kracht werd aangedreven. De machine stootte de boor

[pagina 60]
[p. 60]

vooruit, draaide haar even en stootte opnieuw. Ze verrichtte dus dezelfde handelingen die bij het boren met boorvuistel en beitel werden uitgevoerd, alleen met veel grotere kracht en snelheid.

Op zekere dag kregen de kompels de opdracht om met een kleine boormachine, die door perslucht werd aangedreven, proef te boren. Daarmee kon men in heel korte tijd diepe boorgaten in alle richtingen boren. ‘Boorhamer’ noemde de opzichter dat ding.

‘Opsers boren met zangbegeleiding zal spoedig tot het verleden behoren’, dacht Flip.



illustratie

Op een avond, toen Flip moe thuis kwam van zijn dagelijks werk, vond hij een herhaalde oproeping voor de militaire dienst.

Deze keer zou de beslissing brengen of hij soldaat moest worden of niet. De loting vond plaats in de zaal van een café. In alphabetische volgorde moesten de opgeroepenen voor de keuringscommissie verschijnen. Een voor een werden zij door de militaire artsen op hun gezondheidstoestand onderzocht.

Toen Flip even de gelegenheid had om de omgeving te verkennen, schoot hij opeens in de lach. Wie stond daar in een hoek van het lokaal, poedelnaakt, in een tobbe?: - Drietzak, de vuile Oostpruis, die als paardenjongen het horloge had gestolen. Een soldaat had de opdracht met een boender Drietzak te boenen. Blijkbaar was het water erg koud, want Drietzak bibberde als een juffershondje. Hij was ongewassen voor de artsen verschenen en daarvoor moest hij boeten.

[pagina 61]
[p. 61]

Flip stapte in de kring, die men met krijt op de grond getrokken had voor de artsen. Omdat de oogarts meende, dat hij niet scherp genoeg kon zien als gevolg van zijn oogziekte, werd hij ingedeeld bij de ‘Landstorm’; hij hoefde dus alleen in geval van oorlog op te komen. Daar was hij erg blij mee.

Ook moeder was blij.

‘Vertel het maar gauw aan Emma en breng je meisje Zondag mee. Ik heb allang gemerkt, dat jullie twee elkaar veel hebt te vertellen.’

Die Zondag bracht Emma door haar eerste bezoek nog meer gezelligheid en vreugde in zijn familiekring.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken