Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bosken en Het theatre (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bosken en Het theatre
Afbeelding van Het bosken en Het theatreToon afbeelding van titelpagina van Het bosken en Het theatre

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.14 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Editeur

W.A.P. Smit



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bosken en Het theatre

(1979)–Jan van der Noot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Ga naar margenoot*Aen den H. Vander Noot, Heere van Carloo. &c. Ga naar voetnoot*

Ode.
[Voor versregels in bedoelde volgorde: aant.]

D'eerste strophe.
 
Wat de mensen bedryuen
 
Van loffelycke daden
 
In stryden oft in raden, Ga naar voetnoot3
 
Het moet vergheten blyuen, Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Den tyt verwinnet al: Ga naar voetnoot5
 
Men mach veel deur Tropheen Ga naar voetnoot6
 
Den mensch' noch wat doen leuen,
 
Nae syn doot, met verheuen
 
Colomnen fraey besneen, Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Maer tcrycht al eenen val: Ga naar voetnoot10
 
Want den tyt can d'oblisken
 
D'anticken d'Arabisken, Ga naar voetnoot12
 
Doen vallen met gheschal. Ga naar voetnoot13
Antistrophe.
 
Alleen de Musen schoone
15[regelnummer]
De menschen als sy steruen Ga naar voetnoot15
 
Den tyt te spyte verweruen
 
Eewighen lof te loone
 
En eenen goeden naem,
 
Deur het gheleert ontfouwen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van eenighe Poeten,
 
Dié als goede Propheten
 
De goy leuende houwen Ga naar voetnoot22
 
Deur heur veerskens bequaem Ga naar voetnoot23
 
Ghelyckmen dat mach mercken Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Aen heur gheleerde wercken Ga naar voetnoot25
 
En schriften sonder blaem. Ga naar voetnoot26
Epode.
 
O ghesusters eersame Ga naar voetnoot27
 
Die ontrent de fonteyne Ga naar voetnoot28
 
Phegasis op de pleyne Ga naar voetnoot28-29 Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
V verblyt sonder blame Ga naar voetnoot30
 
Met Phebus minioot, Ga naar voetnoot31
 
Gheeft dat ick op myn liere
 
Mach singhen deur v ionste Ga naar voetnoot33
 
Nae der Poeten conste Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Den lof en eere schiere Ga naar voetnoot35
 
Van eenen Vander Noot.
[pagina 98]
[p. 98]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

2. Strophe.
 
O Brabant moeder schoone,
 
Gheluckich en vruchtbare
 
Van een gheleerde schare,
40[regelnummer]
Een vroem volck, neemt de croone, Ga naar voetnoot37-40
 
Die Vander Noot v gheeft:
 
Dewelcke hy met den sweerde
 
Ghewonnen heeft in stryden,
 
Ga naar margenoot*Springhende sonder myden, Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Cloeckmoedich vanden peerde,
 
(Dies menich Francois beeft) Ga naar voetnoot46
 
Om Egmont synen Heere
 
Te helpen in syn eere, Ga naar voetnoot48
 
Die nv deur hem noch leeft. Ga naar voetnoot49
Antistrophe.
50[regelnummer]
Egmont was seer cloecmoedich,
 
Sterck en bequaem van iaren Ga naar voetnoot51
 
In de Fransoyssche scharen,
 
(Die hy deurwonde bloedich)
 
Ghereden alsoo diep
55[regelnummer]
Dat hy hem vont besloten, Ga naar voetnoot55
 
En omringhelt al omme Ga naar voetnoot56
 
Van een seer groote somme Ga naar voetnoot57
 
Fransoysen, onuerdroten. Ga naar voetnoot58
 
Vander Noot (die hem riep, Ga naar voetnoot59
Ronsard.
 
(uit: Ode IX van La Victoire de Guy de Chabot)
 
O France, mere fertile
 
D'vn peuple à la guerre vtile,
 
Terre pleine de grand heur,
 
Pren ceste douce couronne
 
Que Chabot pour son voeu donne
 
Au temple de ta grandeur:
 
Lequel ains que son espee
 
Au sang haineux fust trempee... etc.
 
(Strophe I, vs. 1-8)
 
(Laumonier, II, pag. 114)
[pagina 99]
[p. 99]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

60[regelnummer]
Goeden moet myn goet Heere,
 
Wy cryghen prys en eere) Ga naar voetnoot61
 
Alleene met hem liep. Ga naar voetnoot62
Epode.
 
Ghelyckmen siet twee Leeuwen
 
Dat als sy syn bespronghen, Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En seer ras ouerdronghen: Ga naar voetnoot65
 
Met iuychen en met schreewen,
 
Van veel landt lieden grof, Ga naar voetnoot67
 
Ga naar margenoot*Die heur met scherpe pyken Ga naar voetnoot68
 
Met bussen, boghen, stauen, Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Willen dooden en strauen, Ga naar voetnoot70
 
Den boeren niet en wycken,
 
Maer heur weeren met lof, Ga naar voetnoot72
3. Strophe.
 
Alsoo sachmen dees Heeren
 
Inde Fransoyse benden
75[regelnummer]
Menighen Fransoys schenden, Ga naar voetnoot75
 
En verslaghen met eeren, Ga naar voetnoot76
 
Cloeckmoedich onuersaecht.
 
Ten lesten viel ter eerden
 
Deur veel wonden en keruen
80[regelnummer]
Egmonts peert d'welck most steruen:
 
De ruyters hem aenueerden, Ga naar voetnoot81
 
En hebben hem gheuraecht:
 
Wilt v gheuanghen gheuen,
 
Want v peert isser bleuen, Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
En ghy vint v gheplaecht. Ga naar voetnoot85
Antistrophe.
 
Merct nv een stuck van trouwen, Ga naar voetnoot86
 
Weerdich te syn ghepresen,
 
Een stuck datmen by desen Ga naar voetnoot88
 
Soo lofweerdich mach houwen,
90[regelnummer]
Alsser oyt is gheschiet.
 
Als Vander Noot beuonde Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot91
 
Dat Egmont was te voete
 
Deur syns peerts doot onsoete, Ga naar voetnoot93
 
Sprack hy met heussen monde: Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Gheselle en vreest toch niet
 
En wilt hierom niet suchten,
 
Maer sprinct hier sonder duchten
 
Op myn peert, tis v siet. Ga naar voetnoot98
Epode.
 
Hy spronck van synen peerde,
100[regelnummer]
Niet vreesende de crachte
 
Van het Fransoys gheslachte: Ga naar voetnoot101
 
Egmont sadt op met veerde, Ga naar voetnoot102
 
O ghetrou en stout werck!
 
En voorts heeft hy ghegrepen Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Dees peerts steert metten hander
 
In spyte der vyanden,
 
Dwelck hem heeft wt gheslepen, Ga naar voetnoot107
 
Vechtendé euen sterck.
[pagina 100]
[p. 100]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

4. Strophe.
 
Hy heeft met wysen sinne Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Des peerts steert ras ghebonden
 
Om den slincken vol wonden, Ga naar voetnoot111
 
En vocht tsynen ghewinne Ga naar voetnoot112
 
Sterck met syn rechte hant.
 
Ghelyck twee stercke winden
115[regelnummer]
Ga naar margenoot*Door eenen boomgaert groene
 
Met seer snellen fatsoene, Ga naar voetnoot116
 
Vlieghende ende soo schynden Ga naar voetnoot117
 
De vruchten abondant, Ga naar voetnoot118
 
Soo sachmen dees twee loopen,
120[regelnummer]
En omworpen met hoopen Ga naar voetnoot120
 
Tfrans volck aen elcken cant.
Antistrophe.
 
Te wyl dat dees twee vochten,
 
Quamen aen de Boergoensche, Ga naar voetnoot123
 
En sloeghen de Gaschoensche Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Die sy soo tonder brochten,
 
Ghelyck de cat de muys:
 
Veel werdender gheuanghen,
 
Oock verdronckender veele,
 
De rest' vloet wt den spele Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Benaut deur het verstranghen, Ga naar voetnoot130
 
Seer beschadicht nae huys: Ga naar voetnoot131
 
Soo sy oock hadden gheuaren Ga naar voetnoot132
 
Ouer twee halué Iaren Ga naar voetnoot133
 
Dit meyneedich ghespuys,
Epode.
135[regelnummer]
Als sy meynden t'ontsetten
 
Sinte Quintens beleghen Ga naar voetnoot136
 
Daer sy ooc de neerlaeg' creghen,
 
En daer heur fraey Cadetten Ga naar voetnoot138
 
Gheuanghen werden meest: Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En corts daer nae verloren Ga naar voetnoot140
 
De stat die sy soo presen, Ga naar voetnoot141
 
En Chattelet by desen
 
Han, en ander vercoren, Ga naar voetnoot142-143 Ga naar voetnoot143
 
Voor heur een droeue feest.
5. Strophe.
145[regelnummer]
O Vander Noot, te rechte
 
Hebt ghy hier connen toonen
 
Voor soo veel vroem persoonen, Ga naar voetnoot147
 
Dat hier niet van de slechte
 
En syt ghesproten ghy: Ga naar voetnoot148-149
150[regelnummer]
Ghy hebt hier wel doen blycken
[pagina 101]
[p. 101]
 
Dat ghy (vry van onuromen) Ga naar voetnoot151
 
Den oorspronck hebt ghenomen
 
In de neerlantsche rycken, Ga naar voetnoot153
 
Van een eel gheslacht vry. Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Dwelck ouer duysent Iaren, Ga naar voetnoot155
 
Hem in Brabant quam paren Ga naar voetnoot156
 
Met een eel vrouwe bly. Ga naar voetnoot155-157
Antistrophe.
 
Waer af dat syn ghesproten Ga naar voetnoot158
 
Soo veel goy edel Heeren, Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Die vol vromen en eeren Ga naar voetnoot160
 
De deucht vry onuerdroten Ga naar voetnoot161
 
Altyt hebben ghesocht.
 
Ga naar margenoot*Onder welck' syn gheuonden
 
Soo veel wyse gheleerdé,
165[regelnummer]
Vroomé, goedé, gheeerdé, Ga naar voetnoot165
 
Die des lants t'allen stonden,
 
Voorspoet hebben ghewrocht: Ga naar voetnoot166-167
 
Som synde Cancellieren, Ga naar voetnoot168
 
Raetsheeren goedertieren, Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Borghemeesters wel bedocht. Ga naar voetnoot170
Epode.
 
Som ruyters, Capiteynen,
 
Ridders en offichieren, Ga naar voetnoot172
 
Die in alder manieren
 
In de Brabantsche pleynen Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Heerlyck hebben ghebout, Ga naar voetnoot175
 
En hebben tallen stonden
 
Dorpen ende Casteelen,
 
En steden voor heur deelen, Ga naar voetnoot178
 
Leenen en vaste gronden
180[regelnummer]
Ghehadt, en oock schoon gout.
6. Strophe.
 
My is hier wel ghegheuen
 
Stoffe schoon om te prysen, Ga naar voetnoot182
 
Na de Thebaensche wysen, Ga naar voetnoot183
 
Met myn veerskens verheuen,
185[regelnummer]
Dit goet edel gheslacht,
 
Maer om dat ick ghesproten
 
Ben van dit self gheslachte Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot187
 
Wil ick met alder machte
 
My myden vande Nooten
190[regelnummer]
Te prysen nae myn macht, Ga naar voetnoot189-190 Ga naar voetnoot190
 
Want het en sou niet veughen Ga naar voetnoot191
 
Dat ick na myn ghenughen Ga naar voetnoot192
 
Hier toonen sou myn cracht.
Antistrophe.
 
Alleen heb ick ghesworen
195[regelnummer]
Te singhen sonder letten Ga naar voetnoot195
[pagina 102]
[p. 102]
 
Op tgheclanck der trompetten,
 
De schoon daet wtuercoren
 
Van myn Heer van Carloo.
 
Op dat den tyt der Iaren
200[regelnummer]
Niet en soude verteeren
 
Den lof niet om vercleeren Ga naar voetnoot201
 
Die weert sonder beswaren Ga naar voetnoot202
 
Is datmen hem sing' soé, Ga naar voetnoot203
 
Om syn stout edel herte,
205[regelnummer]
Dwelck altyt vliet de smerte
 
Der schanden eens herts bloó. Ga naar voetnoot205-206
Epode.
 
En op dat de Neerlanden
 
Oock moghen sien en weten
 
Dat ick Phoebus secreten Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Myn vyanden ter schanden
 
In heur ierst heb gebrocht, Ga naar voetnoot211
 
Singhendé op de wyse Ga naar voetnoot212
 
Der Grieken en Romeynen,
 
Nae Horaciums meynen, Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
En na Pindarus ghyse, Ga naar voetnoot215
 
Dit werck dus heb volbrocht. Ga naar voetnoot216
Ronsard.
 
(uit: Ode IV A Madame Margverite)
 
Afin que la Nymphe voye
 
Que mon luth premierement
 
Aux François monstra la voye
 
De sonner si proprement:
 
Et comme imprimant ma trace
 
Au champ Attiq' & Romain,
 
Callimaq' Pindare, Horace
 
Ie déterray de ma main.
 
(Laatste Epode, vs. 89-96).
 
(Laumonier, II, pag. 101)
[tekstkritische noot]31. minioot, - T minioot.
margenoot*
F.j.vo
voetnoot*
H.: Heere; Vander Noot, Heere van Carloo. &c.: Kasper van der Noot, wiens hier bezongen wapenfeit in de slag bij Grevelingen (1558), waar Egmond de Fransen versloeg, verder niet bekend is. Later nam hij deel aan het Verbond der Edelen. In 1568 deed hij een mislukte poging om Alva in het klooster van Groenendaal op te lichten; ook was hij bij het leger van de Prins dat in dit jaar over de Maas Brabant binnenviel. Waarschijnlijk sneuvelde hij in 1573 bij een poging tot ontzet van Haarlem (vgl. Vermeylen, pag. 159)
voetnoot3
in stryden oft in raden: als krijgsman of als overheidspersoon
voetnoot4
vergheten blyuen: vergeten raken
voetnoot5
den tyt verwinnet al: de tijd overwint alles, doet alles verdwijnen
voetnoot6
mach: kan; veel: veelal, dikwijls; Tropheen: zege- en gedenktekens
voetnoot9
colomnen fraey besneen: fraai met reliëfwerk versierde zuilen
voetnoot10
al: alles
voetnoot12
d'anticken: de antieke bouwwerken(?); d'Arabisken: de Arabische bouwwerken(?) (Van der Noot wil blijkbaar zeggen: de Egyptische, Grieks-Romeinse en Arabische monumenten ter ere van bepaalde personen of feiten)
voetnoot13
gheschal: geraas
voetnoot15
de menschen: (datief!)
margenoot*
F.ij.ro
voetnoot19
het gheleert ontfouwen: de kundige uiteenzetting
voetnoot22
de goy: de goeden, de verdienstelijken; leuende houwen: (nl. in de herinnering van het nageslacht)
voetnoot23
veerskens bequaem: welluidende verzen
voetnoot24
mach: kan
voetnoot25
gheleerde: naar de regelen der kunst samengestelde
voetnoot26
schriften sonder blaem: voortreffelijke geschriften
voetnoot27
ghesusters eersame: de Muzen
voetnoot28
ontrent: in de nabijheid van
voetnoot28-29
de fonteyne Phegasis: de door het dichterpaard Pegasus met een hoefslag veroorzaakte dichterbron Hippokrene
voetnoot29
pleyne: vlakte
voetnoot30
sonder blame: op edele wijze
voetnoot31
Phebus: Apollo, de god der dichtkunst en leider der Muzen; minioot: bevallig, liefelijk
voetnoot33
deur v ionste: door uw gunst
voetnoot34
nae: naar
voetnoot35
schiere: aanstonds, nu
[tekstkritische noot]40. volck, - T volck 42. sweerde - T sweerde.
voetnoot37-40
O Brabant, schone moeder, die gelukkig zijt en vruchtbaar in het voortbrengen van een groot aantal dichters (een gheleerde schare) en van een dapper volk, neem gij de lauwerkrans aan....
margenoot*
F.ij.vo
voetnoot44
sonder myden: onverwijld
voetnoot46
Francois: Fransman
voetnoot48
in syn eere: in zijn waardigheid als legeraanvoerder
voetnoot49
die: nl. Egmont
voetnoot51
bequaem van iaren: op de juiste leeftijd, (hier:) in de kracht van zijn jaren
voetnoot55
hem vont besloten: zich ingesloten vond
voetnoot56
omringhelt: omsingeld
voetnoot57
van: door; somme: aantal
voetnoot58
onuerdroten: zonder daardoor de moed te verliezen (behoort bij hy uit reg. 55)
voetnoot59
riep: toeriep
[tekstkritische noot]72. lof, - T lof. 74. benden - T benden. 81. ghevraecht: - T ghevraecht
94. monde: - T monde
voetnoot61
prys: roem
voetnoot62
alleene met hem liep: bevond zich alleen bij hem
voetnoot64
bespronghen: aangevallen
voetnoot65
ras: plotseling; ouerdronghen: in het nauw gebracht
voetnoot67
van: door; grof: ruw
margenoot*
F.iij.ro
voetnoot68
pyken: pieken
voetnoot69
bussen: vuurroeren; stauen: stokken
voetnoot70
strauen: straffen, (hier:) wonden
voetnoot72
heur weren met lof: zich moedig verweren
voetnoot75
schenden: letsel toebrengen
voetnoot76
verslaghen: verslaan, doden
voetnoot81
aenueerden: aanvielen
voetnoot84
isser bleuen: is gedood
voetnoot85
gheplaecht: in 't nauw gebracht
voetnoot86
een stuck van trouwen: een staaltje van trouw
voetnoot88
by desen: bovendien
margenoot*
F.iij.vo
voetnoot91
beuonde: bemerkte
voetnoot93
onsoete: gewelddadige
voetnoot94
met heussen monde: hoffelijk
voetnoot98
tis v siet: zie, het is voor u
voetnoot101
het Fransoys gheslachte: de Fransen
voetnoot102
sadt op met veerde: sprong snel te paard
voetnoot104
hy: nl. Van der Noot
voetnoot107
wt gheslepen: uit het gevecht gesieept
[tekstkritische noot]110. ghebonden - T ghewonden (wat echter onder de ‘Fauten’ verbeterd wordt, zij het ook dat daar abusievelijk de ‘5. sye’ van de lettre F’ wordt vermeld in plaats van de ‘6. sye’) 112. ghewinne - T ghewinne, 118. abondant, - T abondant. 122. vochten - T voechten
134. ghespuys, - T ghespuys.
voetnoot109
met wysen sinne: met schrander verstand
voetnoot111
den slincken: de linkerhand
voetnoot112
tsynen ghewinne: tot zijn voordeel
margenoot*
F.iiij.ro
voetnoot116
met seer snellen fatsoene: op zeer snelle wijze
voetnoot117
ende soo schynden: (lees:) ende die soo schynden (= vernielen)
voetnoot118
abondant: overvloedig
voetnoot120
omworpen: omver werpen
voetnoot123
de Boergoensche: de Bourgondiërs, (hier voor:) de soldaten van Philips II als Bourgondische Habsburger
voetnoot124
sloeghen: verdreven; de Gaschoensche: de Fransen
voetnoot129
vloet wt den spele: vlood uit de strijd
voetnoot130
het verstranghen: de overweldiging
voetnoot131
beschadicht: gehavend; nae: naar
voetnoot132
soo sy oock hadden gheuaren: zoals het hun ook was gegaan
voetnoot133
ouer twee halué Iaren: vóór een jaar (nl. in de slag bij St. Quentin)
voetnoot136
Sinte Quintens beleghen: het belegerde St. Quentin
voetnoot138
fraey Cadetten: pronkerige adellijke jonge officieren
margenoot*
F.iiij.vo
voetnoot139
meest: merendeels
voetnoot140
corts daer na: kort daarop
voetnoot141
presen: hoogschatten
voetnoot142-143
Chattelet, Han: plaatsen, die eveneens door de Spanjaarden en Nederlanders op de Fransen werden veroverd (Hooft vermeldt nog: ‘Nojon, Chauly en andere’)
voetnoot143
ander vercoren: andere, hun dierbare sterkten
voetnoot147
vroem: dappere
voetnoot148-149
dat gij niet van geringe afkomst zijt
[tekstkritische noot]176. Onder de ‘Fauten’ wordt deze regel gewijzigd in: ‘en hebben dies torconden’ 189. vande Nooten - T vande Nooten.
voetnoot151
vry van onuromen: vrij van ongeluk, (dus:) gelukkig
voetnoot153
rycken: gebieden
voetnoot154
eel: edel; vry: edelgeboren
voetnoot155
ouer: vóór
voetnoot156
hem: zich
voetnoot155-157
Vgl. wat Van der Noot daarover zegt in zijn gedicht ‘De Vrijagie ende het houwelyck van Messer Luciaen dela Noce’ op pag. 57 vlgg., en Bijlage II
voetnoot158
waer af: uit wie (nl. de gehuwden uit reg. 154-157)
voetnoot159
goy: goede, dappere
voetnoot160
vromen: moed
voetnoot161
vry: zeer
margenoot*
[F.5.ro]
voetnoot165
gheeerdé: geëerde
voetnoot166-167
die altijd in het belang van het land werkzaam zijn geweest
voetnoot168
som.... som (171): sommigen.... anderen
voetnoot169
goedertieren: edel(aardig)
voetnoot170
wel bedocht: bedachtzaam
voetnoot172
offichieren: ambtenaren
voetnoot174
pleynen: velden
voetnoot175
heerlyck hebben ghebout: als grote heren hebben gewoond
voetnoot178
voor heur deelen: in hun bezit
voetnoot182
om te prysen: (het object is ‘dit goet edel gheslacht’, r. 185)
voetnoot183
na de Thebaensche wysen: in de vorm van een ode (Pindaros van Thebe was de grote oden-dichter der Oudheid)
margenoot*
[F.5.vo]
voetnoot187
dit self: dit zelfde
voetnoot189-190
my myden vande Nooten te prysen: mij er van onthouden de Nooten (de Van der Nooten) te prijzen
voetnoot190
nae: naar
voetnoot191
veughen: voegen, passen
voetnoot192
na myn ghenughen: naar welgevallen
voetnoot195
sonder letten: zonder mankeren
voetnoot201
niet om vercleeren: onovertrefbaar (in glans)
voetnoot202
sonder beswaren: zonder dat men het daarover oneens kan zijn
voetnoot203
soé: zo, aldus
voetnoot205-206
vliet de smerte.... bloó: vlucht voor de pijn der schande, die een laf hart veroorzaakt
voetnoot209
Phoebus secreten: de geheimen van Phoebus Apollo, de god der dichtkunst, (hier voor:) de poëzie
voetnoot211
in heur: nl. in de Nederlanden; ierst: als eerste
voetnoot212
(lees: en dat ick singhendé op de wyse...)
voetnoot214
nae Horaciums meynen: naar de wijze van Horatius (de grote odendichter der Romeinen)
voetnoot215
na Pindarus ghyse: naar de wijze van Pindaros (de grote oden-dichter der Grieken)
voetnoot216
dus: aldus.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Het theatre oft toon-neel

  • Het bosken en Het theatre


auteurs

  • W.A.P. Smit