Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bosken en Het theatre (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bosken en Het theatre
Afbeelding van Het bosken en Het theatreToon afbeelding van titelpagina van Het bosken en Het theatre

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.14 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Editeur

W.A.P. Smit



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bosken en Het theatre

(1979)–Jan van der Noot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Ga naar margenoot*De vrijagie ende het houwelyck Ga naar voetnoot*

van Messer Luciaen dela Noce, Edelman Romeyn, ende Iuffrou Magdalene van Rinchorst, Edel dochter in Brabant, gheschiet int Iaer. 563. Van welcke twee gecomen syn diemen nou Vander Noot noemt: Met twee pausen afgedeelt, genomen wt het tweede boeck dat ic van d'afcomst des selfsten geslachts gemaect heb.

Epitalamon.
 
Op dat ick mocht comen tot myn vermeten, Ga naar voetnoot1
 
En op dat myn voornemen word' volbracht:
 
Ghemerct dat nv deur den tyt syn vergheten Ga naar voetnoot3
 
Veel saken groot, voortyden hooch gheacht: Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Clio goet compt toont ghy toch v cracht//nou, Ga naar voetnoot5
 
En wilt my met v clergye by staen, Ga naar voetnoot6
 
Op dat het werck dwelck onna is volbracht//sou Ga naar voetnoot7
 
Van my deur v moghen worden voldaen. Ga naar voetnoot8
 
 
 
Soo Luciaen Brabant seer goet beuonde, Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En in alder voeghen seer wel ghedaen, Ga naar voetnoot10
 
Het volck seer vroom, seer wijs, en goet van gronde, Ga naar voetnoot11
 
En wilde hy in gheender wys verstaen Ga naar voetnoot12
 
Te keeren weer na syn heer vaders eruen, Ga naar voetnoot13
 
Maer wilde altyt synen oom syn ontrent, Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want hoepte wel deur hem noch te verweruen
 
Eere, profijt, en menich schoon present.
 
 
 
Maer bouen al hem ouer wel behaghen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot17
 
De vroukens schoon en suyuer van Brabant,
 
Die heur gheensins en hebben te beclaghen,
20[regelnummer]
Want God en heeft gheen vrouwen in geen lant,
 
Met alderley deuchden willen verchieren, Ga naar voetnoot21
 
Als hy deurghaens dees edel vroukens doet, Ga naar voetnoot22
 
Want sy syn wys en van goede manieren
 
Schoon en eerbaer, weselyck en som goet. Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
Soo dat dit lant met recht' ghenaemt mach wesen,
 
Die plaetse daer Cupidos pylen syn,
 
Waer mede hy deurwont (quaet om ghenesen)
 
Menich eel hert: swaerlyck met grooter pyn, Ga naar voetnoot28
[pagina 58]
[p. 58]
 
Want gheen saken in liefden meer doen branden
30[regelnummer]
Dan schoonheyt, deucht, ioncheyt en edelheyt,
 
Die de menschen tsamen binden met banden,
 
En leuen doen tot alle vreucht bereyt.
 
 
 
Met dit gheschut werde fellyck doorschoten Ga naar voetnoot33
 
Dees ionghe man, ende vierich deurstraelt Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Van Cupido die hem vry onuerdroten Ga naar voetnoot35
 
(Wiens begryp hem niet en heeft ghefaelt) Ga naar voetnoot36
 
Seer loflyck ghestopt hiel en verborghen, Ga naar voetnoot37
 
In d'ooghen schoon van een seer edel maecht,
 
Lancxt waer hy hem soo sonder eenich sorghen, Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Theurder liefden neerstelyck heeft ghedaecht. Ga naar voetnoot40
 
 
 
Ga naar margenoot*Soo haest als hy dees edel maecht dus schoone Ga naar voetnoot41
 
Beuonden heeft, ende soo triumphant, Ga naar voetnoot42
 
Wert hy ghewaer meer dan hy was ghewoone:
 
Inwendichlyck eenen vierighen brant,
45[regelnummer]
En alsoo-seer werden beroert syn sinnen,
 
Dat hy syns selfs voortaen niet meer en was,
 
Maer leefde nv gheheel in heurder minnen, Ga naar voetnoot47
 
En sy wert syn meesterssé op dat pas. Ga naar voetnoot48
 
 
 
Maer syn edel nature maecte hem coene
50[regelnummer]
En liefde reyn gaf hem seer goeden raet,
 
En wees hem saen wat hem nv stont te doene, Ga naar voetnoot51
 
Dienende hem die tyt als Aduocaet:
 
Hierom ginck hy by dees' schoone ioncvrouwe Ga naar voetnoot53
 
Die haest aen hem sach en gheware wert Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dat hy heur iet van liefde segghen souwe,
 
Die hy deur heur mocht draghen in syn hert. Ga naar voetnoot56
 
 
 
En nae dat hy heur eere hadde bewesen,
 
Beghost hy saen tot heur syn reden soet, Ga naar voetnoot58
 
Ick heb' doorsien Ionckvrouwe weert ghepresen
60[regelnummer]
Menighe stadt (sprack hy) met goeder spoet, Ga naar voetnoot60
 
In landen vreemt, wyt ende breet gheleghen:
 
Italien en in Griken playsant, Ga naar voetnoot62
 
Daer myn ooghen kennis hebben ghecreghen,
 
Van menighé schoon' vrouwe triumphant. Ga naar voetnoot64
 
 
65[regelnummer]
Maer alsoo waer als God ons noch doet leuen, Ga naar margenoot*
 
Heur en heeft my noyt ionghe maecht vertoont, Ga naar voetnoot66
 
Die in schoonheyt soo seeré was verheuen,
 
Als ghy nv syt met gratien ghecroont:
 
Dies men met recht wel gheluckich mach noemen, Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Endé altyts wel prysen met eendracht, Ga naar voetnoot70
 
(Diesghelycx oock moghen heur wel beroemen) Ga naar voetnoot71
 
D'ouders die v ter werelt hebben bracht.
 
 
 
Dry en viermaels sal hy gheluckich wesen,
 
Die ghy reyn maecht sult nemen voor v man,
75[regelnummer]
Gheluckigher en vintmen niet dan desen,
 
Die tot deser eeren gheraken can:
[pagina 59]
[p. 59]
 
En gheen saken en sou ick lieuer wenschen
 
Dan dat ick mocht wesen v dienaer fyn, Ga naar voetnoot78
 
Want soo sou ick my bouen alle menschen
80[regelnummer]
Gheluckich wel achten en vrolyck syn.
 
 
 
Siet hier om ist dat ick v nv moet vraghen
 
En bidden v wt goy ootmoedicheyt, Ga naar voetnoot82
 
Dat ghy my toch sonder eenich vertraghen
 
Nv helpen wilt tot dese weerdicheyt, Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Te weten, dat ghy my toch wilt ontfanghen Ga naar voetnoot85
 
Voer uwen man (wilt v hier toe verstaen) Ga naar voetnoot86
 
Op dat ick word' verlost van tswaer verstranghen, Ga naar voetnoot87
 
Dat ick doer v liefde nv heb ontfaen. Ga naar voetnoot88
 
 
 
Ga naar margenoot*Als dese maecht heur aldus hoorde prysen,
90[regelnummer]
Van sulcken Heer en frisschen elen man, Ga naar voetnoot90
 
Werde heur hert verheucht met veriolysen, Ga naar voetnoot91
 
Meer dan men wel te recht wtspreken can:
 
Want sy sach heur gheeert ende verheuen, Ga naar voetnoot93
 
Van een ionck man die heur seer wel behaecht, Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Dies heur by naest deur groote vreucht begheuen, Ga naar voetnoot95
 
Hert ende sin, wesende heel versaecht. Ga naar voetnoot96
 
 
 
Sy bleef stil staen ende was vol ghepeysen,
 
En sloech beschaemt heur ooghen nederwaert,
 
Borghende siet heur aensicht tot meer reysen, Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Het welck nae der iongher maechden aert
 
Blosende werdt als een beelt van albaste,
 
Dat eenich man met een constighe hant
 
Met verwe root constich als de ghepaste, Ga naar voetnoot103
 
Gheschildert heeft, om taensiene plaisant. Ga naar voetnoot104
 
 
105[regelnummer]
En soo sy nv stil sweech wast goet te mercken,
 
Dat heur ionck hert tot liefden was bekeert, Ga naar voetnoot106
 
Want Cupido hadde teenen verstercken, Ga naar voetnoot107
 
Syn trecxkens heur alreede wel gheleert: Ga naar voetnoot108
 
Want ghelyck sy heur verwonderde seere, Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
In de schoonheyt van desen ionghen man,
 
Onstack terstont in heur herteken teere, Ga naar voetnoot111
 
Dit vlammich vier (soomen wel mereken can)
 
 
 
En na dat sy een goy poose had' ghesweghen, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot113
 
Sloech sy soetkens haer ooghen fray op hem: Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Hebbende nv die cloeckicheyt ghecreghen, Ga naar voetnoot115
 
Sprack sy aldus met een seer soete stem,
 
Die soeter was dan het gheluyt der snaren
 
Van Orpheus herpe seer wel ghestelt, Ga naar voetnoot118
 
Waer mede hy (soo de boecken verclaren) Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Verwonnen heeft Plutonis swaer ghewelt. Ga naar voetnoot117-120 Ga naar voetnoot120
[pagina 60]
[p. 60]
 
Hoewel sprack sy, dat ghy myn edel Heere
 
V redenen so wel belegghen cunt Ga naar voetnoot122
 
Dat ghy daer deur een simpel maghet teere
 
Soudt doen verstaen dat ghy heur eere gunt,
125[regelnummer]
Soo dat sy heur daer deur mocht laten duncken, Ga naar voetnoot125
 
Dat sy veel meer met schoonheyt waer begaeft
 
Dan sy wel is, en hier deur mocht ontfuncken Ga naar voetnoot127
 
Heur herte moru met crancken troost ghelaeft. Ga naar voetnoot121-128 Ga naar voetnoot128
 
 
 
Maer yeghelyck hoort hem seluen te kennen, Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
En te verstaen hoe dat al met hem staet, Ga naar voetnoot130
 
Dus doende dan moet ick my wel ontwennen
 
Te verheffen my met een fier ghelaet, Ga naar voetnoot132
 
Al ghelieuet v my aldus te prysen.
 
Want ick wel saen en ghering' can verstaen, Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Deur v ghelaet en versiert onderwysen, Ga naar voetnoot135
 
Dat ghyt om v ghenoechte hebt ghedaen. Ga naar voetnoot136
 
 
 
Ga naar margenoot*Ghelyck ghy dat alsoo wel syt ghewoene
 
Te doen dickwerf onder v ionghe mans,
 
En verheucht v als ghy met woorden schoone
140[regelnummer]
Eenighe maecht (die als een slechte gans, Ga naar voetnoot140
 
Veel te ras is om ulie te gheloouen)
 
Bedroghen hebt, dies sy heur vint bescaemt, Ga naar voetnoot142
 
Omdat sy heur soo heeft laten verdoouen, Ga naar voetnoot143
 
En v betrout heeft meer dant wel betaemt.
 
 
145[regelnummer]
Hier op sprack nv weer om met goy manieren Ga naar voetnoot145
 
Dees ionghe man roepende synen God
 
Teenen ghetuyghe wel als de goedertieren Ga naar voetnoot147
 
Dat hy sulcx niet en had' gheseyt wt spot, Ga naar voetnoot148
 
Segghende: en laet v toch, o, schoon Ionckvrouwe
150[regelnummer]
Niet duncken dat in my sou mogen syn Ga naar voetnoot150
 
Sulcken bedroch, en soo grooten ontrouwe,
 
Gheueystheyt vals' veel ergher dan fenyn. Ga naar voetnoot152
 
 
 
Maer weet voorwaer, dat my v liefde reene, Ga naar voetnoot153
 
En anders niet, dees woorden spreken doet,
155[regelnummer]
Die my nv v endé oock anders gheene,
 
Doen bieden lyf, schat endé al myn goet, Ga naar voetnoot156
 
Makendé v daer ouer een meestersse, Ga naar voetnoot157
 
Die daer meé doen moecht al dat v ghelieft.
 
Biddendé v O myn weerde princersse,
160[regelnummer]
Dat ghy my toch in dees' sake gherieft. Ga naar voetnoot160
 
 
 
Als dese maecht (Magdalene gheheeten, Ga naar margenoot*
 
En toeghenaemt Iouffrouwe van Rinchorst)
 
Wiens ouders die tyt waren gheseten Ga naar voetnoot163
 
Ontrent Brussel seer eel en wel gheborst, Ga naar voetnoot164
[pagina 61]
[p. 61]
165[regelnummer]
Wel mercte dat dees edel man wt trouwen, Ga naar voetnoot165
 
Syn liefde, goet, en sin heur had verclaert, Ga naar voetnoot166
 
Werde heur hert verlost van allen rouwe,
 
En heeft hem oock heuren sin g'openbaert. Ga naar voetnoot168
 
 
 
Segghende, Heer ick en ben toch niet weerdich
170[regelnummer]
Der eeren die ghy my nv presenteert, Ga naar voetnoot170
 
Maer ist alsoo dat ghy noch blyft volherdich
 
In v propoost en daer in persisteert, Ga naar voetnoot172
 
Soo moecht ghy my eerlycken doen versoeken Ga naar voetnoot173
 
Aen myn maghen die soo discreet wel syn, Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Dat sy prysen sullen v goet vercloecken, Ga naar voetnoot175
 
V goet begryp, en v voortstellen fyn. Ga naar voetnoot176
 
 
 
Ick en weet v nv anders niet te segghen, Ga naar voetnoot177
 
Want een goy maecht moet doen heur ouders raet, Ga naar voetnoot178
 
En als sy heur wat goets te voren legghen, Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Moet syt neerstich volbrengen vroech en laet. Ga naar voetnoot180
 
Ghy doet seer wel sprack desen goeden Heere,
 
Dat ghy hier in ws ouders raet wilt doen,
 
Want dat sal v wesen profyt en eere,
 
Maer ick sal voorts varen als minnaer coen. Ga naar voetnoot184
 
 
185[regelnummer]
Ga naar margenoot*En hope noch eer langhe te gheraken, Ga naar voetnoot185
 
Deur vrienden goet en op een cort termyn,
 
Diet noch soo wel eer langhe sullen maken, Ga naar voetnoot187
 
Dat ghy schoon lief myn huysurouwe sult syn.
 
Nae dese en meer deser ghelycké woorden,
190[regelnummer]
Namen sy orlof, want siet den middernacht Ga naar voetnoot190
 
De de Heeren vertrecken met accorden, Ga naar voetnoot191
 
En ghaf dees twee menich seer soet ghedacht. Ga naar voetnoot192
 
 
 
Gheen van dees twee en costen heur begheuen Ga naar voetnoot193
 
Tot slapen, want heur al te voren quam Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Elcx anders deucht, schoonheyt ende goet leuen: Ga naar voetnoot195
 
Des eens wesen in d'anders herte clam. Ga naar voetnoot196
 
Soo haest als heur Aurora quam vertoonen Ga naar voetnoot197
 
Begost meser Luciaen op te staen, Ga naar voetnoot198
 
En eer Phebus dees ryken quam verschoonen, Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Is hy recht voort tot synen vrient ghegaen. Ga naar voetnoot200
 
 
 
Den welcken hy terstont heeft gaen verclaren
 
De saken heel soo sy waren gheschiet:
 
Syn woorden al gonck hy hem openbaren, Ga naar voetnoot203
 
En haer antwoord heeft hy hem oock bediet: Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Desé man, als hy al dees saken verstonde, Ga naar voetnoot205
 
Werde daer door hertelycken verheucht,
 
En heeft hier op met eenen heusschen monde Ga naar voetnoot207
 
Hem raet terstont ghegheuen wt goy deucht. Ga naar voetnoot208
[pagina 62]
[p. 62]
 
Ga naar margenoot*Voor allen raet hebben sy goet gheuonden, Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Dat hy tot den Marcgraue soude gaen, Ga naar voetnoot210
 
Om den seluen dees saken te vermonden, Ga naar voetnoot211
 
En vraghen hem hoe hy dit sou verstaen: Ga naar voetnoot212
 
Dus heeft hy hem teenen bequamen tyde Ga naar voetnoot213
 
Als hy hem vant alleen, ghesproken aen, Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
En heeft hem al verhaelt int brede int wyde
 
Hoe dat met hem dien nacht was vergaen. Ga naar voetnoot216
 
 
 
Ancelbertus verstaende dese saken, Ga naar voetnoot217
 
Hebben hem oock terstont seer goet ghedocht: Ga naar voetnoot218
 
Wel wel sprack hy, laet vry dit houlyck maken, Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Want sulcx heb ick ouerlang' ghesocht: Ga naar voetnoot220
 
My syn seer wel bekent heur goede maghen,
 
En dese maecht heb ick oock wel ghesien, Ga naar voetnoot222
 
Het soude my voorwaer seer wel behaghen,
 
Mocht dit aldus ter eeren gods gheschien.
 
 
225[regelnummer]
Ick sal terstont vernemen (mach ickt leuen) Ga naar voetnoot225
 
Hoedanich dat heur ouders syn ghesint,
 
En oock hoe veel sy souden willen gheuen, Ga naar voetnoot227
 
Met heur dochter weert ende wel bemint:
 
Dus na dat sy van als gheaduerteert waren, Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Hebben sy heur aen heur ouders versocht,
 
Ten houwelyck' om hem met heur te paren.
 
En hy heeft oock synen staet ouerbrocht. Ga naar voetnoot232
 
Dié ouders goet van dese maecht ghepresen, Ga naar margenoot*
 
Hebben heur hier in hoochelyck verblyt, Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Achtende heur wel gheluckich te wesen,
 
En sloten soo t'houwelyck op die tyt: Ga naar voetnoot236
 
In somma t'wert hier vastelyck ghesloten, Ga naar voetnoot237
 
Ende den dach werde gheordineert Ga naar voetnoot238
 
Op welcken sy lustich en onuerdroten,
240[regelnummer]
De feest houden souden ongheblameert. Ga naar voetnoot240
De tweede Pause.
 
Io, Pean! Pean, den dach is comen: Ga naar voetnoot241
 
Io, Hiemen! Hiemen, den dach is hier, Ga naar voetnoot242
 
In desen dach moeten syn wech ghenomen
 
Alle tweedracht, perycklen en dangier: Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
De maechden ionck, Nymphen ende Dryaden Ga naar voetnoot245
 
Sachmen al om neerstich en diligent: Ga naar voetnoot246
 
Deen maecte daer hoykens, d'ander gheladen Ga naar voetnoot247
 
Quam met Floras, en Sephirus present. Ga naar voetnoot248
 
 
 
In corter tyt werdé verciert al omme
250[regelnummer]
Het heel Pallays met tappyten playsant, Ga naar voetnoot250
 
En taefreelen weert synde groote somme Ga naar voetnoot251
 
Van gheldt', en voorts wast noch aen elcken cant
[pagina 63]
[p. 63]
 
Seer lustichlyck besteken en behanghen, Ga naar voetnoot253
 
Met meyen, lisch, bloemen en ander cruyt, Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
In de cappel' saletten ende ganghen,
 
Seer fraey verchiert ter eeren van de Bruyt. Ga naar voetnoot256
 
 
 
Ga naar margenoot*Als Phebus claer syn peerden nv gonck keeren Ga naar voetnoot257
 
Naer d'westen waert dry uren na middach,
 
Sachmen dees' maecht comen met grooter eeren Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Ootmoedelyck gaende sonder ghelach: Ga naar voetnoot260
 
Vergheselschapt met veel schooné Ioncvrouwen,
 
Suyuer en gent, en menighe reyn maecht, Ga naar voetnoot262
 
Naer den tempel om daer also te trouwen,
 
Den ionghen Heer' die heur seer wel behaecht.
 
 
265[regelnummer]
Voor heur quammer een goy groote partye, Ga naar voetnoot265
 
Van Constenaers makende groot iolyt, Ga naar voetnoot266
 
Op musickspel met soete hermonye
 
Opt rustichste voorwaer van dien tyt: Ga naar voetnoot268
 
En recht voor heur gonghen met goy manieren, Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Veel maechdekens ieuchdich, ionck scoon en teer
 
Stroyende daer bloemkens tot een verchieren
 
Op dat elck hem soude verheughen meer.
 
 
 
Op dander sy sachmen oock lustich comen Ga naar voetnoot273
 
Den Bruydegom fris ende triumphant, Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Wesendé oock verselt tot synder vromen, Ga naar voetnoot275
 
Met veel eelmans om t'aensiene playsant: Ga naar voetnoot276
 
Comende aldus seer rustelyck ghestreken Ga naar voetnoot277
 
Door des Palleys sale lanck ende wyt,
 
Heeft hy soo wel eenen God daer gheleken, Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Dat yeghelyck hem siende wert verblyt.
 
 
 
Inden tempel stont den dienaer des Heeren, Ga naar margenoot*
 
En was ghecleet met een tamelyck cleet, Ga naar voetnoot282
 
Ghans sonder pracht, om de menschen te keeren
 
Van ydelheyt: hy staende aldus bereet, Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Quamen voor hem dees twee ionghe persoonen:
 
De bruydegom fris endé excellent,
 
Ende de bruyt seer reyn niet om verschoonen, Ga naar voetnoot287
 
Verselt met heur naeste vrienden bekent. Ga naar voetnoot288
 
 
 
Ootmoedelyck en met goede manieren
290[regelnummer]
Syn sy ghelyck voor den dienaer vergeert, Ga naar voetnoot290
 
Dewelcke heur vraechde seer goedertieren, Ga naar voetnoot291
 
Waer op sy hem tsamen hebben vercleert, Ga naar voetnoot292
 
Dat sy met danck vry ende onbedwonghen Ga naar voetnoot293
 
Soo quamen daer, dus nam hy vry elcx hant, Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
En heeftse soo tsamen deur heurlie tonghen Ga naar voetnoot295
 
Ghebonden met eenen eewighen bant.
[pagina 64]
[p. 64]
 
Ay-my reyn maecht, wat hebt ghy nv bedreuen? Ga naar voetnoot297
 
Ay-my reyn maecht, wat hebt ghy nv gemaect?
 
In wiens hant hebt ghy v nou begheuen? Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
In wiens hant syt ghy nv toch gheraect?
 
Ghy syt schoon maecht nv comen inde handen
 
Van een seer cloeck fris en ionck edelman,
 
Die hier nv is comen wt verre landen,
 
Om v reyn maecht, soomen wel mercken can.
 
 
305[regelnummer]
Ga naar margenoot*Adieu, reyn maecht, uwen maechdom ghepresen,
 
Vwen maechdom reyn maecht is nv ghedreycht:
 
Maer ghy en dorft hier vry niet droeue om wesen, Ga naar voetnoot307
 
Want dees eelman is touwaerts wel gheneycht, Ga naar voetnoot308
 
Wt liefden goet endé wt reynder ionsten, Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Verheffende v bouen der werelt schat,
 
Hy is heel v deur der liefden reyn consten, Ga naar voetnoot311
 
Dies hoort ghy v noch te verheughen bat. Ga naar voetnoot312
 
 
 
Ghy en dorft vry oock gheensins niet beclaghen Ga naar voetnoot313
 
Vwen maechdom tot daer toe wel bewaert,
315[regelnummer]
‘Want die boomen die goede vruchten draghen Ga naar voetnoot315
 
‘Veel beter syn en weerdigher vermaert Ga naar voetnoot316
 
‘Dan die ghené die niet dan slechte bloemen Ga naar voetnoot317
 
‘Oft bladeren en connen brenghen voort,
 
‘Al willen sy haer daer af seer beroemen, Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
‘Der vruchtbaerheyt al meer lofs toe behoort. Ga naar voetnoot320
 
‘Desghelycx oock de roosen soet van geure,
 
‘Sy vallen af sonder eenich profyt,
 
‘T en sy dat die yemant tot synen ceure Ga naar voetnoot323
 
‘Plucke en ghebruyck heuren reuck met iolyt. Ga naar voetnoot321-324 Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Dus dan om v wel lofweerdich te maken
 
Maect dat van v comen vruchten playsant, Ga naar voetnoot326
 
En hoe moecht ghy tot goy vruchten gheraken Ga naar voetnoot327
 
Dan door desen elen man triumphant. Ga naar voetnoot328
 
 
 
Hierommé ghy Mercurialiste gheesten, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Laet hooren nv het liefelyck gheluyt
 
Van ulie spel, om minsten met den meesten Ga naar voetnoot331
 
Te maken vroé, soo gaende voor de bruyt. Ga naar voetnoot332
 
Als sy nv syn ghecomen inde sale
 
Die om dansen fraeykens was toeghemaect, Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Nam Ancelbert wel als de principale Ga naar voetnoot335
 
De schoone bruyt die sulcx niet en versaect. Ga naar voetnoot336
 
 
 
De Bruydegom oock goy parture vonde, Ga naar voetnoot337
 
Die hy aengreep met synder rechterhant,
 
En dansendé dansten sy een goy ronde,
340[regelnummer]
Volghende nae de manier van Brabant: Ga naar voetnoot340
 
Sy dansten wel, en op een seker mate Ga naar voetnoot341
 
Volchden sy oock der instrumenten clanck:
[pagina 65]
[p. 65]
 
Soo lochtelyck en met blyden ghelate, Ga naar voetnoot343
 
Dat sy van elck daer creghen prys en danck.
 
 
345[regelnummer]
Elcx ooghé was seer neerstichlyck gheneghen Ga naar voetnoot345
 
Om int dansen te sien haer wesen goet,
 
Soo dat sy daer yeghelycx ionste creghen, Ga naar voetnoot347
 
En grooten lof met woorden goet en soet:
 
Eendrachticheyt, lanckleuen, prys en vrede, Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Eere, profyt, ghesontheyt, goet en moet, Ga naar voetnoot350
 
Wensten sy heur en al de ghene mede
 
Die comen noch souden van heur eel bloet. Ga naar voetnoot352
 
 
 
Ga naar margenoot*Te wyle sy met dansen besich waren, Ga naar voetnoot353
 
Was Phebus claer int west' onder ghegaen, Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
En int oosten quam hem nv openbaren, Ga naar voetnoot355
 
Den auont bruyn ende den nacht quam aen, Ga naar voetnoot356
 
Alreede (siet) quamen heur oock vertoonen, Ga naar voetnoot357
 
Veel sterren schoon hooghé int firmament,
 
En Phebé quam selue den nacht verschoonen, Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Met Hesperus blinckendé excellent. Ga naar voetnoot360
 
 
 
Dus syn nv dan die Heeren en Ioncvrouwen
 
In de salet' volghende na de bruyt Ga naar voetnoot362
 
Ghecomen op dat sy daer tsamen souwen
 
Maken goy chier, en drincken eenen wt: Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
De tafelen waren ghedeckt seer reyne, Ga naar voetnoot365
 
Daer teghen stont een ryckelyck buffet,
 
Vol coppen hooch, schalen groot ende cleyne, Ga naar voetnoot367
 
Van siluer fyn en som vergult seer net. Ga naar voetnoot368
 
 
 
Hier werden oock (want twas doen so de wyse) Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
In schotelen voort ghebracht wyt en breet, Ga naar voetnoot370
 
Seer veelderley en wel ghecockte spyse, Ga naar voetnoot371
 
Op de tafel soo ghestelt met eendracht: Ga naar voetnoot372
 
En na dat heur de Heeren met fonteyne
 
Wt becxkens schoon vergult hadden verfraeyt, Ga naar voetnoot373-4
375[regelnummer]
Syn sy ghelyck na heurlie staet ghemeyne
 
Gheseten, en hebben den lust ghepaeyt. Ga naar voetnoot375-6 Ga naar voetnoot376
 
 
 
En op dat oock elcx vreucht soudé vermeeren, Ga naar margenoot*
 
Speeldemen daer seer Rhetoryckelyck Ga naar voetnoot378
 
Een tafelspel voor de vrouwen en Heeren: Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Bewijsendé daer mé practyckelyck, Ga naar voetnoot380
 
Hoe goet dat sijn tusschen man en vrouwe,
 
Ghestadicheyt, liefde, goet ende eendracht, Ga naar voetnoot382
 
En den voorspoet die daer door comen souwe,
 
Hebben sy daer figuerlyck voorts ghebracht. Ga naar voetnoot384
 
 
385[regelnummer]
T'weede gherechte was alreé op ghenomen, Ga naar voetnoot385
 
En het bancket hadde langhe ghestaen, Ga naar voetnoot386
[pagina 66]
[p. 66]
 
Dus sijn sy om op te nemen ghecomen, Ga naar voetnoot387
 
Op dat d'ionck volck dansen sou moghen gaen: Ga naar voetnoot388
 
Als die tafels nv al verschouen waren,
390[regelnummer]
Waren terstont die spelieden ghereet, Ga naar voetnoot390
 
Ieghelijck gonck syn conste openbaren,
 
In de ruymé salette lanck en breet. Ga naar voetnoot392
 
 
 
Den tijt die liep soo lichtelycken deure, Ga naar voetnoot393
 
Dat eer sy heur daer voor hadden ghewacht, Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
De clock alree gheslaghen had' een ure,
 
Sy dansendé al noch naer middernacht: Ga naar voetnoot396
 
Hier ommé heeft Ancelbertus die Heeré
 
Seer loffelyck en heuselyck gheleyt
 
De schoone bruyt den bruydegom ter eere,
400[regelnummer]
Te bedde waerts dat voor haer was bereyt.
 
 
 
Ga naar margenoot*Voorts is van daer tgoet gheselschap ghescheyden,
 
En yeghelyck is na syn rust ghegaen, Ga naar voetnoot402
 
Die ionghe Eelmans beleeft, gonghen gheleyden
 
Heur meesterssen om heuren danck tontfaen: Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Des ander daechs hebben sy diesghelycke
 
Met eerlycke ghenuchte heur verheucht, Ga naar voetnoot406
 
Met musick spel, dansen, en Rhetorycke, Ga naar voetnoot407
 
Vrolyck gheweest tsamen met goeder deucht.
 
 
 
En voorts leyden dees twee soo goede leuen Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
In heur houlyck ende eerlycken staet, Ga naar voetnoot410
 
Alle tweedracht was verd' van heur verdreuen, Ga naar voetnoot411
 
En alderley manier van leuen quaet:
 
Soo dat hier in alle de goede menschen
 
Diese kenden seere waren verblyt,
415[regelnummer]
Die heur voerspoet gunden en quamen wenschen,
 
Alle gheluck, salicheyt en profyt.
[tekstkritische noot]9. goet - T goot 10-12. Bij de opgave der Fauten int drucken deur afwesen des Auteurs by comen worden andere rijmwoorden gegeven, voor reg. 10 ghestelt en voor reg. 12 int velt. Ik heb deze wijziging niet overgenomen, aangezien zij het verband tussen reg. 12 en 13 minder natuurlijk maakt 12. verstaen - T verstaen. 20. gheen - T gbeen 21. deuchden - T deucbden
margenoot*
B.j.ro
voetnoot*
Een nadere aanduiding omtrent het gegeven van dit gedicht gaf Jan van der Noot in een Rekweste (van 20 Juni 1592?) aan Borgemeesteren ende schepenen der Stadt van Antwerpen. Hij laat daar Apollo uiteenzetten, hoe Jupiter reeds lang te voren een groot dichter ‘in dese landen’ had beloofd. ‘Dat beloeffde ons Jupiter almachtich anderwerven nou wat badt dan duysent jaer geleden, als Messer' Luciaen de la Nosse, edelman Romain van het oudt Troiaens geslachte hem in Brabant quam nederslagen ende paren met jonckvrouwe Magdaleene van Rinchorst, edel dochter in Brabandt oyck van de oude Troianen, die met den coninck Bavo van Phrigien de groote stadt Belgis in dese landen quam stichten.’ (E.H. Floris Prims, ‘De geschiedenis van Jonker Jan Van der Noot toegelicht door de Antwerpsche Archieven’ - Versl. en Mededelingen der Kon. Vl. Acad. 1929, pag. 632-633). Zie ook hierachter, Bijlage II. Van het grote dichtwerk, aan welks tweede boek dit fragment ontleend zou zijn, is verder niets bekend. Vermoedelijk is het (als zo vaak bij Van der Noot) gebleven bij een groots plan en slechts een aanloop tot verwezenlijking; Messer: Messire, Heer; Romeyn: uit Rome; met twee pausen: in twee afdelingen; Epitalamon: Huwelijksdicht.
voetnoot1
comen tot myn vermeten: mijn stoutmoedig plan volvoeren
voetnoot3
ghemerct dat: aangezien
voetnoot4
voortyden: eertijds
voetnoot5
Clio: Muze van het epos en van de geschiedschrijving
voetnoot6
clergye: wetenschap, kennis
voetnoot7
onna: bij lange na niet
voetnoot8
voldaen: voltooid
voetnoot9
soo: omdat
voetnoot10
in alder voeghen: in alle opzichten; wel ghedaen: schoon
voetnoot11
vroom: kloek; van gronde: van inborst
voetnoot12
verstaen: er van horen
voetnoot13
na: naar
voetnoot14
synen oom syn ontrent: bij zijn oom blijven (blijkbaar had hij bij deze zijn intrek genomen; het fragment geeft omtrent deze oom geen nadere bijzonderheden)
margenoot*
B.j.vo
voetnoot17
ouer wel: uitermate
voetnoot21
verchieren: tooien
voetnoot22
deurghaens: in het algemeen
voetnoot24
weselyck: bevallig; som: sommigen
voetnoot28
eel: edel
[tekstkritische noot]30. edelheyt, - T edelheyt.
54. en - T een 63. hebben - T hebhen
voetnoot33
gheschut: schiettuig, pijl
voetnoot34
vierich deurstraelt: met een vurige pijl doorboord
voetnoot35
van: door; vry: heel
voetnoot36
wiens begryp... ghefaelt: (Cupido) wiens juiste inzicht hem niet in de steek heeft gelaten
voetnoot37
loflyck: voortreffelijk; (hem)... ghestopt hiel: (zich)... verstopt hield
voetnoot39
lancxt waer: langs welke weg; hem: n.l. Luciaen; sonder eenich sorghen: zonder enig gevaar te lopen
voetnoot40
theurder liefden heeft ghedaecht: tot liefde voor haar heeft gedaagd (opgeroepen)
margenoot*
B.ij.ro
voetnoot41
dus: zó
voetnoot42
triumphant: (hier) heerlijk
voetnoot47
in heurder minnen: in liefde voor haar
voetnoot48
meestersse: gebiedster, geliefde; pas: tijdstip
voetnoot51
saen: dadelijk
voetnoot53
by: naar
voetnoot54
haest: weldra
voetnoot56
deur heur: om harentwille
voetnoot58
beghost: begon; saen: weldra
voetnoot60
met goeder spoet: met goed resultaat
voetnoot62
in Griken playsant: in het mooie Griekenland
voetnoot64
triumphant: (hier) heerlijk
margenoot*
B.ij.vo
voetnoot66
heur en heeft my vertoont: aan mij heeft zich voorgedaan
voetnoot69
dies: daarom
voetnoot70
met eendracht: eendrachtig (stoplap)
voetnoot71
heur: zich
[tekstkritische noot]89. (foliëring). B. iij. - T E. iij.
110. desen - T de sen 114-115. T heeft aan het einde van vs. 114 een komma, van vs. 115 een dubbelpunt.
voetnoot78
fyn: trouw
voetnoot82
wt goy ootmoedicheyt: in ware ootmoed
voetnoot84
dese weerdicheyt: dit geluk
voetnoot85
ontfanghen: aannemen
voetnoot86
wilt... verstaen: wil u hiertoe genegen betonen, wil daartoe besluiten
voetnoot87
verstranghen: benauwen
voetnoot88
v liefde: liefde voor u; ontfaen: ontvangen
margenoot*
B.iij.ro
voetnoot90
van: door; frisschen elen man: flinke jonge edelman
voetnoot91
veriolysen: verblijden
voetnoot93
heur: zich; verheuen: geprezen
voetnoot94
van: door
voetnoot95
dies: daarom; by naest: bijna
voetnoot96
versaecht: verschrikt
voetnoot99
borghende siet haer aensicht: verbergende (ziet!) haar gezicht; tot meer reysen: meerdere malen
voetnoot103
als de ghepaste: zoals het behoort
voetnoot104
om taensiene plaisant: aangenaam om te zien
voetnoot106
bekeert: gebracht
voetnoot107
teenen verstercken: om (aan de zaak) kracht bij te zetten
voetnoot108
syn trecxkens.... gheleert: haar zijn kunstgrepen al goed doen ervaren (haar dus ook in liefde doen ontsteken)
voetnoot109
heur verwonderde.... in: verwonderd, verrukt was.... over
voetnoot111
onstack: ontbrandde
margenoot*
B.iij.vo
voetnoot113
goy poose: hele tijd
voetnoot114
fray: schoon
voetnoot115
cloeckicheyt: moed
voetnoot118
wel ghestelt: goed gemaakt
voetnoot119
verclaren: vermelden
voetnoot117-120
De mythische zanger Orpheus slaagde er door zijn betoverend harpspel en zijn gezang in, zijn gestorven vrouw Eurydice uit de onderwereld te verlossen. Onderweg naar de bovenwereld verloor hij haar echter weer door, ondanks het uitdrukkelijk verbod, voortijdig naar haar om te zien
voetnoot120
Plutonis swaer ghewelt: de grote macht van Pluto, de god van de onderwereld
[tekstkritische noot]121. hoewel - T hoe wel 127. ontfuncken - T ontfuncken,
148-149. T heeft een dubbelpunt achter spot en geen leesteken achter segghende 164. gheborst - T ghebost
voetnoot122
v redenen belegghen: uw woorden inkleden
voetnoot125
heur mocht laten duncken: zich zou kunnen gaan verbeelden
voetnoot127
mocht ontfuncken: (in liefde) zou kunnen ontbranden
voetnoot121-128
In deze strofe ontbreekt een hoofdzin. De gedachtengang breekt na vs. 128 af, om in de volgende strofe in een geheel nieuwe zinsconstructie weer te worden opgevat
voetnoot128
moru: zwak, weerloos; crancken: armzalige, (hier:) ongefundeerde
voetnoot129
hem seluen: zichzelf
voetnoot130
verstaen: weten; dat: dat het
voetnoot132
fier ghelaet: trotse manier van doen
voetnoot134
saen: schielijk; ghering': snel
voetnoot135
ghelaet: manier van doen; versiert onderwysen: geveinsde, niet gemeende toespraak
voetnoot136
om v ghenoechte: ter wille van uw eigen pleizier
margenoot*
B.iiij.ro
voetnoot140
slechte: onnozele, eenvoudige
voetnoot142
dies: waardoor; heur: zich (ook in de volgende regel)
voetnoot143
verdoouen: beetnemen
voetnoot145
met goy manieren: op gepaste wijze
voetnoot147
teenen: tot een; als de goedertieren: met edele gezindheid
voetnoot148
wt spot: uit gekheid
voetnoot150
mogen: kunnen
voetnoot152
gheueystheyt: geveinsdheid
voetnoot153
v liefde reene: de oprechte liefde voor u
voetnoot156
lyf: leven
voetnoot157
meestersse: meesteres
voetnoot160
gherieft: ter wille zijt
margenoot*
B.iiij.vo
voetnoot163
die tyt: toentertijd; gheseten: gevestigd
voetnoot164
ontrent: in de nabijheid van; eel: edel; wel gheborst: van edele inborst
[tekstkritische noot]186. T ter myn
187. T mak en 188. T huysurouw e
voetnoot165
wt trouwen: in alle oprechtheid
voetnoot166
sin: begeerte; heur had verclaert: haar had gesproken van
voetnoot168
heuren sin: haar gezindheid
voetnoot170
der eeren: (deze genitief hangt af van weerdich)
voetnoot172
propoost: voornemen; persisteert: volhardt
voetnoot173
eerlycken: op de wijze die betaamt; (my) doen versoeken: om mijn hand laten vragen
voetnoot174
discreet: oordeel des onderscheids bezittende
voetnoot175
vercloecken: stoutmoedigheid, durf
voetnoot176
begryp: verstand, inzicht; voortstellen fyn: hoffelijk aanzoek
voetnoot177
niet: niets
voetnoot178
goy: goed
voetnoot179
te voren legghen: voorleggen, aanraden
voetnoot180
syt: zij het; neerstich: ijverig
voetnoot184
voorts varen als minnaer coen: als een onverschrokken minnaar voortgaan, doen wat verder nodig is
margenoot*
[B.5.ro]
voetnoot185
te gheraken: te verkrijgen (het object vindt men in reg. 188, die tevens object is van de bijzin uit reg. 187)
voetnoot187
diet noch... maken: (vrienden) die het eerlang nog wel zó zullen doen worden
voetnoot190
orlof: afscheid
voetnoot191
de: deed; de Heeren: nl. de (overige) gasten; met accorden: eensgezind (dus: allen)
voetnoot192
Het middernachtelijk uur, waarvan zij zich nu eerst bewust worden, wekt bij de gelieven zoete verlangens en verwachtingen op voor later
voetnoot193
costen: konden; heur: zich
voetnoot194
al: in zijn volle omvang; te voren quam: voor de geest kwam
voetnoot195
goet: eerzaam
voetnoot196
clam: opklom, opkwam
voetnoot197
soo haest: zodra; heur: zich
voetnoot198
begost: begon; meser: messer, de Heer
voetnoot199
Phebus: (hier als zonnegod, dus:) de zon; dees ryken: deze gebieden, deze aarde; verschoonen: mooi maken
voetnoot200
recht voort: aanstonds
voetnoot203
gonck: ging
voetnoot204
bediet: medegedeeld
voetnoot205
verstonde: vernam
voetnoot207
met eenen heusschen monde: met wellevende woorden
voetnoot208
wt goy deucht: uit oprechte welwillendheid
[tekstkritische noot]214. alleen, - T alleen
247. maecte - T maeccte
margenoot*
[B.5.vo]
voetnoot209
voor: boven
voetnoot210
den Marcgrave: vgl. hierachter, Bijlage II
voetnoot211
vermonden: meedelen
voetnoot212
verstaen: opnemen
voetnoot213
teenen bequamen tyde: op een geschikt moment
voetnoot214
vant: vond
voetnoot216
dat: dat het
voetnoot217
Ancelbertus: de Markgraaf; verstaende: horende
voetnoot218
hebben: hebben (deze zaken)
voetnoot219
wel wel: heel goed; vry: gerust
voetnoot220
ouerlang': reeds lang
voetnoot222
heb ick wel ghesien: draag ik hoge achting toe
voetnoot225
vernemen: onderzoeken; leuen: beleven
voetnoot227
gheuen: n.l. als bruidsschat
voetnoot229
als: alles; gheaduerteert: op de hoogte gebracht
voetnoot232
hy: Luciaen; synen staet ouerbrocht: over zijn positie inlichtingen verschaft
margenoot*
[B.6.ro]
voetnoot234
heur: zich
voetnoot236
sloten: besloten tot, stelden vast
voetnoot237
in somma: kort en goed; ghesloten: besloten
voetnoot238
gheordineert: vastgesteld
voetnoot240
ongheblameert: zonder enige blaam.
voetnoot241
Io: klassieke uitroep van vreugde of smart; Pean: bijnaam voor Apollo (Io Pean: klassieke vreugderoep)
voetnoot242
Hiemen: Hymen, de god van het huwelijk
voetnoot244
perycklen: gevaren; dangier: zwarigheid
voetnoot245
Dryaden: boomnimfen
voetnoot246
diligent: bedrijvig
voetnoot247
deen: de een; hoykens: (hier:) bloemkransen
voetnoot248
Floras, en Sephirus present: het geschenk van de godin der bloemen en de god van de milde Westenwind, n.l. voorjaarsbloemen
voetnoot250
playsant: mooi
voetnoot251
taefreelen: schilderijen
[tekstkritische noot]263. trouwen - T trouwem
voetnoot253
lustichlyck: schoon; besteken: (door insteking) versierd
voetnoot254
meyen: bloeiende meitakken
voetnoot256
verchiert: versierd
margenoot*
[B.6.vo]
voetnoot257
Phebus claer: de stralende zon(negod)
voetnoot259
met grooter eeren: met grote waardigheid
voetnoot260
ootmoedelyck: bescheiden; sonder ghelach: ernstig, waardig
voetnoot262
gent: edel, bevallig
voetnoot265
voor heur quammer: voor haar kwam er, voor haar uit ging; goy groote partye: flinke stoet
voetnoot266
Constenaers: (hier:) muzikanten; makende groot iolyt: grote vreugde bedrijvende
voetnoot268
opt rustichste.... dien tyt: zo mooi als in die tijd maar mogelijk was
voetnoot269
met goy manieren: zoals het behoort
voetnoot273
op dander sy: van de andere kant; lustich: bevallig
voetnoot274
fris ende triumphant: jeugdig-flink en heerlijk-schoon
voetnoot275
verselt: vergezeld; tot synder vromen: tot zijn voordeel, te zijner eer
voetnoot276
eelmans: edellieden; playsant: aangenaam, aantrekkelijk
voetnoot277
rustelyck: rustig, waardig; ghestreken: geschreden
voetnoot279
soo wel: zozeer
margenoot*
[B.7.ro]
voetnoot282
tamelyck: passend
voetnoot284
hy.... bereet: terwijl hij aldus gereed stond (absolute constructie)
voetnoot287
reyn niet om verschoonen: onovertrefbaar schoon
voetnoot288
bekent: (hier een stoplap) verstandig, beroemd
voetnoot290
vergeert: (samen) gekomen
voetnoot291
vraechde: ondervraagde, zijn vragen stelde; goedertieren: (hier) vriendelijk
voetnoot292
vercleert: verklaard
voetnoot293
met danck: vrijwillig
voetnoot294
vry: vrijelijk
voetnoot295
deur heurlie tonghen: door middel van (op grond van) hun eigen verklaring
[tekstkritische noot]298. hebt - T heht 305. Adieu, reyn maecht, - T Adieu reyn maecht, 313. gheensins - T ghrensins
342. instrumenten - T iustrumenten
voetnoot297
ay-my: wee mij, ach
voetnoot299
hant: (hier voor) macht
margenoot*
[B.7.vo]
voetnoot307
dorft: behoeft; vry: waarlijk
voetnoot308
touwaerts wel gheneycht: u zeer welgezind
voetnoot309
wt reynder ionsten: uit oprechte genegenheid
voetnoot311
heel v: geheel de uwe; consten: vermogens
voetnoot312
dies: daarom; bat: des te meer
voetnoot313
ghy en dorft niet beclaghen: gij behoeft niet te beklagen; vry: gerust, werkelijk
voetnoot315
Volgens de gewoonte der Franse Renaissancisten doet Van der Noot met aanhalingstekens de regels uitkomen, waarin een algemeen geldende spreekwoordelijke waarheid is uitgedrukt
voetnoot316
weerdigher vermaert: prijzenswaardiger
voetnoot317
slechte: slechts
voetnoot319
haer daer af beroemen: zich daarop beroemen
voetnoot320
der vruchtbaerheyt.... behoort: aan de vruchtbaarheid komt veel meer lof toe
voetnoot323
tot synen ceure: naar zijn smaak, naar zijn keuze
voetnoot321-324
Dezelfde gedachte verwerkt Van der Noot in zijn Ode naar Ronsards ‘Ode à Cassandre’ (zie pag. 81-82)
voetnoot324
ghebruyck: geniete; iolyt: vreugde
voetnoot326
playsant: schoon
voetnoot327
moecht: kunt; goy: goede
voetnoot328
elen man triumphant: schitterende edelman
margenoot*
[B.8.ro]
voetnoot329
Mercurialiste gheesten: dienaars van Mercurius als uitvinder van de lier (bedoeld worden: de muzikanten)
voetnoot331
minsten met den meesten: iedereen zonder uitzondering
voetnoot332
vroe: vrolijk
voetnoot334
toeghemaect: in gereedheid gebracht
voetnoot335
als de principale: als aanzienlijkste (gast)
voetnoot336
versaect: weigert
voetnoot337
goy parture: een goede, hem waardige danspartner
voetnoot340
nae: behoort bij volghende (navolgende)
voetnoot341
wel: goed, mooi
[tekstkritische noot]368. fyn en som - T fyn, som (onder de ‘Fauten’ verbeterd) 374. becxkens - T beecxkens
voetnoot343
lochtelyck: licht en gemakkelijk; met blyden ghelate: met blijde manier van doen, blij
voetnoot345
was seer neerstichlyck gheneghen: was vurig geneigd, was er ijverig op gespitst
voetnoot347
yeghelycx ionste: ieders genegenheid
voetnoot349
prys: lof, eer
voetnoot350
goet en moet: uiterlijke en innerlijke zegen
voetnoot352
eel: edel
margenoot*
[B.8.vo]
voetnoot353
te wyle: terwijl
voetnoot354
Phebus claer: de stralende zon(negod)
voetnoot355
hem: zich
voetnoot356
bruyn: donker
voetnoot357
heur: zich
voetnoot359
Phebé: de maan(godin); verschoonen: mooi maken
voetnoot360
Hesperus: de avondster
voetnoot362
salet': vertrek, zaal
voetnoot364
maken goy chier: goede sier maken; drincken eenen wt: een glas gebruiken
voetnoot365
reyne: keurig
voetnoot367
coppen: bekers
voetnoot368
som: sommige
voetnoot369
doen: toen; wyse: gewoonte
voetnoot370
voort ghebracht: opgediend; wyt en breet: (behoort bij schotelen)
voetnoot371
wel ghecockte: goed toebereide (gekookt, gebraden of gebakken)
voetnoot372
met eendracht: bij elkaar
voetnoot373-4
heur hadden verfraeyt: zich hadden verfrist; fonteyne: water; becxkens: wasbekkens, voor het wassen van de handen
voetnoot375-6
syn gheseten: zijn gaan zitten; ghelyck na.... ghemeyne: allen overeenkomstig hun rang en stand
voetnoot376
den lust ghepaeyt: de eetlust bevredigd
margenoot*
C.j.ro
voetnoot378
Rhetoryckelyck: op de wijze der Rederijkers
voetnoot379
tafelspel: toneelstukje tijdens de maaltijd opgevoerd
voetnoot380
practyckelyck: metterdaad
voetnoot382
ghestadicheyt: trouw; goet: goede behandeling
voetnoot384
figuerlyck: zinnebeeldig; voorts ghebracht: vertoond
voetnoot385
T'weede: (voor:) 't tweede
voetnoot386
ghestaen: geduurd
[tekstkritische noot]399. bruydegom - T bruydegom,
voetnoot387
op te nemen: (de tafels) weg te nemen
voetnoot388
moghen: kunnen
voetnoot390
spelieden: speellieden
voetnoot392
salette: vertrek, zaal
voetnoot393
liep deure: verliep; lichtelycken: snel
voetnoot394
heur daer voor hadden ghewacht: daarop verdacht waren
voetnoot396
al noch: nog steeds; naer: na
margenoot*
C.j.vo
voetnoot402
na: naar
voetnoot404
meesterssen: aanbedenen; tontfaen: te ontvangen
voetnoot406
met eerlycke.... verheucht: zich vermaakt met gepaste genoegens
voetnoot407
Rhetorycke: rederijkersvertoningen
voetnoot409
soo goede leuen: zulk een deugdzaam leven (het hierbij behorende consecutieve ‘dat’ volgt eerst in reg. 413)
voetnoot410
eerlycken staet: eerbare (huwelijks)staat
voetnoot411
verd': verre.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Het theatre oft toon-neel

  • Het bosken en Het theatre


auteurs

  • W.A.P. Smit