Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet je nog wel van toen? (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet je nog wel van toen?
Afbeelding van Weet je nog wel van toen?Toon afbeelding van titelpagina van Weet je nog wel van toen?

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.42 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet je nog wel van toen?

(1905)–Henriette van Noorden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Naar de hei.

illustratieomt, jongens, 't is heerlijk weer, we zullen vandaag eens naar de hei gaan. Trekt je oude pakjes maar aan, zet je groote hoeden op en gaat dan vragen of Mien en Truus mee mogen!’

Terwijl de kinderen zich kleedden en hun vriendinnetjes gingen halen, maakte moeder een mandje klaar dat elk op zijn beurt zou moeten dragen. Boterhammen, krentenbroodjes, een flesch met melk en een met water, appels, noten, peren, dat ging er allemaal in.

‘Zijn jullie klaar, jongens?’

‘Ja moe! Wat zit er in het mandje?’

‘Dat zul je wel zien als je honger krijgt, dat moet nog een verrassing blijven!’

‘Ik geloof dat ik nu al een beetje honger heb,’ zegt Piet.

[pagina 11]
[p. 11]

‘Wel, eet dan maar eerst nog een boterham vóór we weg gaan, jongen!’

‘Zoo erg is 't nog niet, moe, ik kan nog wel wachten.’

En voort ging het troepje.

Piet, die altijd haantje-de-voorste was, moest het eerst het mandje dragen, en zingend liep hij vooruit.

De weg van het dorp naar de hei was niet zoo heel lang, maar toch duurde het een heele tijd vóór ze er waren. Er was ook zoo veel te zien langs het pad dat ze zoo goed kenden van de vorige jaren die ze buiten hadden doorgebracht.

‘Kijk, moeder, daar heb je onze girafboomen weer!’ schreeuwt Piet.

‘Och jongen,’ zegt Mien, die voor den eersten keer naar de hei gaat, ‘girafboomen! Wat is dat nu voor onzin?’

‘Wat een domoor, hè moeder,’ zegt Piet, ‘dat kind begrijpt ook niets.’ ‘Maar Piet, het is toch heel gewoon dat Mien dat niet begrijpt. Weet je waarom Piet dat girafboomen noemt, Mien?’

‘Neen, mevrouw! Maar er groeien toch ook geen giraffen aan boomen!’

[pagina 12]
[p. 12]

‘Kijk, Mien,’ zegt Piet's moeder. ‘Ben je wel eens in een dierentuin geweest en heb je daar ook giraffen gezien?’

‘Ja, mevrouw.’

‘Nou, Mien, kijk dan eens goed naar dat rijtje boomen hier langs den weg en denk dan eens hoe een giraf er uitziet; vindt je dan niet dat de vorm van die boomen veel lijkt op den hals en den kop van een giraf!’

‘Och ja, 't is waar. Nu begrijp ik het, en ik zal ze ook maar zoo gaan noemen.’

Weer liepen ze een eindje voort.

‘Kijk, jongens, daar woont de bijenboer nog. Willen we er eens langs gaan?’

En toen ze er langs gingen, zagen ze door het hek zwermen bijen van en naar de korven vliegen. Eerst waren de kinderen een beetje bang om er zoo vlak voor te gaan staan, maar toen moeder hun verzekerde dat bijen nooit kwaad doen als ze niet opgejaagd worden, was hun angst weg. Wat een drukte en gegons! De ijmker, zoo heet de

[pagina 13]
[p. 13]

bijenboer eigenlijk, liep er tusschen, met een gazen masker voor en groote handschoenen aan, want het is een gevaarlijk werkje om de vlijtige diertjes af en toe van de korven te jagen en de boer wil toch ook zien of er al veel in de raten is, zoodat hij die verkoopen kan.

Eindelijk kwamen ze dan op de hei.

Wat was het er weer heerlijk, wat deed die droge, zuivere lucht weer goed! Does, de hond, die overal mee liep, voelde het ook; hij holde en rolde over den zanderigen grond, zoodat de stekeltjes brem hem in de krullende haren gingen zitten.

Ja, de hei was weer prachtig. Brem en heidekruid stonden in vollen bloei en een kleed van paars en geel en donkerrood scheen er over uitgespreid te liggen, naar welken kant men ook keek.

‘Komt, jongens, nu een mooie bos heidekruid geplukt, dan hebben we van den winter nog hei in huis. Maar past op dat jullie je niet prikt aan de stekels van de brem, dat kan pijn doen, hoor.’

‘Nu krijg ik toch echt honger, moe,’ zegt Piet en de andere

[pagina 14]
[p. 14]

kinderen hebben ook al eens verlangend naar het mandje gekeken. ‘Vooruit dan maar, jongens, geef het mandje maar hier!’

Zoo gingen ze rondom moeder zitten.

‘Eet maar zoo veel je lust; als het mandje leeg is, gaan we naar huis.’

Dat hoefde moeder geen twee maal te zeggen.

Al heel gauw was het mandje plat.

Nu werd de terugtocht aangenomen. Zingend ging het troepje het dorp weer in.

En toen vader 's middags thuis kwam, verrasten zij hem met een prachtige bos heidekruid op tafel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken