Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld is een schip (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld is een schip
Afbeelding van De wereld is een schipToon afbeelding van titelpagina van De wereld is een schip

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.06 MB)

Scans (23.14 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld is een schip

(1966)–Jan Noordegraaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

2

In ruim drie, waar Henk als ruimsgast was geplaatst, scheurde hij gehaast Willies brief open. Onderdeks zittend, op een baal textiel en uit de zon, las hij totdat de letters schenen te dansen voor zijn ogen.

 

‘Beste jongen, ik kan het niet alleen volhouden. Ik wil volkomen eerlijk tegen je zijn, Henk. En ik moet dat helaas per brief doen, al had ik het veel liever persoonlijk gezegd. Ik kan echter moeilijk helemaal naar Dakar komen vliegen.

Hier is het dan. Zet je maar schrap.

Ik kan niet langer tegen de eenzaamheid, jongen. Ik ga er dood van. Andere meisjes gaan gezellig uit, en ik zit hier maar als een ouwe vrijster. Als iemand me uit vraagt, moet ik feitelijk weigeren, maar dat wil ik niet. Zodoende ben ik toch oneerlijk tegenover mezelf en tegenover jou.

Niet weigeren, wel weigeren? Jij kent me, Henk. Ik wil ook wel eens wegdrijven op die gevoelens van me. Ik ben nog te jong om te gaan zitten kniesoren, of om als muurbloempje te fungeren.

Jij hebt misschien zelf van alles in me wakker gemaakt, en nu zit ik ermee. Ik kan er niet meer buiten. Maar jij bent er niet, Henk. Heus, het is helemaal niets tegen jou persoonlijk. Ik geloof, dat ik nog steeds erg veel van je hou, maar je bent er niet, Henk. Je bent weg, altijd maar weg. Ik heb er tegen gevochten. Ik heb gebeden, maar ik sta machteloos. Er zijn krachten in mij en rondom me bezig, waar ik niet tegenop kan.

M'n ouders zeggen ook, dat het beter voor ons is er maar mee op te houden, omdat jij later met mij zou zitten opgescheept.

Moeder zegt ook, dat ik het ‘gevoelige’ type ben, dat altijd vlakbij steun nodig heeft.

Neem me dat niet kwalijk, Henk. Ik heb mezelf ook niet gemaakt. Ik vind het ontzettend beroerd voor jou, maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

[pagina 132]
[p. 132]

Ik beschouw mezelf dus vrij van jou, en ik weet dat jij van jezelf voldoende veerkracht bezit om dat ook te doen ten opzichte van mij.

 

Het allerbeste, jongen

Je Willie

 

Henk veegde zich het zweet uit de ogen. Dus dat was het: ze had het niet kunnen volhouden tegen de dwang om haar heen, tegen de mensen die hem van haar hadden willen aftrekken, omdat het zo ongezellig was.

Opnieuw begon hij de brief te lezen, woord voor woord probeerde hij tot zich door te laten dringen, maar alles wat er overbleef was het ontstellend besef van alleen gelaten te worden. Ze had hem een rotstreek geleverd; ze had zelf ook schuld, niet alleen haar omgeving. Alles had ze om zich heen: haar familie, de stad, de kerk, de kennissen, maar toch voelde ze zich eenzaam! En hij dan?

Verward en afwezig keek hij om zich heen, zich afvragend wat er nu werkelijkheid was. In het zinderende ruim rolden vreemde, zwarte kerels zingend met balen en tilden aan zware kisten.

Ze deden dat lui en onverschillig, alsof het hen in het minst niet interesseerde hoeveel moeite het had gekost die kisten en balen hier te brengen, ver over zee; laat staan dat ze begrepen hoe de inhoud van die balen en kisten was gefabriceerd; hoeveel jaren en moeite het had gekost dat spul te maken; hoeveel eeuwen voorbereiding er scholen achter dit schijnbaar eenvoudige bedrijf van fabrikaten vervoeren over zee.

Daarvoor hadden eerst de Edisons en Watts machines moeten uitvinden, en had Columbus werelden moeten openleggen. Daarvoor hadden eerst onderbemande, door ziekten geteisterde zeilschepen de wereld moeten verkennen en in kaart brengen tot in alle uithoeken.

Wat wisten die kerels daarvan? Even weinig als Willie van zeemanschap begreep; het ging haar niets aan; ze was uitsluitend zichzelf. Hoe had hij ooit kunnen denken, dat hij haar iets kon bijbrengen?

Al dat geschrijf was voor niets geweest. Nu wist hij het ineens; als ze zo samen stonden en de geur van elkaar als opium opsnoven; als zij begon te trillen onder zijn liefkozingen, was dat alleen maar voor zichzelf bedoeld geweest. Het was niet meer dan een vuig en dierlijk instinkt, dat zich onder de naam liefde had aangediend. Ze had nooit van hem gehouden, maar zich alleen laten wegdrijven.

Weer dacht hij aan die dikke, klaarliggende brieven. Na het telegram had hij ze nog niet durven weggooien. Het waren lange kantjes, sommige op het gewaagde af; alles stond er in beschreven, maar zijn verlangen naar de inham bij haar heupen en de zachte rondingen

[pagina 133]
[p. 133]

onder haar gladde jurk had hij er zoveel mogelijk uitgelaten.

Hij had niet geweten, hoe hij dat schrijven moest, en besloten het dan maar niet te doen.

‘Wil, misschien loop ik de thuisreis al zelfstandig wacht, als het zo uitkomt. Ik dreig nogal veel overwerk te gaan maken, en dat is goed voor de spaarpot.

'n Schip is 'n gek ding, Wil; je gaat er bijna van houden. Het is heus geen dood drijvend voorwerp, maar een dankbaar en gevoelig wezen, als je haar goed onderhoudt.’

Ga je nog een keertje bij moeder langs? Ze heeft je echt nodig!’

Henk Enthoven zuchtte. Hij had zichzelf wat op de mouw gespeld, ook omtrent zijn vader, en was moeder soms ook niet die brave, allesberedderende zorgzame vrouw?

Er viel een grote zweetdruppel van zijn velletje luchtpostpapier. Het was rose en het rook naar viooltjes.

Henk keek ernaar; hij zag de druppel in het papier dringen, het kapot scheuren, en de letters oplossen tot een uiterst dun spoortje inkt op een doorweekt blaadje.

Zijn ogen vielen op het woord eenzaamheid, en hij voelde zich misselijk worden. Er kwam een weeë, scherpe pijn om zijn hart. Woedend kneep hij het velletje papier samen in zijn ballende vuist.

Er bleef niet meer van over dan een klein, onooglijk rose balletje, waar hij verbaasd naar keek.

‘barst voor mijn part!’

Hij smeet het balletje vloekend tussen het ladingstof van het tussendek, en woelde met zijn hakken tot er niets meer te zien was.

In het warme ruim zegden een paar praktisch naakte negers hem grinnikend na, niet wetend waarover ze spraken: ‘choodferdoome!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken