Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bosken en Het theatre (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bosken en Het theatre
Afbeelding van Het bosken en Het theatreToon afbeelding van titelpagina van Het bosken en Het theatre

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.14 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Editeur

W.A.P. Smit



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bosken en Het theatre

(1979)–Jan van der Noot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 232]
[p. 232]

Ga naar margenoot*Tot den leser.

1Hoe wel dat den vernuftighen Leser doer die bequaemheyt 2 ende neersticheyt die den Poët gebruyct heeft int beschrijuen Ga naar voetnoot2 3 deser synder visioenen oft ghesichten, ende dat noch meer 4 doer dat hyse soo constich voor ooghen ghefigureert siet, Ga naar voetnoot4 5 lichtelyck soude moghen die by hem seluen verstaen ende Ga naar voetnoot5 6 wtlegghen, so heeft nochtans den Poët (op dat den alder- Ga naar voetnoot6-77slechsten Leser hem niet te beclaghen hebben en soude) seer Ga naar voetnoot7 8 constelyck, claerlyck, ende voorsichtichlyck met een soete Ga naar voetnoot8 9 Prose die selue wt die heylighe schriften ende wt verscheyden Ga naar voetnoot9 10 geleerde Poëten, Philosophen, Orateuren, ende warachtighe Ga naar voetnoot10 11 historien wt gheleyt ende verclaert. Dus blijft gesont ende Ga naar voetnoot11 12 weest danckbaer.



illustratie

[pagina 233]
[p. 233]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot*Siende ende merckende dat veel menschen ende schier alle Ga naar voetnoot1-4 Ga naar voetnoot1 2 de werelt een ongerust leuen leyden, ghequelt ende Ga naar voetnoot2 3 qualyck te vreden sijn, ende datter schier niemandt in sijnen 4 staet gherust oft met sijn deel vernuecht en is. Want menich Ga naar voetnoot4 5 crijchsman prijst een Coopman te wesen ende coopmanschap Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 te hanteren: en menich Coopman soude liuer moescoppen, Ga naar voetnoot6 7 crijghen, ruyteren ende roouen: Rechters souden wel willen Ga naar voetnoot7 8 lantneiringhe doen: den Lantman prijst het recht te plegen: Ga naar voetnoot8 9 vele die ghehout sijn souden wel willen ontbonden wesen: Ga naar voetnoot9 10 ende vele onghehoude rasen om ghehout te syn: de erme waren Ga naar voetnoot10 11 gheerne rijcke: de rijcke souden gheerne meer ende meer 12 hebben, ende achterna souden sij wel willen edel lieden sijn: Ga naar voetnoot12 13 een Ridder oft een edel man waer gheerne een groot Hans oft Ga naar voetnoot13 14 Graue: een Graue soude wel een Prince oft Hertoghe willen 15 wesen: een Hertoghe soect hoe hy soude moghen een Coninck Ga naar voetnoot15 16 worden: een Coninck noch veel min te vreden sijnde, soect Ga naar voetnoot16 17 hoe hy sijn rijcken sal moghen vermeerderen, ende ander Ga naar voetnoot17-18 18 Heeren landen ende steden tot de sijne voeghen, ende alle 19 Ga naar margenoot* daghe hoogher ende hoogher te // climmen, ende achternae 20 soude hy wel willen tot de Monarchie van Europen geraken, Ga naar voetnoot20 1 ende voorts van alle de werelt Heere worden. In somma, de Ga naar voetnoot1 2 herten der vleeschelycker ende wereltlycker menschen sijn Ga naar voetnoot2 3 altijts ongherust, ende doen hare Heeren daer sij in ligghen Ga naar voetnoot3 4 altijts verbeyden, duchten, suchten, rasen, verlanghen ende Ga naar voetnoot4 5 waken: want een eerghierich, goudtghierich, oft vleesch- Ga naar voetnoot5-66ghierich mensche en is nummermeer te vreden met tgene dat Ga naar voetnoot6 7 hy heeft: ende ist sake dat hy tien dagen gheaerbeyt heeft Ga naar voetnoot7 8 om te crygen tghene dat hy heeft, hij salder ander tien mael Ga naar voetnoot8-9 9 tiene erbeyden om te cryghen tghene daer hy naer haect, al 10 en waert hem niet nut tot siele oft tot lichaem. Den tijt ende Ga naar voetnoot10 11 het leuen dat de menschen hier van Gode gestelt ende ghe- Ga naar voetnoot1112gundt is om hem te kennen, te dienen, eeren, louen, ende 13 sijnen naem groot te maken, ende om alle onse hope op hem te 14 setten, ende ons leuen na synen wille te voeghen, alle onse 15 salichheyt ende gheluck in hem te soecken, ende met hert ende 16 monde te bekennen, dat alle goet ende salicheyt van hem Ga naar voetnoot16 17 alleene compt: sonder welcke saken der menschen condicie Ga naar voetnoot17 18 ergher ende ellendigher is dan der onredelycker beesten. Ga naar voetnoot18 19 Dien tijt ende dat leuen (segghe ick) brenghen sij ouer met Ga naar voetnoot19 20 onrusten, ghiericheyt, slauernye, deur onmanierlycke begheer- Ga naar voetnoot2021lyckheyt tot eertsche saken: verliesende de blyschap ende 22 gherustheyt der conscientien ende des gheests, ende die vrijheyt Ga naar voetnoot22

[pagina 234]
[p. 234]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot* der christenen, dies mense met rechte wel mach gelijcken // by Ga naar voetnoot1 2 den hont daer Esopus af spreckt, die ouer een brugghe loo- Ga naar voetnoot23pende met een broot in sijnen muijl, sijn scaduwe int water 4 siende, meynde dat eenen anderen hont was die een groot Ga naar voetnoot4 5 broot hadde, dies hy deur gulsicheyt ende afgunsticheyt ghe-6dreuen sijnde: het warachtich broot dat hy hadde liet vallen, Ga naar voetnoot6 7 ende greep nae die schaye, ende vant hemseluen bedroghen. Ga naar voetnoot7 8 Also (segghe ick) sijn oock de ghene die op de eertsche saken 9 so versot sijn, dat sij die ydele ende verganckelycke saecken 10 meer dan de eeuwighe ende godlycke dinghen achten. 11 Waerder een beelt van eerden oft van slijck ghebacken ende Ga naar voetnoot11 12 van buyten fraykens, maer seer dunnekens verguldt dattet Ga naar voetnoot12 13 gheheel van fijn goudt schene te wesen, soo datter een yeghe-14lyck om aerbeyde en hem quelde om dat te ghecryghen. Maer Ga naar voetnoot14 15 datter yemant voersichtich een cleyn stucxken af brake, ende Ga naar voetnoot15 16 de boeuerye also ghewaer werde, ick soude meynen dat hy Ga naar voetnoot16 17 hem niet seere en sou vermoyen noch synen tijt verslyten Ga naar voetnoot17 18 om dat te willen crijghen, als hy het bedroch verstonde, maer 19 meyne dat hy hem voeghen soude om betere ende ongeualster Ga naar voetnoot19 20 rycdommen te crijghen. Aldus hopende dat de ghene die te 21 rechte verstonde hoe bedriechgelyck de verghanckelycke Ga naar voetnoot21 1 dinghen sijn, hem van de selue beter soude trecken ende de Ga naar voetnoot1-2 2 eewighe dinghen soecken, heuet my goet gedocht te betoonen Ga naar voetnoot2 3 met soo luttel woorden alst my moghelyck is, hoe ydel, snoode, Ga naar voetnoot3 4 bedriechgelyck, onuersadelyck, ende onsekere de // tijtlycke Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot4 5 dingen sijn: ende dat godlycke saecken alleene, eewich, on-6sterffelyck, wtnemende goet, schoone, deuchdelyck, redelyck, Ga naar voetnoot6 7 machtich, nuttich, bequame, rechtueerdich, ouervloedich, Ga naar voetnoot7 8 ende in alle manieren volmaect sijn, ende meer dan onsen Ga naar voetnoot8 9 gheest soude connen gepeysen oft begrijpen. Op dat de Ga naar voetnoot9 10 menschen heur tot God keerende, ende alle heuren troost ende Ga naar voetnoot10 11 salicheyt in hem soeckende, hier lijdtsamelyck souden mogen Ga naar voetnoot11 12 leuen, met gheruster conscientien, vrede des gheests, inwen- Ga naar voetnoot1213dighe vrijicheyt, ende blyschappe hier opder eerden ende hier 14 naemaels deur de verdienste ons Heeren Iesu Christi (wt ge-15naden) inder eewichheyt heur souden mogen verblyen. Maer Ga naar voetnoot15 16 eer wij van de ydelheyt der wereltlycker saken spreken, wil 17 ick v vermanen Eerweerdighe Leser, dat ick (als ick spreke Ga naar voetnoot17 18 van rijckdommen, van staten, van ghesontheyt des lichaems, Ga naar voetnoot18 19 van vrouwe, van kinderen ende diergelycke saken, die gauen 20 ende weldaden Gods sijn) niet en spreke noch en verstae, van Ga naar voetnoot20 21 die saken in heur seluen, noch van tgoet ghebruyck van dien, Ga naar voetnoot21 22 dewelcke in alle dese saken geen schult noch misdaet en 23 hebben, maer de onghereghelde begheerten diemen daer toe Ga naar voetnoot23 24 heeft, ghelijck S. Augustijn seyt: want ghesontheyt, stercte, Ga naar voetnoot24

[pagina 235]
[p. 235]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 rijcdom, gracie, edelheyt, schoone ende goede huysvrouwe, Ga naar voetnoot1 2 scoone kinderen, vrienden, macht, ende dierghelycke, sijn 3 saken die onuerscheyden sijn, ende daermen goet oft quaet Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 af mach ghecrijgen, Soo S. Ambrosius verhaelt, dewelcke Ga naar voetnoot4 5 Ga naar margenoot* pro-//fitelijck sijn als sy deuchdelyck ghebruyct worden: maer Ga naar voetnoot5 6 scadelyck wanneer sij buyten de deucht oft God begheert oft 7 ghebruyct worden. Noch ick en wil oock niet spreken vande 8 ghene die tijdelycke ghoeden hebben ende besitten: maer Ga naar voetnoot8 9 van die ghene die van het tijdelyck goet ghehouden ende Ga naar voetnoot9 10 beseten sijn, van de ghene die eenen die Gallio ghenoempt Ga naar voetnoot10-11 11 was ghelijcken: den welcken (so Seneca seyt) sijne rijcdommen Ga naar voetnoot11 12 niet toe en behoorden, maer hy hoorde heur toe, dat is te 13 segghen, hy diende de oorsaken van tquaet die hem deur de 14 rijckdommen gegheuen waren. Maer ick wil segghen van het Ga naar voetnoot14 15 aenhanghen, liefde, ende betrouwen diemen tot die selfde Ga naar voetnoot15 16 heeft, ende vande verlatinghe, afscheydinghe der deucht, ende 17 van Godt, om de creaturen ende ydelheden te ghebruycken Ga naar voetnoot17 18 ende aen te hanghen. Om d'oorsaecke dat sij ons dringen tot 19 quaet doen, tot pyne, ende cattyuicheyt. Om welcke saken Ga naar voetnoot19 20 mense principalyck snoode behoort te achten. Ga naar voetnoot20

1Bemerckende dan de conditien der tijdelyker saken, de- Ga naar voetnoot1-4 Ga naar voetnoot12welcke al en waren sij van heur seluen niet cattyuich noch Ga naar voetnoot2 3 verganckelyck, soo en isser toch niet in heur dat onse mach Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 wesen, oft ten sy ydel. Rijcdommen ende hoocheden qualyck Ga naar voetnoot4 5 vercreghen, ende onrechtuerdelyck beseten, ende heur besitters 6 schijnen gheluckich te wesen (seyt Plato). Maer ydele ende Ga naar voetnoot6 7 onnutte saecken en connen gheen salicheyt gheuen: sij schijnen Ga naar voetnoot7 8 wel rijcdommen te wesen, maer ghelijck ermoede niet // en Ga naar margenoot* 9 leyt in cleyne besittinghen, maer in onuersadelycke begheer-10lyckheyt tot goet. Also en leyt den rijcdom oock niet in veel te Ga naar voetnoot10 11 hebben, maer in gherust te wesen ende te vreden te syne.

12Hier mede compt Seneca ouer een, als hy seyt, Hy is groot Ga naar voetnoot12 13 die in rijckdomme is als oft hy erm ware: maer diese niet en Ga naar voetnoot13 14 heeft is in meerder versekerheyt, ende vrijer van alle peryckel. Ga naar voetnoot14 15 Het is onmoghelyck (ghelijck het spreeckwoort seyt) dat de 16 muys den terre ghenake, sonder daer af besmet oft ghehouwen Ga naar voetnoot16 17 te worden.

[pagina 236]
[p. 236]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Tot desen propooste seyt S. Chrysostomus, dat tijdelycke Ga naar voetnoot1 2 eere ende hoocheyt de menschen tot verscheyden ongheschict- Ga naar voetnoot2-33heden ende onbehoorlycheden trecken. Het is van noode 4 groote deucht ende standtuasticheyt te hebben, om hem niet Ga naar voetnoot4 5 te vergrijpen ende te buyten te gane in hoocheden ende Ga naar voetnoot5-6 6 staten: want die hoocheden ende heerlycheden maken weelde, Ga naar voetnoot6 7 ende verwecken de menschen tot spyticheden, versmadinghen Ga naar voetnoot7 8 van ander menschen, sij onsteken de gramschappe, sij trecken Ga naar voetnoot8 9 ende versincken de menschen in den gront der boosheyt, Ga naar voetnoot9 10 ghelijck eenen grooten storm een cleyn schipken doet ver-11sincken. Sy maken den mensche houerdich: sy onstellen ende Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 veruremden den gheest, so dat de mensche niet en merct waer 13 dat hy gaet, want hy loopt anders dan hy meynt: ende willende Ga naar voetnoot13 14 de slauernije ende ermoede ontvlieden, steeckt ende verwect Ga naar voetnoot14-15 15 hy hem seluen inde oprechte slauernije ende ermoede: ghe-// Ga naar voetnoot1516 Ga naar margenoot*lijck den hase die soo hy meer spertelt om wt de netten te Ga naar voetnoot16 17 gheraken, hoe hy hem seluen vaster bint ende syns selfs doot Ga naar voetnoot17 1 soeckt, ende ghelijck de voghelkens die met den terre geuangen Ga naar voetnoot1 2 sijn, hoe sy heur seluen meer willen verlossen, hoe sy heur 3 seluen meer vanghen. Sij en soecken in geen saken meerder Ga naar voetnoot3 4 salicheyt, dan in wereltlycken voerspoet, denwelcken sy mey-5nen gheleghen te syne in rijcdommen, eere, macht, hoocheyt, 6 wellustichheyt ende diergelycke. Hier deur meynen sij Ga naar voetnoot6 7 seer fray en wel te syne, ende den rechten wech der salicheyt Ga naar voetnoot7 8 gheuonden te hebben: maer gelijck een mensche die droncken 9 is, niet en weet te vinden den wech om naer sijn huys te 10 gheraken: alsoo dolen sij herwaerts ende derwaerts droncken Ga naar voetnoot10 11 sijnde van verscheyden lusten ende begheerten tot de eertsche 12 saecken, ende en connen den wech tot het opperste goet, Ga naar voetnoot12 13 rijckdom ende gheluck niet vinden. Want ghelijck Plato dat Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 selue oock seyt, hoe soude een man tot rijckdom gheraken 15 die niet en handelt oft om en gaet, dan met slechte ende Ga naar voetnoot15 16 verworpen saken? Hoe can hy deur onsekere ende vergancke- Ga naar voetnoot1617lycke dinghen salich wesen? Alle goet leuen, eere, gheluck Ga naar voetnoot17 18 ende salicheyt is in God alleene gheleghen, ende buyten hem 19 en is gheenen rijckdom noch salicheyt. Die nv gheluckich wil 20 wesen, die moet tot dat een ende eewich trecken, ende vlieden Ga naar voetnoot20 21 oft wijcken van alle verscheydenheyt ende veelheyt der 22 tijdelycker saken. Hier omme seyde Christus tot Martham, // 23 Ghy sorcht ende becommert v met veel dingen, maer sekerlyck Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot23-24 Ga naar voetnoot23 24 een is v van noode om gherust te sijne: Maria heeft het beste Ga naar voetnoot24

[pagina 237]
[p. 237]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 deel vercoren, dat is dat eene, dwelck heur niet afgenomen 2 en sal worden. Aldus leert ons Christus, dat niet goet en is hem Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 te moyen met veelheyt der wereltlycker saken, waer inne 4 ongherustheyt ende quellagie des gheests gheleghen is. Maer Ga naar voetnoot4 5 dat wij ons schatten in den hemel souden vergeeren die seker Ga naar voetnoot5 6 sijn, want die warachtighe rijckdommen verheughen den Ga naar voetnoot6 7 gheest sonder eenighe sorghe. Maer de rijckdommen en Ga naar voetnoot7 8 hoocheyden deser werelt, brenghen sorghe ende benautheit Ga naar voetnoot8 9 mede, soo wel in die te vercrijghen, als met de selue te bewaren, Ga naar voetnoot9 10 ghelijck Cicero dat oock in sijn Paradoxa verclaert, segghende, Ga naar voetnoot10 11 de rijcdommen ende staten met grooten erbeyde vercreghen, Ga naar voetnoot11 12 worden met noch meerder pijnen ende sorchuuldicheyt be- Ga naar voetnoot1213waert. Daerom seyt Iuuenalis, dat de bewaringhe veelder Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 goeden, een ellendighe sake is. Als de lantmuys (soo Esopus Ga naar voetnoot14 15 vertelt) van de steedtsche muys verstaen hadde dat alsulcken Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-16 16 peryculen ende gheruchten alsser ouerquamen dewyle sy inde Ga naar voetnoot16 17 stadt te samen banketeerden daghelycx waren, seyde sy dat Ga naar voetnoot17 18 alsulcken ouervloedicheyt beter galle dan honich ghenoempt Ga naar voetnoot18 19 mocht wesen. De rijcdommen ende hoochheden doen den Ga naar voetnoot19 1 mensche erbeyt en smerte, ende maken hem gelijck een Ga naar voetnoot1 2 Eechorentken het welck in sijn huysken loopende, sijn wielken Ga naar voetnoot2 3 doet drayen: maer hoe dat drayt ende erbeyt, het en voor-//dert Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot3 4 niet. Sij doen de mensche ooc gelijcken aen eenen Ixion, Ga naar voetnoot4 5 dewelcke op een rat gebonden is dat altijts omdrayt: om dies Ga naar voetnoot5-6 6 wille dat hy so seere op Iuno verlieft was, diewelcke, na der Ga naar voetnoot6-7 7 Poeten verclaren, Goddinne der Conincrijcken, machten, 8 hoochheden ende staten is, dat hy siende een wolcke die Ga naar voetnoot8 9 eenighe ghelijckenisse van Iuno mocht hebben, meynde dat Ga naar voetnoot9-10 10 syt geweest hadde, maer was bedrogen, want ten was maer Ga naar voetnoot10 11 water en roock, dwelcke ons ooc de ydelheyt, onprofyte- Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-1212licheyt, ende het ongemack der eergieriger erbeit beteekent, Ga naar voetnoot12 13 dewelcke in de stede van d'warachtich goet, de scaduwe om- Ga naar voetnoot1314helsen, ende onvaste saken die wanckelbaer ende lichtelyck Ga naar voetnoot14 15 herwaerts ende derwaerts drayen verkiesen. Desen Ixion Ga naar voetnoot15 16 bracht ooc de Centauren voorts die half mensch ende half Ga naar voetnoot16 17 peerden, ende na hem Ixionides genaemt waren: welcke fabule Ga naar voetnoot17 18 ons ooc de ydelheyt der eergieriger ende liefhebbers der eert- Ga naar voetnoot1819scher dingen betoont, die der menscen nature ende reden in Ga naar voetnoot19

[pagina 238]
[p. 238]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 beestelycheyt veranderen, ende gelijck ongetemde peerden 2 t'allen canten wt doen smyten, ende ander lieden quetsen, Ga naar voetnoot2 3 ende verdrucken. Aristoteles bescrijuende eenen geluckigen Ga naar voetnoot3 4 man en wilde niet dat hy groote rijcdommen hadde, als hy ge-5luckich wilde wesen. Rijcdommen sijn Sophisteryen van goede, Ga naar voetnoot5 6 waer deur den grooten sophist de duuel de onuoersichtige Ga naar voetnoot6 7 bedriecht: want gelijck een sophist deur sijn conste wijs schynt Ga naar voetnoot7 8 te wesen, ende niet en is, also hebben rijcdommen ooc maer 9 eenen schyn van rijcdom. Hier mede comt S. Augustijn Ga naar voetnoot9 10 ouereen, als hy seyt dat de mensch boos is die den rijcdom 11 Ga naar margenoot* goet acht. // Groot incomen, hoocheyt, ende goede fortuyne, 12 houden de menschen gheselschap int leuen alleene: maer inde 13 doot en dickmaels eer verlaten sij heur liefhebbers. Fortuyne Ga naar voetnoot13 14 is weerdich Plagaria ghenoempt te wesen, ende wordt van de Ga naar voetnoot14 15 gheleerde oock dickmaels also ghenoempt, naer eenen die Ga naar voetnoot15-16 16 Plagarius hiet, dewelcke die vrij waren, in slauernye brachte: 17 want alsoo maken de rijckdommen de menschen oock onurij, 18 vreck, bloyde, vol sorghen ende achterdenckens. Sy maeckt Ga naar voetnoot18 19 de sommighe den hont gelijcke die niemanden deel en laet Ga naar voetnoot19 1 hebben van d'been dat hy heeft. Sommighe sijn deur den 2 rijckdom den draeck gelijcke, die de gulde appelen inden hof Ga naar voetnoot2 3 van de Hesperides bewaerde: van welcke appelen hy gheen 4 gebruyck noch weluaren en hadde, noch en liet niet toe dat Ga naar voetnoot4 5 een ander oock mochte hebben. Tertullianus seyt, dat de rijck- Ga naar voetnoot56dommen den appelen van Sodoma ende Gomorra ghelijck Ga naar voetnoot6 7 sijn: dewelcke in het ghesichte schoone ende goet schijnen te Ga naar voetnoot7 8 wesen: maer alsmense aenroert, so vallen sij in asschen. 9 Den wereltlycken voerspoet ende hoocheyt, en onstelt ende Ga naar voetnoot9-10 10 beroert niet alleene de groue ende onwetende, maer verderft Ga naar voetnoot10 11 ooc veel wijse. Sy sijn doornen die beletten dat het goet graen Ga naar voetnoot11-13 12 des goddelycken woorts gheenen wasdom of vruchten en Ga naar voetnoot12 13 heeft. Die kinderen van Israel hebben Godt verlaten om des Ga naar voetnoot13-15 Ga naar voetnoot13 14 goudts wille, ende hebben het gulden calf aenghebeden, het 15 welcke met den viere verteert ende drinckbaer gemaect wert: Ga naar voetnoot15 16 ende van // dyen tijt aen is het gout een spijse des viers ende Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot16

[pagina 239]
[p. 239]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 verachtinghe gheworden. Soo Tertullianus vercleert, ende wat Ga naar voetnoot1 2 goudt en eerghiericheyt sent der Apostelen tijden ghedaen Ga naar voetnoot2 3 heeft, daer sullen wij hier voorts op sijn plaetse wat af ver- Ga naar voetnoot3-44halen. Rijckdommen sijn dick slijck seyt die Propheet Abacuc. Ga naar voetnoot4 5 Het is mesch daer de schietweuels in wuelen ende heur in Ga naar voetnoot5 6 wentelen, seyt S. Chrysostomus. De Philosoph Crates merc- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-10 Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-77kende ende verstaende wat quaet en onruste de eerghiericheyt 8 ende goudtghiericheyt aenbrengen, seyde: Gaet wt van my 9 ghy schadelycke begheerlyckheyt, ick sal v verdrincken, op 10 dat ghy my niet en verdrinct. Martialis schrijft, dat seer Ga naar voetnoot10 1 swaerlyck is rijck ghelijck Cresus, ende religieus ghelijck Ga naar voetnoot1 2 Numa te wesen. Ick heb een goede ende gheluckighe vaert Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-4 3 gedaen, (seyde de Philosoph Zenon) als alle mijn goet ver- Ga naar voetnoot34droncken is. Rijckdommen sijn webben der spinnen: sij sijn 5 roock die de ooghen quetsen, ende nochtans saen verdwijnen. Ga naar voetnoot5 6 Die rijck willen worden seyt S. Pauwels, vallen in veel be- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-77coringhen ende stricken des duuels, ende in veel sotte ende 8 schandelycke begheerten die de menschen doen versincken in 9 de verdoemenisse: want ghiericheyt is een wortele van alle 10 quaet. De dwase misprijsen de dinghen die sijn, oft sij niet en Ga naar voetnoot10-11 11 waren: ende de saken die niet en sijn, begheren sij. Damas- Ga naar voetnoot11-1212cenus seyt, die saken die sijn, sijn eewighe ende onuerander-13licke saecken: ende die dinghen die niet en sijn, sijn wereltlyke 14 ende vergancke-//lycke saken. De wereltlycke saken sijn ge- Ga naar margenoot*15lijck een wolcke op den muer gheschildert, die wat schynt te 16 wesen sonder yet te sijne: gelijck de sot de scay vander kerssen Ga naar voetnoot16 17 na volcht, also volcht de wereltlyke mensche het ertsche goet Ga naar voetnoot17

[pagina 240]
[p. 240]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 inde stede van het eewich goet. Sy sijn gelijck den phrenetyken Ga naar voetnoot1 2 mensch daer Horatius af spreect, dewelcke in een schoon spel Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 meynde te wesen, melodieusen sanck te hooren, ende in alle 4 wellusticheyt te syne, ende hoe wel dat niet dan fantasyen Ga naar voetnoot4 5 en waren: was hem nochtans dit duncken aengename. Desen Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 worde deur de nersticheyt van sijn vrienden, van sijn quella- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-77gien genesen: ende doen vont hy hem berooft van tgene dat Ga naar voetnoot7 8 hy deur sijn fantasie meynde te hebben. Also ist oock met 9 den wereltlycken mensch, tot welcken Christus seyt: O dwaes, Ga naar voetnoot9 10 desen nacht salmen v siele van v eysscen, wiens sal dan sijn Ga naar voetnoot10 11 dat ghy vergheerdt hebt? Also gaet het den ghenen die schat Ga naar voetnoot11 12 vergeert ende niet rijc in gode en is. Als oft hy met Dauid Ga naar voetnoot12 13 seyde, de rijcke deser werelt sijn rijck naer heur fantasyen Ga naar voetnoot13-14 14 ende duncken: maer als sij de waerheyt sullen sien ende wt dit 15 leuen sijn, dan sullen sij heur ydel ende beroeft van alle dinghen Ga naar voetnoot15 16 vinden. Aengaende van staten, hoocheyt, ende regeerders der Ga naar voetnoot16 1 gemeynten, verhaelt Plutarchus dat den grooten Orateur Ga naar voetnoot1 2 Demosthenes voer een maniere hadde, den iongen mans die Ga naar voetnoot2 3 tot hem quamen te vermanen, dat sij na geen staten, hoocheden, Ga naar voetnoot3-4 4 oft officien staen en souden, segghende: Ofter twee wegen Ga naar voetnoot4 5 waren, waeraf den eenen tot dienste der ghe-//meynten oft Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot5 6 staten leyden: ende den anderen totter doot, ende datmen Ga naar voetnoot6 7 verstonde wat moyte, sorghe, ialoursie, quaet vermoeden, Ga naar voetnoot7 8 openbaren ende heymelycken haet, achterclap, twisten, ende Ga naar voetnoot8 9 tweedrachten daer in gheleghen sijn. Een mensche soude eer Ga naar voetnoot9 10 den wech die nae die doot leydt, dan den anderen kiesen. Ga naar voetnoot10 11 Hieromme seyt S. Augustin, Die hoocheden ende officien Ga naar voetnoot11 12 soeckt, die is van God verscheyden: niet deur die verschei- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313denheit der plaetsen, maer der begheerten. Sy erbeyden om Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 heur tijtelyck te voorderen, maer sij wijcken eeuwichlyck Ga naar voetnoot14

[pagina 241]
[p. 241]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 achterwarts. De Reusen brochten den eenen berch op den Ga naar voetnoot1 2 anderen om in den hemel te climmen: desen (seyt S. Am- Ga naar voetnoot2-33brosius) sijn ghelijck die lancx de leere der wereltlycker eeren Ga naar voetnoot3-4 4 in den hemel willen climmen. S. Cipriaen scrijft, dat ghy Ga naar voetnoot4 5 eere, authoriteyt ende macht meynt te wesen, is venijn onder 6 eenen schoonen schijn verborghen, ende cattyuicheyt onder Ga naar voetnoot6 7 een fray decsel. Hierom seyt S. Augustin: hoe de mensche Ga naar voetnoot7 8 in meerder hoocheyt is, hoe hy in meerder perickel is. De Ga naar voetnoot8 9 Poët Aristophanes heeft den Godt der rijckdommen, die sij Ga naar voetnoot9 10 Plutus noemen, beschreuen in alle dinghen beureest te wesen, 11 ende in niemanden hem te betrouwen, om dies wille dat de Ga naar voetnoot11 12 rijcdommen en hoocheden de menschen also maken, want Ga naar voetnoot12 13 om heur rijckdommen te crijgen, legghen die dieuen laghen, Ga naar voetnoot13 14 die straetschenders, de kallingaers, procesmakers, ende be- Ga naar voetnoot1415driegers: wijf en kinderen, of erfgenamen wenscen sijn doot Ga naar voetnoot15 1 om sijn gelt // te hebben: andere eerghierighe haken naer syn Ga naar margenoot* 2 doot om syn officie oft staet te cryghen. De Prince oft syn Ga naar voetnoot2 3 officieren luysteren nau toe om eenige actie oft oorsake te Ga naar voetnoot3 4 vinden om syn goeden te moghen confiskeren. Daerom seyt Ga naar voetnoot4 5 Iuuenalis, dat ryckdommen met grooter sorchuuldicheyt ver- Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-66gheert, heure besitters dickmaels verdrucken ende verworghen, Ga naar voetnoot6 7 ende brenct vele exempelen daerop voorts, ende Seneca be- Ga naar voetnoot78tuyghet, dat de dieren ende visschen deur een hope tot eenighe Ga naar voetnoot8 9 leckerheyt, oft wellusticheyt, met eenen strick oft hanghel Ga naar voetnoot9 10 gheuanghen worden. Alsoo worden oock (seyt hy) de menschen 11 ghestrickt deur de goeden der fortuynen, dewelcke men gheen Ga naar voetnoot11 12 gauen maer bedrieghelycke laghen behoert te noemen. Ouer- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313merckt watter om des goets wille verdoruen syn, tijtlyck Ga naar voetnoot13 14 ende eewelyck. Hoe veel Keyserrycken ende Coninckrycken 15 datter deur omgeworpen ende verloren syn. Wat straetscheyn- Ga naar voetnoot15-1616deryen, seerooueryen, tyrannyen, eetbreken, moorden, ver- Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-1717schattinghen, ouerlaste, ende alderley boosheden en wordender Ga naar voetnoot17 18 niet aengerecht deur lust tot ryckdom ende hoocheyt te ghe- Ga naar voetnoot1819raken? Iae seluen van de grootste Coningen en Potentaten Ga naar voetnoot19

[pagina 242]
[p. 242]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 die Daniel tresoriers noempt. En wat sullen wij van de eertsche Ga naar voetnoot1 2 liefde ende vleesschelycke begheerlycheden segghen, midts- Ga naar voetnoot2-33gaders van de passien, lijden, en verdriet die daer af comen? Ga naar voetnoot3 4 Plautus seyt, dat de liefde int eerste beghin wat soeticheyt Ga naar voetnoot4 5 Ga naar margenoot* doet smaken, maer int eynde brencktsy deene bitter-//heyt op 6 d'ander, ende en veruult den mensche niet. De liefde is dierste Ga naar voetnoot6 7 die de verscheuringe der herten, ende de verderffenisse des 8 gheests gheuonden ende voort ghebracht heeft. Al dese naeuol- Ga naar voetnoot8-13 Ga naar voetnoot8-99ghende dinghen volghen der liefden, te weten, sorge, passie, Ga naar voetnoot9 10 lijden ende pyne, sieckte des verstants, curieusheyt der clee- Ga naar voetnoot10-1111deren, raseryen, droomen, cattyuicheyt, dwalinghen, anxt, Ga naar voetnoot11 12 onruste, quellagie, sotternye, onuersichticheyt, onghemaniert- Ga naar voetnoot1213heyt, quaet vermoyen, ialousye, ende dierghelycke: en de Ga naar voetnoot13 14 menschen worden deur de liefde in dese pyne ende elenden 15 gheuanghen ghehouden ghelyck de ghesellen van Vlisses deur Ga naar voetnoot15 1 den soeten smaeck der Lothem in Afriken wilden blyuen, ver- Ga naar voetnoot12getende heur seluen, heur vrienden ende lant. De liefde maeckt Ga naar voetnoot2 3 der menschen wesen sot ende moyelyck. Sy worpt de men- Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-44schen ouer rugghe, ende verleydtse deur soeticheyt ende Ga naar voetnoot4-5 5 flatterye: sy en raeydt niet redelycx, maer alle onbehoorlick- Ga naar voetnoot56heyt: sy berooft de menschen van alle ghematicheyt: sy is 7 ghelijck eenen haeck diet al tot hem trect: sy is eenen soeten Ga naar voetnoot7 8 vyant, soete pyne, droeue blyschap: De liefde maeckt de 9 mensche onury, ende scheydt hem van syn seluen. Die in Ga naar voetnoot9 10 liefden gheuallen is, vergaet swaerlyck. Sy is onuersadelyck, Ga naar voetnoot10 11 sy en seyt nummermeer, het is ghenoech. Sy verueurt ende Ga naar voetnoot11 12 verderft de siende, de gheleerde, de wyse, ende de leuende, 13 seyt Terentius. Hy is gheluckich ende wys die hem deur Ga naar voetnoot13 14 d'exemple van eenen anderen daer voer wachten can, ende 15 hem aen eenen anderen // spieghelende wijs wordt. In somma, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot15 16 alle quaet compt deur dese drye, met heuren aenhanghen, Ga naar voetnoot16 17 daer alle de werelt vol af is, so S. Ian seyt, als hy spreeckt: Ga naar voetnoot17 18 al watter ter werelt is, is begheerlycheit des vleeschs, oft der

[pagina 243]
[p. 243]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 oogen, oft houerdye des leuens: waeraf ick v hier wt alle staten Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 van volcke wel tien duysent soude noemen, die som ghelt, Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 ghemack, en eere, som weluaren, vrienden, lijf en goet (ick Ga naar voetnoot3 4 swijghe vande siele) verloren hebben: maer wat ist van noode 5 dat ick mijnen tijt daer mede verslyte? Alle boecken weersy Ga naar voetnoot5-7 6 spreken vander Assirien, Egyptenaren, Perssen, Meden, Ga naar voetnoot6-8 7 Griecken, Ioden, Romeynen, oft ander rijcken gheschiedenis-8sen, sijnder vol af, men en derf maer lesen Diodorum Siculum, Ga naar voetnoot8 9 Iosephum, Plutarchum, Titum Liuium, ende veel ander His- Ga naar voetnoot910torieschrijuers die tot onsen tijt toe schrijuen, ende ghy sult 11 beuinden dat alle quaet ten minsten wt een van dees dryen 12 compt. Ende wij beuinden noch dagelycx met der waerheyt, dat Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 dese oorsaken van alle quaden sijn. Iae selue veele die heur tot Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 Christum ende sijn ghemeynte begeuen hadden, wanneer sij 15 het cruys sien comen hem loochenen: anxt hebbende yet aen Ga naar voetnoot15 16 heur tijtlyck goet gemack oft eere ghehindert te wesen, ende Ga naar voetnoot16 1 loopen wederomme tot heur oude grouwelen. Ende om de Ga naar voetnoot1 2 ydelheyt ende ongheduricheyt der eertscher dinghen beter te Ga naar voetnoot2 3 betoonen, heb ick hier voorts ghebracht twintich ghesichten Ga naar voetnoot3 4 oft visioenen, ende heb de selue doen maken int copere, op Ga naar voetnoot4 5 datmen daer oock // oochsienlyck wt mach mercken tghene Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot5 6 dat ick schriftelyck hebbe willen wtdrucken, tot genoech- Ga naar voetnoot6-77doeninghe ende ghenuchte beyde der ooren ende der ooghen, 8 achteruolghende dat Horatius seyt: Ga naar voetnoot8

 
Omne tulit punctum qui miscuit vtile dulci.

10Dat is:

 
Die leering' met ghenuchten menckt Ga naar voetnoot11
 
De sake t'heuren eynde brenckt. Ga naar voetnoot12

13Van welcke gesichten den geleerden Poët M. Franciscus Ga naar voetnoot13 14 Petrarcha, edel man van Florensen de ses eerste in Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 Tuscaens geschreuen heeft. Dese Petrarcha na dat hy xxi. 16 Iaren groote ende nochtans eerlycke liefde gedragen hadde tot Ga naar voetnoot16 17 een schoone ende gratieuse edel dochter Laurette, oft van Ga naar voetnoot17 18 hem M. Laura genoemt, geboren van Auiniona: quam dese Ga naar voetnoot18 19 Laura te steruen te wyle dat hy in Italien was, dies hy deur Ga naar voetnoot19

[pagina 244]
[p. 244]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 den grooten rouwe heur doot x. Iaer lanck beclaechde, ende 2 bescreyde, ende onder vele andere clagelycke Sonetten ende Ga naar voetnoot2 3 ghesangen, heeft hy een liet gemaect inhoudende dese ses Ga naar voetnoot3 4 gesichten, dewelcke ick (om dat sij wel tot deser materien Ga naar voetnoot4-5 5 dienen) in onse Brabantsche sprake ouergeset hebbe. Inden Ga naar voetnoot5-6 6 eersten seyt hy dat hy synde eenen dach alleene inde venstere, Ga naar voetnoot6 7 dat is, in sijn gepeys, een schoon hinde sach, die van twee Ga naar voetnoot7 8 snelle honden, eenen swerten, ende eenen witten, geiaecht 9 ende veruolcht werde, tot dat syse ter doot brochten, dies Ga naar voetnoot9 10 hy deur heur misual moet suchten, dats om de doot van Ga naar voetnoot10 11 Ga naar margenoot* M. Laura die vanden swerten ende witten hont, // dat syn den Ga naar voetnoot11 12 dach en den nacht, dat is, den snellen tijt (die niet stille en 13 staet) ter doot ghebrocht was. Daer na sach hy een schip, Ga naar voetnoot13 14 daer hy oock syn Laura by ghelyckt, van yuoir ende eben houte Ga naar voetnoot14 15 ghemaect, dat waren heur witte verwe, ende bruynachtighe Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-16 16 weynbraukens den eben houte gelyck, met touwen van syde, 17 ende seylen van gouwe, dat waren haer costelycke cleeren Ga naar voetnoot17 18 en ciraten, beuracht met costelycke ware, dat waren deuchden Ga naar voetnoot18 19 daer sy mede begaeft was. Voorts sach hy in een nieu bosken Ga naar voetnoot19 20 wt eenen schoonen Laurier heylige tacxkens spruyten, ende Ga naar voetnoot20 21 onder syn schaye de voghelkens singhen: dat waren heure Ga naar voetnoot21 1 beuallycke ende wel luydende redenen, ende heuren soeten Ga naar voetnoot1 2 sanck. Den blixem quam dese schoone planten verbluysteren, Ga naar voetnoot2 3 dat was, de vierighe siecte quam heur het leuen beroouen, Ga naar voetnoot3 4 ende dander dry naest volgende is al het selfde: dies seyt hy, Ga naar voetnoot4 5 dat op de werelt niet en blijft dan elende, droefheyt, hertsweer Ga naar voetnoot5 6 en verdriet, ende dat al wat den menscen hier behaecht niet Ga naar voetnoot6 7 en is dan droom, roock ende wint. Ende na dat hem heur Ga naar voetnoot7-8 8 liefde duerende heur leuen eenentwintich Iaren hadde doen Ga naar voetnoot8 9 smeeken, ende heur scoonheyt doen singhen: ende nae heur Ga naar voetnoot9 10 doot (ghelyck wy geseyt hebben) hem tien Iaeren hadde doen 11 suchten, claghen en kermen, merckende datter anders gheen Ga naar voetnoot11 12 hope, troost, oft salicheyt van de eertsche liefde te verwachten 13 en was, keerde hy hem tot God, ende beclaechde voorts de Ga naar voetnoot13 14 reste van syn leuen, en synen verloren tijt. De ander tiene // Ga naar voetnoot14-15 15 naest volghende ghesichten, heeft Ioachim de Bellay ghe- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1516maeckt, een Fransoys Edelman, ende een van de excellenste 17 Poeten van Vranckryck, ende ick hebse (ghemerckt sy tot Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-18 18 onsen voernemen dienen) in Brabants ghemaect.

19Inden eersten sach hy een Fabrike, staende op eenen berch, Ga naar voetnoot19 20 costelyck ende heerlyck ghebout, ghelijck ghy inde Sonetten Ga naar voetnoot20 21 doert lesen, ende in de figueren deur tghesichte condt mercken. Ga naar voetnoot21

[pagina 245]
[p. 245]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ten tweeden, een naelde oft poincte. Int derde sach hy een Ga naar voetnoot1 2 Arcke triumphael: voorts den Dodiennen boom sijn schaduwe Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 op seuen berghen, te weten, Den Palatijnschen, den Capitoli- Ga naar voetnoot3-54schen, ende Vimialischen berch, Den berch Celij, Esquilinj, 5 Vimialis, ende Quirinalis: voorts den voghel die de sonne can Ga naar voetnoot5 6 aenschouwen, den Keyserlycken Arent, ende de groote statue Ga naar voetnoot6 7 die hy sach lenen op een cruycke, daer een groot water wt Ga naar voetnoot7 8 loopt, daer hy den Tyber mede meynt. Met de Woluinne Ga naar voetnoot8 9 suygende twee kinderkens, dewelcke der Romeynen wapen is. Ga naar voetnoot9 10 Ten seuensten, een Nimphe schreyende, heur handen wrin- Ga naar voetnoot1011ghende. Ten achsten, een vier met dry vlammen optreckende, Ga naar voetnoot11 12 ende eenen voghel daer wt opvlieghende. Ten neghensten, een Ga naar voetnoot12-13 13 clare fonteyne, met hondert Nimphen daeromme, die achterna Ga naar voetnoot13 14 vande Faunen, die de fonteyne braken veriaecht waren. Voorts Ga naar voetnoot14 15 van Tipheus dochtere, die na grooten hoochmoet, verwonnen Ga naar voetnoot15 16 ende vernielt werde. Met alle dese beschrijft hy oock de Ga naar voetnoot16 1 ydelheyt der werelt, betoo-//nende hoe Roomen verdoruen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 2 ende vernieldt wert, die van cleyne opghecomen ende groot 3 geworden was, deur de ghiericheyt ende grooten lust die heur Ga naar voetnoot3 4 volck tot ghelde, hoocheyt, ende heerschappye hadde, vol- Ga naar voetnoot4-55ghende den aert ende nature heurder stichters ende voor-6uaders, te weten, Remus ende Romulus. Die (soo sij selue Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 segghen) van een woluinne, te weten, Lupa opgeuoydt waren: Ga naar voetnoot7 8 wt wiens mammen sij alle wreetheyt, onghenaedicheyt, bloet- Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-99ghiericheyt, ende roouerye, ghesogen, ende also wolfs (iae 10 erger dan wolfs) herten ghecreghen hebben, ghelijck Metri- Ga naar voetnoot10-1111dates de Coninck van Ponto heur dat verwete, want sij noyt 12 van bloet, hoocheyt, oft goet, versayt en waren, maer waren Ga naar voetnoot12 13 altijts hongherich naer ander Princen, ende Natien, Landen, Ga naar voetnoot13-14 14 steden, rijckdommen, ende heerschappyen. Dies sij verdruc-15kende ander natien deur veel roouen met grooten erbeyt, Ga naar voetnoot15 16 perijckel ende moeyte, ende oock met grooten verliese heurder Ga naar voetnoot16 17 mannen ende Capiteynen, heur rijck seer vermeerderden, Ga naar voetnoot17 18 ende heur stadt met ouervloedighen rijckdom vervulden, dies 19 sij in alder manieren grooten ouerdaet ende hoochmoet be- Ga naar voetnoot1920dreuen, ende verchierden heure stadt met heerlycke ende Ga naar voetnoot20

[pagina 246]
[p. 246]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 wtnemende costelycke ende constige wercken, ende bouwingen, Ga naar voetnoot1 2 Theatren, Arken triumphael, Pirameden, Colomnen, Naelden, Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 Poincten, ende groote menichte van beelden, Statuwen, Ga naar voetnoot3 4 Medalien, ende figuren van verscheyden stoffe, als van Mer- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55ber, Albast, Siluer, Goudt, Co-//per, pourphier, plaestere, Ga naar voetnoot5 6 metael, ende diergelycke: som ghehouwen en som gegoten. Ga naar voetnoot6 7 Alle welcke grootsichheyt op verscheyden reysen altemet deur Ga naar voetnoot7 8 twist, tweedrachten, ende muyteryen, somtijts deur vyanden, 9 verborghen haet, eyghen bate, ende ionghen raet, tot heuren Ga naar voetnoot9 10 verdriete grootelyck beschadicht heeft gheweest, ghelijckmen 11 (heure Historien ouerlesende) ghenoech beuinden sal: ende Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-17 12 ghelyck sy in alle boosheden, grouwelen, ende valschen Gods 13 dienst, daghelycx toenamen ende voortghinghen, ende nae dat 14 Christvs Iesvs ons Salichmaker ende Coninck alder Heylighen 15 ende gheloouighen, onder Pilatum den Lantvocht van Ierusa-16lem, die vanden Keyser Tiberio daer gheset, verwesen, ende Ga naar voetnoot16 17 ghecruyst was, niet op en hielden, dagelycx de erme Christenen 18 te vervolghen ende te vermoorden, vervolgende Gods kercke 1 ende ghemeynte, met alder wreetheyt: in sonderheyt, in de 2 tijden der Keyseren Neronis, Domitiani, Traiani, Aureliani, Ga naar voetnoot2-3 3 Deocletiani, Maxentij, ende dierghelycke. Om dat sij heur Ga naar voetnoot3 4 valsche superstitien ende afgoderijen niet en wilden onder- Ga naar voetnoot45houden: maer straften ende betoonden de selue vals te wesen. Ga naar voetnoot5 6 Maer naedenmael de oude Romeynen heur niet met neerste Ga naar voetnoot6 7 en wilden beteren, heur valscher goden dienst ende super-8stitien verlaten, ende heur totten heere Christum bekeeren, Ga naar voetnoot8 9 ende sijn heylich Euangelie ende eewighe waerheyt aenveer-10den: So sijn sij vanden Heere te rechte verordeelt, op dat heur Ga naar voetnoot10 11 na heure // verdienste vergolden soude worden, ende dat heur Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-13 12 oock ghemeten soude worden ghelijck sij anderen ghemeten Ga naar voetnoot12 13 heeft. Hierom sijn de Perssen, de Huynen, Franken, Duyt- Ga naar voetnoot1314schen, Venden, Ostergotthen, ende Westergotten tseghen het Ga naar voetnoot14 15 rijck opghestaen, ende hebben het selfde verscheurt, ende Ga naar voetnoot15 16 Roomen ten lesten beleghert, bestormt, gewonnen, gheplon- Ga naar voetnoot1617dert, verbrant, verstroyt, ende gans ghescheynt ende ver- Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-1818doruen: ende also heeft de Heere Iesus met sijn rechtuerdich

[pagina 247]
[p. 247]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 ordeel het onnoosel bloet synder gheloouighen gewroken. Dit Ga naar voetnoot1 2 betoonen ons dese ghesichten ende Sonetten. O werelts ydel- Ga naar voetnoot23heyt! Het vergaet al sonder de liefde Gods: sij die tot den Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 hemel verheuen was, is met alle heur glorie vergaen ende 5 gheuallen met een groot ghedruys: Ghelijck ooc ander rijcken 6 voor heur, als der Caldeen ende de groote Cartago, ende meer Ga naar voetnoot6 7 andere vergaen sijn ende noyt en heeft Roomen sint die tijt Ga naar voetnoot7 8 eenighe ghelyckenisse heurder eerster heerlycheyt ghecreghen, Ga naar voetnoot8 9 ghelijckmen dat lichtelyck mach mercken aen sommighe Ga naar voetnoot9 10 veruallen ghestichten, colomnen ende mueren, diemen daer Ga naar voetnoot10 11 tot ghetuyghen der wraken Gods noch daghelycx sien mach, Ga naar voetnoot11 12 op dat alle gheloouighe daerby moghen mercken ende ver- Ga naar voetnoot1213sekert sijn, dat Godt die ouerblyuende beloften Christi die 14 noch niet veruult en sijn, onghetwyfelt geuen ende volbrenghen 15 sal, en bouen dien is het Roomsche rijck wel 320. Iaer sonder 16 Keyser gheweest, te weten, van Augustulo ane tot Carolum Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-17 17 Ga naar margenoot* Magnum toe, ende bin-//nen middelen tijen, begost de Ga naar voetnoot17 1 Bisschop te Roomen de ootmoedicheyt, eenvoudicheyt, ermoe-2de, en den dienst eens ghetrouwen herders te vergheten, ende 3 sijn herte op tijtlycke heerschappye ende gewelt te stellen, Ga naar voetnoot3 4 ende beghost deur de liberteyt van verscheyden Vorsten, Ga naar voetnoot4 5 als Coninck Pippyn, ende veel ander Heeren, die hy met Ga naar voetnoot5 6 synen heylighen schijn betouerde, soo hooghe te climmen, Ga naar voetnoot6 7 dat hy selue als een ouerste in het rijck gheclommen is, soo Ga naar voetnoot7 8 dat hy de Keysers na synen wille af ende ane gheset heeft. Ga naar voetnoot8 9 De viericheyt ende deuotie was in veel Christenen alreede Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-14 10 vercoelt, ende veel onsteken ende gheneghen sijnde tot hoocheyt, Ga naar voetnoot10 11 lichamelycke ruste, ende wellusten der werelt, ende des Ga naar voetnoot11 12 vleeschs, hadden meerder begheerte tot rusten, dan tot erbey-13den, tot slapen, dan tot wercken, tot nemen, dan tot gheuen: 14 tot bancketeren, dan tot prediken: tot iocken dan tot steruen. Ga naar voetnoot14 15 Dan streden sij onder henlieden om de ouerheyt: dan sochten Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-9

[pagina 248]
[p. 248]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 sij eerghiericheyt, ouer alle menschen ouerheyt ende heer- Ga naar voetnoot12scappye te hebben. Sij wilden wel Confessoren sijn, maer Ga naar voetnoot2 3 niemandt en wilde Martelaer wesen. Want prediken was aen Ga naar voetnoot3-4 4 deen syde geleyt, ende houerdye was in sijn plaetse ghecropen. Ga naar voetnoot4 5 Dus resender verscheyden ketteryen, twisten, secten, ende Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 afscheuringhen oppe, de Sabellianen, Arrianen, Emonianen, Ga naar voetnoot6-7 7 Macedonianen, Priscilianen, Nestorianen, ende Eutichianen, 8 die in menigherley manieren int ghelooue vander Godheyt Ga naar voetnoot8 9 Ga naar margenoot* dwaelden. De Manicheen versmayden het oude // Testament. De Ga naar voetnoot9 1 Donatisten hielden dattet nootsakelyck was wederdoopt te syne. Ga naar voetnoot1 2 De Pelagianen leerden dat de menschen den hemel sonder Ga naar voetnoot2 3 ghenade consten verdienen, ende meer ander dierghelijcke. 4 Onder de Bisschoppen waren seer groote twisten in alle Ga naar voetnoot4-5 5 plaetsen. In de Romsche Kercke waren menighe verande- Ga naar voetnoot5-66ringhen in heur verkiesinghen: tusschen Liberium ende Ga naar voetnoot6-5 7 Felicium was grooten twist ende strijdt om het Pausdom: 8 Insghelycx wast oock tusschen Damasium ende Vrcisium:

[pagina 249]
[p. 249]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Bonifacium ende Aulatium: Simachum ende Laurentium: 2 Bonifacium ende Dioscorum: Constantinum ende Philippum: 3 Eugenium ende Sisinum: Formosum ende Stephanum: Sur-4gium ende Christophorum: Benedictum ende Leonem: 5 Georgium, ende met meer andere. Onder dewelcke sommighe Ga naar voetnoot5-10 6 met ketteryen berucht waren: de sommighe van onmaticheit Ga naar voetnoot6 7 beschuldicht: sommighe wulpsch, ende sommige van ander Ga naar voetnoot7 8 ghebreken bedraghen: sommighe waren verbannen, sommige Ga naar voetnoot8 9 afgheset, sommige gelachtert, de sommige werden heur ooghen Ga naar voetnoot9 10 wtghesteken, sommighe werden seer spijtelyck vermoort. Gheen Ga naar voetnoot10 11 listen, schalcheyt, bedroch, noch gewelt en werder achterghe- Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-1212laten, ende al om tot hoocheit ende dominatie te gheraken, Ga naar voetnoot12 13 ende heur erch voernemen te volbrenghen. Aldus traden de Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 Bisschoppen voort in heur ydelheden, ende de Prelaten in 15 heur houerdye, waer deur de waerheyt verdreuen werdt. De Ga naar voetnoot15 1 Sonne werdt also swert als eenen hayren sack, // ende de Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot1 2 Mane werdt als bloet, ende de sterren des hemels vielen af, 3 daghelycx sochten sij alle middelen om nieuwe heerschappyen 4 te crygen: sij sochten alle listen om heur authoriteyt ende Ga naar voetnoot4-8 5 macht te verbreyen, alle heur vlieghen ende peysen was om Ga naar voetnoot5 6 tot eere ende hoocheyt des werelts te geraken, niet sonder 7 het verderuen van Coninckrijcken, verstroyinge der gemeynten, Ga naar voetnoot7 8 ende onwtsprekelycke moorden der volckeren. Ioannes Eerts- Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-99bisscop van Constantinopolen street om onder de Patriarchen 10 de opperste te wesen. Bonifacius de derde van dien name Ga naar voetnoot10 11 Bisschop van Romen, nam op hem Bisscop van al de werelt Ga naar voetnoot11 12 te syne, ende een eenich stadthouder Gods op eerden. Ende Ga naar voetnoot12-5

[pagina 250]
[p. 250]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Mahomet (die daer na quam) beroemde hem seluen den Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 grooten Prophet ende bode Gods te wesen. Aldus is deur 3 die ghiericheyt, ende lust tot heerschappye, ende lust der Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 werelt ende des vleesch, de waerheyt verduystert, ende 5 Christus gemeynte alderiammerlicxste verstroyt, ende wt de Ga naar voetnoot5-8 6 Schrifture namen de Ioden (deur heur wereltlyck vernuft) Ga naar voetnoot6 7 heuren Talmut. De Saracenen heuren Alchoran, ende de Ga naar voetnoot7 8 Bisschoppen heur Pauselycke rechten, ende decreten. Ende Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 alle die secten die onder den valschen Prophet Mahomet in 10 Afriken ende Asien, ende onder den Paus in Europen, met 11 alle heur vervloeckte insettinghen ende regulen, hebben Ga naar voetnoot11 12 cristvm ende syn leere ghebannen ende veriaecht, ende al-13omme heur eyghen eere, lust, ghemack, ende profyt ghesocht: 14 Ga naar margenoot* ende om daer ane te ryuelycker te gheraken, // hebben sij int Ga naar voetnoot14 1 Pausdom gheordonneert veel superstitien oft menschen von- Ga naar voetnoot12den, als Latijnschen sanck, om dat het ghemeyn volck heur Ga naar voetnoot2 3 niet verstaen en soude, bellen ende simbalen, wieroockinghen, Ga naar voetnoot3 4 palmen, keerssen, ende een groote paeskersse, een vegheuier, Ga naar voetnoot4 5 sielmessen, vigilien, wtuaerden, ende beuaerden, om die Ga naar voetnoot5 6 sielen die sij daer in geset hadden, daer mede wt te verlossen, Ga naar voetnoot6 7 als sij daer ghelts ghenoech afghecreghen hadden, kermissen, Ga naar voetnoot7 8 cassen, de colen daer S. Laureys op ghebraden was, Ioseps Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 cousens, S. Cornelis erm, met ontallycke meer ander reliquien Ga naar voetnoot9 10 ende doot beenderen: sij verboden thouwelyck, ende vleesch Ga naar voetnoot10-11 11 ende suyuel te eten: diesghelycx ordonneerden sij beelden Ga naar voetnoot11 12 ende cruycefixen die al wonderlycke miraculen deden: sij Ga naar voetnoot12 13 bouden ende stichten allesins heuren Maosim, dat sijn groote Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 winckelen, kercken, dommen, ende cappellen, daer sij alle dese Ga naar voetnoot14 15 propere cremeryen vry met gheen cleyn profijt vercochten: Ga naar voetnoot15 16 Alsoo wel dat sij soo hooghe in rijckdom, glorie, ende weulps- Ga naar voetnoot16

[pagina 251]
[p. 251]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1heyt geclommen syn, als wij ghesien hebben: ende dit al onder Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 tdecxsel van heylicheyt (ghelyck wij voren gheseyt hebben). Ga naar voetnoot2 3 Van dese heeft ons S. Ian int 6. Capittel van Apocalipsis, ghe- Ga naar voetnoot34waerschoudt, daer hy seyt, dat hy een bleeck peerd sach als Ga naar voetnoot4 5 het lam den vierden seghel open ghedaen hadde, ende die Ga naar voetnoot5-6 6 daer op sat, die doot genaemt was. Want dese ghemeynte der Ga naar voetnoot6-7 7 ypocriten, niet teghenstaende dat sij dickwils opgheblasen Ga naar voetnoot7-8 8 tronien, cermousynen ende ghecarbonckelde neusen, deur Ga naar voetnoot8 9 Ga naar margenoot* onmatighe // oncuysheyt, ende gulsicheit, hebben, sijn noch-10tans inder sielen bleeck, dootuerwich, blau, ende valu als Ga naar voetnoot10 11 onghesonde oft doode menschen: want sij en hebben niet 12 dat lustich ende warachtich leuen dwelcke in Christo Iesu Ga naar voetnoot12 13 en sijn heylich woort is. Ende die daer op sidt was de doot, Ga naar voetnoot13-17 Ga naar voetnoot13 14 heur leeringe is doot ende verdoemenisse, want gheueystheyt Ga naar voetnoot14-15 15 en brenckt met heur anders niet ane, dan verderuinghe der Ga naar voetnoot15 16 salicheyt ende ghesontheyt: ende heure leste vruchten syn 17 scande ende wanhopen. Want de helle volcht heur naer, om Ga naar voetnoot17-18 Ga naar voetnoot17 18 te verslinden, de ghene die van heur veruoert worden. Daniël Ga naar voetnoot18 1 ende Paulus hebbent ons oock van te voren heprofiteert, Ga naar voetnoot1 2 dat den Antichrist wt den onderganck des rijcx ende ver- Ga naar voetnoot2-33stooringhe der stadt van Roomen voort soude comen. Om Ga naar voetnoot3-6 4 vanden welcken wat breeder te spreken, ick oock vier ghe-5sichten wt den Apocalipso ghenomen, ende in vier Sonetten 6 ghemaeckt hebbe, daer hem den heylighen geest deur S. Ian Ga naar voetnoot6-7 7 in syn verwen wel bescheydelyck af maelt, op datter een Ga naar voetnoot7-9 8 yeghelyck af ghewaerschout sijnde, hem daer voer soude moghen 9 wachten. Ick sach een beeste seyt S. Ian wt der zee opcomen, Ga naar voetnoot9 10 bediedende de vergaderinghe der booser ende houerdigher Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 gheueysde, die heur verheffen ende vervoorderen ghelijck de Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 Ceder boomen Libani: sij sijn onmenschelyck ende beestelyck 13 ghelijck Elimas de toouereer was, vol bedrochs, valscheyt Ga naar voetnoot13 14 ende houerdye: sij sijn die oprechte welpens, gebroetsele Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 des duyuels, verkeerende de weghen // des Heeren. Dese Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot15

[pagina 252]
[p. 252]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 beeste is hier beschreuen ghelijck het bleeck peert in de vierde Ga naar voetnoot1-4 Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 eeuwe: de wreede sprinchanen inde vijfde eeuwe: ende de Ga naar voetnoot2 3 dulle ende rasende peerden met leeuwen muylen inde seste Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 eeuwe. Dese beeste hadde seuen hoofden ende thien hoornen, Ga naar voetnoot4 5 bediedende de ouervloedighe valsche schadelycke ende pesti- Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-66lentiale dwalingen ende valsche ingheuen des duyuels, die nv Ga naar voetnoot6 7 oock inde valsche ende boose lidtmaten syns beestelycx li-8chaems regneren, te weten, in de rasende Bisschoppen, recht Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 gheleerde, priesters, gheveysde ende valsche ouerheden: want Ga naar voetnoot9 10 heur hoofden sijn heur valsche listen, ende heur hoornen 11 bedieden heur tyrannische macht. Sy hadde op haer thien Ga naar voetnoot11-12 12 hoornen thien croonen: beteeckenende heur groote heerschappye 13 ende ouerheyt de gantsche werelt deur. De duyuel is heur Ga naar voetnoot13 14 wreede Prince ende Hooftman, ende dat om de boosheyt ende Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 ondanckbaerheit des volcx: maer in dit een stuck verschillen Ga naar voetnoot15 1 den draeck ende de beeste: de duyuel ende sijn lidtmaten, Ga naar voetnoot1 2 Sathan van sijn vleeschelycke vergaderinghe: want hy hadde Ga naar voetnoot2 3 seuen croonen op sijn seuen hoofden, ende sij hebben thien Ga naar voetnoot3 4 croonen op heur thien hoornen. Dat bediet, dat het ghene Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 dat hy maer int simpel ingeuen en heeft, dat hebben sij met 6 dobbel macht, fortse, ende ghewelt. Daer hy maer met fan- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-97tasien ende ingheuen en mach, daer moghen dese, te weten, 8 die van sijn kercke, met alle fortse, ghewelt, ende dreyghe-9menten toedringen, daer hy maer saechtelycken // speelwijs Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot9 10 en roert, daer mogen dese met alder tirannien toedringhen. Ga naar voetnoot10 11 Als hy maer eenighe dwalinghen voorts en heeft ghebracht, Ga naar voetnoot11 12 dan moghen sijse voer een onbedrieghelycke waerheyt be- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313uestighen, ende daeraf een noodtsakelyck article des gheloofs Ga naar voetnoot13 14 maken, ghelijck sij gedaen hebben van het vagheuier, aflaten, 15 biechte, aenbiddingen ende omdraghinghe der afgoden, hoo- Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-1616ringhe des Latijnschen diensts, Misse, ende andere dierge-

[pagina 253]
[p. 253]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1lycke grouwelen. Als hy een loghene (ghelijck hy een vader Ga naar voetnoot1-2 2 alder loghenen is, ende vanden beghinne geweest heeft) 3 versiert, geuonden, ende voorts ghebrocht heeft, dan mogen Ga naar voetnoot3 4 sijse voer een gescreuen waerheyt (gelijck sij dat veel gedaen Ga naar voetnoot4 5 hebben) van goeder weerden ende authoriteyt maken, meer 6 boosheyt moghen sij bedrijuen (sijnde geestelyke instrumenten Ga naar voetnoot6 7 ende dienaers) dan hy alleene, als dat opentlyck ende breeder Ga naar voetnoot7 8 blijckt aen heur factien ende wercken. Sathan en soude Ga naar voetnoot8 9 Christum niet ter doot hebben connen brengen, ten ware doer Ga naar voetnoot9-10 10 Iudam gheweest, daer hy inghinck ende voorts deur de Bis- Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-1111schoppen ende Schriftgeleerde die hem ter doot veruolchden. 12 Noyt en souden de Apostolen, Predicanten, ende getrouwe 13 ghetuygen Christi ghedoot, veruolcht, ende vermoort ghe-14weest hebben, noch op dees ure noch niet en souden, indyen Ga naar voetnoot14 15 dese Pausche priesters heur oude manieren niet en hadden 16 onderhouden ende te wercke ghestelt. Ende op heur hoofden Ga naar voetnoot16-18 17 waren namen der lasteringhen teghen den Heere ende synen 18 Ga naar margenoot* Christum gheschreuen. // Dit en sijn anders niet dan die blinc- Ga naar voetnoot18-1919kende ende heerlycke titulen daer sij heur aengenomen macht Ga naar voetnoot19 20 mede verchieren, ende voer de werelt heur groot ende heylich Ga naar voetnoot20 21 willen doen schynen. Daer onder bedect ende begrepen heb- Ga naar voetnoot2122bende de groote verborghentheyt der ongherechticheyt. Wat 1 sijn Pausen, Cardinalen, Patriarchen, Legaten, opperste Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 hoofden, Eerdtsbisschoppen, Protonotarissen, Eertsdiakenen, Ga naar voetnoot2 3 Officialen, Prebendarisen, Vicarisen, mijn Heere den Abt, Ga naar voetnoot3 4 Meester oft Heere Doctor, ende veel dierghelycke anders dan 5 warachtighe namen der lasteringhen? Want dese officien ende Ga naar voetnoot5 6 titulen en sijn vanden heylighen gheest niet verordent, noch Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-8 7 daer en is inde heylighe schrifture niet eens mentie af ghe-8maect.

9Wat ist toch anders dan eenen afgryselycken grouwel, dat 10 de Paus hem seluen den alderheylichsten Vader, den oppersten Ga naar voetnoot10 11 stadthouder Godts ende Christi, het hooft der ghemeynten 12 Christi, ende den eenighen wtdeelder der gauen, ghena-13den, ende schatten Godts schrijft te wesen? ende dat de 14 Priesters ende Bisschoppen heur schryuen ende noemen Ga naar voetnoot14 15 bruydegoms, sitters in Gods plaetse, vergheuers der sonden, 16 ende onser vrouwen reyne ridders te wesen? Wat synt anders Ga naar voetnoot16 17 dan namen der lasteringhen? Want sij en sijn toch anders niet, 18 nae Zacharias betuyghen, (misbruyckende soo heur cudde, Ga naar voetnoot18 19 ende verlatende het ampt van het vercondighen des godde-20lycken woordts, onder sulcke ydele tytulen) dan warachtighe Ga naar voetnoot20

[pagina 254]
[p. 254]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot* schande-//lycke afgoden. Heur Decreten, Decretalen, inset- Ga naar voetnoot12tinghen, reghelen, ordonnantien ende statuten, rechten, vader- Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-33lycke ghewoonten, ende prouincialen, ende Synodalen, ende Ga naar voetnoot3 4 alle heure ghebruycken niet ghegrondeert synde op Gods Ga naar voetnoot4 5 gheboden ende heylich woordt, en sijn anders niet dan duuel- Ga naar voetnoot5-66sche geueystheden, lasterende den naem Gods: want den 7 naem der lasteringhen op heur hooft, en is anders niet dan 8 onder eenen eerlycken schyn te onderhouden dat lasterlick is, Ga naar voetnoot8 9 hem seluen daer inne verheffende, ende groot makende. Dese Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 beeste was den Luyparde wel ghelyck vol plecken ende ver- Ga naar voetnoot1011scheyden masselen, teeckenen der onghestadichheyt, verande- Ga naar voetnoot1112ringen, ende wanckelbaerheyt. Heur voeten waren des Beyrs Ga naar voetnoot12-13 Ga naar voetnoot12 13 voeten ghelycke, grouwelycke ende van leelycker ghedaenten, Ga naar voetnoot13 14 bediedende wreetheyt, sturicheyt, hertneckicheyt, ende onrey- Ga naar voetnoot1415nicheyt. Ende heuren mont scheen te wesen den mont des Leeus. Ga naar voetnoot15 16 Hier mede verclarende, dat sij soude wesen vol houerdyen, Ga naar voetnoot16 17 rooueryen, moorden ende ouervloedicheyt. Daniël sach in een Ga naar voetnoot17 1 gesichte een Leeuwinne, daer het houerdich rijcke der Assirien Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 ende Caldeen by geleken was. By eenen Beyr die hy sach, Ga naar voetnoot2 3 werdt het wreedt rijck der Meden ende Perssen geleken. 4 By eenen Luypart, het onvaste ende onghestadich rijcke der Ga naar voetnoot4-5 5 Griecken. Die van Assirien ende de Caldeen sijn om heur Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 rooueryen ende houerdye wille, deur den Propheet Esaiam Ga naar voetnoot6-7 7 ende Nahum, Abacuc, vervloect ende verordeelt. Die van Ga naar voetnoot7-8 8 Meden ende Perssen, hielden // het volck Gods gheuanghen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot8 9 in ellendicheyt, alst blyckt inde boecken, Hester, Paralipo- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-1010menon ende Esaias. De Griecken waren ten tijde vanden wree-11den tyran Antiochus oock spijtelyck verstoort teghen tvolck Ga naar voetnoot11 12 Gods, ghelijck in het boeck der Machabeen openbaerlyck Ga naar voetnoot12 13 blijct. Maer dese beeste die S. Ian hier sach, begreep in heur Ga naar voetnoot13 14 dese beesten alle drye die Daniël gesien heeft: te weten, den

[pagina 255]
[p. 255]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Luypaert ghelyck van lijue: den Beyr van pooten, ende den 2 Leeu van monde. Daermede heeft ons den heylighen gheest 3 voerseyt, dat in het vervloecte Pausdom oft selsaem rijcke Ga naar voetnoot3-4 4 Antichristi, soo veel grouwelicheden, afgoderyen, oncuysheyt, 5 moorderyen, ende alderhande boosheden souden sijn alleene 6 als in alle de voergaende rijcken al te samen gheweest sijn, 7 ghelick de gantsche werelt dat nv openlyck sien ende mercken Ga naar voetnoot7 8 mach. Nerghens en was oyt meerder houeerdicheyt, ydelheyt, Ga naar voetnoot8 9 wreetheyt, afgoderye, ouerspel, hoerderye, onreynicheyt, 10 Sodomiterie, nydicheyt, ende gheveystheyt, valscheyt, ende Ga naar voetnoot10 11 onghestadicheyt, ydel glorie, ongherechticheyt, touerye, super- Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-1212stitie, ende gheueysde gheestelicheyt, dan in dit rijcke Anti- Ga naar voetnoot1213christi. Sij hebben den heyligen Tempel Gods meer besmet Ga naar voetnoot13-15 Ga naar voetnoot13 14 alleene, dan alle de ongheloouighe rijcken die oyt gheweest 15 sijn altesamen ghedaen hebben int ghemeene. Sij hebben seer Ga naar voetnoot15 16 schandelyck het wtuercoren volck Gods (dwelck de vaten Ga naar voetnoot16-17 17 syner eere ende glorien sijn) verordeelt ende misbruyct. Sij Ga naar voetnoot17 18 Ga naar margenoot* hebben sijn vrye ende wtver-//coren dienaeren seer ellen- Ga naar voetnoot181dichlyck onder heure Decreten ende insettinghen gheuanghen 2 gehouden: de wreetheyt Pharaonis, Antiochij, ende Cayphe, Ga naar voetnoot2 3 by hun tyrannye geleken, en is maer spel oft een schaduwe: Ga naar voetnoot3 4 want in hun is alle vleesschelyckheyt ende onreynicheyt, alle 5 rasende lust ende wulpscheyt, alle vleesschelycke misbruycken 6 ende beestelyckheyt, gheene naturelycke noch redelyke maniere Ga naar voetnoot6-7 7 onderhoudende: de wreede Mandamenten teghen den Ioden Ga naar voetnoot7 8 ghemaect, ten versoeke van Ammon ende Antiocho, en sijn Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-10 9 by maniere van spreken, byder Antichristen ordonnantien 10 niet te ghelycken: want sij waren alleenlyck tseghen het Ga naar voetnoot10 11 lichaem: maer dese sijn teghen der menschen siele. Aldus 12 scheynt het Pausdom (dat rijcke Antichristi) den Luypaert, Ga naar voetnoot12 13 den Beyr, ende den Leeu ghelijck te wesen: ghemerckt het Ga naar voetnoot13 14 van de boosheden der andere rijcken niet alleenlycken mede en Ga naar voetnoot14-15 15 deylt, maer om dat die in alle boosheden, afgoderyen ende Ga naar voetnoot15

[pagina 256]
[p. 256]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 grouwelen die onder den hemel oyt gheschiet sijn, seuen Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 dobbel faut te bouen gaet. Sij hebben eens Leeuwens mont, Ga naar voetnoot2-7 3 altijt lasteringhe, veruloukinghen, ende bitterheyt wt bries- Ga naar voetnoot34schende: de voeten ghelyck de voeten van eenen Beyr, be- Ga naar voetnoot4-55teekenende heur grijpende begheerlyckheden, loopende tot 6 alle schandelycke boosheden, seer dapper ende snel om bloet Ga naar voetnoot6 7 te storten: als Luypaerden sijn sij bemasselt ende beplekt', Ga naar voetnoot7-9 Ga naar voetnoot7 8 met verscheyden ende menigherley onghestadighe fantasien, Ga naar voetnoot8 9 Ga naar margenoot* insettinghen, onderhoudinghe, nergens // inne ghestadich noch Ga naar voetnoot9 10 eenvoudich, maer aller weghen veranderlyck ende dwaes, Ga naar voetnoot10 11 want die ghene die Gods waerheyt versmayen, die sijn weerdich Ga naar voetnoot11 12 van Gode verlaten te syne, ende den gheest der loghenen Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 ende dwalinghen tot heurder verdoemenisse aen te hanghen. 14 De draeck seyt Iohannes, die daer sathan de duuel is, gaf dese Ga naar voetnoot14-2 15 beeste oft vermalendyde gheslachte Antichristi (syn beestelycke Ga naar voetnoot15-1 1 lichamen) syn gantsche macht, synen lasterlycken stoel, ende syn Ga naar voetnoot1 2 moghende authoriteyt ouere. Dese macht hem ouer te gheuen Ga naar voetnoot2 3 en is anders niet dan hem met listen, bedriegerye, practycken, Ga naar voetnoot3 4 geueystheyt, ende bedroch volmaectelycken bequaem te maken Ga naar voetnoot4 5 om het erm eenvoudich volck te verleyden, ende hem soo Ga naar voetnoot5 6 machtich te maken in alle listicheyt ende valscheyt. Hem 7 synen stoel te laten, is hun hier een rijcke der ydelder glorien, Ga naar voetnoot7 8 gheveystheyt, afgoderye ende grouwel te laten. Syn volle Ga naar voetnoot8-12 9 macht te gheuen is, om deur allen loghenachtighe teeckenen 10 ende wonderen te wercken, doer bedrieghelycke leeringhen den Ga naar voetnoot10 11 ongheloouighen crachtelicken tot heurder verdoemenisse te 12 verduyuelen ende te bedrieghen. Aldus is desen grooten Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-15 13 Antichrist een Coninck met Sathan, ouer alle de kinderen der 14 houerdyen: hy besit ende ghebruyct met Lucifer valschelyck Ga naar voetnoot14 15 den stoel Godts: sittende in smenschen conscientie, beroemende Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-16 16 hem seluen altijts in Gods plaetse te wesen, verleydende het 17 werelts volck, de selue ouerwinnende wt dien dat hyse in Ga naar voetnoot17 18 alle manieren van dwalingen // ghebracht heeft. Ende aen- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1819gaende den stoel: ghelijck Christus ons Heere met synen Ga naar voetnoot19

[pagina 257]
[p. 257]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 eewich regnerende Vader, met ootmoedicheyt in den eer- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22lycken stoel Gods sit. Alsoo sidt hy (te weten den Paus van 3 Romen, den Antichrist) met synen Vader, den duuel met 4 alle houerdye ende lasteringhen inden verdoemelycken stoel 5 satans. Aengaende sijn macht: ghelijck Christus sijn macht Ga naar voetnoot5-6 6 van Gode synen Vader ontfanghen hadde: also heeft desen 7 sijn macht van synen vader den duuel ontfangen. Ghelijck 8 Christus vol ghenaden ende waerheyt is, alsoo is desen Anti-9christ vol haets ende nijts, valscheit, leughenen, ende alderley 10 ongherechticheyt: van wiens dwalinghen ende loghenen die Ga naar voetnoot10-11 11 ongheloouighe ghesmaect hebben. Ghelijck den heylighen Ga naar voetnoot11 12 gheest Cristi in sijn liefhebbers de verborghentheyt der waer- Ga naar voetnoot1213heyt ghewrocht heeft: so heeft ter ander syden den dwalenden 14 ende onsuyueren gheest deses Antichristi sint de doot ende Ga naar voetnoot14 15 openbaringhe Christi, inde vianden Christi de verborghentheyt Ga naar voetnoot15 16 synder boosheyt ghewrocht. Aengaende sijn authoriteyt, ghe- Ga naar voetnoot16-4 Ga naar voetnoot1617lijck Christvs mensche wesende, van GOD macht ontfinck, 18 om soodanighen miraculen te doene als niemandt doen en Ga naar voetnoot18-19 19 conste. Alsoo doet desen doer den duyuel, doer de heyme- Ga naar voetnoot191lycke ghehenghenisse GODS, onder den ongheloouighen Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 hoop. Soo dat hy in alle verkeerde macht, ouerheyt, ende Ga naar voetnoot2 3 authoriteyt, synen vader den duyuel naer volcht, ende te Ga naar voetnoot3 4 bouen gaet.

5//Want ghelijck hy den godvreesenden Iob van alle syne Ga naar margenoot* 6 hauen, goet, kinderen, knechten, ende beesten beroofde, ende Ga naar voetnoot6 7 hem in sijn vleesch, met groote ende smertelycke sweren 8 quelde: alsoo heeft desen grypenden ende ghierighen Leuia- Ga naar voetnoot8-12 Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-99than ende boosen moordenaer, met syne verslindende sprinc- Ga naar voetnoot9-1010hanen, het erm volck van heuren sweete, bloet, pyne ende Ga naar voetnoot10-11 11 erbeyt, nootdrufte ende leeftochte berooft: den siecken, be-12hoeftighen, ermen, weduwen noch weesen, niet sparende. 13 Geenderhande goeden, hoe booselyck sy vercreghen sijn, en Ga naar voetnoot13-14 14 moghen heur in hare biechte niet tompasse comen: ende

[pagina 258]
[p. 258]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 dat meest te beclaghen is, sij besmetten der menschen siele, Ga naar voetnoot1-4 Ga naar voetnoot1 2 met gheueystheden, vals ghelooue, ende alle duyuelrye, Ga naar voetnoot2 3 latende hun conscientien tot alder tijt twyffelachtich, wan- Ga naar voetnoot34hopende ende troosteloos. Eyndelyck, ghelijck in het lichaem Ga naar voetnoot4-5 5 Christi de gantsche volheyt der godheit woont, alsoo woont Ga naar voetnoot5-8 6 in dit lichaem Satans de gantsche volheyt alder valscheyt, alle Ga naar voetnoot6-8 7 boosheyt crachtelyck, substantialyck ende lichamelyck te 8 wercken. Ende ick sach een van heuren hoofden als dootlyck Ga naar voetnoot8-9 9 ghewont met den sweerde syns monts. Dat is, met verclaringhe Ga naar voetnoot9 10 ende vercondighen synder Euangelie, dwelck cortelinghe Ga naar voetnoot10 11 (sint Ian Hus tijt) in Bemen, ende daer nae in Duytslandt Ga naar voetnoot11 12 wel ghebleken is, ende noch in menigherley plecken der werelt 13 beuonden wordt: als in Engelant, Vrancrijck, Brabant, Schot- Ga naar voetnoot1314lant, Polen, en elders: ghelijck yeghelyck dat merckelycken Ga naar voetnoot14-15 15 sien mach, ten // ware dat wij ooghen hebbende gants blint Ga naar voetnoot15 16 willen blyuen. Want eenen yeghelycken is wel kennelyck, Ga naar voetnoot16-17 17 ende siet wel hoe in veel plaetsen, des Paus aflaten aen deen 1 syde geleyt sijn: sijn macht neder gheworpen, synen naem Ga naar voetnoot1 2 wtghewassen, sijn Vagheuier, Missen, beuaerden, Afgoden, Ga naar voetnoot2 3 ende dierghelycke snoode gheueerden gants verbannen ende Ga naar voetnoot3 4 verworpen syn. Ist dat dit niet een doodelycke wonde aender 5 beesten hooft en is: soo dencke ick datter gheen en is (indien Ga naar voetnoot5 6 dat dit niet een openbaer ende seker teecken syns toecomenden Ga naar voetnoot6-7 7 vals en is, soo en derfmen geen verwachten). Maer sijn doode- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88licke wonde wert wederom ghenesen. Al heeft het Euangelie Ga naar voetnoot8 9 in veel plaetsen ghepredickt gheweest: ende al syn des Paus 10 grouwelen het opperste neder ghekeert gheweest, so blyuen oft Ga naar voetnoot10 11 cruypen (ommers in sommighe steden) wederom in heur Ga naar voetnoot11 12 valsch Priesterschap, gheloften gheen vrouwen te trouwen, 13 ende heur Sodomitische reynicheyt, oorbichte, oft maniere Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 van de selue. Vele en sien niet nauwe op Godts woort, (dwelck Ga naar voetnoot14 15 den rechten proefsteen is,) maer dryuen menschelycke leeren, Ga naar voetnoot15 16 Paussche instellinghen, al ist heur ghebleken, dat den Paus Ga naar voetnoot16-18 17 den rechten Antichrist is, ende heure namen wt heur boecken 18 gheschrapt syn: ende soo syn heur ceremonien, die voortijts Ga naar voetnoot18

[pagina 259]
[p. 259]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 maer slecht gheacht en waren, nv nootsakelycke onderhou- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22dinghen, goddelycke ceremonien, eerlycke ghebruycken, ende Ga naar voetnoot2 3 sonderlinghe, ende chierlycke instellinghen ghenaempt. Al Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-9 4 Ga naar margenoot* seg-//ghen sij de Misse int Latyne quaet te wesen, sij prijsense Ga naar voetnoot4-5 5 in hun sprake voer een voldoende offerhande: andere segghen Ga naar voetnoot5 6 beschermpt te worden met Demitte nobis, oft eenich ander Ga naar voetnoot6 7 onuerstane woort: sommighe willen de vryen wille dryuen, Ga naar voetnoot7 8 sommige en willen geen Papisten wesen, maer sijn haluen, Ga naar voetnoot8-9 9 ende ergher dan Papisten. Oock is tghesalft hooft tot som- Ga naar voetnoot910mighe plaetsen voer een weynich tijts opghericht met cracht Ga naar voetnoot10 1 der eertscher Princen, die voer den Paus moeten strijden, Ga naar voetnoot1 2 alst ende daert hem belieft: verworghende, verbrandende alle Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 diet hun belieft, verderuende hun eyghen Landen: vermoor-4dende ende veriaghende hunne ghetrouwe ondersaten, om 5 dat sij de eere Gods te recht soecken, betoouert ende ghe- Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-66dronghen sijnde om dies te doene, deur flatteringhen ende Ga naar voetnoot6 7 schandelicke namen, als Alderchristelycxste Princen, bescher- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88mers des alghemeynen Catholycken gheloofs (daer mede des 9 Paus insettingen meynende) ende in deser voeghen wordt Ga naar voetnoot9 10 de wonde genesen. Dit sijn de saluen ende de smeerders. Ga naar voetnoot10 11 Ende het gantsche ertryck seyt Ioannes, verwonderde hem van Ga naar voetnoot11-12 12 de beeste. Het vleesschelyck, dwaes, ende werelts ghesint Ga naar voetnoot12-3 13 volck, de wijsheyt des heylighen gheests niet verstaende, 14 denckende dat alle die properheden, goddelycke, verdienste- Ga naar voetnoot1415lycke, ende gheestelicke dingen waren, verwonderende hun, Ga naar voetnoot15

[pagina 260]
[p. 260]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 verheffent, prijsent, ende houdent in grooter weerden, iae Ga naar voetnoot1 2 bouen alle de dinghen die van God verordent ende inghestelt Ga naar voetnoot2 3 Ga naar margenoot* sijn, ende heur wtnemen-//de verblintheyt is soo groot, dat Ga naar voetnoot3 4 sij heur oude wtsinnicheyt ende raserye niet en willen of en Ga naar voetnoot4 5 connen verlaten, want als sij hopen dat heur oude ende quade Ga naar voetnoot5 6 ghewoonten sullen blyuen dueren, dan slaen sij van blyschappe 7 hun handen te gadere, ende singhen met den Papen, Gau- Ga naar voetnoot7-88deamus. Ende sy aenbidden den Draeck, Die der beesten de Ga naar voetnoot8-9 Ga naar voetnoot8 9 macht gaf: dat is, sij verblyden heur in heurder herten, ho- Ga naar voetnoot910pende dat langhe dueren sal, namelyck als sij sijn hooft in hun Ga naar voetnoot10 11 regierders wederom ghenesen sien: de goddelicke Predicanten Ga naar voetnoot11-13 12 verbrant, de Leeraers des volcx ghedoot, oft veriaecht, ver-13uolcht, ende gheboden te swijghen, ghelijck wij dat in onsen 14 landen ghesien hebben.

1Alle de gene die den Draeck aenbidden, die aenbidden ooc Ga naar voetnoot1-2 2 de beeste, want ghelijck de ghene die Christum aenbidden, Ga naar voetnoot2-3 3 die aenbidden oock synen Vader: Alsoo oock alle die den 4 Antichrist aenbidden, dat is die heur tot syne gheboden, Ga naar voetnoot4-5 5 Missen, ende ordonnantien bewillighen, die aenbidden oock 6 alle den duyuel, waeraf hy sijn boosheyt ontfanghen heeft. Ga naar voetnoot6 7 Wie isser deser beesten ghelyck? In wtwendighe blinckende Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 wercken, oft wtwendighe onderhoudinghe der verualster ende 9 versierder Religien? Wie isser machtich teghen heur te strijden? Ga naar voetnoot9. 10 segghen sij, ghemerct dat de wereltlicke ouerheit heur saecken Ga naar voetnoot10 11 soo dapperlyck ter herten neempt, ende beschermpt: de Ga naar voetnoot11 12 papisten soecken alle middelen, tsy met listen, valscheyt, oft Ga naar voetnoot12 13 ghewelt, om heur ouerspelighe, gheueysde, ende vermomde // Ga naar voetnoot13 14 Kercke in heure heerlyckheyt, hoocheyt, ende heylighen Ga naar margenoot* 15 schijn te houden, gheen schalcheyt, list, oft bedrieghelycke Ga naar voetnoot15 16 vonden en laten sij onbeproeft noch onversocht, om daer Ga naar voetnoot16 17 mede te maken dat het volck heur voer gheestelycke ende Ga naar voetnoot17 18 eerwerdighe lieden souden achten, ende heur houden souden Ga naar voetnoot18 19 voer lieden van onwtsprekelycke ende onbegrijpelycke macht Ga naar voetnoot19-20 20 te wesen. Daer volcht naer inden seluen tijt ende Capittele: Ga naar voetnoot20

[pagina 261]
[p. 261]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ende heur was eenen mont ghegheuen groote dinghen ende laste- Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot12ringhen te spreken. Als hen die waerheyt des Heeren geopen-3baert was, en dancten sij gode daer niet af, maer werden ijdel Ga naar voetnoot3 4 in heure ghedachten. Ende daerom gafse GOD ouer in schan- Ga naar voetnoot4-75delycke lusten heurder herten, met onghelooue verduystert, Ga naar voetnoot5 6 ende in eenen verkeerden sin, also dat sij wijs meynende te Ga naar voetnoot6 7 wesen, dwaser gheworden sijn, dan sij oyt te voren waren. 8 Nv spreken sij in heur Concilien, Consistorien, ende ser- Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-99moonen groote lasteren teghen God ende synen Christum, Ga naar voetnoot9 10 het volck Gods moet heur deur wreede mandamenten met Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-12 11 Roomsche bedeleryen, ende snoode gheleende insettinghen 12 dienen, wat grouwel sy daer ooc af hebben: geen heylighe Ga naar voetnoot12 13 schrifture en mochter ghelesen oft in ghemeyn sprake gedruct Ga naar voetnoot13 14 worden, want de schrifture (segghen sij) moet alleenlyck 15 verstaen worden na hun profijt, gheliefte, ende goet duncken: Ga naar voetnoot15 16 Hoe soude de beeste anders van heurder wonden ghenesen 1 connen worden? want die schrifture ongheualst gheeft heur Ga naar voetnoot1 2 de wonde. Sij en wil-//len niet dat wij Christvm voer Ga naar margenoot* 3 onsen Salichmaker souden nemen sonder onse verdienste. Ga naar voetnoot3 4 Het Nachtmael des Heeren, dwelck ten rechten by de schrif- Ga naar voetnoot4-6 Ga naar voetnoot45ture een ghemeynschap des lichaems ende bloet Christi ghe-6naempt is, moet nv van eerst een nieu cruyssinge sijns lichaems Ga naar voetnoot6 7 sijn, waer inne eenen verrader alleene, als in een batement Ga naar voetnoot7-9 8 spel, oft sesse personagie spel, te weten, Iudas, Annas, Caiphas, 9 Herodes, Pilatus, ende de Ioden. Den houwelycken staet Ga naar voetnoot9-12 10 werdt van heur voer onreyn ghehouden, niet teghenstaende Ga naar voetnoot10 11 dat hy van Gode als een reyne ende goddelycke insettinghe Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 inghestelt is. Gheen Pauselycke beloften van Monicken en Ga naar voetnoot12 13 moghen ontbonden oft ghebroken worden, al weetment wel Ga naar voetnoot13 14 dattet een duyuelsche saecke is, die veel hondert duysent 15 Sodomyten ghemaect heeft. Ten anderen, sonder de blinde Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-1

[pagina 262]
[p. 262]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 mommelinghen ende hant opt hooft legghingen eenich Pries- Ga naar voetnoot1-22ters, en moghen de sonden niet vergheuen worden (soo sy Ga naar voetnoot2 3 segghen) want hier doer wordt haer rijck onderhouden, ende Ga naar voetnoot3 4 veel meer grouwelycke woorden sijn doer sijnen mont wtghe- Ga naar voetnoot45sproken gheweest, ende noch daghelycx worden, die ick hier Ga naar voetnoot5-10 6 om die cortheyt des tijts, ende oock op dat ick den goet- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-77willighen Leser niet moyelyck en valle, ende dat ick mijnen Ga naar voetnoot7 8 tijt beter bestede, wille ickt hier mede laten, ende den Leser Ga naar voetnoot8 9 hier mede (hope ick) te vreden sijn sal, ende hem ghenoeghen Ga naar voetnoot9-10 10 laten.

11 Ga naar margenoot*//Nochtans en mach ick hier niet ongheraect laten de groote Ga naar voetnoot11 12 lasteringhe die sij bedrijuen als sij segghen, dat de heylighe Ga naar voetnoot12-14 13 Kercke, deur de eenighe cracht heurder saluinghen ende 14 scheringhe ontfanghen wordt, sluytende daer mede buyten 15 alle andere menschen van wat state sij sijn, die sij alle leecke Ga naar voetnoot15 16 noemen, ende onder desen valschen aenghenomen titel willen Ga naar voetnoot16 17 sij voer salichmakers der menschen sielen ghehouden worden: 18 segghende dat heure Missen, voldoende offerhanden sijn voer Ga naar voetnoot18 19 leuende ende voer doode, rechtuerdichmakende, helpende, 20 troostende, ende de menschen, ex opere operato, behoudende Ga naar voetnoot20 21 ende salichmakende. Ende ouer heur grouwelijcken ende 1 stinckenden hoop der Antichristen maken sij de Keysers, Ga naar voetnoot1 2 Coninghen, hoofden ende regierders: alleenlyck om van Ga naar voetnoot2-3 3 henlieden in alle heure boosheyt onderhouden te worden. De Ga naar voetnoot3 4 Coninghen sijn in polityke ende wereltlycke saken hoofden 5 ende opperste van Gode verordent; maer verre sij dat een Ga naar voetnoot5 6 Goduresende Coninck die sij toch verachten, wederspannich Ga naar voetnoot6-7 7 ende ongehoorsaem sijn, hun hooft soude sijn, en sulcken Ga naar voetnoot7-8 8 tytel aen hem soude nemen, dat Sathan alleenlyck is: want de Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-10 9 duyuel (seyt Iob) is het eenich hooft ouer alle kinderen der 10 houerdyen. Ende heur werde macht ghegheuen (seyt den text) Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 om 42 maenden lanck te doene, dwelcke sijn de dry Iaren ende Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 een half van Helias, ende eenen haluen tijt Danielis, ende de Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 duysent tweehondert ende tsestich daghen Iohannis. Sij dede Ga naar voetnoot13 vorige blz.-3

[pagina 263]
[p. 263]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot*heu-//ren mont open tot lasteringhe teghen Godt om sijnen 2 naem, ende om sijn tente, ende de inwoenders des hemels te Ga naar voetnoot2 3 lasteren. Die tente Godts, is Christus Iesus daer die volheyt Ga naar voetnoot3 4 Gods in woont: by de inwoenders des hemels wordt ghemeynt Ga naar voetnoot4 5 sijn warachtighe ghemeynte, van de welcke de Enghelen 6 oock niet af ghesloten en sijn. Dese inwoonders sijn de gene Ga naar voetnoot6 7 die een hemels leuen leyden, in een onbesmet ghelooue, die Ga naar voetnoot7-8 8 dinghen die daer bouen, ende niet opder eerden syn soeckende, 9 God den Vader inden gheest ende waerheyt aenbiddende, Ga naar voetnoot9 10 warachtige Christenen tot den eynde toe blyuende ende Ga naar voetnoot10-11 11 volherdende: veel sijnder in desen hemel ghegaen, maer sij en 12 sijnder niet al volstandich in ghebleuen tot den eynde heurs Ga naar voetnoot12 13 leuens, dwelcke seer te beclaghen is. Ende dese beeste oft Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-15 14 beestelycken Antichrist werde macht ghegheuen teghen de 15 heylighen te stryden, sij quellen steedts met ghewelt, ende 16 met hunne vleesschelycke ende wereltlicke policyen, ordon- Ga naar voetnoot1617nantien, ende authoriteyt, de reyne ghetuyghen ende Predi- Ga naar voetnoot1718canten des Heeren, van hem (ghelijck sijn Apostelen waren) Ga naar voetnoot18 1 in sijn heylich woordt gheleert, in alder manieren ghelijck Ga naar voetnoot1 2 de erghe gheestelyckheyt der Ioden ten tijden Christi en Ga naar voetnoot2 3 synen Apostelen dede: sij vervolchdese met wreede voort- Ga naar voetnoot3-44roepinghen, banninghen, vier ende sweert, met den wreeden Ga naar voetnoot4 5 Pharao ende Antiochus, om daer mede te betoonen, dat Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-7 6 Christus een teecken der wedersprekinghe, ende eenen steen des 7 aen-//stoots is. Sij soecken hier, sij iaghen daer, ende nummer- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot7-88meer en houden sij op van rasen, voer dat sij hem in de ghe- Ga naar voetnoot89uanckenisse ghesteken ende vast gesloten hebben: noch en Ga naar voetnoot9 10 sijn sij hier mede niet te vreden, voer dat syse in de teghen- Ga naar voetnoot10-1111wordicheyt der blinder werelt, achteruolghende heur placcaten Ga naar voetnoot11 12 (om het werelts volck in heure dwalinghe te houden) ouer- Ga naar voetnoot12

[pagina 264]
[p. 264]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1wonnen hebben: hoewel syse voer God niet ouerwonnen en 2 hebben, ende doense dan weder roepen. Oft indyen sij stant- Ga naar voetnoot23vastelyck inder waerheyt blyuen staen, soo doen syse, het sy 4 deur water, oft met vier, de pynelycxste doot lyden. Ende Ga naar voetnoot4-6 5 dese beeste was ouer alle gheslachten, volcken, tonghen, Heydenen, 6 macht ghegheuen. Want dese Antichristen en sparen niemanden Ga naar voetnoot6 7 cleyn noch groot, hooghe noch leeghe, rijck noch erme, 8 crancke noch ghesonde, gheleerde noch ongheleerde: maer 9 sij moeten beuel ouer hen hebben, al ist met ghewelt, ten Ga naar voetnoot9 10 minsten moeten sij tsiaers de lieden eens voer heur te bichten Ga naar voetnoot10 11 hebben, om te weten hoe sij ghesint sijn: weer sij ingheboren Ga naar voetnoot11-12 12 oft vremdelinghen sijn, regeerders oft vanden ghemeynen Ga naar voetnoot12 13 volcke sijn. Daer en hulpt gheen ontschult, oft anders moeten Ga naar voetnoot13 14 sij onder de dieuen met Christo inde Vierschare staen. Ga naar voetnoot14 15 Dese macht en hebben sij niet alleen in een plaetse, maer sij Ga naar voetnoot15 16 hebbense in allen Landen, spraecken, en in elcke stadt: ende Ga naar voetnoot16 17 in elck huysghesin moeten sij te doene hebben, allen menschen Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-18 18 ghelooue verderuende.

1//Want alle de inwoonders der eerden, moeten dese beeste Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1-2 2 aenbidden. Sij moeten heur tot heuren grooten grouwel be- Ga naar voetnoot2-33willighen, sij moeten God lasteren, ende hunne vuyle instel-4linge onderhouden, ende heuren menschen dreck eten. Die Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-9 5 inwoenders der eerden die heur seluen meer dan GOD, ende Ga naar voetnoot5-6 Ga naar voetnoot5 6 heur vleesch meer dan sijn waerheyt lief hebben, die hunnen 7 troost op die rappige verdiensten ende onreyne verweruinghen Ga naar voetnoot7 8 deser beestelycker hypocriten setten, ende niet op Gods soete Ga naar voetnoot8 9 beloften. Welcker namen niet gheschreuen en syn int boeck des Ga naar voetnoot9-10 10 Lams. Die van Christo niet ghepresen noch deur sijn wordt Ga naar voetnoot10 11 ende beloften aenghenomen en sijn, die met de gherechtighe Ga naar voetnoot11 12 als lidtmaten eens verborghens ende gheestelycken lichaems

[pagina 265]
[p. 265]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 in hem niet geteeckent ende geregistreert en sijn, wiens erfdeel Ga naar voetnoot1 2 met hem int Landt des leuigenden niet en is, die niet en sijn Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-11 Ga naar voetnoot2-3 3 vanden cleynen ghetale die God de Vader Christo ghegheuen Ga naar voetnoot3 4 heeft, om in eenen gheest met hem deelachtich te wesen, die Ga naar voetnoot4 5 van hem tot den eewighen leuen niet gheordineert, gheschickt, Ga naar voetnoot5 6 noch in sijn voerwetenschappe opgheschreuen en sijn, noch Ga naar voetnoot6 7 van hem van den beghinne der werelt om syne onbevlecte Ga naar voetnoot7 8 kinderen in Christo te wesen, niet vercoren en sijn: 9 moeten hem aenbidden. Het Lam datter ghedoot was, is Ga naar voetnoot9 10 Christus, die daer alleene wech nempt de sonden der werelt, Ga naar voetnoot10 11 in wien alleenlycken het leuen is, want hy is het leuen selue.

12 Ga naar margenoot*//Nochtans en is hy het leuen niet, dan der gheender die in Ga naar voetnoot12 1 hem gheloouen. Dat daer vanden aenvanck der werelt ghedoot Ga naar voetnoot1-2 2 word, voer alle de ghene die hy gheschapen heeft om salich Ga naar voetnoot2 3 te worden, alsoo dat sijn eenighe doot, verrijsen, opvaert, Ga naar voetnoot3 4 deur de beloefte Gods, heurder alder salicheyt is: want sij Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-6 5 hebben al van een gheestelycke spijse gheten, ende wt eenen Ga naar voetnoot5 6 gheestelycken steen gedroncken: al ist dat hy lange naer hun Ga naar voetnoot6 7 inden vleessche quam, hy vertradt alleenlyck het hooft der Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 slanghen: Vanden beghinne der werelt heeft hy in sijn lidt- Ga naar voetnoot8-99maten ghedoot gheweest, ghelijck het openbaerlyck blijct Ga naar voetnoot9-11 Ga naar voetnoot9 10 inden rechtuerdigen Abel, Hieremia, Ian de Dooper, ende Ga naar voetnoot10 11 dierghelycke. Die vanden Lamme in het boeck des leuens Ga naar voetnoot11 12 niet geschreuen en sijn, die sijn in het boeck der doot geteekent,

[pagina 266]
[p. 266]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 ende tot der eewigher doot (ghelijck Petrus betuycht) met den Ga naar voetnoot1 2 duuele ende sijnen Engelen, om heurs ongeloofs wille be-3waert. Die daer ooren om te hooren heeft, die hoore (seyt den Ga naar voetnoot3 4 text) die verstant heeft dat hy hem late vermanen van het Ga naar voetnoot4-5 Ga naar voetnoot4 5 ghene dat hier naer volcht. Eerst, dat hy de wijsheyt heeft Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 dat hy na d'uytwijsen van desen oordeele. Aldus laet de 7 heylighe gheest sijn gheloouighe weten, heur waerschouwende Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 Ga naar voetnoot7 8 om te aenmercken, dat al datter gheschreuen is tot onser leere Ga naar voetnoot8 9 ende stichtinghe gheschreuen is. Die in de gheuanckenisse leyt Ga naar voetnoot9-10 Ga naar voetnoot9 10 sal inde gheuanckenisse gaen. Dese waerschouwinghe gheeft 11 heur de Heere, laetse heur waernemen indien het heur belieft, Ga naar voetnoot11 12 Ga naar margenoot* want hy wil // sijn recht ordeel bekent hebben. Die de recht- Ga naar voetnoot1213gheloouighe in heure lichamen wtwendelyck quellen, die sullen Ga naar voetnoot13 14 inden gheest met inwendighe duysterheyt ghestraft ende 15 ghepynicht (oft met blintheyt der sielen gheslaghen) worden, 1 op dat hy te meer deur Sathan ende de sonde gheuanghen Ga naar voetnoot1 2 blyue. God wilse in eenen boosen sin ende lust ouerleueren, Ga naar voetnoot2-4 Ga naar voetnoot2 3 ende wilse in crachtighe duyuelrye ende bedriegherijen laten Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 brenghen. Om alle manieren der loghenen te gheloouen, op Ga naar voetnoot4-5 Ga naar voetnoot4 5 datse mochten verdompt worden. Die den ermen onnooselen Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-8 6 (om syns gheloofs wille) met den sweerde doot, oft verdoet, Ga naar voetnoot6 7 die moet met den sweerde syns monts oft gheests, dwelck het Ga naar voetnoot7-8 8 woort Gods is, ghedoot, gheordeelt ende verdompt worden. 9 Het woordt dat ick ghesproken hebbe (seyt Christus) sal Ga naar voetnoot9 10 heur inden lesten dach ordeelen, ghelijck hy oock in Apo- Ga naar voetnoot10-1111calipso int 11. Capitel seyt, indien hem yemant wilt hinderen Ga naar voetnoot11

[pagina 267]
[p. 267]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 oft leet aendoen, daer sal vier wt heuren mont comen, ende 2 sal heur vyanden verteiren ende te niete brenghen. Ende ick Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-4 3 sach (seyt Ioannes) noch een ander beeste wt der eerden comen, 4 ende hadde twee hoornen als een Lam: bediedende ende voer- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55beldende alle valsche Propheten, ende godloose Predicanten, 6 die in hun voorstellen gans beestelyck, ydel, vleesschelyck, Ga naar voetnoot6-10 Ga naar voetnoot6 7 ende verdoruen sijn: sij sijn afgrijselyck inde ghedachten 8 heurder booser herten, niet Godt, maer heuren eyghen buyck: Ga naar voetnoot8 9 niet de eere Christi, maer heur eygen houerdye, ende ydel Ga naar voetnoot9 10 Ga naar margenoot* glorie soeckende. Sij rijsen wt // der eerden, tot ertsche wijsheyt Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 gantschelyck gheneghen ende begheuen sijnde. De lusten 12 ende begheerlyckheden die sij tot de werelt dragen, verwecken Ga naar voetnoot12-13 13 heur tot preecken, ende niet eenighen goeden noch gherechten Ga naar voetnoot13 14 yuer, liefde, oft viericheyt, oft doer gheltghiericheyt voorts Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 ghedreuen. Sij comen op van boosheyt tot boosheyt, ende Ga naar voetnoot15-1 Ga naar voetnoot15 1 steedts blyuen sullen, tot dat de Heere heur verderuen sal. Ga naar voetnoot1 2 Gelijck de rechtgheloouige van deucht tot deuchden voorts Ga naar voetnoot2-3 3 gaen, tot dat sij God van aensichte tot aensichte in dat eewich Ga naar voetnoot3-4 4 Sion aenscouwen sullen. Van het eerste beghin der werelt is Ga naar voetnoot4-9 5 dese beeste aldereerst in Cain moordadich gheweest, ende Ga naar voetnoot5 6 voorts inde vleesschelycke kinderen der menschen, namelyck, 7 Cham, Noës eerste onbeschaemde sone, in Ismael ende Esau, Ga naar voetnoot7 8 Iannes ende Iambres, Balaham ende Baal Propheten, In Ga naar voetnoot8 9 Annas ende Cayphas, in Baricha ende Diotrepes op gheresen, Ga naar voetnoot9 10 ende nv voorts in Mahomets leeraers, ende des Paus Choor Ga naar voetnoot10-1

[pagina 268]
[p. 268]

1 Esels ende Sanghers, ghelijck yeghelyck (die eenichsins inden Ga naar voetnoot1 2 gheest verlicht is) lichtelyc ende openlyck sien ende mercken Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 mach. In alle Dommen ende groote Kercken, ende daer sij Ga naar voetnoot3-4 4 heur dominatie hebben. Dese beeste hadde twee hoornen ghelyck Ga naar voetnoot4-6 5 het Lam maer gants gheconterfeyt ende inder waerheyt Ga naar voetnoot5 6 valsch, want sy sprack ghelyck den draeck: De hoornen Christi 7 sijn hooch ende groot, rijck in het woort, alleenlyck rijst ende Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 8 spruyt sijn ghemeynte op wt de blyde tijdinghe ende beloften 9 Ga naar margenoot* Gods. Dat woordt is recht, ende den Septer // der macht Ga naar voetnoot9-10 Ga naar voetnoot9 10 Christi, ende de roye der rechter ordonnantien, waer sij Ga naar voetnoot10 1 regneert, daer en sijn gheen ander vremde Septeren, inset- Ga naar voetnoot12tingen, noch ghewoonten. Het Lam Gods op den berch Sion Ga naar voetnoot2 3 bediedende Ihesvs Christvs, heeft seuen hoornen, want Ga naar voetnoot3 4 in hem is de volheyt der waerheyt. Dese beeste en heeft Ga naar voetnoot4-7 5 maer twee hoornen, ende die noch maer na ghemaect ende 6 vals, sij schynen de hoornen Christi te wesen, maer in der 7 waerheyt sij en sijns niet. Dese bedieden de verdoruen ende Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-10 8 verualste letteren, beyde der Testamenten wtgheleyt, ende 9 tot een vleesschelicke meyninghe ghetrocken, ende voort 10 ghebracht: daeromme en ist maer een bedrieghelyck schynsel, 11 ende Hipocrijts wesen, ende ganschelycken teghen des Heeren Ga naar voetnoot11 12 meyninghe, het recht onderscheyt des gheests niet hebbende. Ga naar voetnoot12

13Dese lettere sonder den heiligen gheest, is doot, ende en Ga naar voetnoot13-15 14 compt niet met allen ouer een met Christo; noch en heeft Ga naar voetnoot14 15 op hem gheen opsichte. Hy is de waerheyt ende dat leuen: Ga naar voetnoot15

[pagina 269]
[p. 269]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 dit is loghene ende de doot. Sijn woordt is gheest ende leuen: Ga naar voetnoot1 2 dit en is maer coper oft metael gheluydt gheuende, fantas- Ga naar voetnoot23tycke, gheueyst, Sophistich ende listich. Al ist saecke dat sij Ga naar voetnoot3 4 Christo ghelijck schynen te syne, sij en sijn nochtans nieman- Ga naar voetnoot4-55den onghelyckere. Sij sijn alleenlyck de hoornen der beeste 6 die het rijcke Antichristi ende niet Christi ophouden. Ga naar voetnoot6

7 Ga naar margenoot*//Want Christus rijck en is van deser werelt niet: sij ver- Ga naar voetnoot7-98anderen de goede schepselen Gods van heur recht ghebruyck, 9 als boomen in Afgoden, siluer, gout, syde laken, fluweel, Ga naar voetnoot9-10 10 geueysde heylighen, verchierselen, den reynen houwelycken Ga naar voetnoot10-12 11 staet in stinckende hoerderye, ende alderley afgryselycke 12 oncuysheyt, om ons vanden dienst (ons van Gode beuolen) Ga naar voetnoot12 13 te wijcken, tot hunne ydele ende onnutte superstitien, om sijn Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-2 1 gheboden alsoo tot niet te maken, ende haer valsche inset- Ga naar voetnoot12tinghen op te rechten: om eyndelyck allen menschen in ver- Ga naar voetnoot23boden aenbiddinghen ende grouwelycke afgoderyen, (waeraf Ga naar voetnoot3 4 sij vol sijn) te doen vallen. Ende om heur saken in desen staet Ga naar voetnoot4 5 te houden staende, hebben sij met Sathan heuren hooftman Ga naar voetnoot5 6 de schrifture verdrayt, ghehouwen ende ghecapt. Om te Ga naar voetnoot6 7 proeuen dat de hulpe der ghestoruen heylighen nootsaeckelyck Ga naar voetnoot7 8 is, heur Misse verdiensten, ende heure ouerschottighe wercken Ga naar voetnoot8-10 9 nut, ende het Vagheuier een seer vreesselyck dinck, ende 10 dierghelycke.

11Dese beestelycke esels, buyckbisschoppen, ende Antichristen Ga naar voetnoot11 12 en schamen heur niet te seggen, dat in de Mijters die sij Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 draghen, beyde de Testamenten bediet sijn: welcker waerheyt Ga naar voetnoot13-1

[pagina 270]
[p. 270]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 sij met tanden ende naghelen beuechten. Sij segghen nochtans Ga naar voetnoot1-2 2 waer, als sij segghen dat sij de figure dragen, want ten is Ga naar voetnoot2 3 maer een schaduwe die sij dragen: niet om die eere Gods, Ga naar voetnoot3 4 maer heur eyghen eere, ende heurs vleesch ghemack te soecken, Ga naar voetnoot4 5 Ga naar margenoot* met alder wreetheit de waerheyt veruolghende. Sij sijn de Ga naar voetnoot5-4 6 warachti-//ghe valsche Propheten Sathans, bedrieghers, wol- Ga naar voetnoot6-77uen, lichtuerdighe, met alle winden wayende, Iudassen, droo- Ga naar voetnoot78mers, loghenaers, Afgodendienaers, vyanden, wederpartyen, Ga naar voetnoot8 9 Aderen gheslachte, slanghen ghebroetsele, Vossen die den Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 wijngaert des Heeren verderuen, bedrieghelycke wercklieden, 11 wanhopende herders, blinde wachters, stomme honden, Ga naar voetnoot11 1 vleesschelicke duuels, boos saet, onuersadelycke beesten, Ga naar voetnoot1 2 welcker buyck heuren God is, ende hun eynde eeuwighe Ga naar voetnoot2-3 3 schande. By alle dese ende meer deser ghelijcke ghelijcktse Ga naar voetnoot3 4 de heylighe Gheest, om dat sy met heur logenen de soeticheyt 5 der schrifturen in bitterheit hebben verkeert, nauwelyck een Ga naar voetnoot5 6 plaetse daer af met hunnen vuylen ghistighen grontsop onbe- Ga naar voetnoot67smet latende. Dese beeste doet alle de dinghen, ende macht der Ga naar voetnoot7-8 8 eerster beesten. Dit beestelyck broetsele heeft de selue lieghende Ga naar voetnoot8-9 9 macht, om in gheueystheyt te bedrieghen, ende de selue Ga naar voetnoot9 10 grouwelen alle de werelt doer te doen onderhouden, die den 11 grooten Antichrist heeft, de gansche werelt ouere. In Europen 12 onder den Paus: In Asien ende Africken onder Mahomet, 13 daer Sathan synen stoel heeft, daer eenighe vremde aenbid- Ga naar voetnoot1314dinghe oft valschen Godsdinst gheschiet oft toeghelaten wordt. Ga naar voetnoot14

15Ende hy maect dat de erde ende die daer op woonen de eerste Ga naar voetnoot15-16 16 beeste aenbidden. Sij en drijuen niet alleenlyck tot boose afgo-17derye de ghene die de waerheyt noyt en hebben willen kennen, 18 maer vele die daer groote kennisse af hebben. Och hoe vele Ga naar voetnoot18

[pagina 271]
[p. 271]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot* sijnder // nv in Brabant ende inde gantsche Nederlanden, ende 2 in ander landen die teghen het ghelooue, kennisse, ende de Ga naar voetnoot2-9 3 heylighe gheest wercken, toelatende ende toestaende der 4 Priesteren grouwelicheden: sij willen lieuer in de eertsche Ga naar voetnoot4-5 5 bedelerye ende lasteringen woonen, dan wt de vrientschap der 6 werelt gestooten te worden: wijf, kinderen, officie, neringhe, Ga naar voetnoot6 7 oft staten te verlaten, schade van goeden te lijden, verbannen, Ga naar voetnoot7 8 ende veruolcht te syne, ende heur leuen te auenturen, ende Ga naar voetnoot8 9 alst noot ware voer de waerheyt te verliesen: soo soete sijn 10 heur deze wulpse wereltlycke ghenuchten. Sij hebben lieuer Ga naar voetnoot10 11 met Samuels sone te vergane, des Heeren ordonnantien mis- Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-1212bruyckende, ende met Dathan, Core, ende Abiron, de selue Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1 Ga naar voetnoot12 1 wederstaende, inder hellen te sincken, dan met Christo last, Ga naar voetnoot1 2 versmaetheyt, ermoede, ende verdriet te lyden, ende grooten Ga naar voetnoot2-3 3 erbeyt te doene. Die hier heur eyghen vleesch ghemack, Ga naar voetnoot3-4 4 eere, oft profijt meer soecken ende lief hebben, dan sijn 5 hemelsce waerheit, en doruen heur niet laten duncken sijnder Ga naar voetnoot5 6 ghenaden weerdich te syne. Want sij moeten dese beeste, 7 wyens dootlycke wonde ghenesen was, aenbidden, sijn oude Ga naar voetnoot7 8 verroeste religien op een nieu ghepolijstert ende vernist, ende Ga naar voetnoot8 9 sijn oude Roomsche leuren nieuwelyck ghelapt ende herbrodt, Ga naar voetnoot9 10 moeten sij nv omhelsen, op doots straffe. Dese helsche honden Ga naar voetnoot10 11 moeten nv weder voer eenen tijt meer eerbiedinge ende aen-12biddinghen dan God hebben, ende haer eyghen stinckende Ga naar voetnoot12-15 13 ende snoode // insettinghen moeten nv weder in onse Neder- Ga naar margenoot*14landen voer het suyuer woort Gods ende de leuende waerheyt 15 gheacht worden. En waeromme en sovdt alsoo niet sijn? En Ga naar voetnoot15 16 hebben sij nv niet een nieu opgherechte gemeynte, waerinne Ga naar voetnoot16 17 der beesten ghewont hooft nv ghenesen, ende van nieus opge- Ga naar voetnoot1718recht is. Sij hebben nv heure Afgoden versien ende vermaect: Ga naar voetnoot18

[pagina 272]
[p. 272]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Nieu neusen ende handen aen ghelapt, gheschildert, vernist, Ga naar voetnoot1 2 ende gheblancket, die sij nv wederomme als wtsinnighe ende 3 rasende menschen op een berie setten, ende daer mede de Ga naar voetnoot3 4 stadt deure in hunne prosessien loopende, eerende de selue Ga naar voetnoot4 5 beelden (die sij met nieu syden ende gulden koerssen gecleet, Ga naar voetnoot5 6 ende met gout, peerlen, ghesteenten, pater nosters, riemen, Ga naar voetnoot6 7 borsen, ende oock met bloemen, meyen, ende cruyt, verchiert Ga naar voetnoot7 8 hebben) met sanghen ende verscheyden instrumenten van 9 musycke, toortsen, kerssen, offerhanden, ende ander ver- Ga naar voetnoot910scheyden diensten, ende daer voren knielende, ende hun 11 hoofden ontdeckende, aenbidden sij de selue. Sij houden nv Ga naar voetnoot11 12 wederomme hunne duyuelsche feesten, processien, omme-13ganghen, ende kermissen, men drinckter, men clinckter, men Ga naar voetnoot13 14 braster, men hoereerter, men vechter, men steckter ende Ga naar voetnoot14-15 15 ketster, men houter nv wederomme vryelyck alle vuyl rauot- Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-1616ten: hoeren ende boeuen, ruffianen, coppelerssen, ende dienaers Ga naar voetnoot16 17 der boosheyt ende duysterheyt hebben nv wederomme Ga naar voetnoot17-18 18 neringhe. In somma, Sathans rijcke is wederom opghericht, der Ga naar voetnoot18 1 beesten hooft // is wel ghesalft. So langhe des Paus ghemeynte Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 is, soo langhe moeten sij oock syne gheboden, religien ende Ga naar voetnoot2 3 ghewoonten aenhangen: ende de dienaers Gods, ghetrouwe Ga naar voetnoot3-4 4 predicanten, ende de oprechte Christenen sijn veriaecht: sij 5 worden vervolcht, veracht, bespot, ghebannen, gheuanghen, 6 vermoort, heure lichamen ligghen ende hangen al de landen Ga naar voetnoot6-8 7 deure, aen boomen, aen haghen, sonder datse yemant wil Ga naar voetnoot7 8 begrauen. Dies de verduyuelde ende eertsghesinde menschen Ga naar voetnoot8 9 van grooter blyschappen heure handen te gader slaghen, sij Ga naar voetnoot9 10 dansen, sij mommen, sij houeren, brassen, ende bancketeren, Ga naar voetnoot10 11 sij senden elcanderen gauen ende presenten, sij sijn wonderlyck 12 verheucht, om dat sij de ghene die heure boosheyt ende 13 ongoddelyck leuen straften, aldus ongenadelyck sien tracteren, Ga naar voetnoot13 14 sij singhen, sij maken liedekens, sij dichten Refereynen ende Ga naar voetnoot14-15 15 boecxkens vol lachters, ende segghen laster ende verachtinghe Ga naar voetnoot15 16 teghen God, synen Christum, ende sijn ghemeynte, de welcke 17 ghetuyghen sijn van de boosheyt haerder herten, sij tieren,

[pagina 273]
[p. 273]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 sij rasen, sij ghebeyren afgrijselyck, sij briesschen als bloet- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22ghierighe honden, ende onghenadighe Leeuwen, heur is te Ga naar voetnoot2-3 3 wers datter yemandt heure moordadighe handen ontcompt. 4 Dit moghen goet doen de ghene die hun sermoonen daghelycx Ga naar voetnoot4 5 hooren in sonderheit van B. Cornelis den Hisper te Brugge, Ga naar voetnoot5 6 B. Ian vanden Hagen te Ghent, ende dat weerdich stuck Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 boefs, dat tot S. Goulen te Brussel staet en predict, die inden Ga naar voetnoot7 8 Ga naar margenoot* Haghe in Hol-//landt, om sijnder schelmeryen ghebannen is, 9 ghelijck de reste wel verdienet te syne. Maer Godt sij ghedanct, 10 dat de Papisten van onsen lande hun seluen niet en connen Ga naar voetnoot10 11 gewasschen, dan met sulcke vuyle schoteldoecken ende dwey- Ga naar voetnoot1112len, ende datse ons bevechten met sulcke schichten daer Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 sij hun seluen mede quetsen.

14Ende heur werdt ghegheuen dat sy den beelde der beeste den Ga naar voetnoot14-15 Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 gheest gaf, dat het beelt spreken mochte. Dus comen sy dan, Ga naar voetnoot15 1 macht vanden duyuel ontfanghen hebbende, met pluym-2strykerye tot het beelt, om heur ercheyt ende boosheit te Ga naar voetnoot2 3 onderhouden, in deser manieren sprekende: Vwer Maiesteyt Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-6 4 is de alderdeuchdelycxste, alderghenadichste, aldervroemste, 5 alder wijste, alder moghenste, ende aldergheleerste onder alle Ga naar voetnoot5 6 Christelycke Princen ende Potentaten: Alle andere by v Ga naar voetnoot6 7 hoocheyt te ghelycken en sijn maer esels. Indien V.M. wille Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 is dit oft dat in v rijcke te doen in brenghen, wie salder soo Ga naar voetnoot8 9 stout sijn V.M. te wederstane? Iae al warender Godts gheboden 10 hondertmael teghen, het sal moeten onderhouden worden. Dus 11 onderhout de oude Religie der heyligher Romscher Kercken Ga naar voetnoot11 12 teghen de ketteren, soo en moecht ghy niet missen: Godt sal Ga naar voetnoot12 13 v in alle uwe voorstellen voerspoedich maken, dus laet wreede Ga naar voetnoot13 14 ordonnantien d'eene op d'ander maken, ende ghebiedt datmen Ga naar voetnoot14 15 die in alle uwe landen ende dominien vercondighe ende open- Ga naar voetnoot1516lyck wt roepe, om daer mede te betoonen dat ghy des Paus Ga naar voetnoot16 17 leuende beelt sijt. Het // is ons ampt het beelt der beeste Ga naar margenoot* 18 sprekende te maken. Hieromme laet v stemme ghehoort

[pagina 274]
[p. 274]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 worden, spreect met een stout ghemoet, vercondicht ende 2 ghebiet datmen teghen Godts woort onse oude statuten, Ga naar voetnoot2 3 ordonnantien ende ceremonien, onderhouwe, laet alle saken 4 onder uwe titulen, naem, ende authoriteyt, met den horen Ga naar voetnoot4 5 oft met een trompette, in alle hoecken gheblasen, ende 6 wtgheroepen worden, ende dat v placcaet op den hals onder- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-77houden worde, ende al segghen ander rijcken oft Princen v Ga naar voetnoot7-8 8 na, dat ghy v ampt misbruyct, en acht op heur woorden niet Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 een haer, maer blijft hertneckelyck in v goetduncken ende Ga naar voetnoot9 10 eyghen voernemen staende: maect datter soo veel ghedoot 11 worden, alsser het beelt der beesten niet en willen aenbidden, 12 oft soodanige ordonnantien onderhouden en willen, soo suldy Ga naar voetnoot12 13 onsen lieuen ende weerden sone wesen: laet niemandt uwen Ga naar voetnoot13 14 handen ontgaen, maer laetse al om den hals brengen ende Ga naar voetnoot14 15 verdoen met water, met vier, met galghen, met sweerden, Ga naar voetnoot15 16 ende met alderley tormenten, sonder yemanden te sparen, out Ga naar voetnoot16 17 oft ionck, erm, oft rijck, groot oft cleyn, vrouwe oft man, 18 ghehout, oft onghehout, ionckgeselle, oft ionghe ende teere Ga naar voetnoot18 19 maechden, want sij spreken toch al teghen ons, ende onsen Ga naar voetnoot19 20 draeck, ende ons rijck souder doer veruallen: ende onse beste Ga naar voetnoot20 21 profijten souden wij daer doer verliesen. Ende maect alle Ga naar voetnoot21 vorige kolom-2 22 cleyne ende groote, rijcke ende erme, vrije ende dienstknechten, 1 een teecken in heur rechter hant, oft in heur voorhoofden te 2 ontfanghen: bouen dien dat des // Paus Moniken ende Papen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-13 3 op heur hoofden geschoren, ende aen haer vingeren gesmeert Ga naar voetnoot3-4 4 worden, ende den Paus ende der Romscher Kercken met 5 opstekinghe heurder rechter hant, gehoorsaemheyt, onder-6danicheit, ende Sodomitsche reynicheyt, sweren ende belouen, Ga naar voetnoot6 7 dwelck sij den tweeden Doop doruen noemen, ende dat ooc Ga naar voetnoot7 8 de Keysers, Coninghen, Vorsten, Doctoren, Ertsbisschoppen, 9 Bisscoppen, scholen, ende alle staten, ooc altemale duer den Ga naar voetnoot9 10 eet diese doen waermede sij sweren, dat sij niet aennemen oft Ga naar voetnoot10 11 beghinnen en sullen, yet dat teghen de Roomsche kercke, 12 den Paus, sijnen stoel, oft heur priuilegien sy, een teeken van Ga naar voetnoot12 13 hem ontfangen, moetent alle menschen aen hun voerhooft 14 oock ontfanghen, want wie vanden Bisschoppen met het Ga naar voetnoot14 15 Crisma aent voorhooft niet besmeert ende geuormt en is, en Ga naar voetnoot15

[pagina 275]
[p. 275]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 mach (niet tegenstaende dat hy gedoopt sy ende in Christo Ga naar voetnoot1 2 rechtelyck ghelooft) voer gheen oprecht Christen geacht syn. Ga naar voetnoot2 3 Maer bouen al worden sij sekerlyck geteekent in de ver- Ga naar voetnoot34diensten ende betrouwen heurder goeder wercken: want ge- Ga naar voetnoot45lijck het seker teeken eens oprechts christen mensce is, het 6 ghelooue dat deur de liefde werct ende trachtich is, want het Ga naar voetnoot6 7 gelooue is een teeken der kinderen Gods, ende die liefde die 8 wt den ghelooue spruyt. Alsoo is het seker teeken eens Papists Ga naar voetnoot8 9 oft Antichrist te betrouwen ende te beroemen op sijn eyghen Ga naar voetnoot9 10 verdiensten ende goede wercken, Missen, beuaerden, bichten Ga naar voetnoot10 11 ende aflaet brieuen, in een Minnebroeders cappe begrauen te Ga naar voetnoot11-12 12 worden, so veel pater noster ende aue maria, roosen hoykens, Ga naar voetnoot12 13 ende diergelyke ydele droomen.

14 Ga naar margenoot*//Ende dat niemant coopen noch vercoopen en mach, dan die Ga naar voetnoot14-16 15 dat teecken heeft oft den naem der beeste oft het ghetal heurs 16 naems. Wie niet en bekent dat den Paus leert ende ghebiet, Ga naar voetnoot16 17 maer te vreden is, ende na sijn vermoghen onderhouden wilt Ga naar voetnoot17 18 al dat ons Christus gheleert, gheboden, ende beloeft heeft, 19 sonder sijn toevlucht te nemen tot den Paus, syn aflaten, siel- Ga naar voetnoot19-1 (vlg. kolom)1missen, absolutien, ende ander grouwelen, die en mach onder Ga naar voetnoot1-2 2 heur coopen noch vercoopen: Ia worden verbannen, vervloect Ga naar voetnoot2 3 ende verdoempt ten viere, watere, oft sweerde, maer die sijn Ga naar voetnoot3 4 teecken draghen sijn al goy kinderen, in sonderheyt die het Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 dobbel teecken, ende Caracterem indelebilem (soo sij dat Ga naar voetnoot5 6 noemen) hebben, te weten, sijn gheschoren ende ghesmoute, Ga naar voetnoot6 7 die moghen aldervryelycxt wisselen, coopen, ende vercoopen 8 met sermonye, simonye, beneficien, prebenden, te tuytelen, Ga naar voetnoot8-10 9 ende verpassen, ende met alderley Roomsche coopmenschappe 10 en cremerijen omgaende. Christus heeft de coopers ende Ga naar voetnoot10-11 11 vercoopers wt synen Tempel ghedreuen: Antichrist heeftse in 12 synen Tempel ghebracht, ende houtse daer in. Hier is wijsheyt. Ga naar voetnoot12 13 De warachtige hemelsche ende goddelycke wijsheyt, staet Ga naar voetnoot13 14 daer in, datmen de saken te rechte verstaet, rechtelyck daer Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 af ordeele, want als wij dat niet en verstaen, soo sijn wij sotten

[pagina 276]
[p. 276]

1 ende gheen wijse lieden: daeromme verwect de Heere de toe- Ga naar voetnoot12hoorders dat sij den Antichrist neerstelyck doersoecken, ende Ga naar voetnoot2 3 Ga naar margenoot* als sij hem gheuonden hebben, dat sij heur dan wel voor // hem Ga naar voetnoot3 4 wachten souden, want die het teecken der beesten aenveerden, Ga naar voetnoot4-6 Ga naar voetnoot4 5 ende sijn beelt aenbidden, sullen van den wijn der godlycker 6 gramschappen drincken: ende alle die eenen grouwel van het Ga naar voetnoot6 7 Pausdom hebben, ende den Heere navolghen ende aenhanghen, 8 sullen alle met den Heere aen eenen disch vanden dranck Ga naar voetnoot8 9 des leuens, ende der goddelycker ghenaden drincken. Dus 10 moetmen wel segghen dattet groote wijsheyt is, daermen Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-12 11 den toren Gods mede ontvliet, ende tot sijnder ghenaden ende 12 blyschap compt, want de heylighe gheest seyt hier terstont Ga naar voetnoot12 13 deur Iohannem: Wie verstant heeft, rekene het ghetal der beeste, Ga naar voetnoot13 14 dat is, die niet doof en dwaes gheworden en sijn, die sullen Ga naar voetnoot14 15 den naem der beesten rekenen, sij sullen die saken nerstelyck Ga naar voetnoot15 16 ouerlegghen, doersoecken, ende valsch vinden, die de werelt- Ga naar voetnoot1617licke menschen een wonderlycke gaue meynen te wesen. Ga naar voetnoot17 18 Rekent seyt de Heere, want het is eens menschen ghetal, het Ga naar voetnoot18 19 welck een nerstich ende vlytich mensch vinden mach. Hier Ga naar voetnoot19 20 ghebiedt Godt merckelyck, datment ondersoecken ende tellen Ga naar voetnoot20 1 soude: daeromme moeten sij wel swijghen (seyt Aretes) die Ga naar voetnoot1 2 onsen godsalighen ende nerstighen vlijt, erbeyt, ende schrijuen Ga naar voetnoot2 3 tegen den Paus, sijn aenhangers, ende valsheyt, lasteren ende 4 bespotten, segghende datmen den tijt qualyck besteedt, alsmen 5 den tijt ende tghetal wilt wtrekenen: want sij hooren hier dat Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 het den heylighen gheest beueelt te rekenen ende te tellen, 7 op dat wij weten, wien wij voor den rechten Antichrist // sullen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot7 8 houden, te weten, dien die (na dat hy dry Coningen vernedert Ga naar voetnoot8-10 9 heeft) wt niet voort gecomen is, ende tot het verderuen der Ga naar voetnoot9 10 warachtiger Religien begonste te regneren. Sijn ghetal is ses Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 hondert ende sesensestich, want so veel vermogen oft begrijpen Ga naar voetnoot11 12 de letteren by de Grieken χξς. Den naem Latinos Latinus Ga naar voetnoot12 13 begrijpt het ghetal 666, ende het is soo wel te geloouen (seyt Ga naar voetnoot13-14 14 de heylige Martelaer Ireneus) dat hy also heeten sal, want

[pagina 277]
[p. 277]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 sijn rijck heeft dien naem, het sijn Latynsche diet regeren, 2 ende wij sien voorwaer dat dien goeden Leeraer die den 3 heylighen gheest had, hier in niet gemist en heeft, want wij Ga naar voetnoot3 4 sien dat de Romsche kercke de Latijnsche ghenompt wort, Ga naar voetnoot4 5 ende die Paus den oppersten Priester der Latijnscher kercken. Ga naar voetnoot5 6 Wij sien dat inde Romsche kercke alle dingen int Latijn gedaen 7 worden, ende inde geestelycke houen (so sij die noemen) Ga naar voetnoot7 8 ende in alle rechthuysen der Bisschoppen, de Latijnsche Ga naar voetnoot8 9 sprake gebruyct wordt, ende niemant en can dese kercke 10 dienen, hy en moet een Latinist sijn: bouen desen noemen Ga naar voetnoot10 11 sij de Hebreeusche sprake Ioedts, ende de Griecxsche kettersch: 12 de Hebreusche ende Gricxsche Bybels sijn in heur oogen 13 heel suspect, ende willen van alle man de Latijnsche verdoruen Ga naar voetnoot13 14 text des Bybels (diese tonrecht Hieronymo toeschrijuen) voer Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 de oprechte ghepresen hebben. Dit is ymmers kennelyck Ga naar voetnoot15-16 16 meer dan ickt soude connen bewijsen. Dit getal. 666. beteekent 17 wt sommighe Griecxsche woorden (want dese prophecie was Ga naar voetnoot17 1 int Griecx geschreuen) Anthemos, dat is tegen Gods // eere, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 2 het beteekent oock Aruine, dwelck bediet den verlochenaer Gods: Ga naar voetnoot2 3 ende Titan dwelck de Sonne beteekent oft den Conincklicken Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 Nemrotschen ende tyrannischen naem. Dese dry namen ende 5 woorden, al schynen sij verscheyden te wesen, sij en begrijpen Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 in heur noch min noch meer dan dit gheset ghetal, ende dit Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-8 7 mach al metter schrifturen ende redenen staen ende ouereen 8 comen, want wie met Christo niet en is, die is teghen Christum. Ga naar voetnoot8

[pagina 278]
[p. 278]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Sommighe wtlegghers latende de Griecxsche woorden, hebben Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 dit doer een Latijnsch woort gepractiseert, te weten, Lux, Ga naar voetnoot2 3 in ghetelde letteren dit ghetal begrijpende, welcke be- Ga naar voetnoot34teekent, dat sij hun seluen het licht oft menscen eens Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 geestelycken gheselschaps noemen, daer sij inder waerheyt Ga naar voetnoot5 6 gheen dinck min en ghelycken, want sij sijn de duysterheyt Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 selue die in gheender voeghen het licht ontfanghen en willen, Ga naar voetnoot7 8 maer soecken met alder wreetheyt ende spyticheyt wt te Ga naar voetnoot8 9 blusschen. Men mocht hier oock Diabolus incarnatus oft Ga naar voetnoot9-10 Ga naar voetnoot9 10 Filius perditionis in brenghen, want dit sijn beyde namen Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 van desen Antichrist, aen d'eene maer 4. ende aen d'ander Ga naar voetnoot11-13 12 maer 6. letteren vanden ghetale, der tellender letteren ghe-13brekende, maer onder alle dese voorschreuen woorden Ga naar voetnoot13 1 compt het woordt Aruine, der verborghenheyt alder best te Ga naar voetnoot1-2 2 passe, het welck soo veel te segghen is, als ick verloochen. Ga naar voetnoot2

3Openlyck blijcket, ende is openbaer ghenoch, dat sij het Ga naar voetnoot3 4 teeken der beeste ontfanghen hebben, oft met het ghetal 5 sijns naems gheseghelt sijn, // die segghen als sij de naecte, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot5 6 ongheualste waerheyt hooren vercondighen, Ick en wilder 7 niet na hooren, noch ick en sals nymmermeer toelaten: want Ga naar voetnoot7 8 sy en compt niet ouereen met de leeringhe ende prijselycke Ga naar voetnoot8 9 ghewoonten van onsen Alderheylichsten Vader den Paus, 10 ende met onse moedere de heylighe Roomsche Kercke.

 

11Comende aen het. 13. Sonet oft ghesichte. Ga naar voetnoot11

12Beghinnende, Op een rootverwich dier, hebbende seuen hoyen, Ga naar voetnoot12 13 Sint Ian seyt: Ga naar voetnoot13

14Ende ick sach een Vrouwe sitten op een royuerwige beeste. Ga naar voetnoot14

15Dese Vrouwe scheen een eerbaer vrouwe van verwe te wesen, Ga naar voetnoot15 16 maer inder waerheyt het en is, ghelijck ghy hooren sult. Dese Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-17 17 beeste is den grooten Antichrist, waeraf hier voren gesproken Ga naar voetnoot17

[pagina 279]
[p. 279]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 is gheweest: oft het lichaem des duyuels in hem begrijpende, Ga naar voetnoot1-2 2 Pausen, Patriarchen, Cardinalen, Legaten, Bisschoppen, Doc- Ga naar voetnoot23toren, Apten, Priooren, Priesters, aflaet brieuers, Monicken, Ga naar voetnoot3 4 Canoniken, Broeders, Nonnen ende Beghijnen, ende so me-5nigherhande verscheyden duyuelsche geueysde, ende selsame Ga naar voetnoot5 6 secten, alsser onder het Pausdom schuylen. Insghelycx oock Ga naar voetnoot6 7 wereltlycke regeerders, die den Paus, der Roomscher kercken Ga naar voetnoot7-8 8 grouwelen ende afgoderijen toe ende voor staen, weer sy sijn Ga naar voetnoot8 9 Keysers, Coninghen, Hertoghen, Princen, Grauen, Stadthou-10deren, Rechters, Rechtgeleerde, Schepenen, Meyers, Ballieus, Ga naar voetnoot10 11 Drossarts, Mercgrauen, Schoutet, Royroyen, Prouosten, Ser- Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-1212 Ga naar margenoot*gan-//ten ende beuelen, ende alle die ghene die syne grouwelen Ga naar voetnoot12 1 met ghewelt teghen Godt ende sijn heylich woort willen 2 onderhouden ende voerstaen. Van welcken ghetale ick Ga naar voetnoot2 3 tot anderen tijden oock een mede gheweest ben, het welcke my Ga naar voetnoot3 4 wt den gront mijnder herten leet is. Ick hebt wt onwetenheyt 5 ghedaen, meynende Gode eenen goeden dienst te doene: het 6 is my leet, hier omme bidde ick God almachtich dat hyt my Ga naar voetnoot6 7 met alle mijn misdaden, doer syne groote ende grondeloose Ga naar voetnoot7 8 ghenade ende bermherticheyt vergheuen ende quijt schelden 9 wille, Inden name ende deur de verdienste syns ghebenedijden 10 soons ons Heeren Iesu Christi, ende dancke hem wt alle deGa naar voetnoot10 11 crachten mynder sielen, dat hy my met Paulo (wt gratien) Ga naar voetnoot11 12 sonder mijn verdienste, ghetrocken heeft, wt de schaduwe Ga naar voetnoot12 13 des doots, ende het gheselschap sijnder vyanden, ende my 14 ghebrocht heeft onder syne heylighe Ghemeynte, die hem 15 ende sijn eere wt goeder herten soecken, hoe wel sij vander Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-16 16 werelt veracht ende verdreuen worden.

17Dese beeste is ganschelick rootuerwich in teeken der Ga naar voetnoot17 18 tyrannien, bloetstortinghen ende moorden die sij bedrijuen, Ga naar voetnoot18

[pagina 280]
[p. 280]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 onder de gene die heur seluen tot heur duyuelsche inset- Ga naar voetnoot1-22tinghen niet en willen bewillighen. Sij is oock vol lasterlycke Ga naar voetnoot2-3 3 namen, als uwe heylicheyt, uwe ghenade, uwe heerschappye, Ga naar voetnoot3-4 4 uwe vaderschap, uwe meesterschap, uwe sereniteyt, uwe eer- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-65weerdicheyt, eerlyckheyt, hoocheyt, eerbiedinghe, grootma-6 Ga naar margenoot*kinghe, goetheyt, // stadthouder Gods, gheestelycke Heere, 7 heylighe Vadere, Medicijn der sielen, beschermer des gheloofs, Ga naar voetnoot7 8 hooft vande heylighe kercke, ende dierghelycken, ghelijck 9 heure brieuen ende gheschriften dat daghelycx wtwijsen, dan Ga naar voetnoot9 10 oock heure wtwendighe ende ooghsienlycke batementen ende Ga naar voetnoot10 11 Apenspelen, pronckeryen ende vertooninghen, als processien, Ga naar voetnoot11 12 vorminghen, smeiringhen, Vegheuier, sielmissen, beuaerden, Ga naar voetnoot12 13 aflaten, mettenen, vesperen, Aue maris stella, oft Salue Regina, Ga naar voetnoot13-14 14 Placebo. &c.

1Dese beeste hadde seuen hoofden ende thien hoornen, betee- Ga naar voetnoot12kenende alle heur listen, bedriegheryen, ende valsche inghe- Ga naar voetnoot2-33uinghen om de ghenaden ende gauen des heylighen geests te 4 verderuen, ende met bedecte hoocheden ende tyrannissche Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 machten, de gheboden Gods te wederstane. Ende dese vrouwe Ga naar voetnoot5-7 6 is met purper ende roosen verwe ghecleet, ende met peerlen ende Ga naar voetnoot6 7 edele ghesteenten verciert: Dwelck bediet heur cappen, corpo- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88ralen, casuyfelen, aluen, stoolen, stauen, mijters, ende dier- Ga naar voetnoot89ghelycke van syde, purpur, ende cramosy, oft woset root Ga naar voetnoot9 10 gemaect ende met goude, peerlen, ende dierbaer gesteente, Ga naar voetnoot10 11 verchiert bouen dese heure gheconterfeyte godtvruchticheyt. Ga naar voetnoot11 12 Dese gheschilderde ende gheblanckette Roomsche ghemeynte, Ga naar voetnoot12 13 berompt heur wtwendich seere van heur Euangelie ende Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 Apostelen beyde met goude ende gesteente, die nochtans Ga naar voetnoot14

[pagina 281]
[p. 281]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 maer valsche blinckende verwen en sijn, want noyt en dachten Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 sij min dan hun met heure wandelinghen ende leuen naer te Ga naar voetnoot2 3 volghen.

Ga naar margenoot*4//Sy hadde in heur hant eenen gouden beecker vol alder grou- Ga naar voetnoot4-5 Ga naar voetnoot45welen ende onsuyuerheyts heurder hoerderyen. Desen Beker is 6 heure valsche ende vervloecte Religie, diese daghelycx wtreyckt Ga naar voetnoot6 7 ende bediet beneuen den Beker die heur Cooplieden verdoeme- Ga naar voetnoot78lyck misbruycken. Dese begrijpt alle de leeringhen der duuelen, Ga naar voetnoot8-13 Ga naar voetnoot8 9 alle beestelycke dwalingen ende loghenen, alle bedriegelycke 10 wercken der Hipocriten, alle listighe wijsheyt des vleeschs Ga naar voetnoot10 11 ende subtijle vonden des menschen vernuft, midtsgaders alle Ga naar voetnoot11 12 selsame manieren van afgoderye, hoerderye, Sodomiterye, Ga naar voetnoot12 13 ende godloosheit. Wtwendelyck schijnt sij vergult te wesen, Ga naar voetnoot13 14 ende sy gheeft wte, dat sij de eere Gods soect, te weten, de Ga naar voetnoot14 15 grootmakinge des naems Christi, de heylighe Schrifture, 16 eewighe reynicheyt des leuens, ende het en sijn al maer val- Ga naar voetnoot16-1717sche, naghemaecte, bedrieghelycke verwen, enckel gheveystheyt Ga naar voetnoot17 (vorige kolom)-1 1 inde wtwendighe lettere. Ende sy hadde in heur voorhooft Ga naar voetnoot1-2 2 gheschreuen den naem der verborghentheyt der grooter Babylon, Ga naar voetnoot2 3 eenen naem verclarende wat voer een vrouwe is. Doer heure god- Ga naar voetnoot34loose vruchten is sy den wtuercoren knechten gods (het licht der Ga naar voetnoot4 5 schrifturen hebbende) bekent: soo dat sy deur het oordeel der Ga naar voetnoot5-9 6 heyligher Schriftueren, deur de verlichtinghe des heylighen 7 gheests, merckelyck sien ende bekennen, dat het maer een scha- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88delycke, bedrieghelycke, ende schandelycke hoere en is, vol boos-9heyts, grouwels, lasters, vloecks ende afgrijselickheden ghegoten.

10//Maer voer de ongheloouighe ist verborghen, want sij sijn Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot10 11 soo betoouert deur heure valsche ende gheblanckette verwen, Ga naar voetnoot11 12 ciraten, cruypmerten, sleypinghe ende ceremonien, dat sij al Ga naar voetnoot12 13 wat dat sij doet, spreect, ghebiet, ende ter handen treckt, Ga naar voetnoot13 14 heylich, eerweerdich ende volmaect, ordeelen te wesen, ende 15 Godt lijdt dit al om der werelt ongheloofs ende ondanckbaer- Ga naar voetnoot1516heyts wille. Sy is de moedere der hoerderyen, in boosheyt der Ga naar voetnoot16

[pagina 282]
[p. 282]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Stadt der Caldeen, verde te bouen gaende: want sy is de Ga naar voetnoot1 2 moedere, oorspronck, ende fonteine alder gheestelycker ende Ga naar voetnoot2 3 vleesschelycker hoererijen ende grouwelen. Ende ick merckte 4 (seyt S. Ian) dat sy het ghetrout wyf des duyuels ende sijns Ga naar voetnoot4 5 beestelicken lichaems was. Want ick sachse droncken vanden Ga naar voetnoot5-6 6 bloede der heylighen ende ghetrouwe getuygen Iesu, die sij 7 wt groote verwoetheyt ende raseryen veruolcht ende vernielt Ga naar voetnoot7 8 had. Ende ick verwonderde my met groote verwonderinge, Ga naar voetnoot8-9 9 als ickse dus sach, niet alleenlyck om dat sij aldus met bloe- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-1210dighen dranck ende ouerlastighe moorden der onnooselen Ga naar voetnoot10 11 besmet ende beplect was: maer oock om heure wtnemende Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 groote lasteringhe wille. Ende aldermeest verwonderde ick 13 my, hoe dat die almoghende God heure wtnemende boosheyt Ga naar voetnoot13 14 ende goddeloosheyt soo langhe conste ende wilde verdraghen. 15 Dese vrouwe wordt van den Enghel de groote hoere ghenoempt, Ga naar voetnoot15 16 die groote stadt die ouer de Coningen der eerden regneert, Ga naar voetnoot16 17 te weten, Romen. Ten is gheen wonder, dat sij een groote 18 Ga naar margenoot*// hoere ghenoempt wordt, want nerghens en waren oyt soo 1 vele ydele afgodische aenbedinghen, onnutte onderhoudin- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22ghen, meer secten ende dwalinghen, valsche Propheten, 3 selsame ende wonderlycke manieren van oncuysheyt, als in Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-5 4 heur is, veel meer dan oyt in Sodoma oft de ellendige Egypten 5 ghesien waren. Dese Babylonsche hoere oft vermomde Sina- Ga naar voetnoot5-66goghe der gheschorene ende besmeerde sidt op veel wateren, Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 dat sijn volcken die phantastyck, dwaes, wankelbaer, ende Ga naar voetnoot7 8 onghestadich sijn, ende niet op de ghene die inde sekere leere Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 des oprechten gheloofs, stantvastelyck ghegrondeert staen. Met Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-5 10 dese stinckende hoere (allen mannen ghemeyne) hebben de Ga naar voetnoot10

[pagina 283]
[p. 283]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 machtighe Potentaten als sijn Keysers, Coninghen, Princen, Ga naar voetnoot1 2 ende andere treffelycke regeerders, deur menighe vremde Ga naar voetnoot2 3 aenbiddinghen ende eerbiedinghen heur tot hunne godloose Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-5 4 ende boose besloten ende ghemaecte ordonnantien ende ghe-5woonten begheuende, gheestelycke hoererye bedreuen. Soude 6 ick alle dat hier ende oock ouer alle dese verhalinghe wel te Ga naar voetnoot6 7 verhalen ende te schryuen soude vallen, te vollen beschrijuen 8 ende int breede wtlegghen, den tijt soude my gebreken: mijn Ga naar voetnoot8 9 meyninghe ende teghenwoordich voornemen is alleenlyck een Ga naar voetnoot9 10 corte wtlegghinghe ende verclaringhe te schrijuen op dese Ga naar voetnoot10-11 11 ghesichten, met soo luttel woorden als ick can, tot trooste, 12 stichtinge, ende vermaninghe alder godsaligher ende recht-13 Ga naar margenoot* gheloouighe menschen. Deur de listighe ende valsche // prac-14tycken der Priesteren aen deen syde, ende de wreede ordon-15nancien ende mandamenten der Princen ter ander syden, sijn Ga naar voetnoot15 16 de inwoonders der erden oft de eertsgesinde menschen, met 17 den wijn heurder gheestelycker hoerderye ende versierde aen- Ga naar voetnoot1718biddinghen, buyten de beschreuen reghelen ende beuelen Ga naar voetnoot18 19 des goddelycken woordts droncken geworden. Niet alleenlick 1 en hebben alle de ghene die ghirich, vleesschelyck, ende erch Ga naar voetnoot1 2 waren, heure grouwelen naghevolcht, maer oock eenen ontal- Ga naar voetnoot2-33lycken hoop des wtuercoren ghetals heeft haer loghenen ende 4 dwalinghen ghelooft: sij hebben met hunne raseryen ende Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 quade ghewoonten soo verslaghen ende beuanghen gheweest, 6 dat sy als sinneloose menschen sonder eenich goddelick ghe- Ga naar voetnoot6-77dencken, redene, wijsheyt, voersichticheyt, verstant oft ge-8uoelen de ghenade Gods aen deen syde gheleyt, ende die Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 schrifturen uersmaet hebben. Sij en hebben niet alleenlyck Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-1 10 voor verrotte stocken ende blocken gheknielt, gecruyst, Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 gheseghent, ghecust, brandende keerskens ghestelt, ende Ga naar voetnoot11 12 voer de selue heur handen opgheheuen, ende te samen gheleyt: Ga naar voetnoot12

[pagina 284]
[p. 284]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 maer sij hebben heur betrouwen daer op geset, ende ten sal Ga naar voetnoot1-2 2 doch niet altijt duren, want hier volcht, De tien hoornen die Ga naar voetnoot2-3 3 ghy op de beeste ghesien hebt, bediedende de Coninghen, Vorsten, Ga naar voetnoot3 4 ende heur ondersaten, die hier voermaels der Roomscher Ga naar voetnoot4 5 Kercken gonstighe beschermers waren, ende gedienstich ge- Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-66weest sijn, ende der hoeren voordeel met hun eyghen schade 7 Ga naar margenoot* ghesocht // hebben, daer op soo verduyuelt, versot, ende Ga naar voetnoot7 8 versnot sijnde: Ghelijck een man die op een oneerbaer ende Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-1 9 valsche vrouwe verlieft is, ende deur de groote liefde heur 10 ontrouwe ende oneerbaerheyt niet en merckt, maer doet heur Ga naar voetnoot10-11 11 allen tghelief, vrientschap, dienst, ende eere, die hy ymmer- Ga naar voetnoot11-1212meer can, hatende, versmadende, ende brenghende ter doot, 13 deur een onbehoorlycke liefde, daer sij hem mede betoouert 14 heeft, alle de ghene die sijn salicheyt soeckende hem vermanen, Ga naar voetnoot14 15 hoe dat hij bedrogen wordt, hem thoonende heur bedroch, 16 valscheyt, oncuysheyt, gheueystheyt, lichtuerdicheyt, ende Ga naar voetnoot16 17 ontrouwe, het welcke hy niet verstaen en can, voer dat sijn Ga naar voetnoot17 18 ooghen doer Gods gratie gheopent worden, ende sijn ver- Ga naar voetnoot1819stant verclaert wordt: maer als hyt ghewaer wordt, beghint Ga naar voetnoot19 1 hyt meer te haten ende te versmaden. Also sijn nv alreede Ga naar voetnoot1 2 veel Coninghen, Princen, Landen, Steden, ende Godvreesende Ga naar voetnoot2 3 menschen deur gods gratie (deur die vercondinghe ende Ga naar voetnoot3 4 tghehoor van Gods woort) de ooghen gheopent, dies sij nv Ga naar voetnoot4 5 eenen grouwel hebben vander hoeren ordonnantien, die sij Ga naar voetnoot5 6 soo dapperlyck voer pleghen te stane, die heur vrienden Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 waren ende soo seer op heur versnot waren, dat sij heur voeten 8 custen van grooter amoureusheyt, sullen noch heure dootlycke 9 vyanden wesen: sij sullen heur authoriteyt verachten, ende 10 heur ghewoonten versmaden, de landen ende groote heer- Ga naar voetnoot10-1111lickheden die sij nv tonrecht besit, sullen sij heur afnemen Ga naar voetnoot11 12 ende tongoe-//de maken, wederom nemende dat heur van Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot12 13 rechts weghen toebehoort. Sij sullen heur tribuyt, ghehoor- Ga naar voetnoot1314saemheyt, ende dienst ontsegghen, ende heur gheheel trooste- Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-1515loos verlaten. Niet alleenlyck en sullen dit doen de wereltlycke 16 Potentaten, Coninghen ende Regeerders, maer oock Metro- Ga naar voetnoot16-1717politanen, Eertsbisschoppen, Bisschoppen, Doctoren ende 18 Prelaten, alster alreede seer veel sijn, ende noch veel meer Ga naar voetnoot18 19 andere sullen eer langhe heurlieden voetstappen navolghen: Ga naar voetnoot19 20 Al ist dat sij te voren de hoornen der beeste ter bescherminge Ga naar voetnoot20-1

[pagina 285]
[p. 285]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 der hoeren waren. Sij sullen de Babylonische hoere van Ga naar voetnoot1 2 Roomen met Godvreesende ende reyne Predicatien soo 3 iaghen ende drijuen, dat sy heur noch verwe, noch schoonheyt 4 en sullen laten: merct wat God deur Ian Wiclef, Ian Hus, Ga naar voetnoot4 5 Luther, Erasmus, Oecolampadius, Zwinglius, Pomeranus, Ga naar voetnoot5 6 Bucerus, Capito, Melancthon, Brineus, Caluinus, Theodorus Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 de Beze, Brensius, Franciscus Lambertus, Viretus, Bullin- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88gerus, Petrus Martyr, Bale, Regius, Alasco, ende meer andere Ga naar voetnoot8 1 dierghelycke, alreede ghedaen heeft: dewelcke heur noch ghe- Ga naar voetnoot1-22beenten, noch reliquien, crucifixen, Afgoden (van heur heyli- Ga naar voetnoot23ghen ghenaempt), Abdyen, Vegheuier, sielmissen, noch aflaet- Ga naar voetnoot34brieuen en sullen laten, ende noch meer salder Godt ver- Ga naar voetnoot45wecken, die niet min doen en sullen. Dese sullense soo verlaten Ga naar voetnoot5 6 ende troosteloos maken, dat heur byder tijt niemant gade slagen Ga naar voetnoot6 7 noch acht op heur hebben en sal: sij sullense soo naect Ga naar voetnoot7 8 maken, dat alle de werelt diese aensien // sal, eenen grouwel Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot8 9 van heur hebben sal, ende ten lesten sullen sij heur vleesch Ga naar voetnoot9-10 10 eten: daerenbouen sullen sij (beneuen de wechneminghe Ga naar voetnoot10-11 11 heurder vleesschelycker profijten ende ghenuchten) heur Ga naar voetnoot11-12 12 vleesschelyck verstant der Schrifturen, tot schanden brenghen, 13 ende ganschelyck de menichvuldighe onderhoudinghen heur- Ga naar voetnoot13-1414der hoerscher ceremonien verteiren ende verderuen. In somma, Ga naar voetnoot14 15 sij sullense eyndelinghe met vier verbranden, alle heur grou- Ga naar voetnoot15

[pagina 286]
[p. 286]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 welycke regulen, ghewoonten, ende manieren van afgoderye, Ga naar voetnoot1 2 sullen sij te niete brengen. Als alle dese grouwelen deur de 3 vercondinge des woorts Gods wech ghenomen sullen sijn, Ga naar voetnoot3 4 dan en sal de hoere niet langher oft meer ghesien worden: Ga naar voetnoot4 5 want de hoere en duert niet langher dan haren hoerdom in Ga naar voetnoot5-6 6 weerden is. Nempt de ghewoonten ende ceremonien wech, Ga naar voetnoot6 7 heur iuweelen ende chierlycke cleederen, de beelden ende Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 lichten heurder heerschappyen ende vaderschap, de Outaren 9 ende Missen met hun Bisschoppen, Priesters, Mijters, staffen, Ga naar voetnoot9 10 cruycen ende vanen, wat sal dan heur heylighen (soo sij die Ga naar voetnoot10 11 noemen) hoersche kercke iet meer weerdich wesen? die toch Ga naar voetnoot11 12 niet dan in ydele ende wtwendighe pronckeryen ende cere- Ga naar voetnoot12-1313monien en staet. Dese vleescheetinghe ende verbrandinghe en Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-15 14 is niet alleenlyck in wtwendighe beproefselen ende gheschie-15denisse verclaert (als in onsen tijden op verscheyden plaetsen Ga naar voetnoot15 16 wel gheschiet is, ouer veel Monicken ende Papen die voer de Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-17 17 Ga naar margenoot* Roomsche Kercke opghestaen hebben, // ende vergaen ende 18 omghebracht sijn ende noch sullen, als Baals Cappelanen by Ga naar voetnoot18 Ga naar voetnoot18-19 19 de riuiere Kyson van Heliam waren), maer oock gheestelyck 1 onder een verborghentheyt, van het ghene datter te voren Ga naar voetnoot19 (vorige kolom)-1 Ga naar voetnoot1-2 2 ghesproken is gheweest, want de voghelen (als ghy hooren Ga naar voetnoot2-3 3 sult) sullent al verteiren: want Godt heeft (seyt den Enghel) Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-7 4 in de herten van dese ende deserghelijcke godlycke menschen Ga naar voetnoot4 5 doer de instortinghe sijns heylighen gheests ghegheuen om 6 sijnen beslotenen wille ende geliefte in deser saken te ver- Ga naar voetnoot67vullen: te weten, om ganschelyck het gheueyst Religie des Ga naar voetnoot7 8 Paus, ende de vuyle grouwelen Antichristi te verderuen ende Ga naar voetnoot8 9 wt te royen. Ga naar voetnoot9

10Na alle dese menichvuldighe openbaringhen, Sach ick eenen Ga naar voetnoot10-11 11 anderen Enghel (seyt Ioannes) beteekenende de getrouwe 12 Predicanten nv in onsen tijden ghesonden, ghelijck oock den Ga naar voetnoot12 13 Enghel in Apocalipsis int 6. Capittel, die den seghel des Ga naar voetnoot13 14 leuendighen Gods hadde: ende oock dyen int 10. Capittel, Ga naar voetnoot14

[pagina 287]
[p. 287]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 die met een wolcke ghecleet was: ende dyen die int 14. Capittel Ga naar voetnoot1 2 den val van Babylon wt riep ende vercondichde, beteekende. 3 Dalende vanden hemel neder: de goddelycke Predicanten sijn Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-9 4 van Gode ghesonden, groote macht met volstandige vie- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55richeyt des heylighen Gheest hebbende, om sijnen wille 6 crachtelick te verclaren ende cloecklyck (ter verderffenisse der Ga naar voetnoot6 7 hoeren) wt te spreken, want gelijck de vader het leuen in Ga naar voetnoot7 8 hem heeft, soo heuet synen sone Iesus oock, ende diesgelyck Ga naar voetnoot8 9 leuen oock alle sijn godvruchtighe dienaers in hem.

10 Ga naar margenoot*//Ende de eerde wert van synder heerlycheyt verlicht, Niet Ga naar voetnoot10 11 vanden Enghel die maer een bode en was en wert d'eerde Ga naar voetnoot11 1verlicht, maer van die macht die hem ghegeuen was: waer Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-4 2 Gods woort ende waerheyt eens doerschijnt, ende vande Ga naar voetnoot2 3 warachtige predicanten gespreyt ende verbreyt wort: daer Ga naar voetnoot3 4 wordt het gansche ertrijck verlicht met de heerlyckheit Gods. 5 Ende desen Enghel riep met luyder stemmen segghende, Sy is Ga naar voetnoot5-6 6 gheuallen die groote Babylon, die soo hoochmoedich was, die Ga naar voetnoot6 7 pronkende ende pralende hoere, die lasterlycke ghemeynte der Ga naar voetnoot7-8 8 gheueysder is nv het opperste neder ghekeert. Sy is doer het Ga naar voetnoot8 9 rechtuerdich ordeel Gods tot wterlycke schande gecomen. Ga naar voetnoot9 10 Als de Prince der werelt deur de doot Christi aldereerst Ga naar voetnoot10-11 Ga naar voetnoot10 11 wtgheworpen was, hadsy aldereerst eenen val. Aenmerct wel Ga naar voetnoot11-12 12 by v seluen de verderuinghe der stadt Ierusalem, hoe die ge- Ga naar voetnoot1213meynte der Ioden doen op hielt ende eynde nam, te weten, Ga naar voetnoot13 14 als den materialen Tempel dat opperste onder ghekeert ende Ga naar voetnoot14-15 Ga naar voetnoot14 15 den eenen steen op den anderen niet ghelaten en werdt. Nv Ga naar voetnoot15

[pagina 288]
[p. 288]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1salse een veel ergher ende swaerder ordeel deur de vercon- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22dinge ende wtsprekinghe syns woorts ter vertroostinghen Ga naar voetnoot2 3 aller wtuercoren hebben. Ende sy syn beyde alleene sekere Ga naar voetnoot3 4 ende ghewis, hoewel het een voerby, ende het ander toe-5comende is. Ouerleght ende verghelijct met deser plaetsen Ga naar voetnoot5 6 de tonderbringhinghe ende verdestrueringhe der Cloosteren Ga naar voetnoot6 7 in Duytslant, Enghelant, ende ander Landen ende plaetsen.

8 Ga naar margenoot*//Ende denct by v seluen, hoe dat heur meer droefheden 9 cortelyck toecomende ende nakende sijn. Doorsake heurs vals Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 ende heur verwoestinge sijn dese: Sy is een woenstede der Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 duyuelen gheworden: meer dan sy oyt was voer heuren eersten Ga naar voetnoot11-12 12 val, want nv gaenser met grooten hoopen inne, Ia seuen voer Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 een. Ende een bewaringe alder onsuyueren gheesten is sy ghe- Ga naar voetnoot13-14 Ga naar voetnoot1314worden, want alle manieren van afgoderyen worden deur heur 15 gheestelycke coopslaghers ende heylighe mannen (soo sij die Ga naar voetnoot15 1heeten), Bisschoppen ende Priesters onderhouwen. Daer Ga naar voetnoot1 2 regneert simonye, vercoopinghe der beneficien, kerckroof, Ga naar voetnoot2 3 woecker, eerghiericheyt, bedroch, gelt ende bloetghiericheyt, Ga naar voetnoot3-5 Ga naar voetnoot3 4 ercheit, gulsicheyt, houerdije, onreynicheyt ende alderley Ga naar voetnoot4 5 boosheden. Sij is een bewaringhe, slot oft muyte alder onreyn- Ga naar voetnoot5-6 Ga naar voetnoot56der ende ghehaetter voghelen gheworden, want in heur Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-10 7 woonen de ouerspelighe Bisschoppen, bugghersche Cardi- Ga naar voetnoot78nalen, die bordeelsche Prelaten, ende eenen ontellycken hoop Ga naar voetnoot8 9 der Sodomitscher Monnicken, Broeders, Nonnen, Susters Ga naar voetnoot9 10 ende Bagijnen. Dese ghelijct Esaias by wilde beesten, draken, Ga naar voetnoot10 11 struyssen, eghels, scheminkelen, wylen, mermachden, wilde- Ga naar voetnoot1112mans, herpien, ende dierghelijcke vleesschelycke onuer- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313moghen ghehaette ende versmayde vogelen, vremde mon- Ga naar voetnoot1314steren, ende selsame dieren: want onder heurlieden sijn Ga naar voetnoot14

[pagina 289]
[p. 289]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1geschiet alderley gexmeyren, ende gheschieden noch, bespot- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22tinghen, cruysmakingen, gapinghen, besweringhen, vremde Ga naar voetnoot2 3 Ga naar margenoot* grimmagien, guyghelryen, ende // apen spel. Hier waer veel Ga naar voetnoot3 4 te segghen van hoerhuysen, van tweederley hoerdom, ende Ga naar voetnoot4 5 tghewin dat den grooten roffiaen daer af heeft, verachtinghe, Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 verdoeminghe der kinderen, ende veel verborghen boosheden 7 die onder hun omgaen: maer om met den cortsten daer af te Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 scheyden, soo heb ick alleenlyck dit Sonet (dwelck ick te Ga naar voetnoot8-9 9 voren met Alexandrynsche veerssen in duyts gheset hadde) 10 hier by laten voeghen, het welck wel seyt ende verclaert wat Ga naar voetnoot10 11 dat Romen is.

Sonet. Ga naar voetnoot12

 
Roomen is een bordeel daermen noch siet boeleren Ga naar voetnoot13 (vorige kolom)
 
Tsamen siele ende lijf, daer dlichaem vierich blaect Ga naar voetnoot14 (vorige kolom)
 
Deur t' flammich bugghers vier, daermen de siele naect Ga naar voetnoot1
 
Met heuren vuylen beul Antichrist siet hoereren, Ga naar voetnoot2
 
S'is tslot der boosheyt oock daermen God siet blameren: Ga naar voetnoot3
 
D'afgoden smisse is sy: vrouwe die tgoet versaect, Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Der eertscher Princen boel, die sy rasende maect: Ga naar voetnoot5
 
Der deucht en trouwen graf, en der Musen verneren, Ga naar voetnoot6
 
Sy weet de Keysers oock loosselyck te beroouen, Ga naar voetnoot7
 
Sy strijdt steedts tseghen Godt, en die in hem geloouen: Ga naar voetnoot8
[pagina 290]
[p. 290]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
S'is de helle van tgoet die alle deucht verslint. Ga naar voetnoot1
 
Somma wat seg ick meer? te recht machmen dese hoere Ga naar voetnoot2
 
Noemen des werelts hooft, om heur onsuyuere voere, Ga naar voetnoot3
 
Ghemerct de werelt nv, erch en boos is ghesint. Ga naar voetnoot4

5Sy is gheuallen, want alle Heydenen ende gheslachten der Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-10 6 werelt (wtghenomen een seer cleyn getal der ermer een-7 Ga naar margenoot*voudigher menschen, die God // doer syne onwtsprekelycke 8 goetheyt, ghenade, ende bermherticheit vercoren ende be-9waert heeft) hebben vanden wijn der gramschappen heurder 10 hoerderyen ghedroncken: om dies wille dat sij God niet ghe- Ga naar voetnoot10-12 Ga naar voetnoot1011danct en hebben, als heur oorsake, tijt ende stonde ghegheuen Ga naar voetnoot11 12 was. Daerom synse inde alderdiepste ende grouwelycxte 13 dwalingen der sielen ende lijfs gheuallen: heur schadelycke Ga naar voetnoot13 14 toouerijen hebben sij met grooter duyuelryen gesochf, heur Ga naar voetnoot14 15 leeringhe hebben sij ghelooft, ende soo voorts metter daet Ga naar voetnoot15 16 volbrocht. Ende de Coninghen der eerden (de liefde ende Ga naar voetnoot16-(3 vlg. kolom) Ga naar voetnoot16 (vorige kolom)-1 1vreese Gods voer ooghen niet hebbende) hebben met dese 2 snoode hoere vuyle hoererye bedreuen, heur seluen deur Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 verscheyden vremde aenbiddinghen misbruyckende: deur de 4 leeringhe, vermaninghen, ende wijsmakinghe heurder heyligher Ga naar voetnoot4 5 hoereerders, hebben sij het verbont des vreeds ghebroken, Ga naar voetnoot5 6 ende hebben teghen de kinderen Gods ghestreden, ende die Ga naar voetnoot6-7 7 selue ghescoffiert, ouerlast aenghedaen, berooft, heure goeden Ga naar voetnoot7 8 gheconfiskeert, veriaecht, vervolcht, verbannen, ende de on- Ga naar voetnoot8-99noosele schaepkens seer wreedelyck ende onghenadelyck ver-10moort, ghehanghen, gheworcht, ghebrayen, verbrant, ghe- Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-1111doluen, verdroncken ende versmoort, sonder oorsake, vreese, Ga naar voetnoot11 12 oft achterdencken te hebben, alleleens ofter hemel noch helle, Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-14 13 Godt noch duyuel, verdoemenisse oft eewich leuen, oft gode 14 gheen rekenschap te gheuen en ware. Ende heur ghemijterde

[pagina 291]
[p. 291]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot*Cooplieden ende gheschoren mis-//doenders, sielvercoopers Ga naar voetnoot1 2 ende makelaers werden wtnemende rijck, deur de vercoopinghe Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-9 3 heurder olien, chrisma, bichte, sout, water, kerssen, seghe- Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-44ninghen, cruyssen, vanen, speecksel, assen, palm, wieroeck, Ga naar voetnoot4 5 wasch, pater nosters, aflaatbrieuen, consentbrieuen om te Ga naar voetnoot5 6 mogen houwen, ende vleesch ende suyuel te moghen eten, dat Ga naar voetnoot6 7 niet Godt maer sij tot hun profijt verboden hadden, voorts 8 beelden, clocken, schellen, bellen, cassen, reliquien, ende doot- Ga naar voetnoot89beenderen, dies sij bouen maten weeldich ende wellustich, Ga naar voetnoot9 10 spijtich ende houeerdich, deur die ouervloedicheyt heurder Ga naar voetnoot10 11 rijckdommen, gheworden sijn, ende hebben voer heur Lant- Ga naar voetnoot11-14 Ga naar voetnoot11-1212schappen, Steden, Casteelen, Vlecken, Dorpen, Lusthouen, 13 Beemden, Bosschen, Waranden, Vijuers, Fonteynen, Riueren, Ga naar voetnoot13 14 Honden, Peerden, deur den duuel maken te crijghen. Daerbe- Ga naar voetnoot14-1515neuen, ander mans vrouwen, dochteren ende ionghe maechden, 1dienstmaechden ende ionge knechtkens die sij deerlick be- Ga naar voetnoot12droghen ende bedoruen hebben: wat profijt sij oock tot heur Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 ghetrocken ende vercreghen hebben deur hun Bisschopperijen, Ga naar voetnoot3 4 Prelaterijen, Prouincien, Aflaten, Beneficien beneuen de iaer- Ga naar voetnoot45lycxsche Omghanghen ende bedelrijen, ende der iaerlycxscher Ga naar voetnoot5 6 renten der Cathedraelder kercken, Abdyen, Collegien, Con- Ga naar voetnoot67uenten, ende dierghelycken veel meer anderen. Wat sij hier 8 deure vercreghen ende incomende hebben, is onwtspre- Ga naar voetnoot89kelyck ende oock onghelooffelyck. Gheen ghenuchten en Ga naar voetnoot9 10 sijnder, ia tot in die voorste ende wterste // hoecken der Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot10 11 werelt, sij en willender ouervloedelyck hun deel af hebben, Ga naar voetnoot11 12 nochtans connen sij de wellusticheyt ende ouerdaet der Ga naar voetnoot12 13 werelt in hunne sermonen met eenen gheveisden monde Ga naar voetnoot13 14 versmaden, ende het vasten ende ermoede prijsen. Ga naar voetnoot14

15Ende ick hoorde een ander stemme, een ander waerschou- Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-2016winghe des gheests, waer deur de ghetrouwe dienaers ende 17 Predicanten des Heeren gheleert sijn: ons waerschouwende Ga naar voetnoot17 18 ende segghende, Gaet wt van daer myn volck, compt met Ga naar voetnoot18 19 Esdra wt de boose Babylon, gaet met Abraham wt Caldeen, Ga naar voetnoot19 20 gaet met Loth wt de stinckende Sodoma, ende hebt met de Ga naar voetnoot20

[pagina 292]
[p. 292]

1hoersche Romsche kercke niet meer te doene, verloochent, 2 versaect, ende verlaet teenemale heure valsche heylicheyt, Ga naar voetnoot2 3 ende besmette Sacramenten, verworpt ende vergheet teenemale Ga naar voetnoot3 4 heur versierde ceremonien, vervloect heur gheueystheyt, Ga naar voetnoot4 5 verlaet heure snoode baggagien ende rabawerijen, en verkeert Ga naar voetnoot5 6 niet meer met dese hoereerders, Nicolaiten ende Balaamiten, Ga naar voetnoot6 7 hebt eenen grouwel van heur, hebt wt uwer herten berou Ga naar voetnoot7 8 ende leetschap vande voorleden dwaesheden ende grouwelen Ga naar voetnoot8 9 die ghy hier voormaels bedreuen hebt, ende compt tot my Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-11 10 seyt de Heere, alle ghy die erbeyt ende verladen syt, ende Ga naar voetnoot10 11 ick sal uwen last verlichten. Gaet teenemale sonder omme Ga naar voetnoot11-12 12 te siene wt heur, op dat ghy heurder plaghen, het welck den Ga naar voetnoot12 (vor. kolom)-1 1grooten toren ende wrake Gods is, niet deelachtich en wordt. Ga naar voetnoot1 2 Tot allen tijden hebbender godsalighe menschen ende treffe- Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-33lycke Leeraers ende vermaerde Vaders gheweest, die met Ga naar voetnoot3 4 hun deuch-//delycke ende vermaerde schriften ende vermanen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot4 5 gheroepen hebben (sonderlinghe sint dat de Pausen eerst op Ga naar voetnoot5 6 quamen) om der kercken reformatie, beteringhe, christelycke 7 tucht, ende straffe. Als Bertrandus, Herebaldus, Berengarius Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-6 (pag. 294 li. kol.)

[pagina 293]
[p. 293]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Thuronensis, Bruno Andegauensis, Petrus Damianus, Valeri-2anus Meijburgensis, Bernardus Clareuallensis, Robertus Tui-3tiensis, Ioachim Abbas, Cyrillus Grecus, Ioannes Salisbur-4gensis, Gilbertus Lantcestrius, Angelus Hierosolimitanus, 5 Guilelmus de santo Amore, Guide Bonatus, Nicolaus Gallus, 6 Hubertinus de Casali, Pelius Casali, Petrus Ioannes, Marcilius 7 Patauinus, Ioannes Paris, Arnoldus de villa noua, Michael 1Caesenas, Guilelmus Occam, Nicolaus de Luca, Marcus de 2 Florentia, Ioannes Wiclefus, Ioannes Hus, Michael de Bononia, 3 Iohannes Hildeshem, Dantes Aligerius, Franciscus Petrarcha, 4 Nicolaus Clemadis, Petrus de Aliaco, Ioannes Gerson, 5 Laurentius Valla, Ludouicus Arelatensis, Ioannes Segobius, 6 Thomas Redonensis Gallus, Mattheus Palmarius, Dauid Boys, 7 Dionisius Chartusianus, Ioannes Miluerto, Ioannes Gochius,

[pagina 294]
[p. 294]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Ioannes de Vesalia Wormacensis, Ioannes Ghyler, Ioannes 2 Crutser, Wessalus Groenegencis, Eneas Siluius, Rodericus 3 Samorensis, Iulianus Brixiensis, ende Hieronymus Sauonarola, 4 beneuen die nv tonsen tijden gheschreuen hebben, als Ioannes 5 Reuchlin, Baptista Mantuanus, Baptista Panecius, Ioannes 6 Crestonus, Erasmus, Lutherus, Caluinus, Zwinglius, ende 1veel // meer andere dierghelyke, waeraf de Papisten den Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 meestendeel voer ketters ghescholden ende verordeelt hebben: 3 heur gheschriften, redenen, ende ghetvyghenissen te verhalen, Ga naar voetnoot3 4 soude te veel tijts beloopen, dus moet ick dat ouerschricken. Ga naar voetnoot4 5 Alleenlyck heb ick hier de namen van sommighe verhaelt, om 6 v te doen gedencken dat God tot allen tijden sommighe in Ga naar voetnoot6 7 deser werelt ghehadt heeft, die heur tot heure lasteringhen Ga naar voetnoot7-8 8 in allen stucken niet en hebben willen bewilligen, al ist dat 9 sij het licht der waerheyt tot dier tijt soo openlyck ende Ga naar voetnoot9 10 naectelyck niet ontfanghen en hadden, als wij nv (de Heere 11 hebbe lof en danck) in onse tijden hebben. Veel godvruch-12tighe Keysers, Vorsten, ende Princen, ende ghemeyne Con- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313cilien, hebben in alder manieren gheproeft ende hun nersticheit Ga naar voetnoot13

[pagina 295]
[p. 295]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1ghedaen om een reformatie oft verbeteringhe van alle mis-2bruycken inder kercken te brenghen, maer sij hebben altijts 3 goddeloose Princen tegen heur geuonden die de Antichristen Ga naar voetnoot3 4 stedes in heur boosheden op hielden, ende die de selfde Ga naar voetnoot4 5 bescutten ende beschermden. Nochtans en doruen wij niet Ga naar voetnoot5 6 twijfelen oft dese en sullen als Pharao met sijn herscharen Ga naar voetnoot6-7 7 inder zee, ende als de houerdighe Ioetsche Priesters inde Ga naar voetnoot7-8 8 stadt om hun menichvuldighe lasteringhen, verghingen, oock 9 haest (inden tijt die vanden Heere daer toe gheset is) vergaen. Ga naar voetnoot9 10 Want de sonden deser hoere oft ontellycke lasteringhen deser Ga naar voetnoot10-14 11 valscher Religien ende heylichheyt heurder grouwelen, stinc- Ga naar voetnoot1112 Ga naar margenoot*kende afgoderijen, // hanghen, branden, verdrincken, onthoof-13den, moorden, ende bloetverghieten der onnooselen, syn ten Ga naar voetnoot13 14 hemele teghen heur opgheclommen, begheirende die groote wrake Ga naar voetnoot14 15 Gods, heure onsuyuerheyt heeft GOD tot toren verwect, ende Ga naar voetnoot15 16 hebben sijn gramschappe teghen heur onsteken. Dies hy heure Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-17 17 boosheden ghedachtich heeft gheweest: Welcker menichvul-18dicheyt ende grootheyt den hemel gheraeckt hebben, ende Ga naar voetnoot18 1hebben met Sodoma ende Gomorra de vreesselicke straffe Ga naar voetnoot1 2 (heur van GOD toegheseyt wesende) verdient ende op heur Ga naar voetnoot2 3 gheroepen: Verghelt heur nv (seyt hy) ghelijck sy v vergolden Ga naar voetnoot3-4 4 heeft: Meet heur wederomme met de selfde mate ghelijck sy Ga naar voetnoot4-5 5 v ghemeten heeft: Ghemerct ghy nv de rechterstoelen ver- Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-66creghen hebt: roept op heur ghelijck sy op v gheroepen heeft: Ga naar voetnoot6 7 strickt heur ghelijck sy te voren ghestrickt heeft. Ghelijck Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-14 8 sy heur tonrecht ouer v ghewroken heeft, wreckt v nv soo Ga naar voetnoot8 9 oock te rechte ouer heur: ghelijck sy v leet, pyne, verdriet 10 ende lijden aenghedaen, gheordeelt, ende doer der menschen 11 ordonnantien, ter doot ghevonnist heeft, gheuet heur soo Ga naar voetnoot11-12 12 nv oock te rechte wederomme, ordeelt heur oock voer een Ga naar voetnoot12 13 snoode ende boose hoere, ende verdoemptse deur het crachtich Ga naar voetnoot13 14 ende warachtich woort Gods, tot dat eeuwich helsche vier. 15 Siet dat ghy heur tweevoudich in noot, lijden ende straffinghe, Ga naar voetnoot15-17 Ga naar voetnoot15 16 na heur wercken ende boose verdiensten wederomme loont Ga naar voetnoot16 17 ende verghelt.

[pagina 296]
[p. 296]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot*//Daer sy v maer lijf en goet ghenomen en heeft, nempt ghy Ga naar voetnoot1 2 heur wederomme het leuen, beyde des lichaems ende der 3 sielen. Ende inden seluen Beker daer sy v heur ercheyt in Ga naar voetnoot3-4 Ga naar voetnoot3 4 ghesconken heeft, schenct heur dobbel fout weder. Waer sy Ga naar voetnoot4 5 v een tijtlycke doot ane gedaen heeft, vergheldet heur met 6 die eewighe doot: alle de hertsweiren, ellenden ende pijne Ga naar voetnoot6 7 heur inder eewicheyt verdobbellerende, ende laet heur van Ga naar voetnoot7 8 de aldervreeselycxste pijne, droefheyt, straffe, weeninghe, Ga naar voetnoot8-9 9 wringhinghe der handen ende knerselinge der tanden dobbel Ga naar voetnoot9 10 proeuen: want sy heeft het schynsel van een heylich priester- Ga naar voetnoot10-16 Ga naar voetnoot10-13 Ga naar voetnoot1011schap aen heur ghenomen, ende gheueysdelyck wt ghegheuen, Ga naar voetnoot11 12 ende een Conincklycke hoocheyt ende eerweerdicheyt heeft Ga naar voetnoot12 13 sy oock valschelyck aenueert ende ghebruyct: ende dese Ga naar voetnoot13 14 Ampten ende machten heeft sy alle beyde misbruyct. Daerom Ga naar voetnoot14 15 laet haer die toecomende straffen ende wreetheden heurder Ga naar voetnoot15-16 16 vermetenheyt ontfanghen: neempt van heur heuren ghenue- Ga naar voetnoot16-1 1chelyken Euphrates met den roof ende profijten daer sy heur Ga naar voetnoot1-2 2 ongherechtelyck ende onredelyck in verheucht heeft, ende 3 worptse inde alderdiepste snootheyt ende ellenden. Want sy Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 spreect in heur herte, Ick sitte ten Coninghinne, in weelden 5 ende genuchten, Ick ben het hooft der werelt, ende de eerlycke Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-7 6 ende heylige kercke selue, hebbende macht inden hemel, 7 inder eerden ende inder hellen, met macht te binden ende Ga naar voetnoot7-8 8 te ontbinden, salich te maken ende te verdoemen: het en 9 staet met my niet // ghelijck het doet met de ghene die van Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot9-10 10 deser werelt niet en sijn, want het wordt hier al na mijn Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 gheliefte ende welbehaghen ghedaen. Ick en ben gheen verlaten Ga naar voetnoot11-12 12 weduwe. De ouerheden ende machten deser werelt staen my Ga naar voetnoot12-13 13 voren, de moghende Princen ende Potentaten beschermen my, Ga naar voetnoot13 14 met de doot des onnoosel volcx. Nero, Domicianus, Traianus, Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-1

[pagina 297]
[p. 297]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 noch Maxentius met dierghelycke andere vrome Capiteynen Ga naar voetnoot1 2 en waren noyt vromer ende nerstigher gheneycht tot mijnder Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 voerstaenders bescherminghen ende heurder ceremonien, 4 dan de Princen noch hedensdaechs tot op deser uren sijn, 5 om myne insettinghen met sweert, water ende vier te houden 6 staende ende in eeren te houden. Hieromme en can ick gheen Ga naar voetnoot6-7 7 droefheyt oft schade lijden. Ick moet eeuwelyck ende erffelyck Ga naar voetnoot7-11 8 mevrauwe heeten ende blijuen: mijn rijck is sonder eynde, 9 mijnen stoel en mach nymmermeer wech ghenomen werden: Ga naar voetnoot9 10 Ick en sal nymmermeer vallen, noch my en sal gheen onghe-11luck aencomen. Ga naar voetnoot11

12In deser ghelijcker manieren beroemen heur oock met Ga naar voetnoot12 13 grooter vermetelyckheyt de Papisten, segghende, dat het cleyn Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 scheepken Petri wel mach wagghelen ende van de baren der Ga naar voetnoot14 15 zee beroert ende ghequelt werden, maer nymmermeer en Ga naar voetnoot15 16 macht vergaen oft om gheworpen worden: daer mede willen Ga naar voetnoot16 17 sij seggen, dat heure hoersche superstitieuse Romsche kercke Ga naar voetnoot17 18 eeuwich souden blijuen, ende nymmermeer mogen vergaen. Ga naar voetnoot18 19 Ga naar margenoot* Maer sij en aenmercken niet hoe sterck het Lam // is dat daer Ga naar voetnoot19 Ga naar voetnoot19-1 1 opden berch Sion staet, daer sij steedts teghen strijden, ende 2 wiens kercke ende cleyn hoopken sij daghelycx met alle 3 tyrannie, list ende moordadicheyt vervolghen.

4Daeromme sullen heure straffen in eenen dach op heur comen. Ga naar voetnoot4 5 GOD sal eens op die boose ghemeynte doot, droefheyt ende Ga naar voetnoot5-11 Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 hongher storten, ghelijck hy solfer ende vier op de sondighe Ga naar voetnoot6 7 Steden liet comen, sij sullen inder eewicheyt van het leuen 8 (dwelck in Christo Iesu is) berooft wesen: sij sullen eewich Ga naar voetnoot8 9 gheschrey, wringhinghe der handen, knersselinghen der tanden, Ga naar voetnoot9 10 ende eeuwighe duysterheit beeruen, heuren worm en sal 11 nymmermeer steruen: Sij sullen altijts hongheren ende nym- Ga naar voetnoot1112mermeer met salicheyt versaedt worden. Ende dese hoere Ga naar voetnoot12 13 met al heur geslachte der Hipocriten sal met onblusschelyck Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 vier, voer den duyuel ende sijn Enghelen bereyt, verbrant 15 worden. Dese sententie ende dit ordeel is crachtich ende Ga naar voetnoot15

[pagina 298]
[p. 298]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 warachtich: want de Heere diese ordeelen sal, is sterck ende Ga naar voetnoot1-7 2 almoghende, hy is rechtueerdich in sijn beloften, warachtich 3 in sijn woorden, heerlyck in sijn wercken, heylich, vreeslyck 4 ende verschrickelyck in sijn oordeelen teghen de boose. Dus Ga naar voetnoot4 5 en sal dan niemant tot dien daghe machtich wesen het minste Ga naar voetnoot5 6 deel sijnder gheordender ende geschieder wraken achter- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-77waerts te houden. Noch Maria worpende heur pater nosteren Ga naar voetnoot7-8 8 in Sinte Michiels weechschale, Noch Ioannes den Dooper, 9 met een Lam met een cruysken, noch Petrus met sijnen// Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 Ga naar margenoot* sleutel, noch Paulus met sijn lanck sweert (soo sij die afmalen), Ga naar voetnoot10 11 Ia oock waert dat Moyses, Samuel, ende alle de wtuercoren Ga naar voetnoot11 12 Propheten des Heeren, met Noe, Dauid, ende den lijdtsa- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313mighen Iob ten dien daghe voer hem stonden, sij en souden Ga naar voetnoot13 14 nochtans niet verhoort worden.

1De Coninghen der eerden, de vleeschelycke ghesinde Princen, Ga naar voetnoot1-3 Ga naar voetnoot1 2 die soo met heur oncuysheyt bedreuen, gheboeleert ende in Ga naar voetnoot2 3 ghenuchten geleeft hebben, sullen heur beweenen, als syse Ga naar voetnoot3 4 dus sullen bedoruen ende getracteert sien: het sal heur seer Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 qualyck henden dat syse niet meer met vier, water, ijser 6 ende stael tegen God ende sijn wtuervoren en sullen connen Ga naar voetnoot6 7 verantwoorden ende voorstaen: want sij en sullen niet met Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 allen met Christus ordonnantien te vreden sijn, want sij en 9 haten geen dinck meer dan de wercken des gheests, ende 10 daer na te leuen: het sal heur seer deiren ende spijten, dat Ga naar voetnoot10 11 sij niet meer en moghen branden ende vermoorden alle de Ga naar voetnoot11 12 ghene die teghen de wercken des vleeschs schrijuen, prediken, 13 oft spreken, ende hun ouerspelen, wulpscheden, grouwelen 14 ende afgoderyen straffen. Sij sullen seer ouer heur claghen, als Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 sy den roock heurs brants van vers staende sullen sien: Eylaes! Ga naar voetnoot15 16 eylaes! de groote stadt, die schoone Babylon, sullen sij segghen, 17 onse heylighe moeder de Roomsche Kercke, die soo menighe Ga naar voetnoot17-18 18 Pausen perdoenen, Bisschoppen segheninghen, so menighe Ga naar voetnoot18 19 heylighe stacien, gheheele verghiffenisse ende quijtscheldinghe Ga naar voetnoot19

[pagina 299]
[p. 299]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot* van sonden, aflaten, verlossinghe wt // des Vageviers pijne, 2 soo menighe gheestelycke Vaders, so veel liefflicke ende deuote Ga naar voetnoot2 3 Minrebroederkens, soo veel frissche Canoniken ende Cappe- Ga naar voetnoot34lanen, veel beuallycke Vrouwenbroeders, Augustijnen, Pre- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55dickheeren, ende veelderley manieren van gheestelycke Paters. Ga naar voetnoot5 6 Soo veel Baghijnkens ende gheestelycke Susterkens, al te Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 suyuer hertekens, want sij en trouden niet, soo veel wijwaters 8 voor de boose gheesten, S. Ians Euangelie tseghen de neckers, Ga naar voetnoot8 9 S. Gregorius ende S. Bregitten Pater nosters tseghen die Ga naar voetnoot9-10 10 haestige doot, ghewijde Palmen, ende Akensche hoornen Ga naar voetnoot10-11 11 teghen den donder, S. Ians cruyt tseghen de Aluen. Ga naar voetnoot11

12Met dese ende deser ghelycke woorden sullen syse be- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313claghen, treurende, suchtende, schuddende ende beuende, Ga naar voetnoot13 14 segghende, Wee, wee de groote Babylon, die moghende stadt, Ga naar voetnoot14-15 Ga naar voetnoot14 (vor. kol.) 15 want in een ure is v oordeel ghecomen, ghy syt haestelyck 1 met den sweerde sijns monts verdoruen, eer ghyer v voor Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 ghewacht hadt. Elaes wie sal nv voor ons bidden? Wie sal Ga naar voetnoot2-9 3 nv voor onse sielen Vigilien, sielmissen, wtuaerden, Iaerghe- Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-44tijden, dertichsten doen? Voer wien sullen wij nv te bichten Ga naar voetnoot4 5 gaen? Wie sal ons nv van onsen sonden reynighen ende absol-6ueren? Wie sal ons nv asschen gheuen, palmen, ende keerssen Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 wijen? Wie sal ons als wij begrauen worden met eender Ga naar voetnoot7-8 8 spaijen seghenen, met wijwater besprenghen, ende wt het Ga naar voetnoot8-9 9Vegheuier singhen? Dusdanich sullen de wanhopende ende 10 troosteloose dachten der booser sijn.

11//Ende de Cooplieden der eerden, die met de ware heurder Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot11-2 Ga naar voetnoot11-12 12 Templen ommegaen, dwelck heur Iaermert is, soo wel onder Ga naar voetnoot12-1 Ga naar voetnoot12 13 Mahomet als onder het Pausdom (maer gemerct dat wij hier Ga naar voetnoot13 14 in Europen vanden Pauselycken Antichrist ghequelt worden, Ga naar voetnoot14 15 soo sullen wij, ghelijck wij tot noch toe ghedaen hebben,

[pagina 300]
[p. 300]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 meest van hem spreken), Dese Cooplieden (seg ick) sullen 2 weenen ende wtnemenden grooten rouwe ouer heur maken: Ga naar voetnoot2 3 niet min maer meer dan die Coninghen. Want niemant en Ga naar voetnoot3-4 4 coopt meer van heurder waren: Heure cremerije en wordt niet Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 meer getrocken, de cremerijen heurder winckelen ende meers- Ga naar voetnoot5-66sen sijn kelcklackingen, segheninghen met den bodem des Ga naar voetnoot6 7 kelckx, oft met het schotelken daer syt mede decken: nv Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 siet ghy my, nv en siet ghy my niet, veel cruyssen ende kiere- Ga naar voetnoot8-99miren met den oblieken maken, ende achterna daer mede Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-11 10 spelen (nae dat sijt in dry stucken ghebroken hebben) ghelijck 11 de catte metter muys: de stoole oft het Corporael te cussen Ga naar voetnoot11 12 te gheuen, groote menichte van Aue Maris stellen, Salue regi- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-11nen, Gaudeamissen, Afgodts beelden van verscheyden manie- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22ren ende crachten (soo sij segghen) ende voer die op heure Ga naar voetnoot2 3 hoochtijden te wieroecken ende vremde grillen te bedrijuen, Ga naar voetnoot3 4 heure ampullen, peysen, candelaren, vertooninge heurder Ga naar voetnoot4 5 Mijteren, Cappen, Stauen, ende Casuyfelen, met gout, peerlen, Ga naar voetnoot5 6 ende dierbaer gesteente verchiert, kerckwijdinghen ende Ga naar voetnoot6 7 triumphantelycke processien, fijne geknipte lynen oft kerspen Ga naar voetnoot7 8 Choorclee-//den, heure caprullen van calaber ende catten- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot89sterten, ende heure purpere tabbarden, costelycke chierselen, Ga naar voetnoot9 10 ghestoelten ende predicstoelen, cruyssen, roosenhoykens, crans- Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-1111kens, reliquien, dootbeenderen, ende veel ander properheden, Ga naar voetnoot11-13 Ga naar voetnoot11 12 die groote mirakelen deden, te weten, tghelt in hunne borsen Ga naar voetnoot12 13 brachten: heure scotelkens, platteelkens, riecballen, poman- Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-1414derpotten, heure vaten ende tafereelkens van costelicken Ga naar voetnoot14 15 houte, dierbaren gesteenten, gout oft siluer, oft heur schalen, Ga naar voetnoot15 16 beckens, ende drinckvaten: voorts van latoen, coper, blec, Ga naar voetnoot16-2 Ga naar voetnoot16 17 metael ende bronse ghemaect: heure candelaren, wijwater Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-1

[pagina 301]
[p. 301]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 blocken ende ketelen, lampen, lesseneren, pileiren, tuynen oft Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 schutsels, bellen, beelden, ende dierghelijcken meer andere: 3 van ijsere groote tuynen, ende candelaren met groote wtreyc- Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-44kende rancken voer heure Afgoden, ende anckeren, ketenen Ga naar voetnoot4 5 om de selfde te houden voor vallen, sloten ende dierghelicke, Ga naar voetnoot5 6 ende met den cortsten gheseyt van veel meer andere: Missen, Ga naar voetnoot6 7 singhen, ende Orghelspel, vercoopinghe der sitsteden ende Ga naar voetnoot7 8 begrefsteden inder kercken, comenschappe der menschen Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 sielen ende lichamen, sweet ende bloet. Alle welcke waren 10 sij alle dage vercoopen, nochtans en houden sijer niet te min, Ga naar voetnoot10 11 want de menschen en hebben maer den reuck, ghesichte, Ga naar voetnoot11 12 gheuoelen, het ghehoor of den smaeck daer af. Ende alle Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-8 Ga naar voetnoot12-13 13 Schippers, Diocesianen, Bisschoppen ende ordonnarisen. Ga naar voetnoot13 1 Ende alle die Schepen, Booten, Bargien of Scuyten canteren, Ga naar voetnoot1 2 als sijn persoonen, Vi-//carisen, ende die op de ongestadige Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 gemeynte varen. Ende schiplieden die op de zee erbeyden, Ga naar voetnoot3 4 te weten, Sielmislesers, penitencisetters, wijwatermakers ende Ga naar voetnoot4 5 diergelycke verleyders der menscen. Alle dese seyt de stemme, Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 stonden (gelijck de Cooplieden ooc deden) van verre, ende Ga naar voetnoot6-8 7 riepen als sij des hoeren brant saghen, segghende: Waer wasser Ga naar voetnoot7-8 8 deser Stadt ghelijcke? in rijcdom, macht, weelden ende ghe- Ga naar voetnoot8-99nuchten? gheen Borgers noch Cooplieden, ia noch Princen Ga naar voetnoot9 10 noch Grauen en sijn costelycker gebout, ghedost, noch beter Ga naar voetnoot10 11 noch leckerlycker ghemest dan dit gescoren geslachte en is. Ga naar voetnoot11 12 Want sij sochten heuren God ende hemel in dese stadt. Dese 13 Schipslieden sullen om hun verlies so bedroeft wesen, inwen- Ga naar voetnoot1314digen rouwe maken, dat sij stof op haer onuerstandige hoofden Ga naar voetnoot14-1

[pagina 302]
[p. 302]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 sullen worpen. Dat is, sij sullen deur wanhopen in hun ver-2stant verduystert worden, ende met enckel verwoetheit heur Ga naar voetnoot2 3 kennisse plomp maken, ende sij sullen sulcken berou hebben, Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-5 4 ende heur leuen so beteren, ghelijck Cain, Pharao, Esau, Ga naar voetnoot4-5 5 Antiochus ende Iudas, heur voorsaten deden. Den roep Ga naar voetnoot5 6 heurder clachten ende droeffelycker Tragedien wil dusdanich Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 wesen. Eylaes! eylaes! de weerdige stat, de groote machtighe Ga naar voetnoot7-12 Ga naar voetnoot7 8 ende vermaerde Roomen, soete Babylon, onse heylighe moe-9dere, waerinne wij soo rijck, soo moghende ende verwaent Ga naar voetnoot9 10 gheworden waren, dat alle de werelt ons vreesde, eerde, ende Ga naar voetnoot10-12 11 diende. Ende wij en gheuoelden gheen droefheyt, ermoede, 12 ellende noch smerte, is nv gheuallen.

13 Ga naar margenoot*//De appelen der lust uwer sielen, sijn van v gheweken, de Ga naar voetnoot13 14 gheleerde, wijse, rijpe ende verstandighe mannen, die ghy ter Ga naar voetnoot14 1 bescherminghen ws chierlycken hoerdoms begheerde (spreect Ga naar voetnoot1 2 de dreygende stemme des heylighen Gheests) sijn nv van v 3 geweken, sij en willen (nademael dat sij uwe grouwelen verstaen Ga naar voetnoot3 4 ende ghewaer gheworden sijn) niet langher met v blijuen. 5 Maar sij sullen v ghanschelyck verlaten, vervloecken ende eenen 6 grouwel van v hebben: Daer sij v der werelt aen presen ende Ga naar voetnoot6 7 schoon woorden gauen, daer sullen sij v nv deur de rechte Ga naar voetnoot7 8 schrifture beschuldighen, verachten ende beschamen. De Ga naar voetnoot8-9 9 lieden oock van wel ghereguleerde leuen, deuchdelycke per-10soonen, die v voorstonden, meynende dat vwe ceremonien Ga naar voetnoot10 11 ende instellinghen goddelyck ende nootsakelyck waren te Ga naar voetnoot11-12 12 onderhouden, hoewel dat v leuen ende regiment quaet ende Ga naar voetnoot12 13 schandeleus is, sullen v oock (alsoo haest als heure ooghen Ga naar voetnoot13 14 deur de gratie Gods gheopent sullen wesen, ende het recht Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-15 15 verstant der schrifturen gesmaect sullen hebben) verlaten, Ga naar voetnoot15 16 schouwen, ende van v vlieden, merckende dat ghy vervloect Ga naar voetnoot16 17 ende duyuels sijt. In somma, niemant de waerheyt eens Ga naar voetnoot17-19 Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-18 18 geopenbaert wesende, en wil voortane by v blyuen, sij en 19 willen vwe bekende hoerderye niet meer beschermen: Ghy Ga naar voetnoot19 20 en hout niemant dan Hipocriten, menschen behaghers, Ga naar voetnoot20

[pagina 303]
[p. 303]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 pluymstrijckers, rasende Sophisten, kijuende ende strijdende Ga naar voetnoot1 2 Canonisten ende Sorbonisten, Epicureen, Libertinen, ende alle Ga naar voetnoot2 3 Ga naar margenoot* godloose // vleesschelycke menschen, ende lasterlycke Anti- Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-44christen. Aengaende Godvruchtighe, wijse, ghematichde, 5 deuchdelycke ende gheleerde menschen, wel besich in god- Ga naar voetnoot5-7 Ga naar voetnoot56salige wercken, ende een herte, lust ende begheerte tot de 7 glorie Gods draghende, sij willen uwe schandelycke fenijnighe Ga naar voetnoot7 8 ende schadelycke weghen teenemale verlaten. Dese vette Ga naar voetnoot8 9 Schipheeren ende Schippers sullen noch segghen: Wee! wee! Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9 (vor. kol.)-2 1 der grooter Stadt, wy worden al rijck die schepen inder zee, Ga naar voetnoot1 2ende van heur ware hadden. Wij die Bisschopdommen, Ab- Ga naar voetnoot23dijen, vette prebenden, ende lijftochten onder dat dwaes, Ga naar voetnoot3 4 wanckelbaer, ende werelts ghesint volck hadden, werden in Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 alder manieren weeldich ende wellustich, deur heur diere ende Ga naar voetnoot5 6 profijtelycke ware die onse schepen in alle plaetsen gheladen 7 hadden, die ontellyck sijn om te verhalen: wij sijn seer bedruct Ga naar voetnoot7 8 ende bange van herten, als wij om de vermaerde stadt dencken, Ga naar voetnoot8 9 want sy is op een ure gans woest ghemaect. Ga naar voetnoot9

 

10Het 14. Sonet inhoudende Ga naar voetnoot10 11 het rechtuerdich ordeel Gods ouer die ghemeynten Antichristi, Ga naar voetnoot11 12 ende de ghenadighe wrake des onnooselen bloets sijnder Ga naar voetnoot12 13 ghetrouwer dienaren, heb ick wt het 19. Capittel van 14 Apocalipsis ghenomen, ende den text daer af is aldus: Ga naar voetnoot14

15Ick sach den hemel open, dat is, Die verborgentheden des Ga naar voetnoot15 16 Heeren werden my bekent, ende Godts secreten werden my Ga naar voetnoot16 17 te vollen verclaert: Ick ver-//stont dat de menschen doer Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot17 18 tghelooue ende saechtmoedicheyt groote kennisse der ver- Ga naar voetnoot18 Ga naar voetnoot18-1919holentheyt Gods crijghen, want den hemel is open als Gods Ga naar voetnoot19-2 20 woort vrijelyck geleert wordt, ende hy is ghesloten, wanneer

[pagina 304]
[p. 304]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 het selfde by syden [ghedaen] ende daer voor menschelycke Ga naar voetnoot1 2 droomen geleert worden. Ende siet een wit peert versceen my Ga naar voetnoot2 3 (seyt Ioannes) de getrouwe ende warachtige Predicanten der Ga naar voetnoot3 4 Apostolicxscher leeren bediedende, der welcker godlycker Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-8 5 naturen, als in Paulo verclaert wort, is de godlycke leere alle Ga naar voetnoot5 6 de gansche werelt ouer te voeren ende te draghen, ende die Ga naar voetnoot6-7 7 selue den regeerderen ende allen volcken der Heydenen te 8 vercondighen ende te leeren. Ende die op dit wit peert oft Ga naar voetnoot8-9 9 Predicant sit, is ghenompt ghetrouwe, ende hy is de eenighe Ga naar voetnoot9 1 ende warachtighe sone Gods, die in de schrifture ende in sijn 2 woorden ende beloften ghetrauwe genompt ende gheuonden Ga naar voetnoot2 3 wort. De Heere (spreect Dauid) is rechtuerdich in alle sijn Ga naar voetnoot3 4 weghen, warachtich in alle sijn wtspraken, ende volmaect in 5 alle sijn woorden, hy en can niet anders dan de waerheyt 6 leeren, die de waerheyt selue is, noch oock de ghene die met Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 sijnen godlycken gheest begaeft sijn: hy heeft na de warach- Ga naar voetnoot78tighe gherechticheyt gheordeelt, de houerdighe Sinagogen Ga naar voetnoot8-9 9 Satans verdoemende, ende sijn eyghen saechtmoedighe ende Ga naar voetnoot9-10 10 erm van gheeste ghemeynte verlossende ende verheffende. Ga naar voetnoot10 11 Hy streedt alder eerst als een vroem campvechter, selue in Ga naar voetnoot11 12 persoone teghen den duyuel, ende ouerwan hem doer sijn Ga naar voetnoot12-13 13 doot, ende nv worpt hy met // rechte deur sijn getrouwe Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot13

[pagina 305]
[p. 305]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 dienaers ende vercondighers sijns woorts deur de cracht des Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 seluen, die hy nv genadelick onder de figure des witten peerts Ga naar voetnoot2 3 wt seynt, des duyuels rijck teenemale om verre: want sijn Ga naar voetnoot3 4 getrouwe dienaers sijn na Abacucs bewijsen, lustige vrome Ga naar voetnoot4 5 ende wel gemoeyde peerden, ende sij sijn witter dan sneu Ga naar voetnoot5 6 nae Ieremias verhalen, deur haer warachtich ghelooue. Syn Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 ooghen waren ghelijck een vlamme viers, crachtich, moghende Ga naar voetnoot7 8 ende claer. Dit en is niet alleenlyck sijn goddelyck verstant Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-10 9 ende kennisse, waer deur hy alle dingen verstaet, onderscheyt, 10 ende claerlyck ordeelt, maer ooc de gansche gauen des heyli- Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-1111ghen gheests. Op eenen sekeren steen (seyt Zacharias) den Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 welcken Paulus Christum seyt te wesen, sullen seuen ooghen 1 sijn, dewelcke de seuen gheesten Gods sijn: met dese verlicht Ga naar voetnoot1 2 hy de herten alder godlycker menschen, ende ontfunct ende Ga naar voetnoot2 3 onsteckt heur herten vierich in sijnder liefden. Sijn woordt Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 is een lanterne heurder voeten: sijn ghebot is suyuer ende 5 claer, gheuende licht den ghesichte. Ende op syn hooft waren Ga naar voetnoot5-6 6 veel croonen, ghelijck te voren in een figure op het hooft Iesu Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 Iosedech den oppersten Priester waren, in teeken dat Christus Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 8 ouer al de werelt lantschappen ende tijden de hoochste Coninck Ga naar voetnoot8 9 is, want hy is de Heere der herscaren, ende de eewige Coninc Ga naar voetnoot9 10 der glorien, hy is een mogende regeerder ouer den heyligen Ga naar voetnoot10-11 11 berch des Heeren ghestelt, hy gheeft den Coningen voerspoet

[pagina 306]
[p. 306]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 ende ouerwinninghe, alle sijn wtuercoren hebben in hem Ga naar voetnoot1 2 Ga naar margenoot* // (als op heur hooft) heur croonen op heur hooft, hy salse 3 met ghenade ende eewighe vriendelyckheyt croonen: voer Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 Petro hadde hy een croone der onuerderffelycker eeren, een Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 croone des leuens had hy voor Ioannem, om Paulo een croone Ga naar voetnoot5-6 6 der gherechticheyt, ende soo voortsane: want den gheheelen Ga naar voetnoot6 7 strijdt, douerwinninghe ende triumphe der Heylighen is van Ga naar voetnoot7 8 hem alleen. Hy heeft eenen naem gheschreuen, te weten, Al- Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-129machtich, wonderlyck, heylich, eerlyck, ende vreeselyck, Ga naar voetnoot9 10 Adonaj, Emanuel, eenen naem bouen alle namen, Ia de Heere Ga naar voetnoot10 11 is sijnen naem, de Heere des Sabaoths, de Heere der Heer- Ga naar voetnoot1112scharen, onsen verlosser, salichmaker ende rechtuerdichmaker. 13 Niemant en kent desen naem dan hy selue ende de syne die Ga naar voetnoot13 14 hy dit vertoont heeft, noch vleesch noch bloet, Heydenen Ga naar voetnoot14 1 noch Ioden, valsche Christen noch Hipocryten en connen Ga naar voetnoot1 2 dit te rechte verstaen, al ist also dat sij schoone teekenen Ga naar voetnoot2 3 hebben: want niemant en can gherechtelyck seggen dat Iesus Ga naar voetnoot3-4 Ga naar voetnoot3 4 de Heere is, dan deur den heylighen Gheest, die de godde-5 lycke waerheyt opent. Het ghetal der wtuercoren kinderen Ga naar voetnoot5 6 Gods is oock in desen naem dewelcke de werelt niet en kent, Ga naar voetnoot6 7 noch nymmermeer voer de heure nemen en wilt. Hy is met Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 een seer schoon ende chierlyck cleet ghecleet oft verchiert. Maer Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 het was ganschelyck int bloet gheverwet, sijn sterffelyck 10 lichaem dat hy om ons te verlossen aengenomen hadde, was 11 soo ghegheesselt ende swaerlyck ghewont, dat aen hem vanden Ga naar voetnoot11-12 12 planten sijnder voeten, tot // het opperste sijns hoofts niet Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot12 13 gheheel ghebleuen en was. Desen moghenden Hooftman is Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot13

[pagina 307]
[p. 307]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 de ghene die daer van Edum ende Bosra quam, wiens clee- Ga naar voetnoot12deren met root besprenct waren: sijn cleet is seer besmet, Ga naar voetnoot2 3 ghelijck daermen de wijnpersse mede treedt, want sijn mensce- Ga naar voetnoot34lycke nature leet de alder pijnelycxste doot, hy tradt ten dien Ga naar voetnoot4-5 5 tijden de wijnpersse alleene, ende en hadde niemandt om 6 hem te helpen, hy was alleenlyck om onse misdaden ghewont, Ga naar voetnoot6-8 7 onse straffen waren alleene op hem gheleyt, deur sijn smerte 8 ende slaghen sijn wij ghenesen. Ende synen naem werdt ghe- Ga naar voetnoot8-99heeten het woort Gods. Beneuen datter hier voren af ghesproken Ga naar voetnoot9-10 10 is gheweest, is synen naem het woort dat daer inden beghinne Ga naar voetnoot10-11 11 by God was, ende dat selue was die de hemelen daer bouen Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-14 12 ghemaect heeft, ende met sterren ende Planeten verchiert Ga naar voetnoot12 13 heeft, ende de eerde locht, ende de zee, met al dat de menscen Ga naar voetnoot13-14 14 nootsakelyck is, beschict, ghemaect ende verchiert heeft, ende Ga naar voetnoot14 15 ten laesten om der menschen wille, mensch gheworden is, 16 verlossende, verlichtende, verfrayende, ghesont makende, Ga naar voetnoot16 17 verheughende, vertroostende ende behoudende alle die ghene 1 die in hem gheloouen ende betrouwen. Ende die heerscharen, Ga naar voetnoot1-4 2 der vromer voorstandigher strijders die inden hemel, oft in Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 het heylich huysghesin des gheloofs sijn, volghen hem in Ga naar voetnoot3-4 4 een gedichte ordene, op witte peerden: sij leyden heur leuen Ga naar voetnoot4-5 5 na sijn godlycke leere, heure peerden en sijn anders niet, dan Ga naar voetnoot5 6 heure sterffelycke lichamen, tot den strijde be-//reyt, de op- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot6-8 Ga naar voetnoot6-77rechte Christenen dooden de sonde lusten des vleeschs, ende 8 temmen haer vleeschelyke gheneyghentheden: sij bedwinghen Ga naar voetnoot8 9 hun lichamen tot de gehoorsaemheyt des gheests: sij worden Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 de dienaren der rechtuerdicheyt, ende en dienen niet meer 11 de sonde: sij sijn vrome ruyteren Gods, ende sij volgen den Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 Heere der herscharen. Alsulcke schare sach de knecht van Ga naar voetnoot12-1 Ga naar voetnoot12

[pagina 308]
[p. 308]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 den Propheet Heliseus in Dothaim in een openbaringe. Sij Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 waren met suyuere ende witte syde ghecleet, bediedende de Ga naar voetnoot2 3 eenuoudighe onnooselheyt die sij in Christo Iesu heuren Ga naar voetnoot3 4 hooftman ende veltheere hebben. Heur wapenen en sijn 5 gheen vleeschelycke maer (als Paulus seyt) gheestelycke Ga naar voetnoot5 6 wapenen. Al wandelen wij na den vleesche (seyt hy) nochtans Ga naar voetnoot6 7 strijden wij niet na vleeschelycke wijse. Ende wt synen mont Ga naar voetnoot7-8 8 ghinck een scherp snydende sweert, het welcke het strenghe 9 ordeel sijns moghenden woorts is: deur dit snijdende sweert Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-13 10 sijn de ghetrouwe gheloouighe tot den leuen, ende de onghe- Ga naar voetnoot10-1111loouighe totter doot ende verdoemenisse veroordeelt, want 12 den sommigen ist eenen reuck der doot tot de doot: ende 13 den sommigen eenen reuck des leuens, tot den leuen. Met 14 dit sweert sullen de verdoruen rancken vanden leuenden Ga naar voetnoot14-15 15 wijnstruijck gesneden worden, ende die verrotte lidtmaten 1 van het lichaem. Insghelijcx sullen met dit sweert de bocken Ga naar voetnoot1-3 2 van de schapen, ende de boose van de rechtueerdighe ghe-3scheyden worden. Och hoe afgrijsselyck, veruaerlick ende Ga naar voetnoot3 4 scherp wil het vonnisse des // Heeren voor de boose in dyen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot4 5 daghe wesen, als hy sal segghen, Gaet van my ghy vermalen- Ga naar voetnoot5-66dijde in dat eewich vier. Ende ter contrarien hoe heuchelyck, Ga naar voetnoot6 7 suyuer, ende troostelyck voor den goeden gheloouigen, siende Ga naar voetnoot7 8 heur ende Gods vyanden gheordeelt. Hy treedt des torens Ga naar voetnoot8-11 Ga naar voetnoot8-9 9 persse, groote benautheyt salder in sinen grimmenden toren Ga naar voetnoot9 10 ende wraken blijcken. Sij sullen in het scherp des swerts Ga naar voetnoot10 11 vallen ende verstroyt worden: sij sullen grooten hertsweer, Ga naar voetnoot11 12 lijden, en groot verdriet in de toecomende werelt hebben. Ga naar voetnoot12 13 Hier na sach ick eenen Enghel, de Apostelen ende alle ghe- Ga naar voetnoot13-114trouwe dienaren des woorts Gods bediedende, inde clare Ga naar voetnoot14

[pagina 309]
[p. 309]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Sonne der gherechticheyt die Christus Iesus is, die lieflycke Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 ende blinckende morghensterre. Dese weerdighe ghetuyghen Ga naar voetnoot2 3 staen in het crachtich gelooue syns naems, teghen den ganschen 4 hoop der Antichristen, heuren voet niet eens van den steen Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 (die Christus is) treckende, noch om eenich veruolch, lijden, Ga naar voetnoot5 6 oft doot van hem wijckende. Desen riep, roept, ende sal roepen Ga naar voetnoot6-9 7 totten eynde der werelt met een stercke stemme, met eenen Ga naar voetnoot7 8 vierighen, vlijtighen ende stantvastighen gheest, tot alle Ga naar voetnoot8-9 9 vogelen die midden onder den hemel vlieghen, dewelcke alle 10 saechtmoedich van gheeste sijn, die deur tghelooue ende 11 kennisse der hemelscher verborghentheden gheestelyck ge-12maect sijn. Dese vliegende vogelen, alle onsuyuere genuchten Ga naar voetnoot12-15 Ga naar voetnoot12. (vor. kol.) 13 der werelt, alle verganckelicke dingen verlatende, heffen heur Ga naar voetnoot13-14 (vor. kol.) 14 seluen bouen heur seluen op, ende hebben heur wandelinge Ga naar voetnoot14-15 (vor. kol.) Ga naar voetnoot14.(vor. kol.) 15 inden hemel, ende leyden hier op erden een hemels leuen.

1//Dit sijn de vriendelycke voghelen die den hemelsche Ga naar margenoot* 2 Vader sonder heur verdienste voedt ende onderhout. Sodanighe Ga naar voetnoot2 3 voghel was Abraham in Mesopotanien, Moyses in Sina, Ga naar voetnoot3 4 Helias opden berch Carmelus, Daniel onder de Leeuwen, Ga naar voetnoot4 5 Paulus in Damasco, Ioannes in Pathmos, ende veel meer andere Ga naar voetnoot5 6 die sint Enghelen in de Sonne, oft Predicanten in Christo Ga naar voetnoot6 7 gheworden sijn, ende nv noch sijn, ende noch totten eynde 8 der werelt comen sullen. Het inhout heurs roeps is, Compt

[pagina 310]
[p. 310]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 versamelt v in eenicheyt eens gheloofs ende gheests: knoopt Ga naar voetnoot1 2 v seluen te gader in Christo met de liefde die den bant der Ga naar voetnoot2-3 3 volcomenheyt is, op dat den vrede Gods (die alle verstant Ga naar voetnoot3-4 4 te bouen gaet) v herten ende verstant in Christo Iesu beware: 5 ende bereyt v tot het groot ende onwtsprekelyck goet Auont- Ga naar voetnoot5-66mael des almoghenden Gods, het welcke de eeuwighe ver- Ga naar voetnoot6-77makinghe der sielen is. Compt op dat ghy moecht gheuoedt 8 worden met de alderbeste, costelycxste ende delicaetste dinghen. Ga naar voetnoot8 9 Leert wt Gods woort wat sijnen goeden wille is, volcht dien Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 seluen met den wercken, vliet ende schout alle wereltlycke Ga naar voetnoot10 11 ende verghanckelicke dinghen. Leeft ghematelyck, suyuer- Ga naar voetnoot1112lyck, soberlyck, rechtuerdelyck ende godvruchtelyck, ver-13wachtende Gods verschijninghe ende wedercompste: Schickt Ga naar voetnoot13 14 ende voecht v leuen alsoo, dat ghy het vleesch der Coningen 15 moecht eten: dat ghy deur uwe goddelycke vermaninghe Ga naar voetnoot15 1 van de wereltlycke regeerders wech moecht nemen ende 2 weiren, // al dat vleeschelick, stinckende, vuyl, ende sondich Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2 3 is, verslindt oock het wreede vleesch der hooftmannen om alle Ga naar voetnoot3 4 tyrannie ende ercheyt van heur te trecken: verslindt oock het Ga naar voetnoot4 5 boose vleesch der moghender ende gheweldigher lieden, deur Ga naar voetnoot5 6 macht ende rijckdom verwaent. Maect dat sy hevre ouer- Ga naar voetnoot67vloedighe ydelheden ende ouerdaden laten, en spaert noch Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 de peerden, noch die daer op sitten: maer bijdt heurder beyder Ga naar voetnoot8 9 vleesch in stucken. Straft beyde de vleeschelycke menschen, Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 van wat state dat sy sijn, ende de beestelycke Antichristen 11 ende sprinckhanen die op heur sitten ende rijden: Ontrect Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-14 12 ende ontneempt desen Bisschoppen ende Princen heur prach- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313ten, vleeschelycke genuchten ende wellusten, midtsgaders Ga naar voetnoot13 14 de ghene die heur in boosheden ende gheveystheyt navolghen: Ga naar voetnoot14 15 keert ende weert de wreede vervolghinghe der onnooselen, Ga naar voetnoot15 16 en laet gheen vleesch ongheraect noch onghestraft blyuen, Ga naar voetnoot16 17 noch van vrije noch van dienstknecht, regeerders noch onder-18saten, erme noch rijcke, noch van hoochmoedighe, grootsche Ga naar voetnoot18 19 oft gheweldighe: straftse al na heur verdienste, speelt ghelijck Ga naar voetnoot19

[pagina 311]
[p. 311]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 den Arendt ende de ghieren doen, waer ghy een doot lichaem Ga naar voetnoot1-3 2 siet, dat is, sonder ghelooue oft in boosheden versmoort, Ga naar voetnoot2 3 daer maect v terstont by. Leert eenen yegelijcken sijnen toe- Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-44staenden dienst gerechtelyck onderhouden, vermaent de Ga naar voetnoot4 5 Coninghen dat sij behoeuen gheleert te syne in alle weten- Ga naar voetnoot56schap, ende bouen ende voor al, in de heylighe Schrifture, 7 Ga naar margenoot* ende dat sij inder vreesen // Gods leuen, niet doende met Ga naar voetnoot7 8 ghewelt, noch naer heure sinnelyckheyt, maer alle dinghen Ga naar voetnoot8 9 met recht ende reden, de goede ende onnoosele niet te ver- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-1010drucken, maer voer te stane, te beurijden, ende de boose te Ga naar voetnoot10 11 castijden. Den Princen leert, dat sij wijs sijn, begheert aen Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 de Capiteynen ende ouersten dat sij heur ghemeynten niet Ga naar voetnoot12 13 en verschatten noch en ouerlasten, maer dat sij heur ghetrou Ga naar voetnoot13 14 sijn. Den rijcken ende machtighen lieden leert, dat sij den 15 ermen liefde ende behulp bewijsen. Ghebiet den vleesche- Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-1616lycken Hipocriten, dat sij heur grouwelen, afgoderijen ende 1 bedriegherijen verlaten, ende hun tot der waerheit keeren, Ga naar voetnoot1 2 ende heur gheschorene dat syse niet meer en volghen, versoect Ga naar voetnoot2-3 3 aen heur dat sij niet meer (als beesten ende muylen, in welcke Ga naar voetnoot3 4 geen verstant en is) na ander mans vrouwen en snuffelen, Ga naar voetnoot4 5 ende niet meer heur ouerspelen, Sodomiterijen, ende alderley Ga naar voetnoot5 6 grouwelicke oncuysheden en bedrijuen, maer dat sij lieuer 7 houwen ende hebben heur eyghen vrouwe, om alsulcx te Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 schouwen: beueelt den regeerders ghetrouwelijck te regeren, 9 ende den ghemeynen volcke den seluen lieffelyck onderdanich Ga naar voetnoot9-10 Ga naar voetnoot9 10 te wesen: den vrouwen dat sy heuren mans ghetrouwe sijn Ga naar voetnoot10-14 11 ende lief hebben: ende den mans dat sij heur vrouwen weder- Ga naar voetnoot11-1212omme vriendelyck ende lieflyck sijn, ende heur beschermen Ga naar voetnoot12 13 ende sorghe voer heur dragen, ghelijck Christus sijn kercke 14 beschermpt ende sorghe daer voor draecht: dat de kinders Ga naar voetnoot14-18 15 heur ouders onderdanich, ende de ouders hun kinderen // 16 vriendelyck sijn, dat de dienaers heur Heeren ghetrou ende Ga naar margenoot* 17 onderdanich sijn, ende dat de Heeren heur knechten oock 18 ionstich sijn: straftse met het woort Gods wie sy oock sijn: Ga naar voetnoot18

[pagina 312]
[p. 312]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Tyrannen, veruolghers, moorders, gulsichaerts, Antichristen, Ga naar voetnoot1-3 Ga naar voetnoot1 2 ouerlasters, boeuen, Afgoden dienaers, ouerspeelders, dronck- Ga naar voetnoot23aerts, dieuen ende dierghelycke: ende trect heur vuyle, vlee- Ga naar voetnoot34schelycke, ende duyuelsche ghewoonten van heur. Ghy sult Ga naar voetnoot4-7 5 dat vleesch der Reusen eten ende drincken het bloet der 6 Princen des lants, der weren, der bocken, ende der verren, Ga naar voetnoot6 7 die te Basan gheslaghen sullen worden. Maer ick sach terstont Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 8 de beeste Ende de Coninghen der erden ende heur heerschappye Ga naar voetnoot8 9 versamelt, ende sijn heeren de ghemijterde Bisschoppen, Ga naar voetnoot9 10 Monicken, ende alle den geschorenen hoop, met de wreede Ga naar voetnoot10 11 tirannen, wtsinnighe Ouerheden ende ertsche ghesinde, Ga naar voetnoot11 12 ende afgodissche ghemeynte: der beesten Hellebaerdiers, Ga naar voetnoot12 13 Serganten, slauen ende beulen. Dese versaemden heur, sij Ga naar voetnoot13 1 monsterden ende sij rusten heur op om tseghen hem die op het Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 wit peert sit te strijden, Om een wreede orloghe te maken 3 teghen Christum ende sijn wel ghemoede Ridderen ende Ga naar voetnoot3 4 dienaren die hem ghetrouwelyck sonder om te siene naer Ga naar voetnoot4-5 5 volghen, ende om alle die lieffelycke voghelen te verworghen: Ga naar voetnoot5 6 want sij aten heur vleesch, sij straften heur quaet ende onrecht- Ga naar voetnoot67uerdich regiment, heur boos ende grouwelyck, ongoddelick Ga naar voetnoot7 8 leuen, hieromme comen sij teghen Christum te strijen. Waer 9 het Euangelie oyt suyuerlyck ghepredict, // Gods glorie voor Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot9-10 10 al gheset, ende het onbehoorlyck leuen ghestraft heeft ghe- Ga naar voetnoot10-1111weest, daer sijn ooc altijts soodanighe oproeren der Hipo- Ga naar voetnoot11-1212criten, vergaderinghe ende beroerte der tyrannen geweest. Het Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 woort des Heeren is het teeken der wedersegghinghe, ende den Ga naar voetnoot13-14 14 steen des aenstootens: dese Coningen, ruyters ende wreede scha-15ren worden van de boese Bisschoppen opgheruyt ende voorts Ga naar voetnoot15 16 ghedreuen, ghelijck ghebleken heeft aen Herodes ende Pilatus, Ga naar voetnoot16-18 17 die van Annas ende Cayphas ghedronghen werden Christum Ga naar voetnoot17 18 ter doot te brengen: ende aen den Stadthouder van het

[pagina 313]
[p. 313]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ioetsche lant, Felix die (doer het ingeuen ende versueck Ga naar voetnoot1-3 Ga naar voetnoot1 2 vanden opgheblasen Prelaet Ananias) Paulum inde geuancke- Ga naar voetnoot23nisse dede steken. De Keysers ende veel andere tyrannen en 4 souden noyt de Christelycke gemeynte tot op deser uren toe, 5 soo wreedelycken vervolcht hebben, hadden hun peerden Ga naar voetnoot5-7 Ga naar voetnoot5 6 met de sporen der booser Prelaten niet so dapperlick voorts Ga naar voetnoot6 7 ghedreuen gheweest: hoe nerstich dat sij sijn ende altijts Ga naar voetnoot7 8 geweest hebben om de oprechte waerheyt te verdrijuen ende Ga naar voetnoot8 9 teenemael wt te royen, machmen bevroyen ende bemerken Ga naar voetnoot9 10 wt heure brieuen die sij aen verscheyden Coninghen ende 11 Princen geschreuen hebben: gheen cleyn moeyte en hebben Ga naar voetnoot11 12 sy ghedaen om Ian Wiclef, den welcken sij (na dat hy xl. Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 Iaeren dese werelt ouerleden hadde gheweest) ontgrauen, Ga naar voetnoot13 14 verbrant, ende sijn asschen int water gheworpen hebben, 15 betoonende alsoo heur tyrannie ouer sijn doot lichaem, naer Ga naar voetnoot15-16 16 Ga naar margenoot* dat sij // hem ter doot niet en hadden connen brenghen: wat 17 nerstich versoeck sij aen den Coninc van Enghelant Richardus Ga naar voetnoot17 18 ghenoempt ghedaen hadden. De Keyser Sigismondus en soude Ga naar voetnoot18 1 het vrij gheley ende de beloften die hy Ian Hus ghedaen Ga naar voetnoot1 2 hadde van vrij te mogen comen in het Concilie dat te Constance 3 int Iaer 1414. ghehouden werdt, ende vrijelyck wederomme 4 in Beemen (sonder eenighe quellagie oft letsele) te moghen Ga naar voetnoot4 5 keeren, niet ghebroken hebben, hadden hem die boose Pre-6laten daer niet toe ghedronghen. Maer wilde hy het beelt Ga naar voetnoot6-7 7 der beesten, ende een ghehoorsaem kint der Roomscher 8 kerken wesen, so moeste hy doen dat sij hem beualen. Wij Ga naar voetnoot8 9 hebben ghesien wat ghewelt sij ghedaen hebben om het 10 Euangelie wt Duytslant te verdrijuen: diesgelycx in Enghe-11lant, nv in Vranckrijck: maer aldermerckelycxste hebben wijt Ga naar voetnoot11 12 ghesien in onse Nederlanden, alsoo haest als het Euangelie Ga naar voetnoot12 13 daer suyuerlyck gepredict wert, ende Gods woort ghetrouwe-14lyck verclaert: hoe het rijcke des duyuels ghescheynt werde, Ga naar voetnoot14 15 hoe de Afgoderije om verre viel, hoe alle ouerdaet ende boosheyt Ga naar voetnoot15 16 minderde, d'ouerspeelders begonsten heur te schamen ouerspel Ga naar voetnoot16 17 ende oncuysheyt te bedrijuen, de dronckaerts diesghelycke: 18 de Papen ende Moniken schaemden heur alreede, heur Missen, Ga naar voetnoot18 19 processien ende wtuaerden te doene, ende heur andere grou- Ga naar voetnoot1920welen te bedrijuen: sij decten heur cruynen, sij lieten heur 21 baerden wassen, sij verborchden heur ende loochenden (soo Ga naar voetnoot21 22 veel als sij // consten) dat sij sulcx waren. De oneerbare Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot22 23 vrouwen deden insghelicx, ende alle andere werckers ende

[pagina 314]
[p. 314]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 dienaers der boosheyt ooc: sij waren seer onstelt ende qualyck Ga naar voetnoot1 2 te vreden, dat heur neiringhen soo slabacten: sij waren seer Ga naar voetnoot2 3 beschaemt ende en wisten heur niet waer berghen, want het Ga naar voetnoot3 4 licht scheen in de werelt. Ende merct daer teghen hoe het Ga naar voetnoot4 5 rijcke Christi daghelycx wies ende toenam, hoe de eere Gods 6 ghesocht werdt, hoe den naem des Heeren groot ghemaect 7 werdt, hoemen hem loefde, prees, eerde, gebenedijde, hoe veel Ga naar voetnoot7 8 menschen die tevoren van woesten leuen ende vremden regi- Ga naar voetnoot8-99mente waren gheweest, nv een mishagen van heur quaet 10 leuen creghen, ende heur nv totter deucht schicten, ende Ga naar voetnoot10 11 heur leuen naer Gods woort vuechden. In somma, hoe de liefde, Ga naar voetnoot11 12 ootmoedicheyt, soberheyt, eerbaerheyt, ende alle wercken 13 ende werckers des gheests, wiessen ende toenamen, ende 14 hoe ter contrarien alle wercken ende werckers des vleeschs Ga naar voetnoot14 15 minderden. Maer den draeck, te weten, den duyuel, die oude Ga naar voetnoot15-17 16 slanghe die vanden beghinne de waerheyt ende de weluaert Ga naar voetnoot16 17 der menschen ghehaedt heeft, siende sijn rijck aldus ver- Ga naar voetnoot1718woesten, sijn pronckende, ceremoni ale ende blinckende kercke Ga naar voetnoot18 19 verachten, sijn beestelyck lichaem met alle sijn lidtmaten Ga naar voetnoot19 20 met het woordt Gods ouerwinnen, werdt rasende ende woyen- Ga naar voetnoot20 Ga naar voetnoot20-2121de, ende heeft synen Antichrist met de Coninghen tsamen 1 heur onder een doen verbinden, ende hebben teghen den Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 Heere ende sijn Ghemeynte raet ghehouden, om sijn // ver- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2-33coren ghans te vernielen, ende sijn soo wreedelyck int lant Ga naar voetnoot3 4 ghecomen, ende stellent daer ane ghelijckmen nv sien mach, Ga naar voetnoot4 5 ende leuen met de Christenen soomen siet: ghelijck dat van Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 sommighe (denck ick) wel breeder gheschreuen sal worden. Ga naar voetnoot6 7 Maer wat willen sij doen? de Heere daer sij tegen strijden, is Ga naar voetnoot7-9 8 sterck, hy siet alle heur voortstellen ende valsche listen, ende Ga naar voetnoot8 9 spot daer mede, want hy siet heuren val ende verderffenisse: 10 ende sijne ende sijnder wtuercoren victorie, verlossinghe ende Ga naar voetnoot10 11 leuen. Laetse rasen, versmoren ende tyranniseren so sij willen: Ga naar voetnoot11 12 Salich sijn de dooden die inden Heere steruen: sij en sullen Ga naar voetnoot12 13 sijn heylighe waerheit niet wtroyen, noch teghen hem gheen Ga naar voetnoot13 14 victorie hebben. Want het Lam is sterck, ende het staet Ga naar voetnoot14-2

[pagina 315]
[p. 315]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 vromelick op den vasten ende onberoerlicken berch Sion, ende Ga naar voetnoot1 2 hondert ende 44000. met hem, dat sijn also veel alsser sijn Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 ghelooue inder waerheyt ontfanghen hebben, warachtighe Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 kinderen Abrahe, met het teecken des heylighen gheests be- Ga naar voetnoot4-55seghelt, die den naem sijns vaders in haer voorhoofden ghe- Ga naar voetnoot5-(6 vlg. kol.)6schreuen hebben, die vander erden ghecocht, ende tot het 1 eewighe leuen verordent ende gheschict sijn, die met geen Ga naar voetnoot1 2 vrouwen besmet en sijn, dat is, wiens sielen ende ghelooue Ga naar voetnoot2 3 met gheen valsche leere, afgoderije, oft Pauschelycke grouwelen 4 besmet en sijn. Dese sijn meechden, sij en ontfanghen de Ga naar voetnoot4 5 valsche ende hoerachtighe leere der Bisschoppen, Hipocriten, Ga naar voetnoot5 6 ende alle die menichte der Antichristen niet. Ga naar voetnoot6

7//Dit sijn de maechden daer den H. Gheest af spreect, niet Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 iuyst de ghene die altijt ongehout blijuen ghelijck sij seggen Ga naar voetnoot8 9 dat sijt sijn (ende sluyten Abraham, Moysen, Dauidem, Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 Zachariam, Petrum, Philippum ende alle de ghene die ghehout 11 hebben geweest wt dit heylich getal) want den houwelycken 12 staet segghen sij onreyn te wesen, ende in hun Decreten staet, Ga naar voetnoot12 13 dat beter is dat sij met hondert hoeren oncuysheyt bedrijuen, Ga naar voetnoot13 14 dan hun tot den onbesmetten houwelycken staet te begheuen Ga naar voetnoot14 15 als sij heur beloften ghedaen hebben. Fy stinckende bocken! Ga naar voetnoot15 16 Den Gheest der suyuerheit en heeft v den houwelycken staet 17 niet doen verbieden: het was den gheest der onreynicheyt,

[pagina 316]
[p. 316]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Asmodeus, Belsebub, ende den gheest daer die van Sodoma, Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 Gomorrha, ende die ander Steden mede begaeft waren. Dese 3 gheesten hebbent v doen doen, om te veruullen de prophecien Ga naar voetnoot3-8 4 Pauli ende Danielis, daer sij onder ander woorden sprekende Ga naar voetnoot4 5 vanden Antichrist, segghen: Hy sal hem verheffen teghen al Ga naar voetnoot5 6 wat Godt is: sijnder Vaderen GOD en sal hy niet achten, 7 ende hy en sal noch der vrouwen, noch Gods liefde, dan Ga naar voetnoot7-8 8 sijnen Maosim achten: want hy verheft hem bouen alle dingen. Ga naar voetnoot8 9 De natuerlycke schult ende affectie die God tusschen den Ga naar voetnoot9-(11 vlg. kol.) Ga naar voetnoot9 10 man ende de vrouwe ghesedt heeft, op dat sij malcanderen Ga naar voetnoot10 (vor.kol.) 11 lief hebben souden, ende op dat sij malcanderen eewelyck ende 12 ghetrouwelyck gheselschap souden houden, ende kinderen 13 winnen, op dat de Nature niet veruallen en soude, het welcke Ga naar voetnoot13 (vor. kol.) 1 inden eersten een goetion-//sticheyt ende goetwillicheyt is, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 2 waer mede het eendeel vande menschelycke nature, het ander Ga naar voetnoot2 3 deel om die ghelijckheyt der naturen wille, ende om de liefde Ga naar voetnoot3-4 4 van den Schepper, GOD, lief heeft, eert ende dient: een goet 5 man werckt neerstich, ende draecht sorghe op dat sijn huys- Ga naar voetnoot56vrouwe geen ermoede, hongher, ghebreck, oft eenighe oneere 7 teghen Gods ordonnantie en soude lijden: Een goede vrouwe 8 draecht ter ander syden sorge voor de saken den huyse aen-9gaende: sij is sober, eerbaer, ghetrou ende nerstich: dese Ga naar voetnoot9 10 ionste ende affectie compt wt de naturelycke liefde daer wij Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 af segghen. Maer dese goede goddelycke ende naturelycke 12 liefde, en hebben dit grouwelyck monster ende vileynen Ga naar voetnoot12 13 Antichrist noch sijn Sodomietsche gheschoren niet: sij rusten Ga naar voetnoot13 14 alleene in heure moortcuylen ende vullen leckerlyck heuren Ga naar voetnoot14 15 sack met spijse: sij en draghen tot (noch voer) de vrouwen Ga naar voetnoot15 16 noch eere, liefde noch sorghe, om generatie oft om Gods Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-17 17 wille, dier de Schepper ende verlosser af is: sij en erbeyden Ga naar voetnoot17 18 niet om heur vrouwen den cost te gheuen: sij en sorghen niet Ga naar voetnoot18

[pagina 317]
[p. 317]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 om heur te beschermen, ende dat heur yemant vilenye, fortse, Ga naar voetnoot1-2 2 schade, oft schande en doe: sij en begheiren niet dan alst heur Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 lust (deene voere ende dander na) te bederuen ende voorts Ga naar voetnoot3 4 wech te stooten, op dat sij noch quellagie, cost noch last Ga naar voetnoot4 5 vande kinderen en souden hebben, ende hieromme gaen dese 6 boose Hipocriten als valsche Coccocken heur eyeren in ander Ga naar voetnoot6 7 Ga naar margenoot*lieden nest legghen: ende dit is om het // vrouwelyck ghe- Ga naar voetnoot7-88slachte te versmaden, scheynden ende onteeren, als sij heur Ga naar voetnoot8-9 9 daer toe niet en willen verstaen, om heur na de instellinghe Ga naar voetnoot9 10 Gods te onderhouden, helpen ende beschermen, maer alleenlyck 11 om die te misbruycken, ende voorts gelijck eenen ghebroken Ga naar voetnoot11 12 pot om verre te worpen. Wat groot quaet ende verdriet dat Ga naar voetnoot12 13 hier af compt, dat machmen mercken daer meest van dese Ga naar voetnoot13 14 buyckgoden woonen, ghelijck te Roomen ende in ander groote Ga naar voetnoot14 15 steden daer sij Bisschopdommen ende Canonesijen hebben: Ga naar voetnoot15 16 wat daer al elendighe vrouwen ende geschilderde Coertesanen Ga naar voetnoot16 17 woonen, die heur gheneiren met hun vleesch desen beeste- Ga naar voetnoot1718lycken lieden te verhuren, daer sij gheen liefde toe en hebben, Ga naar voetnoot18 19 want sij heur misbruyckende, eere, siele ende lijf scheynden Ga naar voetnoot19 (vor. kol.)-1 1 ende bederuen, beneuen alle andere onbehoorlycke onsuyuer- Ga naar voetnoot12heden ende schandelycke grouwelen die sij onder malcanderen Ga naar voetnoot2 3 in heur cellen ende cameren bedrijuen. Dit sijn de vruchten 4 die van heur beloefde ende ghesworen reynicheyt comen. Ga naar voetnoot4 5 Maer de ghene die inden houwelycken staet naer GODS 6 woort leuen, sijn voor Gode voor maechden gherekent, ende Ga naar voetnoot6 7 Paulus noemptse alsoo. Het Lam datter wech neempt de Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 Ga naar voetnoot7-8 8 sonden der werelt, staet met de ghene die den hemelsche 9 Vader hem ghegheuen heeft, op den vasten berch Sion: ende 10 den Draeck met de beesten ende al heuren properen aenhanck Ga naar voetnoot10 11 en staen maer op het drijuende ende onuaste sant der zee: Ga naar voetnoot11 12 heur rijck, heur macht, heur wetten ende gewoon-//ten, Pla- Ga naar margenoot*13caten ende ordonnantien, heuren eyghenen boosen wille ende Ga naar voetnoot13 14 voornemen, heur houerdighe Titulen en sijn anders niet dan Ga naar voetnoot14 15 op het onvaste ende onseker sant ghebout. Ia de geschorene Ga naar voetnoot15 16 sijn selue het sant ende het stof daer heuren hooftman den 17 Draeck op staet: sij sijn den stoel ende woonstede des duyuels, Ga naar voetnoot17 18 alle sijn boosheden ende afgoderijen werct hy deur heur, 19 ende leyt die deur de valsche Propheten te wercke. Dus ist Ga naar voetnoot19

[pagina 318]
[p. 318]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 seker dat dese beeste met al heur valscheyt niet en sullen Ga naar voetnoot1 2 moghen staende blijuen, want het volcht hier dat dese beeste Ga naar voetnoot2 3 ghegrepen was, ende met heur de valsche Propheten die daer Ga naar voetnoot3 4 teekens voor heur gedaen hadden, die de Egipsce toouerers, Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-7 5 Ioannes ende Iambres, voor Pharaonem, Moysem ende Ga naar voetnoot5 6 Aaron na wilden doen: de teekenen die sij deden, die (so 7 sij de lieden wijs maken) deur heur transubstantiatien het Ga naar voetnoot7 8 broot sijn nature connen nemen ende teenemale vleesch Ga naar voetnoot8 9 connen maken, ende datmen nochtans deur het sien, tasten Ga naar voetnoot9 10 noch smaken, niet en soude connen mercken noch segghen Ga naar voetnoot10 11 dat anders dan broot ware, ende noch veel meer ander tee- Ga naar voetnoot1112kenen, als in het Vegheuier, verdienstighe ende voldoende Ga naar voetnoot12-13 13 offerhanden, ende meer andere dierghelycke vermetenheden, Ga naar voetnoot13 1 waer deur sij verleydt ende bedroghen hebben de ghene die Ga naar voetnoot1-3 2 het teecken ende merck der beesten ontfanghen hadden, ende 3 die sijn beelde aenroepen ende aenbidden.

4//Ende dese twee, te weten, het hooft ende het lichaem, Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot4-9 5 de beste ende den valschen Propheet werden beyde deur het Ga naar voetnoot5 6 moghende ende rechtuerdich ordeel Gods inden vierighen Ga naar voetnoot6 7 poel gheworpen die met sulpher brant: ende de andere die Ga naar voetnoot7 8 heur volghen (van wat state sij oock sijn) sullen met het sweert Ga naar voetnoot8 9 dat wt synen mont compt, verslagen worden. Dit sweert is Ga naar voetnoot9 10 (ghelijck wij bouen geseyt hebben) sijn sterck moghende ende Ga naar voetnoot10 11 warachtich woort, dat in hem gheest ende leuen heeft. Wie Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-16 12 met dit sweert van heure valsche leere ende ordonnantien Ga naar voetnoot12-13 13 niet gheslaghen en wordt, ende die selue niet ghanselyck en Ga naar voetnoot13 14 verlaten ende hem tot boete ende beteringhe en gheuen, die Ga naar voetnoot14 15 sullen onghetwijfelt, met dit selfde sweert oft woort inder Ga naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-16 16 eeuwicheyt ghedoot worden. Ende alle de voghelen oft men- Ga naar voetnoot16-1917schen die God van dese ertsche begheerlyckheden op ghe-18trocken heeft, sullen (hoe dat compt) met heuren vleessche Ga naar voetnoot18 19 versaet worden, weer sij behouden oft verdoempt worden: Ga naar voetnoot19

[pagina 319]
[p. 319]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 want indyen sij behouden worden, soo sullen sij hen ver- Ga naar voetnoot1-22blijden, om dat heurlieden ghetal vermeerdert is, ende siende Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-4 3 die boose ende hertneckighe deur het rechtueerdich ordeel 4 Gods ghestraft, so sullen sij heur oock verheughen. De recht- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55ueerdighe (seyt Dauid) siende de wrake, sullen heur ver- Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-66blijden, ende sullen heur voeten in het bloet der godloosen 7 wasschen. Alsoo moeten de boose die God ende sijn heylich Ga naar voetnoot7 8 woort wederstaen, met alle heur glorie ende pomperye, met Ga naar voetnoot8 9 Ga naar margenoot* een groot ghedruys vergaen. De Hee-//re salse inder eewicheyt 10 verderuen. Daer vallen de qaetdoenders (sinckt Dauid) sij Ga naar voetnoot10 11 sijn wtgestooten ende en conden niet blijuen. De goddeloose Ga naar voetnoot11-14 12 sullen vergaen, ende de vyanden des Heeren als sij heerlijck Ga naar voetnoot12-13 13 sijn als eenen costelycken beemt, soo sullen sij toch vergaen Ga naar voetnoot13 14 ghelijck den roock, sij sullen in heure boosheyt vergaen gelijck 15 een schaduwe, ghelijck de drooghe distelbloemen oft het Ga naar voetnoot15-16 16 stof dwelck met den windt verstroyt wordt, ghelijck wij dat 1 met onsen ooghen sien, ende daghelycx noch meer sien sullen. 2 Maer die hem vreesen ende lief hebben, sullen sijn ghenade, Ga naar voetnoot2 3 beloften ende ontfermherticheden verweruen, ende sijn eewich Ga naar voetnoot3 4 rijcke besitten, ghelyck ghy hier na hooren moecht. Ga naar voetnoot4

5Eenen hemel al nieu sach ick ende nieu erde (seyt S. Ian.) Ga naar voetnoot5 6 ende S. Peeter seyt dat alle dinck met vier (dat voer den Ga naar voetnoot6-9 7 Rechter gaet) ghereynicht (maer niet tot niete ghemaect) Ga naar voetnoot7 8 moet worden: maer dat nochtans alle dinghen van alle ver-9ganckelycheyt gesuyuert moeten worden. Hy en wilt niet Ga naar voetnoot9 10 seggen, (spreect Aretes) dat de creaturen wtgeroyt, maer Ga naar voetnoot10 11 alleenlyck tot beteringe vernieut sullen werden: ende de ver-12corene sullen in tweederley manieren van de verderffenisse 13 verlost worden: te weten, hier van sonden, ende daer vande Ga naar voetnoot13 14 doot en verdoemenisse, ende sullen alsoo tot de eerlycke Ga naar voetnoot14

[pagina 320]
[p. 320]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 vrijheyt ende erfdeel der kinderen Godts ghebrocht worden. Ga naar voetnoot1 2 Den eersten hemel deur de houerdye der Enghelen besmet: Ga naar voetnoot2-5 Ga naar voetnoot2 3 ende de eerste erde deur de menigherley boosheden der Ga naar voetnoot3 4 Ga naar margenoot* menschen verdoruen, // sullen ganschelyck vergaen ende niet 5 meer gesien worden: niet dat die substantie van die verghaen Ga naar voetnoot5 6 sal, maer heuren aert, wesen ende ghedaente sal in een veel 7 meerder suyuerheyt ende volmaectheyt veranderen. Ende de Ga naar voetnoot7-8 8 zee, het ydel ende onghestadich volck en was niet meer: want Ga naar voetnoot8 9 alle beroerte ende becommeringe der conscientien, alle wan- Ga naar voetnoot910hope, mistroostinge en twijfele sullen van gods wtuercoren Ga naar voetnoot10 11 verre verdreuen sijn, ende alle bitterheyt, droefheyt, ende 12 benautheyt, sullen in stillicheyt ende vrede des heylighen 13 gheests veranderen. Alle verhinderinghe, vreese, veruolch, Ga naar voetnoot13 14 tyranny, ouerlast ende noot die wij nv van de zee lijden, Ga naar voetnoot14 15 sullen inden dach des Heeren ophouden, als wij hem aensicht Ga naar voetnoot15-16 16 aen aensicht sullen sien, en de zee en sal niet langer der Ga naar voetnoot16-17 17 ydelheyt onderworpen wesen, dan alle andere creaturen: 1 maer sy sal van alle verderffelyckheyt ghesuyuert worden, Ga naar voetnoot1 2 ende sal van dan voorts aen soo claer als christael schijnen te Ga naar voetnoot2 3 wesen, al ist dat sy de selue in substantie blijft. Ga naar voetnoot3

4Ende voorts sach ick deur de gauen des geests (seyt S. Ian) Ga naar voetnoot4-7 5 de heylighe stadt, de vergaderinge des Heeren, die met 6 recht de nieuwe Ierusalem ghenoempt is, van heuren almo- Ga naar voetnoot67ghenden schepper ende eewighen God neder dalen. Dese 8 Stadt is heylich want sij is hier de onbevleckte Bruyt des Ga naar voetnoot8-9 Ga naar voetnoot8 9 Lams, ende sy sal hier namaels doer de wedergheborte vol-10maeckt wesen. Hier en houdt sij niet van eenighe saken, die 11 vleesschelyck oft onheylich sijn, maer alleenlyck aen sijn Ga naar voetnoot11-12 12 eenich ende eeuwich // woort. Maer daer sal sy sijn voet- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot12 13 stappen in meerder volmaectheyt naervolghen, ende sal van 14 alle boosheyt ende verganckelycheyt ghanschelycken verlost 15 wesen. Hier is sy nv om dat sy deur synen Goddelycken Ga naar voetnoot15 16 Gheest den ouden mensche met sijn vuyle wercken wtghedaen Ga naar voetnoot16 17 ende af gheleyt heeft: maer daer sal sy deur sijn ghenade

[pagina 321]
[p. 321]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 nieu worden, doer de aflegghinghe der sonden, des lichaems, 2 der doot, ende verderffelycheyt. Sy is de nieuwe Ierusalem 3 ghenoempt, beyde hier ende daer: om dat alle heur Borghers 4 van eenen ghelooue sijn, maer daer sullen sij van eender eer- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55lyckheyt ende eendrachticheyt wesen.

6Hier sijn haer Borghers met de Heylighen ende huysghe- Ga naar voetnoot6-77nooten Gods, ende daer sullen sij beyde kinderen ende erfghe- Ga naar voetnoot7-88namen met Christo sijn. Sy quam van Gode wt den hemel Ga naar voetnoot8-9 9 nederghedaelt, heur Christelyck ghelooue en is wt den vleesche Ga naar voetnoot9-11 10 noch bloede niet ghesproten, maer wt die ghenadighe ont- Ga naar voetnoot10-1111sluytinghe des hemelschen Vaders. Dat nieuwe Ierusalem 12 dat daer bouen is (seyt Paulus) dat is vrij ende onser alder Ga naar voetnoot12 13 moeder. Sij is de Stadt waeraf God de werckman is: sij is van Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-2 14 God deur de ghenade des gheloofs, met de Fonteyne des 1 leuens, bereyt ende ghesuyuert, om een schoone ende eerlycke Ga naar voetnoot1 2 Ghemeynte sonder rimple oft vlecke te wesen: sij is van Ga naar voetnoot2-4 3 heure sonden schoone ende reyne ghewasschen, ende suyuer 4 ghemaect in sijn bloet.

5//Ende sij is wtnemende costelyck, schoone ende fray Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot5 6 toeghemaect ende verchiert met vreucht, vrede, lijdtsaemheyt, Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-8 7 saechtmoedicheit, lanckmoedichheyt, ende andere vruchten 8 des gheestes: alleleens ghelijck een eerlycke Bruyt tot heuren Ga naar voetnoot8-10 Ga naar voetnoot8 9 eerweerdighen ende deuchdelycken Man verchiert ende opghe- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10schict is: De Bruyt (seyt Dauid) staet aen v rechte hant, ver- Ga naar voetnoot1011chiert ende ghecroont met fijn gout van Ophier: maer hare Ga naar voetnoot11 12 chierlyckheden sijn (te wijle sy hier beneden is) onsichbaer, Ga naar voetnoot12 13 ten sijn maer inwendighe cieraten der herten ende der sielen, Ga naar voetnoot13 14 ende niet wtwendich, des lichaems.

[pagina 322]
[p. 322]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Ende ick hoorde (seyt S. Ian) int middel deser laester open- Ga naar voetnoot1-3 Ga naar voetnoot1-22baringhen een mogende stemme wt den eewighen ende eenighen Ga naar voetnoot2 3 stoel Gods, een stemme aldus tot my spreken, Segghende, Ga naar voetnoot3 4 Siet Ioannes, siet ende merct wel aen (tot uwer ende tot ander Ga naar voetnoot4-5 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot4 5 menscen leeringhe ende onderwijsinge) de heylige woon-6stede, ende den tabernacle des Heeren, die hier namaels met Ga naar voetnoot6-8 7 de vercorene inder eewicheyt, en hier in dese werelt met 8 de strijdende kercke, synen Tabernakel is: ende dat bouen Ga naar voetnoot8-9 9 dien noch in dese werelt elcke siele ende lichaem der recht-10geloouigher menschen een woonstede des heyligen gheests Ga naar voetnoot10 11 is, so Christus selue betuycht, als hy seyt, Die my lief heeft Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-13 12 ende mijn woort onderhoudt, in dien wil ick ende mijn Vader 13 een rustplaetse voor ons bereyden: Diesghelycx spreect de 1 Heere deur den Propheet Ezechiel segghende, Ick wil met Ga naar voetnoot1 (vlg. kol.) 2 den menschen een eeuwich verbont maken // om ghestadich Ga naar margenoot* 3 met hem te woonen, ende mijn woonstede sal onder heur Ga naar voetnoot3 4 wesen: in sulcker voeghen, dat ick heur God wil wesen, ende Ga naar voetnoot4 5 wille dat sij mijn volck sijn: het welcke hy hier oock deur Ga naar voetnoot5 6 S. Ian beuesticht, besluyt ende versekert segghende: Hy sal Ga naar voetnoot6-8 7 met heur woonen, ende sy sullen sijn volck syn, ende hy sal heur- Ga naar voetnoot7-88lieden God syn. In sulcker voeghen dat sij hier noch hier 9 namaels eenighen anderen dan hem alleene bekennen en Ga naar voetnoot9 10 sullen. Hy salse hier soo deur synen gheest, ende daer soo Ga naar voetnoot10 11 deur syn teghenwordicheyt vertroosten, dat sij hem hier niet 12 en sullen verloochenen, noch daer van hem niet ghescheyden 13 en sullen worden.

14Ende God sal alle tranen soo reyne van heuren ooghen drooghen, Ga naar voetnoot14 15 dat gheenderhande quellagie heur treurich noch gheenderley Ga naar voetnoot15 16 teghenspoet heur beswaert maken en sal. Dit selfde seyt de Ga naar voetnoot16

[pagina 323]
[p. 323]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Heere deur den Propheet, Ick sal een ghenuchelyck Ierusalem Ga naar voetnoot1 2 maken, ende ick wil selue met heur verheughen: van dier Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-4 3 tijt af en salder noch claghen, noch suchten, noch weenen 4 in haer meer ghehoort worden, noch in heur en sal gheen Ga naar voetnoot4-5 5 doot meer wesen: want de doot sal inder eewicheyt verdoruen Ga naar voetnoot5 6 sijn: tot gheenen tijden en sal de consciencie der menschen Ga naar voetnoot6 7 daer mistroostich wesen, maer vreucht ende blijschap inden Ga naar voetnoot7 8 heylighen gheest hebben, sij en sullen deur de sonde niet 9 meer steruen, maer sij sullen deur tghelooue in Gode leuen: 10 noch die gheblanckette hoere en sal daer niet meer vanden Ga naar voetnoot10-11 11 Ga naar margenoot* bloede der Mertelaren droncken worden, want // sy en haer 12 tyrannen sullen in den vierighen ende stinckenden poel 13 eeuwich moeten lijden ende ghesloten blijuen. Alsoo dat Ga naar voetnoot13 14 heur daer noch eenich vervolch, moort, oft tyranny, noch Ga naar voetnoot14-17 Ga naar voetnoot14 15 vreese, noch ouderdom, ermoede, crancheyt noch pijne des 16 lichaems, verlies van vrienden oft goet, haet, opsprake, noch Ga naar voetnoot16 17achterclap en sal moghen hinderen: want alle droefheyt, Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-2 (vlg. kol.) 1 weeninghe, roepinghe ende benautheyt sal verre van heur- Ga naar voetnoot12lieden verdreuen wesen. De bouwinghe, het maecksel ende Ga naar voetnoot2-3 Ga naar voetnoot2 3 de gheleghentheyt deser Stadt was viercant. Dit en beteeckent Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-6 4 ons niet alleenlyck de eewige vasticheit ende sterckheyt des 5 warachtighen Christen gheloofs, dat de Heere geduerichlyck Ga naar voetnoot5 6 hier op deser werelt bewaert, maer het verclaert ons de seker-7heyt, vasticheyt ende gheduerighe eewicheyt des rijcke Christi, Ga naar voetnoot7 8 ende dat de hope niet en beschaempt, want soo wie in Christo Ga naar voetnoot8 9 ghelooft, en sal nymmermeer te schanden comen: wat dat vier- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-1210cant is, blijft vastelyck en onbeweghelyck ligghen, ende en is 11 der wanckelbaerheyt en onuasticheyt niet onderworpen, als sijn Ga naar voetnoot11-12 12 eenen bol oft cloot, oft yet dat ront is. Diesghelijcx gheeft ons de 13 iuste viercanticheyt ende ghelijckheyt der nieuwer Ierusalem, Ga naar voetnoot13 14 waeraf het materiale Ierusalem viercant sijnde, de figure Ga naar voetnoot14

[pagina 324]
[p. 324]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 oft ghelijckenisse was, ooc om te kennen dat niemant van wat 2 gheslachte, lande, oft state hy sy, gheen voordeel oft achterdeel Ga naar voetnoot2 3 hebben en sal, want weer hy wt Oosten oft wt Westen, wt Ga naar voetnoot3 4 Ga naar margenoot* Norden oft wt den Zuyden, rijck oft erm, // Grieck oft Bar- Ga naar voetnoot4-55barus sy, als hy slechs een oprecht gheloouich mensche is, 6 soo wordt hy van den Heere opghenomen. Ga naar voetnoot6

7Den muer deser stadt is seer sterck, waer wt wij besluyten 8 moghen dat de salicheyt ende de bewaringhe Godts gheheel 9 seker is, want de poorten der hellen en connen daer niet Ga naar voetnoot9-10 10 teghen staende blijuen, noch yet op ghewinnen. Den seluen Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-13 11 muer is oock soo hooghe datter niemandt wie dat hy sy, weer Ga naar voetnoot11-12 12 vyant, vernuft oft gheueysde, hoe schalck, dubbel oft listich Ga naar voetnoot12 13 hy ooc sy, daer ouer en can gheraken: alleenlyck moeten sij 14 daer in comen deur de eenighe poort de welcke Iesvs Ga naar voetnoot14-15 15 Christvs is. Dese heylighe Ierusalem is eerlyck, salich, Ga naar voetnoot15-19 Ga naar voetnoot15 (vor. kol.) 16 hemels ende ghestelyck, niet met menschen handen ghebout, Ga naar voetnoot16 (vor. kol.) 17 maer sy is vanden hemelschen Vader, den Vader des lichts Ga naar voetnoot17 (vor. kol.) 18 (van wien alleenlyck al dat goet ende volmaect is spruyt) ghe- Ga naar voetnoot18 (vor. kol.)19maect ende nederghesonden. Hieromme heeft sy een onbe- Ga naar voetnoot19 (vor. kol.)1grijpelyck ende onwtsprekelycke claerheyt, oft wijsheyt des Ga naar voetnoot1-2 2 almoghenden Gods: Het Lam Christus Iesus is heur licht, Ga naar voetnoot2-6 3 ende sijn woordt is die lanterne heurder voeten, ende heur Ga naar voetnoot3 4 schijnende licht oft wijsheyt inden gheest, was ghelijck eenen Ga naar voetnoot4-5 5 Orientalen ende costelycken steen, want sijn woort is coste-6lycker dan gout in sijn aldermeeste suyuerheyt. Dese Stadt Ga naar voetnoot6-7 7 hadde twelf poorten om open te doen ende te sluyten, met Ga naar voetnoot7-8 8 verscheyden namen om de verscheydenheyt der geslachten Ga naar voetnoot8 9 ende talen, want van alle hoecken der werelt compt het volck Ga naar voetnoot9-10 10 tot // der ghemeynten Christi, nochtans en comen sij maer Ga naar margenoot*

[pagina 325]
[p. 325]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 deur een poorte inne (dewelcke hy is.) Niemant en compt Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 tot den Vader (spreect hy) dan deur my. Ick ben de deure Ga naar voetnoot2-4 3 om in de schaeps coye te gane, die deur my ingaet sal salich Ga naar voetnoot3 4 wesen. Dese Ierusalem heeft twelf poorten, in elcke poorte Ga naar voetnoot4-5 5 was een schoon peerle, want de leere des Euangeliums is seer 6 suyuer, costelyck ende troostelyck, waer deur de menschen Ga naar voetnoot6 7 van alle hoecken der werelt in het rijcke Gods ingaen ende 8 comen. Ende aen de twelf poorten deser Stadt waren twelf Ga naar voetnoot8-9 9 Enghelen gheset. Hier om heeft Dauid ghesonghen, De Enghe- Ga naar voetnoot910len des Heeren slaghen heur Tenten rontsomme de ghene die Ga naar voetnoot10 11 hem vreesen, om die te bewaren: hy heeft wachters op de Ga naar voetnoot11 12 mueren van Ierusalem gheset (seyt Esaias) om synen eer- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313lycken naem te vercondighen: alsoo dat de stadt omringhelt Ga naar voetnoot13 1 is, de duyuel met alle sijn heercracht en cander niet teghen Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot1 2 winnen. Niemant en is machtich de syne wt synen handen Ga naar voetnoot2-3 3 te trecken. Ende ouer heure poorten waren seer eerlycke Ga naar voetnoot3-4 Ga naar voetnoot3 4 namen, te weten, de namen der twelf geslachten van Israel, 5 dat sijn, Iuda, Ruben, Gadt, Assur, Nepthalim, Manasse, Ga naar voetnoot5 6 Simeon, Leui, Isachar, Zabulon, Ioseph ende Beniamin. 7 Heur namen waren hier gheschreuen, want het recht erfdeel Ga naar voetnoot7-8 8 was den zade van Abraham beloeft. Christus was het eenich Ga naar voetnoot8-9 9 saet Abrahe', ende deur hem sijn wij nv de kinderen der Ga naar voetnoot9-10 10 beloften geworden. Den muer deser Stadt heeft ooc twelf Ga naar voetnoot10-11 11 stercke fondamenten op den herden ende onberoer-//lycken Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot11 12 steen Christum gheleyt, want op hem was de Christelycke Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 Ghemeynte eerst ghegrondeert ende ghebouwet. Adam, Noe, Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-4

[pagina 326]
[p. 326]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Abraham, Moyses, Dauid, Helias, met andere Vaderen ende Ga naar voetnoot1 2 Propheten bouden op hem: al ist dat sommighe langhe voor Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 hem waren, want sij betrouden alle vastelyck in de belofte 4 die God heurlieden (van hem) ghedaen hadde. Sij alle wesende Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-7 5 onder de wolcke, hebben van eenderley spijse gheten, ende wt Ga naar voetnoot5 6 eenen gheestelycken steen ghedroncken, de welcke Christus Ga naar voetnoot6 7 Iesus was, die daer naer inden vleessche ghecomen is. Niemant Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 8 en can (seyt Paulus) een ander fondament legghen dan datter 9 alreede gheleyt is, het welcke Christvs Iesvs is. Op 10 dit eenich, eewich, sterck ende gheduerich fondament waren Ga naar voetnoot10 11 dese twelue fondamenten met dit selfde ouer een comende, Ga naar voetnoot11-1 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot11 12 gheleyt, te weten, Petrus, Ioannes, Iacobus, Andreas, Philippus, 13 Bartholomeus, Thomas, Mattheus, Iacobus de mindere, Ga naar voetnoot13 1 Simon, Thadeus, Matthias. Dese sijn bediet by de twelf Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-4 2 steenen die Iosue in Galgala tot een ghedenckenisse des Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 droogen doerghanck der kinderen van Israel doer de Iordane 4 oprechte. Sij werden oock by de ander twelf steenen bediet, Ga naar voetnoot4 5 waer af Helias inden berch Carmelus in den naem des Heeren Ga naar voetnoot5-6 Ga naar voetnoot5 6 eenen outaer maecte. Den sekeren gront deser fondamenten Ga naar voetnoot6 7 was dat Christus de leuende sone Gods is. Op desen gront Ga naar voetnoot7 8 bouden sij alle met heure vercondinghen ende gheschriften. Ga naar voetnoot8

9Het gelooue der Propheten was, die gheloofden // dat hy Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 het Lam was die de sonden der werelt wech soude nemen: 11 want sij sochten na den wech der salicheyt, ende erbeyden Ga naar voetnoot11 12 om het rijcke Godts ende sijn gherechticheyt te vercrijghen, Ga naar voetnoot12 13 waerin sij heur seluen de leuende stemme deser gheestelycker Ga naar voetnoot13

[pagina 327]
[p. 327]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 bouwinghen betoonden te sijne. Aldus staet het ghelooue der Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 Propheten ende der Apostelen al op eenen seluen, sekeren Ga naar voetnoot2 3 ende vasten steen ende gront. Hier mede compt Paulus ouer Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 een, als hy seyt, Nv sijdy Borgers, op den sekeren ende vasten Ga naar voetnoot4-6 5 gront der Apostelen ende Propheten ghegrondeert ende ghe- Ga naar voetnoot56bout: ende voer de twelf fondamenten en salmen dese voer- Ga naar voetnoot6-77schreuen niet alleene nemen, want dan soude Paulus (die meer Ga naar voetnoot7-8 8 erbeyde ende nersticheyt dede alleene, dan alle die andere) Ga naar voetnoot8 9 buyten ghesloten worden. Diesghelycx souden oock Barnabas, Ga naar voetnoot9-12 10 Sylas, Agabus, Iudas den rechtueerdighen, Ioannes die 11 Marcus ghenoempt was, met meer andere van dien ghetale 12 wtghesloten wesen: maer sommighe goddelycke dienaers die Ga naar voetnoot12 (vor. kol.)-2 1 van dit selue ghelooue ende leeringhe gheweest hebben, sijnder 2 beneuen dese voerghenoemde, want ghy moet aenmercken Ga naar voetnoot2 3 dat twelue hier een gemeyn ende gheheel ghetal is, als in Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 ander plaetsen tghetal van seuen oft tiene beteekende het 5 gheheel gheselschap voor de principaelste. Ga naar voetnoot5

6De bouwinghe des muers deser Stadt was van Iaspis. Dit Ga naar voetnoot6-7 7 beteeckent ons, dat in Christo Iesv het alder coste- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88lycxste, ghenuchelyckste, lieffelycxste, ende het sekerste en 9 vaste wesen is. // Want de ghene die oprechtelick in hem Ga naar margenoot* 10 gheloouen sullen gestadelyck groen, versch, schoon, ghe- Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-1111duerich, lustich, ende leuende sijn: ende sij sullen stercke Ga naar voetnoot11 12 ophoudende colomnen oft pileyren in synen heylighen Tempel Ga naar voetnoot12 13 wesen. De ghene die ghetrouwelyck mijn woort hout (seyt Ga naar voetnoot13-14 14 Christus) en sal nymmermeer den doot smaken. Ende de Ga naar voetnoot14 Ga naar voetnoot14-2

[pagina 328]
[p. 328]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Stadt was vanden aldersuyuersten goude, alsoo schoone ende Ga naar voetnoot1 2 claer als het alderdeurschijnenste ghelas: de ghemeynte Gods Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 is sonder rimpel oft vlecke, sij is suyuer ghelijck gout dat Ga naar voetnoot3-4 4 seuenmael inden ouen gheproeft is. Het licht deser Stadt is Ga naar voetnoot4 5 Christus die noyt en sondichde, in woorden noch in wercken, 6 ende sijn doot ende sijn bloet heeft dese stadt costelycker Ga naar voetnoot6 7 ghemaect dan eenich gout. Den gront der mueren was met Ga naar voetnoot7-8 8 alderley edele ghesteenten verchiert, die de groote costelyckheyt 9 onser salicheyt te kennen gheuen.

101. Het eerste fondament was van Iaspis (wyens verwe Ga naar voetnoot10 11 gruen is) het welck oris beteekent, dat het ghelooue der eerster Ga naar voetnoot11 12 Vaderen noch niet verdorret oft verwelckt en is. Op den dach 13 van heden blijcket tghelooue van Enoch die aldereerste den Ga naar voetnoot13 14 naem des Heeren aenriep, ende van veel andere noch oprecht Ga naar voetnoot14-15 15 versch ende groen.

162. Het tweede grondeersel was eenen Saphier, wiens verwe Ga naar voetnoot16 1 is blau en som wit, int aenschouwen en schijnt hy niet seer Ga naar voetnoot1 2 costelick te wesen: beteekenende ons de eenvoudighe men- Ga naar voetnoot23schen dewelcke al ist dat sij (met Iob ende Tobiam) niet Ga naar voetnoot3 4 groot voer de // werelt en schijnen, nochtans voor Gode Ga naar margenoot* 5 costelick sijn deur heur ghelooue ende hemelsche wande- Ga naar voetnoot5-66linghe.

73. Den derden gront was van Cassidonie dewelcke noch Ga naar voetnoot7 8 veel slechter is dan den Saphier int aenschouwen, maer van Ga naar voetnoot8 9 natueren costelyck, moghende ende sterck. Van deser naturen Ga naar voetnoot9 10 waren Helias, Ioannes den Dooper, ende dierghelijcke, welcker Ga naar voetnoot10 11 leuen was inde wildernisse, rou, stranghe ende onghenoech- Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-1212lyck, nochtans verschenen sij costelyck tot heuren verordenden Ga naar voetnoot12-13 13 tijde: straffende vromelyck de sonden, de selfde vanden Ga naar voetnoot13

[pagina 329]
[p. 329]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 menschen af treckende gelijck de cassidonie het caf van eenich Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot1 2 dinck aftreckt: straffende ende ordeelende scherpelyck de Ga naar voetnoot2 3 afgodissche ende gheueysde menschen. Ga naar voetnoot3

44. Den vierden gront was van Smaragdus oft Esmeraude, Ga naar voetnoot4 5 diewelcke van hem seluen niet alleenlyck groen en is, maer Ga naar voetnoot5 6 hy doet de locht ontrent hem groen schijnen. Van desen Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-9 7 aerde waren Ieremias ende Paulus, dewelcke niet op en 8 hielden de leeringhe des leuens te vercondigen, ende wt te 9 deelen, nadenmale dat syse ontfangen hadden. Ga naar voetnoot9

105. Het vijfde grondeersel was van Sardonix, die van eenen Ga naar voetnoot10 11 Sardis ende eenen Onix ghemaect is, ende is onder swert, Ga naar voetnoot11 12 inde middel wit ende bouen root. Alsoo sijn de saechtmoedighe Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-14 13 van gheeste die heure sonden met Dauidem ende Magdalenam Ga naar voetnoot13 (vor. kol.) 14 belijden deur tghelooue voor Gode oock suyuer ende Orientael. Ga naar voetnoot14 (vor. kol.) 1 Al ben ick swert (spreect de warachtighe Ghemeynte) noch- Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot12tans ben ick // schoone ende wel behaghelyck. Al ist dat onsen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-5 3 wtwendighen mensche vergaet (seyt Paulus) daer omme en 4 worden wij niet moede, want den inwendighen mensche 5 wordt daghelycx vernieut.

66. Het seste was van den steen Sardis, die der rooder erden Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-7 7 in ghedaenten ghelijck is. Ende alsoo synse die heur laten Ga naar voetnoot7-8 8 duncken dat sij onweerdighe kinderen van Adam sijn, niet Ga naar voetnoot8-10 9 teghenstaende dat sij veel gratien ende weldaden van Gode Ga naar voetnoot9 10 ontfanghen hebben, welcke (naer Phylo wtlegghinghe) roode Ga naar voetnoot10

[pagina 330]
[p. 330]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 erde is. Van desen gheselschappe was Maria de moeder ons Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 Heeren Iesu Christi, die heurseluen openlyck maer een Ga naar voetnoot2-5 3 dienstmaecht en beleet te wesen, bouen alle de eere ende Ga naar voetnoot3 4 weldaden die heur gheiont werden, segghende dat heuren Ga naar voetnoot4 5 gheest verheuchde in God heuren salichmaker. Alsulcx was Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-7 6 Abraham oock, noemende hem seluen maer stof ende asschen 7 voor den Heere te wesen.

87. Den seuensten gront was van eenen Chrisolitus, van Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 alderley verwen, die daer schijnt als gout, ende als brandende Ga naar voetnoot9 10 vier ghlijsteren wtwerpende: hier onder sijn dese begrepen Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 de ghene die de wijsheyt des gheests hebbende, ontvoncken Ga naar voetnoot11-12 12 ende onsteken de andere daer mede ende makense ghanschelyck 13 blakende, daer doer hun tot de liefde Godts ende haers naesten Ga naar voetnoot13 14 verweckende. Aldus dede Moyses ende Esaias, Barnabas, Ga naar voetnoot14-16 15 ende Paulus, waer inne ouervloedelyck de glorie ende eere Ga naar voetnoot15 (vor. kol.) 16 Gods verscheen. Ga naar voetnoot16 (vor. kol.)

1//8. Het achste was van eenen Beril, die van bleeke groene Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 2 verwe is, beteekenende die ghetrouwe Christenen die wt Ga naar voetnoot2 3 Christelyck medelijden droeffelijck den val haerder broederen Ga naar voetnoot3 4 beweent hebben. Van desen Goddelycken aert was Stephanus Ga naar voetnoot4-5 5 die daer badt voor den ghenen die hem ter doot steenden. 6 Alsoo was ooc Samuel in sijnen tijt, die groot beclach ende Ga naar voetnoot6-8 Ga naar voetnoot6 7 droefheyt om Saul bedreef, wanneer hy hem sach wt des Ga naar voetnoot7-8 8 Heeren gunste verworpen te sijne.

99. Het neghenste was van eenen Topazer, die in hem de Ga naar voetnoot9 10 verwen aller ander steenen heeft. Ende desen beteekent de Ga naar voetnoot10 11 gene die met aller deuchden verchiert sijn, ghelijck als Daniel Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 was, een mensche vol alder Goddelycker begheerten, ende Ga naar voetnoot12 13 Ioannes den Euangelist, dien Christus meest lief hadde, die Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 de openbaringhe in Padtmos geschreuen heeft.

[pagina 331]
[p. 331]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

110. Het thiende was van Chrysophrasus, wiens nature is Ga naar voetnoot1 2 ghelijck gout te schijnen, ende nochtans is hy groenachtich Ga naar voetnoot2 3 int ghesichte. Sodanighe sijn die, dewelcke met Goddelycke Ga naar voetnoot3 4 wijsheyt becleet wesende, deelen die wt naer den Talent heur Ga naar voetnoot4-5 5 vanden Heere ghegheuen, daer doer de slapende ende droo- Ga naar voetnoot56mende gheesten tot hemelsche dinghen verweckende. Onder 7 dit gheselschap mach Ezechiel wel gherekent wesen, dewelcke Ga naar voetnoot7 8 wonderlycke openbaringhen sach. Ga naar voetnoot8

911. Het elfste was van een Hiacijnt, die van verwe het Ga naar voetnoot9 10 Ga naar margenoot* water ghelijck is, met schijnende Sonne-//stralen ouerspreyt: Ga naar voetnoot10 11 ende dit beteekent de ghene die bloot sijn van wijsheyt ende Ga naar voetnoot11 12 gheleertheit des werelts, maer hebben een hemelsche ken-13nisse. Sij schijnen als narren ende ongheleert int ghesichte der Ga naar voetnoot13 14 menschen, ende nochtans sijn sij van God gheleert, om wonder- Ga naar voetnoot14-15 Ga naar voetnoot1415lijcke verborghen dinghen te openbaren. Van desen ghetale Ga naar voetnoot15 1 waren Oseas, Iohel, ende Amos die maer een erm schaep- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22herder en was, met de andere cleyn Propheten. Also waren Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-4 3 oock Andreas, Petrus, Philippus ende Thomas, met de andere 4 Apostolen ende Leeriongheren Christi. Ga naar voetnoot4

512. Het twelfste was Ematyst, purpur, violet, ende roosen Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 verwich: ende dit beteekent de ghene die daer vierich, saecht- Ga naar voetnoot67moedich, ende volstandich in des Heeren waerheyt sijn, ende Ga naar voetnoot7 8 die daer steedts hebben bereyt gheweest om haer bloet daer Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 voren te storten. Soodanighe waren de seuen broederen der Ga naar voetnoot9-10 10 Machabeen met haer geloouighe moeder. Alsoo waren oock

[pagina 332]
[p. 332]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Iacobus de meerder, ende Antipas de ghetrouwe ghetuyghe, Ga naar voetnoot1 2 met andere Leeriongheren ende Martelaren. Niemant en can Ga naar voetnoot2-4 3 toonen een grooter teecken der liefden, dan de ghene die sijn 4 leuen voor sijn vrienden offert. Al dit gheselschap vercondicht Ga naar voetnoot4-6 5 ende roept hy salich te wesen, ende seyt dat het rijcke der 6 hemelen hun toebehoort.

7Aldus beteekenen dese twelf fondamenten het ghene dat de 8 Goddelycke dienaren der Christelycker Ghemeynten na de Ga naar voetnoot8-9 9 Ga naar margenoot* verscheyden ghenade // hun van God ghegeuen, op hem Ga naar voetnoot9-11 10 (sommige gout, sommighe siluer, sommighe edele ghesteenten) 11 ghebouwet hebben. Maer de ghene die tot deser bouwinghen Ga naar voetnoot11 12 hout, hoy, stoppelen (dewelcke sijn ghewoonten, insettinghen 13 ende stomme ceremonien, oft anders wereltlycke eere, Ga naar voetnoot13 1 rijckdommen, ende wellustighe genoechten) hebben ghebrocht, Ga naar voetnoot1 2 en sijn in dit hemelsche ghetal niet toeghelaten. Dese fonda- Ga naar voetnoot23menten sijn in de costelycke steenen die inden borstlap van Ga naar voetnoot3-4 4 Aaron den hoochsten Priester waren voorghebeelt, ende inde Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-6 5 costelycke behanghinghe ende becleedinghe des Conincx 6 van Tirus. De ghene die breeder van de natuerlycke eyghen- Ga naar voetnoot67schappen deser steenen wilt weten, die mach Plinium in het Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 37. boeck der natuerlycker Historien, oft Bartholomeum, De Ga naar voetnoot8-9 9 proprietatibus rerum lesen: ende om de verborghentheyt Ga naar voetnoot9

[pagina 333]
[p. 333]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 daer van te verstane, S. Ieronymum op het 54. Cap. Esa. oft Ga naar voetnoot1 2 Bedam, Haymonem, Costasie, Baconthorpe, Eleyne, Tilney, Ga naar voetnoot2 3 ende diergelijcke andere die groote wercken op den Apoca-4lipsis gheschreuen hebben nerstelyck ouersien. Het is voer Ga naar voetnoot4 5 ons genoech dat wij v na de meyninghe Augustini vertoonen, Ga naar voetnoot5 6 dese steenen de verscheyden ghenaden des heyligen gheests Ga naar voetnoot6-7 7 te beteekenen. Want alle dese dingen werct eenen gheest des Ga naar voetnoot7-9 Ga naar voetnoot7 (vor. kol.) 8 Heeren, verscheydentlick elcken mensche na sijnen goeden Ga naar voetnoot8 (vor. kol.) Ga naar voetnoot8-9 (vor. kol.) 9 wille ende gheliefte sijn gauen wtdeelende, dewelcke niet en 1 sijn sonder haer costelycheyt, schoonheyt ende wtnemende Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 eere die daer in den eerlycken dach der // kinderen Gods Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2 3 verschijnen willen. Ga naar voetnoot3

4Ende den Enghel (seyt S. Ian) die alle dese voerschreuen Ga naar voetnoot4-9 Ga naar voetnoot4 5 dinghen ghetoont hadde, roerde my in den Gheest om het Ga naar voetnoot5-6 6 ghenadich voornemen des Heeren breeder te verstane, ende 7 om my tot meerder kennissen sijnder verborghentheyt te Ga naar voetnoot7 8 brenghen, toonde my eenen claren waterstroom, het welcke het Ga naar voetnoot8 9 ghesont ende salichmakende water des leuens was. Dese Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-11 10 Riuiere en is anders niet dan de vloeyende waerheyt, het Ga naar voetnoot10 11 woort der salicheyt, oft die crachtighe leere des gheests Christi.

[pagina 334]
[p. 334]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Dit is den soeten vloet die van Edom wtgaet om het Paradijs Ga naar voetnoot1-3 Ga naar voetnoot1 2 te veruersschen, ende hem deelende in vier principale Rie- Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-33uieren, de vier deelen des werelts watert ende veruerst. Dit 4 lopende water maect de stat Gods aen elcken cant seer lustich Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 ende verheuchdelyck: dese Riuiere is seer lustich in het Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 eeuwich leuen springhende: sij is den kinderen gods hier 7 eenen gheestelycken troost, ende hier naermaels sal sy de Ga naar voetnoot7 8 onbegrijpelycke glorie der Heylighen wesen. Tot wien sullen Ga naar voetnoot8-10 9 wij gaen (seyt Petrus) dan tot v? want ghy hebt alleenlyck 10 de woorden des eewighen leuens. Den aert ende cracht van Ga naar voetnoot10 11 desen water is versayen, suyueren, ende schoon maken, ver- Ga naar voetnoot1112heughen, volmaect ende ghesont maken: want het vloeyt 13 vande maiesteyt Gods: het compt wt vanden eewighen ende Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-16 14 eerlycken stoel des Vaders, ende vloeyt voort inde volle Ga naar voetnoot14 15 ouervloedicheyt des Lams Iesu Christi ende sijns Goddelycken 16 Ga naar margenoot* Gheests. Ick wil reyn water (spreect de // Heere) op v storten, Ga naar voetnoot16-2 (vlg. kol.) 17 ende ghy sult reyn worden van alle uwe onreynicheyt. Ick 1 wille v oock een nieu herte gheuen, ende eenen nieuwen 2 gheest wil ick in v planten.

3Inde strate deser stadt ende aen beyde syden deser soeter Ga naar voetnoot3-5 Ga naar voetnoot3 4 Riuieren, welcke de twee Testamenten des Heeren bedieden, Ga naar voetnoot4 5 stont den alderghenuchelycxsten boom des leuens, te weten, Ga naar voetnoot5 6 Christus Iesus die middelaer ende voedere, die ghesont maker Ga naar voetnoot6 7 ende verlosser der werelt. Wt den struyck van Dauid spruyt Ga naar voetnoot7-8 8 desen boom (na den vleessche) ontfanghen vanden heylighen Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9 9 gheest, gheboren vander Maghet Maria. Ghelijck den boom Ga naar voetnoot9-11 10 des leuens int midden des Paradijs int beghintsel gheplant Ga naar voetnoot10 11 was, alsoo is hy nv gheestelyck int middel sijnder ghemeynten, Ga naar voetnoot11 12 dewelcke sijnen ghenoechelycken hof is. Ga naar voetnoot12

13Ist sake datmen den gront gheluckich noempt, die sijn Ga naar voetnoot13

[pagina 335]
[p. 335]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 fruyt boomen tweemaels tsiaers vruchten voorts doet bren- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-22ghen, soo machmen wel met rechte desen hof ende gront 3 gheluckich ende salich noemen, want desen boom en is nym- Ga naar voetnoot3-44mermeer onvruchtbaer, dorre, noch ydel: hy en draecht niet Ga naar voetnoot4 5 alleenlyck tweederley manieren van vruchten, de ghantsche Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 ghenaden ende gauen des heylighen gheests beteekenende: 7 maer hy gheeft die alle maenden des Iaers, dat is, steedts Ga naar voetnoot7-9 8 sonder ophouden, elcke maent geeft beyde heur Somer ende 9 Winter vruchten. De ghene die van deser ghemeynten sijn, 10 hebben alle den tijt heurs leuens deur, beyde de soete ver- Ga naar voetnoot10-1211 Ga naar margenoot*troostingen inden // Gheest, ende oock sijn herde veruol-12ghinghe in den vleesche. Ende de bladeren dees booms dienden Ga naar voetnoot12-13 13 tot der ghesontheyt der Heydenen. De beloften ende de woorden Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 Gods sijn Gheest ende leuen: heuren aert, deuchden ende Ga naar voetnoot14-15 15 crachten sijn salicheyt, eeuwighe behoudinghe ende ghesont- Ga naar voetnoot1516heyt. Dese bladeren en connen nymmermeer, noch in geender- Ga naar voetnoot16-1717ley wijse verwelcken. Als sijn woordt suyuerlyck gheleert wort, 1 soo ghedencken wij de weldaden onser verlossinghen, dan is 2 de conscientie gherust ghestelt, ende het herte verblydt: soo Ga naar voetnoot2-4 3 verheucht heur de siele, ende gheeft Gode den Vadere daeraf Ga naar voetnoot3 4 eeuwich lof, prijs ende danck. Soo worden de Heydenen ten Ga naar voetnoot4-6 5 vollen ghesont ghemaect, Christum voer heuren eeuwighen Ga naar voetnoot5-6 6 Salichmaker ende verlosser bekennende. Het woordt Gods 7 gheschreuen oft ghesproken, is licht ghelijck een blat, maer Ga naar voetnoot7 8 alst wel ghenut is ende dat sijnen gheest daer inne oft deur Ga naar voetnoot8 9 werckt, dan ist een aldercostelijcxste ende ghesontmakenste Ga naar voetnoot9 10 saecke: crachtich ende sterck als een Mostaert saet. Bouen Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-12 11 alle dinghen (seyt Zorobabel) is de waerheyt de aldersterckste, 12 ende sy verwinnet al, want dat is alsoo den wille des Heeren, Ga naar voetnoot12

[pagina 336]
[p. 336]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 die daer nymmermeer en sal vergaen. In somma, de Ghe- Ga naar voetnoot12meynte Christi ende de oprechtgeloouige (wat lijden ende Ga naar voetnoot2 3 vervolghinge datmen heur oock aen doet) sullen hier altijts Ga naar voetnoot3 4 inden gheest gesterct ende gerust wesen, ende van Gode als Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 den appel sijnder oogen bewaert worden, ende hier namaels 6 Ga naar margenoot* sal sy in alle volheyt, // salicheyt, glorie, eere, ende ghenuchte Ga naar voetnoot6 7 (in sijn teghenwordicheit) in dit nieuwe Ierusalem verblijden. Ga naar voetnoot7 8 Om van welcke salicheyt ende blijschappe v te vollen wt te Ga naar voetnoot8-10 9 willen legghen ende schrijuen, soude ick verloren moyte doen, 10 ende nymmermeer tot mijnen vermete comen, want noyt oore Ga naar voetnoot10-14 11 en hoorde, noyt ooghe en sach, noch noyt en ist inder men- Ga naar voetnoot11-1212schen herten ghecomen, noch de mensche en cans niet be- Ga naar voetnoot12-1313grijpen wat grooter blijschap God bereyt heeft voor de ghene 14 die hem lief hebben.

15Hier hebt ghy nv ghenoech ghehoort Christelicken Leser 1 ende verstaen (hope ick) wat boosheyt, slauernije, erbeyt ende Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot1 2 verdriet de ghierichheyt, wulpsheyt ende houerdye aenbren- Ga naar voetnoot23ghen, de ghene diese lief hebben, nauolgen, begheiren oft Ga naar voetnoot3 4 soecken: hoe sij de menschen trecken van Godt, vande redene, Ga naar voetnoot4 5 deucht ende broederlycke liefde, ende die selue brenghen tot Ga naar voetnoot5 6 alle boosheyt, onredelyckheyt, wreetheyt, ende onnatuer- Ga naar voetnoot67lyckheyt, so verre dat sij dickmaels niet alleenlyck ander lieden Ga naar voetnoot7 8 int verdriet en brenghen om tot heurder begheerten te ghe- Ga naar voetnoot8-99raken, maer heurseluen schade ende verlies doen aen siel Ga naar voetnoot9 10 ende aen lijf. Ghy hebt oock noch ghehoort, hoe dat de duyuel Ga naar voetnoot10-12 11 Prince der werelt ende Vader van alle boosheden ende boos-12doender is, ende hoe den grouwelycken Antichrist die nv 13 binnen luttel Iaren herwaerts gheopenbaert is gheweest, van Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 desen gheboren ende voorts ghecomen is, ghelijck ghy wt 15 desen boom oft boeck der gheboorten sult verstaen. Ga naar voetnoot15

[pagina 337]
[p. 337]

Ga naar margenoot*Het boeck der geboorten Antichristi. Ga naar voetnoot1

2Ephe. 6. Den duyuel heeft voortghebracht duysternisse. Ga naar voetnoot2

3Act. 17. Ende duysternisse heeft voortghebracht Onweten- Ga naar voetnoot3 4 heyt.

51. Tim. 4. Onwetenheyt heeft voort gebracht Dwalinghe ende Ga naar voetnoot5 6 sijn broeders.

7Esa. 10. Dwalinghe heeft voort ghebracht den vrijen wille Ga naar voetnoot7 8 en hoochmoet: Van liefde totten rijckdommen. Ga naar voetnoot8

9Esa. 58. Ende den vrijen wille heeft voortghebracht ver- Ga naar voetnoot910dienste.

1Rom. 10. Verdienste heeft voortghebracht verghetenheyt der Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 ghenaden.

3Rom. 1. Ende vergetenheyt der ghenaden heeft voort ghe- Ga naar voetnoot3 4 bracht ouertredinghe.

5Gen. 3. Ouertredinghe heeft voortgebracht mistrauwen. Ga naar voetnoot5

6Mat. 17. Mistrauwen heeft voortghebracht voldoeninghe. Ga naar voetnoot6

7Dan. 12. Ende voldoeninghe heeft voortghebracht dat offer Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-8 8 der Missen.

92. Thes. 7. Dat offer der Missen heeft voortghebracht sal- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 uinghe der Papen.

[pagina 338]
[p. 338]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Matt. 15. Saluinghe der Papen heeft voortghebracht Super- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 stitie oft valschen Godsdienst.//

3 Ga naar margenoot*Mat. 23. Superstitie heeft voort gebracht den Coninck Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 Hypocrisie.

51. Tim. 6. Den Coninck Hypocrisie heeft voortgebracht Lief- Ga naar voetnoot5 6 de des ghelts vande vrouwe Offertorium. Ga naar voetnoot6

7Apo. 9. Liefde des ghelts heeft voortghebracht het Vaghe- Ga naar voetnoot7 8 1, Cor. 15. uier, ende het Vagheuier heeft voortghebracht Be- Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot8-9(vor. kol.) 9 setten ende Iaerghetijden. Ga naar voetnoot9(vor. kol.)

1Deut. 32. Besetten ende Iaergetijden hebben voortghebracht Ga naar voetnoot1 2 Kercken rijcdom.

3Luc. 16. Ende Kercken rijcdom heeft voortghebracht den Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-4 4 Schat der boosheyt.

5Iob. 12. Den Schat der boosheyt heeft voortghebracht Ga naar voetnoot5 6 ouervloet.

7Esa. 28. Ende Ouervloet heeft voortgebracht Satheit. Ga naar voetnoot7

82. Tim. 3. Satheyt heeft voortghebracht Wreetheyt. Ga naar voetnoot8

9Mat. 23. Ende Wreetheyt heeft voortghebracht Wtnement- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 heyt.

[pagina 339]
[p. 339]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Eze. 34. Wtnementheyt heeft voortghebracht Gewelt. Ga naar voetnoot1

2Eze. 16. Gewelt heeft voortghebracht Grooten pracht. Ga naar voetnoot2

3Ioan. 5. Grooten pracht heeft voortgebracht Eerghiericheyt. Ga naar voetnoot3

4Act. 8. Ende Eerghiericheyt heeft voortghebracht Sy- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55monie.

62. Thes. 2. Symonie heeft voortghebracht den Paus ende sijn Ga naar voetnoot6 7 broeders Cardinalen, in die oueruoeringe der Af- Ga naar voetnoot7-8 8 grijselycheyt. //

9Mat. 7. Ende na die oueruoeringe der afgrijselycheyt, heeft Ga naar voetnoot9 10 de Paus voortghebrocht verholentheyt der boosheyt. Ga naar voetnoot10

111. Tim. 4. Ende verholentheyt der boosheyt heeft voortghe- Ga naar voetnoot11 12 bracht verleydende Sophisterye. Ga naar voetnoot12(vor. kol.)

1Hier. 17. Verleydende Sophisterye heeft voortgebracht ver- Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-2 2 worpenheyt der heyligher Schrift.

3Mat. 24. Ende verworpenheyt der heyligher Schrifturen Ga naar voetnoot3 4 heeft voortghebracht Tyrannie.

5Act. 7. Tyrannie heeft voortgebracht het dooden der Ga naar voetnoot5 6 heylighen.

7Psal. 32. Het dooden der heyligen heeft voortgebracht ver- Ga naar voetnoot7 8 achtinghe Gods.

9Psal. 50. Ende verachtinge Gods heeft voortgebracht ghe- Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 dooch tot quaet.

11Apo. 15. Ghedooch totten quade heeft voort gebracht orlof Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-12 12 totter sonden.

13Esa. 1. Ende orlof totter sonde heeft voortghebracht Ga naar voetnoot13 14 afgrijselicheyt.

[pagina 340]
[p. 340]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Apo. 13. Afgrijselicheit heeft voortgebracht lasteringe Ga naar voetnoot1

2Mich. 7. Lasteringe heeft voortgebracht Verwoestheit. Ga naar voetnoot2

31. Tim. 1. Verwoestheit heeft voortgebracht questien, gekijf, Ga naar voetnoot3 4 ende strijdt om der waerheyt, waer doer dat geopen- Ga naar voetnoot4-5 5 baert is desen Romschen verderuer die genoemt wort 6 Antichrist. Amen.

 

7 Ga naar margenoot*//Voorts hebt ghy gehoort Eerwerdighe Leser, hoe dat de Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-14 8 Duyuel met alle sijnen aenhanck (achteruolgende Gods hey- Ga naar voetnoot8 9 lich ende warachtich woort, ende rechtuerdich ordeel) in het 10 eeuwich brandende ende onblusschelyck vier (dwelck voor hem, Ga naar voetnoot10-12 11 sijnen Enghelen, ende alle sijn dienaers ende nauolghers die 12 sijn teecken draghen van het beghintsel der werelt bereyt is) Ga naar voetnoot12(vor. kol.) 13 daer knerselinghe der tanden ende wringhinghe der handen Ga naar voetnoot13-14(vor. kol.) 14 wesen sal sonder eynde. Ende voorts hebt ghy ghehoort hoe 1 daer teghen Christvs noch sijn rijck, Kercke, noch alle Ga naar voetnoot1 2 sijn lidtmaten, van deser werelt niet en sijn, ende daerom Ga naar voetnoot2 3 van den aenuanck der werelt vanden duuel, vander werelt, Ga naar voetnoot3-4 4 ende vande vleesschelycke menschen ghehaet, veracht, ver- Ga naar voetnoot4 5 uolcht ende benaut hebben gheweest, ende noch sijn, ende Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot5-6 6 sullen soo langhe als de werelt staen sal: hoewel datter altemet Ga naar voetnoot6 7 wel een stilte gheweest heeft, ende noch comen sal, dat heur 8 boose macht benomen sal worden, ende den godsaligen wat Ga naar voetnoot8 9 rusten ende gratien gebeuren sal. Eyndelinge hebdy ghehoort Ga naar voetnoot9 10 hoe Christus om onsen wille mensche gheworden is, ende nv 11 in het eewich leuen ende int rijcke sijns Vaders is, met 12 sijnen Apostelen ende wtvercoren vrienden, met alle 13 de ghene die deur heur in hem gheloouen, Ga naar voetnoot13 14 dat van den beghinne der werelt voor heur Ga naar voetnoot14 15 bereyt is, daer onwtsprekelicke blyschap Ga naar voetnoot15 16 is, ende inder eewicheyt wesen sal.

[pagina 341]
[p. 341]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ga naar margenoot*//Hier sijn v verthoont gheweest GOD ende den duyuel, 2 Christus ende den Antichrist, Gods rijcke ende het 3 rijcke Sathans, Gods Kercke ende de Roomsche Kercke oft 4 vergaderinge der godlooser, den enghen ende den ruymen Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 wech, den hemel ende de helle, het eewich leuen ende de 6 eewige doot. Hier mach nv een yeghelyck kiesen den eenen oft Ga naar voetnoot6 7 den anderen wech. Ick dencke datter schier niemant en sy, Ga naar voetnoot7-8 8 hy en soude lieuer het eewich leuen dan d'eewighe doot, 9 ende den hemel dan de helle verkiesen.

10Maer de ghene die salich willen wesen, die moeten wel Ga naar voetnoot10-11 11 voor heur sien dat sij heur niet en laten bedrieghen: want Ga naar voetnoot11 12 ghelijck de ghiericheyt, houerdije ende wellust des vleeschs Ga naar voetnoot12 13 de deuotie ende Godsdienst wt de eerste kercke verdreuen Ga naar voetnoot13 14 hebben: Also sal de duyuel noch tot alder tijt in sijn lidtmaten Ga naar voetnoot14 15 regneren, niet teghenstaende dat de sone des verlies verclaert is. Ga naar voetnoot15 16 Ia soect noch daghelycx deur dese dry voerschreuen beroerten Ga naar voetnoot16 17 ende tweedrachten in de gereformeerde Kercken te ver-1wecken, ende is te beduchten dat hy achterna meer ende meer Ga naar voetnoot1 2 dienaers crijghen sal, want daer staet dat de boosheyt de Ga naar voetnoot2 3 ouerhant houden sal, ende dat de liefde in veel menschen 4 vercouden sal. Maer alle de ghene die Godt lieuer hebben Ga naar voetnoot4-5 5 ende behaghen willen dan den duyuel, die moeten sien dat sij Ga naar voetnoot5 6 heur schicken te doene het ghene dat hem behaghelyck sy. Ga naar voetnoot6 7 Om het welcke te // doene en ist niet ghenoch den Antichrist Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot7 8 met alle sijn valscheden te kennen ende te versmaden. Maer Ga naar voetnoot8 9 sij moeten voorts sien dat sij den Heere met ghanscher herten Ga naar voetnoot9 10 belijden, eeren, vreesen, gheloouen, betrouwen, ende lief 11 hebben, ende met den wercken wt liefden sijn voetstappen 12 na volghen. Want niet al die segghen Heere Heere en sullen Ga naar voetnoot12-14 13 salich worden (spreeckt Christus) maer die volbrenghen den 14 wille mijns Vaders. Wie sijn leuen op dese werelt lief heeft Ga naar voetnoot14-17 15 (spreect de selue Heere) die salt verliesen, ende wie sijn Ga naar voetnoot15 16 leuen op dese werelt haet om mijnen wille, die salt behouden 17 tot den eewighen leuen. Die my dienen wil die volghe my Ga naar voetnoot17-19 Ga naar voetnoot17-18 18 naer (spreect Christus noch) en waer ick ben daer sal mijn 19 dienaer oock sijn: die my diehen, sal mijn Vader eeren.

[pagina 342]
[p. 342]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Ist dat wij in die gheboden Christi blijuen, soo blijuen wij in Ga naar voetnoot1-5 Ga naar voetnoot1 2 sijnder liefden, ghelijck hy sijns Vaders gheboden ghehouden 3 heeft, ende in sijnder liefden ghebleuen is. Sijn ghebot is 4 dat wij malcanderen eeren, lief souden hebben ghelijck hy 5 ons lief ghehadt heeft. Hierom laet ons nu voorts aene na den Ga naar voetnoot5-8 Ga naar voetnoot5 6 wille des Heeren een goede wandelinge hebben, ende ons Ga naar voetnoot6 7 leuen voeghen na de leere ende het leuen Christi, houdende 8 des Heeren gheboden, ende en laet ons niet wraeckghierich 9 wesen, maer laet ons malcanderen lief hebben. Bidt (spreect Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-11 10 de Heere Iesus) voor de ghene die v vervolghen ende ver-11vloecken. Ende syt volmaect gelijck ick volmaect ben: laet Ga naar voetnoot11-13 (vlg. kol.) 12 Ga naar margenoot* ons sondich lichaem vernielt worden, op // dat wij de sonden Ga naar voetnoot12 13 niet meer en dienen, want wie der sonden gestoruen is, is Ga naar voetnoot13 1 gerechtuerdicht van de sonden. Hierom laet ons ons seluen 2 voorhouden dat wij der sonden gestoruen sijn, ende Gode 3 doer Christum onsen Heere leuen: en laet de sonde in v Ga naar voetnoot3 4 sterffelick lichaem gheen heerschappije hebben (seyt S. Paulus) 5 maer syt Gods getrouwe dienaers tot den leuen, ende geensins 6 des duuels, des vleeschs, oft der werelt dienaers totter doot: 7 en begheeft vwe leden niet tot den dienst der onsuyuerheyt, Ga naar voetnoot7 8 oft ongherechticheyt: maer begheeft v nv voorts ane tot den Ga naar voetnoot8 9 dienst der gherechticheyt, op dat sij heylich worden, want als Ga naar voetnoot9 10 wij knechten der sonde waren, wat vreucht hadden wij dan 11 van dien dienst? van welcken wij ons nv schamen, want het Ga naar voetnoot11 12 eynde van sulcken dienst is de doot: maer het eynde ende 13 de vruchten der gherechticheyt is dat eewich leuen. Lieue Ga naar voetnoot13-5 (vlg. kol.) 14 broeders tis nv den tijt vanden slape op te stane, want den 15 nacht is nv vergaen den dach is by ghecomen, God heeft sijn Ga naar voetnoot15 16 ghetrouwe dienaers vrijmoedich wt ghesonden, ende laet Ga naar voetnoot16 17 mildelyck sijn heylich woort vercondighen. Hieromme laet 18 ons wech worpen de wercken der duysternissen, ende aen- Ga naar voetnoot18 Ga naar voetnoot18-1919ueerden de wapenen des lichts: laet ons eerlyck (als inden Ga naar voetnoot19

[pagina 343]
[p. 343]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 dach) wandelen, seyt Paulus noch, niet in brasseryen ende Ga naar voetnoot1 2 suyperijen: niet in traecheyt, dertelheyt, ende weelden, niet Ga naar voetnoot2 3 in twist, nijdt noch strijdt, niet in den vleessche sijn lusten te Ga naar voetnoot3-4 4 boeten, maer naer den wille ende goet behaghen des Heeren, Ga naar voetnoot4 5 Ga naar margenoot* //in alle de wercken des gheests: De wercken des vleeschs Ga naar voetnoot5-15 6 sijn openbaer, als ouerspel, hoererije, oncuysheyt, wellus-7ticheyt, Afgoderye, toouerye, vyantschap, twist ende kyuagie, Ga naar voetnoot7 8 toornicheyt, benijdinge, strijdinge, tweedracht, secten, haet, Ga naar voetnoot8 9 moort, dronckendrincken, ouervloedighe brasserijen, ende Ga naar voetnoot9 10 dierghelycke, der welcker dienaers hier de ellendichste slauen Ga naar voetnoot10 11 sijn, ende diese wel dienen ende sulcx doen, en sullen het Ga naar voetnoot11 12 rijcke der hemelen niet besitten. Maer de vruchten des gheests 13 sijn liefde, vreuchde, vrede, lanckmoedicheyt, vriendelyckheyt, 14 goetheyt, ghelooue, saechtmoedicheyt, reynicheyt oft cuysheyt, 15 ende dierghelycke.

16Hier na sullen de Christenen wandelen ende heur vleesch Ga naar voetnoot16 17 cruyssen met te wederstaen ende te verworpen de wercken Ga naar voetnoot17 1 des vleeschs ende den ouden mensche die deur de lusten der Ga naar voetnoot1-2 2 dolingen verderft ende dooyt. Wordt vernieut inden gheest Ga naar voetnoot2-10 (vlg. kol.) 3 ws ghemoets, ende doet aen den nieuwen mensche die na Ga naar voetnoot3 4 Godt gheschapen is, in oprechter gherechticheyt ende hey- Ga naar voetnoot45licheyt. Daerom legt af de loghene ende sprect de waerheyt, Ga naar voetnoot5-7 Ga naar voetnoot5 6 een yeghelijck met sijnen naesten, want wij sijn leden onder 7 malcanderen. Wordt toornich ende en sondicht niet: en laet Ga naar voetnoot7-8 8 de sonne ouer v gramschappe niet ondergaen, noch en gheeft 9 den lastere geen plaetse. Wie ghestolen heeft, die en stele Ga naar voetnoot9 10 niet meer, maer erbeyde ende wercke met den handen dat Ga naar voetnoot10-11 11 redelyck is, op dat hy noch hebbe om den behoeftighen mede Ga naar voetnoot11-12 12 te deylen. En laet gheenen vuylen // clap oft oneerbare redenen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot12-3 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot12

[pagina 344]
[p. 344]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 wt uwen monde gaen, maer spreect dat orborlyck tot bete- Ga naar voetnoot1 2 ringhe ende stichtinghe is, daert noot doet ende daert salich Ga naar voetnoot2-3 3 is te hooren, ende en bedroeft den heyligen geest Gods niet, 4 daer ghy in den dach der verlossinghe mede beseghelt sijt. Ga naar voetnoot4 5 Alle bitterheit, verbolghentheyt, gramschap, gheroep, laste- Ga naar voetnoot5 6 ringhe, achterclap ende alderley boosheyt sy verre van v, Ga naar voetnoot6 7 ende schout de ghene die sulcx hanteren, want sij en sijn Ga naar voetnoot7 8 geen Christenen: maer sijt onder malcanderen vriendelyck, Ga naar voetnoot8-10 9 bermhertich, ende vergheeft d'een den anderen, ghelijck 10 Godt v in Christo vergheuen heeft. Weest nv alsoo Gods Ga naar voetnoot10-18 Ga naar voetnoot10-11 11 navolghers, als lieue kinderen, ende wandelt inder liefden Ga naar voetnoot11-12 12 ghelijck als Christus ons lief ghehadt heeft, ende heeft hem- Ga naar voetnoot12-13 13 seluen voor ons ouerghegheuen tot een offerhande Gode tot 14 eenen soeten reuck: maer hoererye ende alderley onreynicheyt 15 oft ghiericheyt en laet van v niet gheseyt worden, ghelyckt den Ga naar voetnoot15 16 Heilighen betaemt, noch schandelycke woorden, sotten clap Ga naar voetnoot16-17(vor. kol.) Ga naar voetnoot16(vor. kol.) 17 ende onnutte iockerijen dewelcke niet en betamen: maer veel Ga naar voetnoot17(vor. kol.) 18 meer danckbaerheyt.

1En laet v van niemanden verleyden met ydelen woorden, Ga naar voetnoot1-11 Ga naar voetnoot1 2 want om deser wille compt die gramschap Gods ouer de kin- Ga naar voetnoot23deren der ongheloouighen: daerom en verselt v met heur- Ga naar voetnoot3-4 4 lieden niet, noch en weest niet van heure medeghenooten, Ga naar voetnoot4 5 want ghy waert hier voormaels duysternisse, maer nv sijt Ga naar voetnoot5-7 6 ghy een licht inden Heere, hierom wandelt nv voorts ane Ga naar voetnoot6 7 ghelijck kinderen des lichts. // Die vrucht des gheests is alle Ga naar margenoot* 8 goetheyt, gherechticheyt ende waerheyt. Proeft wat voor Ga naar voetnoot8 9 Gode behaghelyck is, ende en hebt gheen ghemeynschap met 10 den onuruchtbaren wercken ende werckers der duysternissen, 11 maer veel lieuer straftse. Siet toe hoe ghy voorsichtelyck Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-13 (vlg. pag. 2e kol.) Ga naar voetnoot11-2

[pagina 345]
[p. 345]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 moecht wandelen, niet als de onwijse maer als de wijse: windt Ga naar voetnoot1-2 2 ende coopt den tijt, want het sijn quade daghen. Daeromme 3 en wordt niet onuerstandich, maer wordt vol gheests, ende Ga naar voetnoot3 4 spreect met malcanderen van Psalmen, lofsanghen ende Ga naar voetnoot4-6 5 gheestelycke liedekens, singt ende speelt den Heere in uwer 6 herten, ende seght Gode den Vader ons Heeren Iesu Christi Ga naar voetnoot6-7 Ga naar voetnoot6 7 danck tot allen tijden, ende sijt deen den anderen onderdanich Ga naar voetnoot7 8 inder vreesen des Heeren. Die vrouwen sijn heuren mans Ga naar voetnoot8 9 onderdanich als den Heere: de man is der vrouwen hooft, 10 ghelijck Christus het hooft der ghemeynten is, ende hy is Ga naar voetnoot10-11 11 sijns lichaems besonder. Maer ghelijck de Ghemeynte Christo 12 onderworpen is, alsoo is oock de vrouwe heuren man in alle 1 saken. Ende diesgelijcx hebt ghy mannen oock wederom v Ga naar voetnoot1-4 2 vrouwen lief, verdraecht heur als crancke vaetkens, eertse Ga naar voetnoot2 3 ende houdtse in weerden als mede erfgenamen des eewighen Ga naar voetnoot3 4 leuens deur ghenade: ghelijck Christus sijn Ghemeynte lief Ga naar voetnoot4-6 5 ghehadt heeft, soo dat hy hem seluen voor heur ghegheuen Ga naar voetnoot5 6 heeft, om heur te heyligen ende onberispelyck te maken. 7 Alsoo sullen de mans heur vrouwen lief hebben, als heur 8 eygen lijf, want niemandt en heeft oyt sijn eyghen // vleesch Ga naar margenoot* 9 ghehaedt, maer hy onderhout ende voyt dat, ghelijck de Ga naar voetnoot9 10 Heere sijn Ghemeynte doet, want wij sijn leden sijns lichaems, 11 ende van sijnen vleessche, ende van sijnen gebeenten, daer-12omme sal een mensche Vader ende moeder verlaten, ende 13 sijn huysvrouwe aenhanghen.

14De kinders moeten heur ouders onderdanich wesen, in den Ga naar voetnoot14-16 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot14-15 15 Heere, want het is het eerste ghebot dat een beloefte heeft, Ga naar voetnoot15

[pagina 346]
[p. 346]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 datmen sijn Vader ende moeder eeren soude. Diesghelijcx 2 ghy ouders en verwect v kinders niet tot gramschappe, maer 3 voedtse op in onderwijsinghe ende vermaninghe inden Heere. 4 De knechten sullen heure lichamelycken Heeren als Christo Ga naar voetnoot4-12 Ga naar voetnoot4 5 onderdanich wesen met vreesen ende beuen, ende in simpelheyt Ga naar voetnoot5 6 ende eenvoudicheyt heurder herten, niet alleenlyck met dienst Ga naar voetnoot6-7 7 voor ooghen als de menschen behaghende, maer als de 8 knechten Christi: dat sij sulcken dienst Gode met ghe- Ga naar voetnoot8 9 willigher herten doen, latende heur duncken dat sij den Heere Ga naar voetnoot9 10 ende niet den menschen dienen, wel wetende ende vastelyck Ga naar voetnoot10 11 betrouwende dat eenen yeghelycken (hy sij knecht oft vrije) Ga naar voetnoot11 12 vanden Heere ontfanghen sal wat goet hy ghedaen heeft. 13 Hieromme behooren de Heeren diesghelicken teghen heur Ga naar voetnoot13-16 14 knechten te doene, verlatende het dreyghen, wel wetende Ga naar voetnoot14(vor. kol.) 15 dat heur Heere inden hemel is, voer wien gheen wtnemen Ga naar voetnoot15-16(vor. kol.) 16 der persoonen en is. Int gemeyn bid ick v van wat state ghy Ga naar voetnoot16(vor. kol.)-6 Ga naar voetnoot16(vor. kol.) 1 sijt, dat ghy v seluen een exempel der goeder wercken wilt Ga naar voetnoot1-2 2 bewijsen, // houdende v inde leeringe onscadelyck ende rede- Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 lyck, ende hout dat woort heelsaem ende onstraffelyck, op Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-6 4 dat de gene die daer tegen strijden beschaemt worden, niet Ga naar voetnoot4 5 quaets hebbende dat sij (met der waerheyt) teghen v souden Ga naar voetnoot5 6 moghen segghen. Hierom sijt den Prince ende de geweldighe Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-8 7 onderdanich, der ouerheyt ghehoorsaem, ende weest tot alle 8 goede wercken bereyt: begort de lendenen uwes ghemoets, Ga naar voetnoot8-1 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot8 9 weest nuchteren, ende set heel v hope ende al v betrouwen

[pagina 347]
[p. 347]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 op de ghenade die v aengheboden wordt, v liefde sy onghe- Ga naar voetnoot1-5 Ga naar voetnoot1-22ueyst, hatet quaet, hanghet goede ane, sijt met broederlycke Ga naar voetnoot2 3 liefden onder malcanderen vriendelick: comt malcanderen 4 te ghemoete met eerbiedinge, en sijt in v voornemen niet Ga naar voetnoot4 5 traech, maer sijt vierich in den gheest:

6VOECHT V NA DEN TYT, Ga naar voetnoot6

7sijt vrolyck inde hope, herbercht gheerne, gebenedijt die v Ga naar voetnoot7-9 Ga naar voetnoot7 8 vervolghen, ghebenedijt ende en vermalendijt niet, ende Ga naar voetnoot8 9 houdt (ist moghelyck) vrientschap met alle menschen: sijt Ga naar voetnoot9-13 10 eens sins ghesint ende eens ghemoets, hebt gelijcke liefde, en Ga naar voetnoot10 (vor. kol.) 11 doet niet deur twist oft deur ydel eere, maer rekent de eere Ga naar voetnoot11 (vor. kol.) 12 des anders meeste, deur ootmoedicheit, ende een yeghelyck Ga naar voetnoot12 (vor. kol.) 13 en soecke niet het sijne maer eens anders, hebt een oprechte Ga naar voetnoot13 (vor. kol.) 1 liefde, want sonder de liefde en ist al niet, hoe wij ons oock Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot1 2 van tghelooue beroemen. De liefde is lanckmoedich ende Ga naar voetnoot2-9 Ga naar voetnoot2 3 vriendelick (seyt S. Paulus) sij en benijdt niet: de liefde en 4 verschalckt niet, sij en blaest haer seluen niet // op, sij en doet Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot4 5 niet oneerbaerlyck, sij en soect het heure niet, sij en laet heur Ga naar voetnoot5 6 niet tot gramschappen trecken, sij en denct niet erchs, sij en Ga naar voetnoot6 7 verheucht haer niet van ongerechticheit, maer sij verheucht Ga naar voetnoot7 8 heur van de waerheyt: sij verdraghet al, sij hopet al, sij en Ga naar voetnoot8 9 verualt nymmermeer: wt liefden is Christus om onsent wille Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-12 10 mensche gheworden, ende heeft hem deur de meeste ghehoor- Ga naar voetnoot1011saemheyt om ons te verlossen (wt liefden) vernedert tot den 12 doot des cruys.

[pagina 348]
[p. 348]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1Aldus laet ons oock inde liefde blijuen ende goet doen sonder Ga naar voetnoot1-5 2 ophouden, want wat de mensche saeyt dat sal hy oock mayen: 3 sayet hy opt vleesch, soo sal hy vanden vleessche de ver-4derffenisse mayen: maer saeyt hy op den gheest, so sal hy 5 vanden gheest het leuen mayen. Hieromme gaet voort in de 6 deucht (al moet ghy van de werelt vercleente lijden ende Ga naar voetnoot6 7 veracht worden) ende weest met Abraham, Moysen, Iob, Ga naar voetnoot7 8 ende Tobiam, verduldich ende lijdtsamich in alle cruys, ver- Ga naar voetnoot89uolghinghe, lijden en verdriet. De Heere beghint sijn straffe Ga naar voetnoot9-10 10 aen sijn huys eerste: ende als hy ons om onse voorleden sonden Ga naar voetnoot10 11 castyden wilt, soo moeten wij dat lijdtsamelyck verdraghen. Ga naar voetnoot11 12 Den gheloouighen is de vervolghinghe nootsakelyck, want Ga naar voetnoot12-14 13 in dit leuen is de lijdsamicheyt gheproeft, ende heur ghelooue Ga naar voetnoot13-14 14 versocht ende gheheyst. Abraham was hier versocht, ende Ga naar voetnoot14 15 Iob seer ghequelt, ende sij sijn beyde Godts gheloouighe ende Ga naar voetnoot15 1 ghetrouwe dienaers gheuonden. d'Apostolen verheuchden Ga naar voetnoot1 Ga naar voetnoot1-3 2 heur dat sij weer-//dich gheuonden werden versmaetheit Ga naar margenoot* 3 ende spijtighe lasteringhen om den naem Christi te lijden. Ga naar voetnoot3 4 De Heere beproeft de rechtuerdighe als gout int forneys: Ga naar voetnoot4 5 hy castijt elcken knecht die hy lief heeft, gheesselt elcken Ga naar voetnoot5-6 Ga naar voetnoot5 6 sone die hy ontfanct: het is tgelooue alleene dat alle de quaden Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-8 7 deser wereldt deur lijdtsaemheit ouerwint, ende de victorie 8 vercrijcht, de vrucht die tot den eeuwighen leuen spruyt Ga naar voetnoot8-9 9 ende oprijst, wordt wreedelyck int ghelooue ghepijnicht. Ga naar voetnoot9

[pagina 349]
[p. 349]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Dit moet hier aldus in dit leuen daer wij onvolmaect sijn ge- Ga naar voetnoot12schieden, om ons volmaect te maken. Hieromme laet ons Ga naar voetnoot2-3 3 hope vast en onsterffelyck wesen, lijdende verduldichlyck Ga naar voetnoot3 4 alle versmaetheyt, veruolch, ende verlies van vrienden ende Ga naar voetnoot4 5 goet, ghedenckende dat wij in veel geloont sullen worden, voor Ga naar voetnoot5-6 6 dat wij in luttel gequelt worden. God wil ons proeuen, ende Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-15 (vlg. pag. 1e kol.) 7 hy sal ons (soo verre wij volstandich blijuen) als eenen aen- Ga naar voetnoot78ghenamen brantoffer ontfangen. Dus laet ons in hem gheloouen, 1 ende hy sal ons ontfanghen: laet ons in hem hopen, ende op hem 2 betrouwen, sonder van hem te wijcken, ende laet ons in deuchden 3 verouwen. Ouermerct lieue broeders alle die tijden, ende siet Ga naar voetnoot3 Ga naar voetnoot3-5 4 ofter yemant beschaempt gheworden is die inden Heere Ga naar voetnoot4 5 hoopten? Wie heeft hem met betrouwen aengheroepen ende Ga naar voetnoot5 6 is van hem versmaeyt geweest? want God is goedertieren ende Ga naar voetnoot6 7 ontfermhertich, ende hy vergheeft in de daghen der tribu- Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-88latien de sonden, ende hy is een beschermer van alle de gene 9 die hem inder waerheyt soecken ende in hem betrouwen: 10 Maer wee der be-//ureesder herten, den wijfelaers ende Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot10 11 gheueysden spotters, faem beuleckers, achterclappers, twist- Ga naar voetnoot1112makers ende libertinen, die meer de menschen ende cattij- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313uighe Princen dan Godt vreesen: die meer sorghe voor het 14 ertsche dan het eewich goet dragen: die meer soecken de 15 werelt dan God te behaghen, want sij soecken heuren God 16 ende hemel hier op dese werelt (die inder waerheyt beter 17 een helle genoempt mach wesen) want nymmermeer en sijn Ga naar voetnoot17 18 sij wel gherust, noch van herten noch van conscientien. Noch Ga naar voetnoot18 Ga naar voetnoot18-19 19 nymmermeer en hebben sijt al na heuren sin, want sij en Ga naar voetnoot19-1

[pagina 350]
[p. 350]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 aenmercken de heerlycheyt des Heeren niet. Wee den sondigen Ga naar voetnoot1 2 lippen, de slapende handen, den sondaer die op twee weghen Ga naar voetnoot2-3 3 gaet: Wee den ongebondenen van herten, want sij en sullen Ga naar voetnoot3 4 niet beschermt worden, om dat sij niet en geloouen: wee 5 ooc die de lijdsaemheyt verloren, ende den rechten wech 6 verlaten hebben, ende na den crommen wech geweken sijn: Ga naar voetnoot6 7 wee heur want wat sullen sij doen als heur de Heer versoeken Ga naar voetnoot7 8 sal? Hierom laet ons alle die Heer vreesen, hem lief hebben, 9 hem betrouwen ende geloouich sijn, ende synen wille volgen, Ga naar voetnoot9 10 ende de dingen die hem behagelic sijn ondersoecken, onse Ga naar voetnoot10 11 herten tot hem bereyden, ende onse sielen voor sijn aen- Ga naar voetnoot11-1212schouwen verootmoedigen: laet ons hem lijdsamelick ver- Ga naar voetnoot12-1313beyden tot dat hy ons vertrooste, seggende, tis beter vallen Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-14 14 inde handen der menschen, dan inde handen des Heeren, Ga naar voetnoot14 (vor. kol.)-1 15 want gelijck hy almachtich is, so is hy ooc bermhertich, dus 16 laet ons lijdsamich sijn, ende dat meer is, ons beroemen Ga naar voetnoot16-5 (vlg. kol.) 1 van het lijden ende den druck, // wel wetende dat druck Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot1 2 lijdsaemheyt voortbrenght, lijdsaemheyt proeuinghe, ende Ga naar voetnoot2 3 proeuinghe de hope, ende de hope en laet ons niet beschaempt 4 worden: want de liefde Gods is in onse herten deur den hey-5lighen gheest wtghestort.

6Aldus gaet ende treedt nv voorts in deuchden. Lieue broe- Ga naar voetnoot6 Ga naar voetnoot6-11 (vlg. kol.)7ders sterct v inden Heere ende inder macht sijnder crachten: Ga naar voetnoot7 8 trect ane de wapenen Gods, op dat ghy staen moecht teghen Ga naar voetnoot8 9 de listighe aenuechtinghen des duyuels, want wij en hebben 10 niet te campen teghen vleesch oft bloet, maer teghen de Ga naar voetnoot10-11 11 ouerste, teghen de Vorsten machten ende gheweldighe deser Ga naar voetnoot11 12 werelt, de regenten der duysterheden deser eeuwen, teghen Ga naar voetnoot12 13 de gheestelycke boosheden, teghen de boose gheesten der 14 locht onder den hemel. Hieromme nempt de gheheele wapen Ga naar voetnoot14

[pagina 351]
[p. 351]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Gods, op dat ghy moecht wederstaen inden quaden dage, Ga naar voetnoot1 2 ende van alle quaet beschermt worden. Dus staet dan v len- Ga naar voetnoot23denen omgort hebbende met der waerheyt, ende v borste 4 bedect met den creeft der gherechticheyt, ende aen v voeten Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 geschoeyt tot bereydinghe des Euangeliums des vredes. In 6 alle saken ende tijden: grijpt ende hout den schilt des gheloofs, Ga naar voetnoot6-10 7 met den welcken ghy alle vierighe pijlen des boosen vyants 8 van v weiren ende wtblussen condt. Neemt ooc den helm Ga naar voetnoot8 9 der salicheit, ende het sweert des gheests, dat is, d'woort 10 Gods, ende bidt ghestadelyck (in alle v aenuanghen) sonder Ga naar voetnoot10-11 Ga naar voetnoot10 11 ophouden, met bedinghe ende smeekinghe inden gheest. Ga naar voetnoot11 12 Ga naar margenoot* Sijt nerstich, cloeck, ende // vroom, sijt voorsichtich als Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13 13 serpenten, ende sonder valscheyt als duyuen. Weest nuchteren Ga naar voetnoot13-2 (vlg. kol.) 14 ende waect, want v wederpartye de duyuel (seyt S. Peeter) Ga naar voetnoot14 (vor. kol.) 1 gaet omme als eenen briesschenden Leeu, soeckende wien 2 hy verslinden sal. Hy soect duysent listen, duysent schalcke Ga naar voetnoot2 3 aenslaghen, duysent valsche aenuechtinghen, duysent be-4drieghelycke beroeringhen, wederstaet hem, vast sijnde int Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 ghelooue, ende verweert v teghen hem met dese wapenen Ga naar voetnoot5-6 6 hier voren verhaelt: staet vromelyck, ende versterct telcken Ga naar voetnoot6 7 v sielen met de alderbeste spijse: dat is, de heylighe schrifture, 8 dwoort Godts, op dat ghy als een vroom campvechtere, hem Ga naar voetnoot8 9 ende alle loose ende bedrieghelycke aenslaghen, nacht ende 10 dach moecht wederstaen. Dus siet dat ghy hem oft de boosheyt Ga naar voetnoot10 Ga naar voetnoot10-11 11 gheen plaetse en gheeft, maer wederstaetse: als hy v met list 12 onder tdecsel van wat goets yet voren brenct om v te be- Ga naar voetnoot1213drieghen (ghelijck hy hem in eenen Engel des lichts ver- Ga naar voetnoot13-1414scheppen can) so proeft terstont oft den gheest wt Godt is, Ga naar voetnoot14 15 ghelijckmen tgout op den toetsteen proeft, alsoo proeft alle Ga naar voetnoot15-16 16 ingeuen oock op dwoort Gods, comet daer mede ouer een Ga naar voetnoot16 17 soo houdet voor goet, maer soudt in eenigher manieren daer Ga naar voetnoot17 Ga naar voetnoot17-18 18 teghen sijn, soo verdrijuet terstont van v, ende en laet gheen 19 quaet voornemen in v herte verwortelen, maer roeyet ter- Ga naar voetnoot1920stont wte.

[pagina 352]
[p. 352]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1God is ootmoedich, alder suyuerste, lanckmoedich, ghena- Ga naar voetnoot12dich, bermhertich, sober, matelyck, ende goet. Vindy dattet Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-3 3 Ga naar margenoot* ingheuen eenichsins dese // teghen is so sijt des seker dat Ga naar voetnoot3 4 den gheest des Heeren niet en is, ende keerten met dese voor- Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-55schreuen wapenen van v. Sijt sober ende ootmoedich, ende Ga naar voetnoot5 6 sijt met luttel te vreden, ende en laet v niet verleyden van de Ga naar voetnoot6 7 ghiericheyt, rijcdom ende eere deser werelt, noch van de Ga naar voetnoot7 8 vleeschelycke wulpsheit ende wellusticheyt die alle werelt-9licke ende vleeschelycke menschen van wat state sij sijn Ga naar voetnoot9 10 bedrieghen, ende in lijden brenghen, ende om v daer beter Ga naar voetnoot10-11 11 af te trecken ende te beurijen, so merct wel aen ende ouerdenct Ga naar voetnoot11 12 wel hoe ydel, onseker, snoode, ende bedrieghelyck sij sijn, Ga naar voetnoot12 13 ende wat verdriet daer deur comt, want alle vleesch en is Ga naar voetnoot13-19 14 maer hoy, alle sijn cracht, deucht ende glorie en is maer ghe- Ga naar voetnoot1415lijck een bloeme opt velt, het gras verdroocht ende de bloeme 16 verwelckt ende valt af. Iae alle Princen ende alle volcken Ga naar voetnoot16 17 sijn hoy (seyt Esaias.) Den gheest des Heeren blaest, sij die Ga naar voetnoot17 18 hoy sijn verdorren, ende heur bloeme valt af: maer sijn woort 19 blijft inder eewicheyt. Ghy laet Heere den menschen daer Ga naar voetnoot19-3 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot19-20 20 henen varen, heeft Dauid ghesongen, ghelijck eenen water-1stroom, oft als eenen droom, ende alle dinck verandert ghelijck 2 gras dat tsmorghens bloeyt ende des auonts afghemaeyt wort, 3 ende verdroocht. Den tijt ons leuens (seyt den seluen) is Ga naar voetnoot3-5 Ga naar voetnoot3 4 70. Iaer, oft comet tot 80. Iaren, soo is te meerder den erbeyt Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 ende pyne. Wat is de mensche (singht de selue noch) wat is Ga naar voetnoot5 6 sijn schalckheyt ende vernuft? Het ghetal sijnder daghen is Ga naar voetnoot6 7 ten hoochsten 100. Iaer, ende duysent Iaren en sijn te-//ghen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot7-8 8 eewich te ghelycken, niet soo veel als een druppel waters by 9 de see Oceane, oft als een stofken sants by al het sant van Ga naar voetnoot9 10 Afriken, want dat soude een eynde moghen hebben, maer Ga naar voetnoot10 11 eeuwich duert altijt. Alle vleesch veroudert gelijck een cleet, Ga naar voetnoot11 12 ende al watter ghemaect is oft ghesien wordt verualt metter Ga naar voetnoot12 13 tijt: de generatie des vleeschs ende bloets is alsulcx dat deene Ga naar voetnoot13 14 geboren wordt, ende dander sterft: deen rijck nempt toe, Ga naar voetnoot14 15 ende dander gaet af. Wie quade dingen werct die sal daer Ga naar voetnoot15 16 mede wech ghaen: maer wel den mensche die in de wijsheyt Ga naar voetnoot16 17 goede dingen oeffent, ende met verstant ende voorsichticheyt Ga naar voetnoot17 18 heylighe dinghen verclaert. Dit hebben veel Heydensche Ga naar voetnoot18

[pagina 353]
[p. 353]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 Philosophen ende wijse mannen deur natuerlyck verstant Ga naar voetnoot1 2 wel connen beuroyen ende hebben de rijckdommen ende Ga naar voetnoot2 3 hoocheden om de onrusten ende quaden dier deur comen Ga naar voetnoot3 4 versmaet, op dat sij den tijt die sij te leuen hadden ouer- Ga naar voetnoot4-55brenghen ende besteden mochten in deuchden ende wijsheden, Ga naar voetnoot5 6 met ruste ende vrede des gheests ende der herten.

7Cecilius Metellus een vroom Romeyns Capiteyn, en wilde noyt Ga naar voetnoot7 8 het Dictateurschap datmen hem gaf aenueerden, noch d'officie Ga naar voetnoot8 9 van Consul te sijne datmen hem presenteerde: segghende 10 dat hy met ruste ende vrede eten ende verteiren wilde dat Ga naar voetnoot10 11 hy met grooten erbeyt in de orloghe vercregen hadde. De Ga naar voetnoot11 12 Philosooph Anatillus weygherde ende ontseyde tot drij reysen Ga naar voetnoot12 13 toe het Prinschap van Athenen, seggende dat hy lieuer een Ga naar voetnoot13 14 Ga naar margenoot* dienaer // van de goeden hadde te wesen, dan een castijder Ga naar voetnoot14 15 vande quaden. Nicodius en achte den schat niet met allen Ga naar voetnoot15 16 die hem den grooten Coninck Cyrus gaf, om hem in d'orloghe Ga naar voetnoot16-17 17 te volghen. Aristoteles verliet het goet onderhout ende ghe- Ga naar voetnoot1718selschap van den grooten Alexander om wederomme te gaen 19 lesen de Philosophie in sijn schole. Appollonius Thianeus Ga naar voetnoot19 1 verliet ende verachte sijns Vaders lant, ende deur reysde 2 gheheel Asien om den Philosoph Hirarchus in Indien te gaen Ga naar voetnoot2 3 versoecken. M. Curius verachte de Talenten gouts die hem Ga naar voetnoot3 4 de Samnites presenteerden, den wijsen Philosoph Crates (daer Ga naar voetnoot4-5 5 wij int eerste van desen onsen boeck af vermaent hebben) 6 wierp sijnen rijckdom inde zee, de inwoenders van d'Eylanden 7 genoempt Barales, wel verstaende de giericheyt heurder ghe- Ga naar voetnoot78bueren wierpen alle heuren schat, gout, ende siluer inde zee, 9 om dat heure ghebueren om die selue te crijghen heur gheen Ga naar voetnoot9 10 orloghe maken en souden. Inde teghenwordicheyt van den 11 Coninck Philips van Macedonien gherees op eenen sekeren Ga naar voetnoot11 12 dach een vraghe onder die Philosophen die ontrent hem Ga naar voetnoot12 13 waren op het punct van wat het meeste dinck der werelt is, Ga naar voetnoot13 14 waer op deen seyde dat het de Sonne was, ghemerct heure Ga naar voetnoot14 15 claricheyt die de ghantsche werelt verclaert. Een ander seyde Ga naar voetnoot15 16 dat de zee hem het grootste docht te wesen, om dieswille datter Ga naar voetnoot16

[pagina 354]
[p. 354]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 meer waters alleene is inde werelt, dander van alle andere Ga naar voetnoot1 2 dinghen tsamen is. Een ander seyde dat het den berch Olimpus 3 Ga naar margenoot* was, wins hoochde deur de // wolcken strect. D'ander seyde Ga naar voetnoot3 4 dat den berch Athlas het grootste dinck der werelt was. Een Ga naar voetnoot4 5 ander seyde dattet den grooten ende gheleerden Poët Homerus 6 was die in sijn leuen soo vermaert was, ende na sijn doot so 7 beclaecht wert, datter seuen groote steden langhen tijt sware Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 8 orloghe teghen malcanderen voerden, om sijn ghebeente voor 9 heylighe reliquien te hebben.

10Maer de wijste seyde, dat het grootste dinck dat meest Ga naar voetnoot10 11 gheacht behoort te worden, is een herte ende eenen moet dat Ga naar voetnoot11 12 groote ertsche dingen versmaeyt. Seer veel deser ghelijcke Ga naar voetnoot12 13 soude ick hier moghen by brenghen indien dat den tijt toeliet. Ga naar voetnoot13

14Hebben dit Heydensche menschen ghedaen, hoe veel te 15 meer behoordent de Christenen te doen? Dus om v beter 16 van alle ydele ende snoode dinghen (die de menschen tot Ga naar voetnoot16 17 alle quaet brenghen) te trecken, ende om v voorts aen van Ga naar voetnoot17 18 ganscher herten tot den Heere te begheuen, so ghedenct de Ga naar voetnoot18-19 19 gramschappe ende den tijt der gramschappen ouer de dienaers 20 der werelt, des duuels ende des vleeschs, inde laeste dagen, 1 ende daer teghen den lieffelycken loon der dienaren Gods. Ga naar voetnoot1 2 Den tijt loopt snellyck deur ende wordt verandert vanden Ga naar voetnoot2 3 morghen tot den auont. Hierom weest wijs ende vreest God Ga naar voetnoot3-11 4 in alle dinghen, ende wacht v van sonden inde daghen der Ga naar voetnoot4 5 misdaden. De dwase menschen en mercken op de tijden Ga naar voetnoot5 6 niet: maer alle cloecke ende verstandighe kennen wijsheyt Ga naar voetnoot6 7 ende onderwijsinghe, en die de wijsheyt vint die salse // 8 achten ende prijsen. De wijse in woorden (seyt den wijsen Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot8-11 9 man) hebben oock wijselyck gedaen, sij hebben de waerheyt 10 ende gherechticheyt bekent, ende sij hebben de byspraken Ga naar voetnoot10 11 ende ordeelen ghesocht. Hieromme trect v (wilt ghy voor Ga naar voetnoot11 12 Gode wijs gheuonden worden) van de ydelheden deser werelt, Ga naar voetnoot12 13 ende worpt alle vleeschelicke lusten ende qvade begheer- Ga naar voetnoot1314lyckheden van v, want ist dat ghy de quade sinnelycheyt Ga naar voetnoot14 15 volcht, ende uwer sielen heure quade begheerten gheeft ende Ga naar voetnoot15 16 toelaet, soo sullen heur uwe vyanden ouer v verblijden. Ga naar voetnoot16 17 En stoort oft en quelt v daer in niet al siedy de boose hier Ga naar voetnoot17-7 (vlg. kol.) Ga naar voetnoot17 18 dicmaels voorspoedich, geacht, weeldich en verheuen: noch Ga naar voetnoot18

[pagina 355]
[p. 355]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 en benijt noch en veriont de godloose, wereltlycke ende Ga naar voetnoot1 2 vleeschelycke lieden, Libertynen, Atheisten, Epicureen, Sar- Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot2-33dinapalen, ende dierghelycke, den corten voorspoet niet die 4 God heur hier op der eerden toelaet, want sij sullen haest Ga naar voetnoot4 5 inde verderfenisse vallen: sij sullen vergaen als eenen roock, 6 ende verslensen gelyck het gras des velts: maer betrout ghy Ga naar voetnoot6 7 op den Heere, ende gaet voorts in deuchden. Ick seg v mijn Ga naar voetnoot7 Ga naar voetnoot7-9 8 vrienden (spreect Christus selue) en vreest v niet voor dyen Ga naar voetnoot8 9 die dat lijf dooden, want de siele die God in sijn bewaernisse Ga naar voetnoot9 10 heeft en quetsen sij niet, dewelcke hy namaels tsamen met den 11 lichame sal doen versamen ende verrysen, om de eewige Ga naar voetnoot11 12 blijschap inder eewicheyt te ghenieten ende te besitten: ende 13 daer teghen en sijn de boose die de godsalige veruolghen, Ga naar voetnoot13 Ga naar voetnoot13-16 14 Ga naar margenoot* ghelijck nv doet Duc d'Alba met sijn//mede Tyrannen Ga naar voetnoot14-15 15 beulen der Papisten, niet anders dan een quaet ende schan-16delyck eynde te verwachten, hier op deser werelt ende hier 17 namaels d'eewighe verdoemenisse, ghelijck alle heur voor- Ga naar voetnoot17-1818uaders de Heydensce boose Tyrannen geuaren hebben. 1 Ghelijck Nero, Diocletianus, Dioscorus, Maximius, ende noch Ga naar voetnoot1 2 eenen anderen Maximius die Iouianus toeghenompt was, Ga naar voetnoot2 3 Maxentius, Licinius, Constantius, Phocas, ende veel andere Ga naar voetnoot3 4 so wel van voorleden tijden als in onse tijden, dwelcke onse Ga naar voetnoot4

[pagina 356]
[p. 356]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 tyrannen wel een verschricken behoorde te doen hebben, Ga naar voetnoot1 2 en waren sij in heur boosheyt niet verhert ende versteent Ga naar voetnoot2 3 deur het rechtuerdich ordeel Gods. Ga naar voetnoot3

4Als wij dan het eynde deser booser Tyrannen sien, ende 5 daer teghen het goet eynde ende den troost die wij deur het 6 suyuer woort Gods hebben, so hebben wij groote orsake om 7 ons met een onwtsprekelycke blijschap in onsen staet te ver- Ga naar voetnoot78heughen ende den Heere met al onser herten te dancken 9 dat hy ons tot sulcken weldaet gheroepen heeft, ende ons Ga naar voetnoot9 Ga naar voetnoot9-10 10 weerdich kent iet om de rechtueerdicheyt te laten lijden. 11 Ende nv aldus wel gemoyt sijnde, nempt v cruys op uwen Ga naar voetnoot11 Ga naar voetnoot11-13 12 hals ende volcht Christum uwen Coninck ende hooftman Ga naar voetnoot12 13 getrouwelyck na, ende om dit lichtelycker te doene, soo ver- Ga naar voetnoot1314smaet (ghelijck hy gedaen heeft) alle ghierichheyt, werelts Ga naar voetnoot14 15 eere, ende vleeschelicke lusten ende begheerlyckheden, en 16 ghy sult beuinden dat het al veel lichter is den Heere te dienen, Ga naar voetnoot16 17 Ga naar margenoot* dan der we-//relt slaue te sijn: want sijnen last is licht ende Ga naar voetnoot17-18 18 sijn jock is soete. Dus wordt versterct met den heylighen 1 gheest, ende en peyst noch en begheert niet met woorden Ga naar voetnoot1 2 oft met wercken iet te doene dat hem mishaghelyck is, set 3 op hem al v hope ende betrouwen: ende ghy in v seluen Ga naar voetnoot3-4 4 vast wesende, laet hem sijn den doel, de pinne ende het wit Ga naar voetnoot4 5 daer ghi na schiet, de zee sterre, het compas, ende het seker Ga naar voetnoot5 6 teeken daer ghy op seylt, den wech daer ghy in wandelt, den 7 steen daer ghy op staet, den gront daer ghy op bout, de borcht Ga naar voetnoot7 8 ende tslot daer ghy v in betrout, het eynde daer ghy na trect, Ga naar voetnoot8 9 het goet dat ghy soect, het leuen dat ghy begheert, den troost 10 daer ghy om wenst, den schat daer ghy nae erbeyt, v glorie, Ga naar voetnoot10 11 volmaectheyt, al uwen troost ende al v betrouwen. Alsoo Ga naar voetnoot11-7 (vlg. pag. 2e kol.) 12 salt sijn dat v gheenderley misual en sal moghen beroeren: Ga naar voetnoot12 13 noch water, noch vier, verlies van werelts eere, vrouwe, 14 kinderen, vrienden, van lant oft sant, neiringhe, oft berooft Ga naar voetnoot14 15 te sijne van huys en hof, van huysraet, ghelt, ende goet, 16 cleederen noch juweelen, versmaetheden, lachter, achterclap, Ga naar voetnoot16 17 vervolginghe, verbanninghe om sijnen naem gheschiedende.

[pagina 357]
[p. 357]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1 En acht op de vlieghende Fortune, noch op de onsekerheyt Ga naar voetnoot1-2 Ga naar voetnoot1 2 ende veranderinghe der rijcken ende tijden niet, soo suldy Ga naar voetnoot2 3 in ermoeden rijck sijn, in versmaetheden gheacht, in benaut- Ga naar voetnoot34heden vrij van herten, in droefheyt verheucht sijn inden Heere, Ga naar voetnoot4 5 Iae gheuanghen tusschen mueren, ende in boyen gheslaghen, sal Ga naar voetnoot5 6 Ga naar margenoot* uwen gheest vrij ende vranck hemel ende eerde // deurwandelen. Ga naar voetnoot6

7Hierom trect v herte van alle ertsche, vleeschelycke ende 8 verganckelycke saken, ende laet uwen gheest tot hemelsche 9 ende onuerganckelycke saken opghetrocken worden, soo suldy 10 deur den heylighen gheest herboren, ende met het woort Gods 11 versterct sijnde, eenen Microcosmus, dat is, een geheel werelt 12 op den cleynen voet, ghenompt moghen wesen. Ghy sult war- Ga naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-1313achtighe Christenen, Coninghen, ende Priesters sijn: achtende Ga naar voetnoot13-14 14 nochtans v seluen altijt cleyne ende onnutte knechten te wesen. Ga naar voetnoot14

15Ghy sult gheluckich leuen, ghy sult in alle dinghen gherust 16 ende wel te vreden wesen, ghy sult v seluen kennen, ende Ga naar voetnoot16 17 sonder verdrayt ende onseker met allen winden te keeren Ga naar voetnoot17 18 suldy by v seluen blijuen, gheenderhande passie, nijdt, gram- Ga naar voetnoot181schap, anxt, oft pyne en sal v quellen oft letten, ghy sult Ga naar voetnoot1 (vlg. kol.) 2 alle boosheden van v verdrijuen, de ertsche dinghen en suldy 3 niet groot achten, want uwen geest ende uwe wandelinge sal Ga naar voetnoot3-4 (vlg. kol.) 4 inden hemel wesen, ende sult God ende sijn rijck soo nauwe Ga naar voetnoot4 Ga naar voetnoot4-5 5 ende wel bemercken dat ghy in uwer herten alle vergancke- Ga naar voetnoot56lycke saken verachten sult, niet en sal v hier moghen be- Ga naar voetnoot67roeren, ontstellen oft vander liefden Gods trecken: maer Ga naar voetnoot7-9 8 voortgaende van deucht tot deucht allenskens meer ende 9 meer, tot dat den Heere ghelieuen sal onse sielen wt dit Ga naar voetnoot9 10 sterffelyck lichaem te trecken, dan sullen wij hem aensicht Ga naar voetnoot10-11 11 aen aensicht volcomelyck aenschouwen. Tot welcker vol-// Ga naar voetnoot1112maectheyt ons wil brenghen den Almoghenden Heere, ende Ga naar margenoot* Ga naar voetnoot12 13 God de Vader ons Heeren Iesu Christi, deur ende inden Ga naar voetnoot13 14 naem des selfden synen eenigen wtuercoren Soons. Ga naar voetnoot14 15 Hem sy lof, glorie, prijs, eere, vreese, danck ende 16 grootmakinghe inder eewicheyt, ende alle Ga naar voetnoot16 Ga naar voetnoot16-17 17 goede gheloouighe rust, vrede in den hey-18lighen Geest, hier op der erden, ende 19 hier na het eeuwich leuen, deur 20 den seluen onsen Heere. Ga naar voetnoot20

21AMEN.

[tekstkritische noot]Tot den Leser. 6. wtlegghen, - T wtlegghen 8. voorsichtichlyck - T voorsichstichlyck.

margenoot*
[C.6.vo]
voetnoot2
neersticheyt: ijver, ernst
voetnoot4
ghefigureert: afgebeeld
voetnoot5
moghen: kunnen; by hem seluen: zelf
voetnoot6-7
alderslechsten: allereenvoudigste
voetnoot7
hem: zich
voetnoot8
claerlyck: duidelijk; voorsichtichlyck: bedachtzaam; soete: aangenaam, bevallig
voetnoot9
die selue: deze (nl. de visioenen)
voetnoot10
Orateuren: redenaars
voetnoot11
wt gheleyt: uitgelegd.
[tekstkritische noot]5. crijchsman - T chrijschman
margenoot*
[C.7.ro]
voetnoot1-4
(Doordat de gedachte, die in deze bijzin wordt uitgesproken, onmiddellijk breedvoerig wordt uitgewerkt, raakt de hoofdzin verloren)
voetnoot1
merckende: opmerkende
voetnoot2
ongerust: onrustig, voortdurend verontrust
voetnoot4
staet: levensstaat; gherust: rustig tevreden; vernuecht: tevreden 4vv. In margine: ‘Hor. lib. 1 Sers. Sat. 1’ (Horatius, Sermones I, 1)
voetnoot5
prijst: acht het iets heerlijks, (vandaar hier vrijwel hetzelfde als) begeert
voetnoot5-6
coopmanschap te hanteren: handel te drijven
voetnoot6
liuer: liever; moescoppen: stropen, plunderen
voetnoot7
crijghen: oorlog voeren;.... ruyteren: als ruiter vrijbuiten
voetnoot8
lantneiring-hedoen: het boerenbedrijf uitoefenen; het recht te plegen: het recht toe te passen, vonnissen te vellen
voetnoot9
ghehout: gehuwd; ontbonden: vrij (van de huwelijksband)
voetnoot10
erme: armen
voetnoot12
achterna: naderhand, tenslotte
voetnoot13
een groot Hans: een machtig Heer
voetnoot15
moghen: kunnen
voetnoot16
min: minder
voetnoot17-18
ander Heeren: (landen ende steden) van andere Heren
margenoot*
[C.7.vo]
voetnoot20
Monarchie van Europen: alleenheerschappij over Europa
voetnoot1
In somma: kortom
voetnoot2
vleeschelycker: op (de genoegens van) het vlees (het lichaam) gerichte
voetnoot3
hare Heeren daer sij in ligghen: hun meesters, in wier lichaam zij zich bevinden
voetnoot4
verbeyden: op iets wachten
voetnoot5-6
vleeschghierich: begerig naar lichamelijke genoegens
voetnoot6
nummermeer: nooit
voetnoot7
ist sake dat: als, wanneer
voetnoot8-9
hy salder ander tien mael tiene: hij zal er nog eens tienmaal tien
voetnoot10
waert: ware het
voetnoot11
van: door; gestelt: bepaald, toebedeeld
voetnoot16
bekennen: belijden, erkennen
voetnoot17
condicie: toestand
voetnoot18
dan der onredelycker beesten: dan die der redeloze dieren (De zin loopt hier niet af, de punt heeft slechts de betekenis van een geprolongeerde rust)
voetnoot19
brenghen sij ouer: brengen zij door, verkwisten zij
voetnoot20
ghiericheyt: hebzucht; slauernye: (n.l. van hun begeerten); onmanierlycke: ongepaste
voetnoot22
die: de
[tekstkritische noot]1. dies mense - T diesmense 6. het - T Het 10. ende - T eude
margenoot*
[C.8.ro]
voetnoot1
dies mense - mach: daarom kan men ze; gelijcken by: vergelijken met, gelijk stellen aan
voetnoot2
daer Esopus af spreckt: waarover Aesopus vertelt (Grieks fabeldichter ± 550 v. Chr., wiens fabels via het Latijn ook in de M.E. algemeen bekend waren)
voetnoot4
dat: dat het
voetnoot6
warachtich: werkelijke
voetnoot7
nae die schaye: naar de schaduw (het schijnbeeld); vant hemseluen bedroghen: zich bedrogen vond
voetnoot11
Waerder: ware er, als er was
voetnoot12
fraykens: mooi; dattet: zodat het
voetnoot14
aerbeyde: zich inspande; hem: zich; ghecryghen: verwerven (De punt heeft hier slechts de betekenis van een geprolongeerde rust, de zin loopt door)
voetnoot15
datter: als er
voetnoot16
boeuerye: schelmstuk, (hier) bedrog
voetnoot17
hem vermoyen: zich vermoeien
voetnoot19
hem voeghen: zich er toe zetten; ongeualster: meer onvervalste, (dus) echtere
voetnoot21
te rechte verstonde: op de juiste manier inzag
voetnoot1-2
hem van de selue... soecken: zich gemakkelijker daarvan zou los maken en de eeuwige dingen zou zoeken
voetnoot2
heuet: heeft het; betoonen: bewijzen
voetnoot3
snoode: waardeloos
margenoot*
[C.8.vo]
voetnoot4
onuersadelyck: (hier voor) niet verzadigend, onbevredigend, teleurstellend
voetnoot6
wtnemende: bijzonder
voetnoot7
machtich: krachtig (van werking); bequame: heilzaam, nuttig
voetnoot8
in alle manieren: in alle opzichten
voetnoot9
gepeysen: met het denken omvatten (de punt na deze zin is slechts een rustteken, dat de gedachte niet afsluit)
voetnoot10
heur: zich
voetnoot11
lijdtsamelyck: geduldig
voetnoot12
gheruster: (geen comparatief)
voetnoot15
heur: zich
voetnoot17
vermanen: er op wijzen
voetnoot18
staten: hoge ambten
voetnoot20
verstae: bedoel
voetnoot21
in heur seluen: op zichzelf; van dien: door diegenen
voetnoot23
maer de onghereghelde begheerten: maar (dat ik bedoel) de overmatige begeerten
voetnoot24
S. Augustijn: de Kerkvader Augustinus (354-430)
[tekstkritische noot]8. tijdelycke - T tiidelycke 12. behoorden - T behooren 17. van Godt, - T van Godt
1. der - T ter 6. Plato). - T Plato.)
voetnoot1
edelheyt: adeldom
voetnoot3
onuerscheyden: (op zichzelf) indifferent
voetnoot3-4
daermen af mach ghecrijgen: waarvan men kan ondervinden
voetnoot4
soo: zoals; S. Ambrosius: de Kerkvader Ambrosius (339-397); dewelcke: n.l. de zo juist opgesomde ‘saken’
margenoot*
D.j.ro
voetnoot5
profitelijck: nuttig
voetnoot8
ghoeden: goederen
voetnoot9
van het goet ghehouden: door het goed beheerst
voetnoot10-11
van de ghene die.... ghelijcken: van degenen die lijken op iemand die Gallio heette
voetnoot11
so (= zoals) Seneca seyt: In margine ‘Int tractaet van tgeluckich leuen. Cap. 22’. (Dialogorum liber VII. Ad Gallionem de vita beata, 22)
voetnoot14
segghen van: spreken over
voetnoot15
aenhanghen: verknochtheid; tot die selfde: jegens deze (n.1. de tijdelijke goederen)
voetnoot17
creaturen: schepselen (in tegenstelling tot: Godt); te ghebruycken: zich te wijden aan; (de zin loopt door met ‘om d'oorsaecke dat’ = omdat)
voetnoot19
tot pyne: (lees): en daardoor tot verdriet; cattyuicheyt: ellende; (de zin loopt weer door)
voetnoot20
principalyck: voornamelijk; snoode: waardeloos, verachtelijk
voetnoot1-4
(Een hoofdzin ontbreekt; vermoedelijk is het slot ‘soo en isser.... ydel’ als zodanig opgevat, hoewel dit in werkelijkheid mede afhangt van het relativum ‘dewelcke’)
voetnoot1
bemerckende dan: wanneer wij dus beschouwen; conditien: eigenschappen
voetnoot2
van heur seluen: op zichzelf; cattyuich: nietswaardig
voetnoot3
niet: niets
voetnoot3-4
dat onse mach wesen: dat hetonze kan wezen
voetnoot4
oft ten sy: of het is; hoocheden: hoge ambten; qualyck: onrechtmatig
voetnoot6
schijnen gheluckich te wesen: (slaat zowel op ‘rijcdommen ende hoocheden’ als op ‘heur besitters’; in het eerste geval is de betekenis: schijnen een geluk te zijn); seyt Plato: In margine: ‘Inden vyfden boeck der wetten’ (Vgl. Nomoi V, cap. 1 en 12; een letterlijk citaat wordt hier door Van der Noot niet gegeven)
voetnoot7
salicheyt: geluk
margenoot*
D.j.vo
voetnoot10
goet: eigendom, goed(eren); (De punt is slechts een rustteken, de zin loopt door)
voetnoot12
als hy seyt: In margine ‘80. Epist.’ (Epistola 80; een letterlijk citaat wordt hier niet gegeven)
voetnoot13
diese: die ze (n.l. rijkdommen)
voetnoot14
in meerder versekerheyt: veiliger; peryckel: gevaar
voetnoot16
den terre: de teer; daer af: daardoor; ghehouwen: vastgehouden
[tekstkritische noot]10-11. versincken - T versinckeu
5-6. eere, macht, hoocheyt, wellustichheyt - T eere macht, hoocheyt wellustichheyt
voetnoot1
tot desen propooste: te dier zake; S. Chrysostomus: de Kerkvader Chrysostomus (344-407). In margine ‘Homel. 41 op S. Matth.’ (Commentariorum in Evangelium Matthaei, Homilia XLI: ‘Nam dignitates profecto ad multa quae deo minime placent, hominem inducunt. Quapropter etiam valde magno animo sublimique opus ingenio est, ut dignitate uti, non abuti possis: ita qui ea caret, volens nolensque philosophatur... Quocirca multos etiam invitos ad contumeliandum intrusit, iram plerumque accendit, linguae frenum abstulit, et ianuam morti reseravit, quasi magna procellarum vi animum subvertens et ad profundum malorum omnium naviculam submergens’)
voetnoot2-3
verscheyden ongheschictheden: verschillende onvoegzaamheden, buitensporigheden
voetnoot4
hem: zich
voetnoot5-6
in hoocheden ende staten: op hoge posten en in hoge ambten
voetnoot6
heerlycheden: gezagsposities; maken weelde: veroorzaken brooddronkenheid
voetnoot7
spyticheden: krenkingen
voetnoot8
onsteken: ontsteken
voetnoot9
versincken: doen zinken; den gront der boosheyt: de diepste boosheid
voetnoot11
houerdich: hovaardig
voetnoot11-12
onstellen ende veruremden: verwarren en verbijsteren
voetnoot13
meynt: bedoelt, wil
voetnoot14-15
steeckt ende verwect hy hem seluen: zet en drijft hij zichzelf aan (om te komen)
voetnoot15
oprechte: werkelijke
margenoot*
D.ij.ro
voetnoot16
soo hy meer: hoe meer hij; netten: strik(ken)
voetnoot17
hem: zich
voetnoot1
met den terre: met teer, (hier) vogellijm
voetnoot3
Sij: n.l. dergelijke mensen (aansluitend bij regel 11-15 hiernaast)
voetnoot6
wellustichheyt: genot
voetnoot7
fray en wel: flink en voortreffelijk er aan toe; der salicheyt: naar het geluk
voetnoot10
herwaerts ende derwaerts: naar alle kanten
voetnoot12
opperste: (behoort ook bij ‘rijckdom’ en bij ‘gheluck’)
voetnoot13
Plato: (vgl. Nomoi V, 12)
voetnoot13-14
dat selue: dit
voetnoot15
handelt oft om en gaet: bezig is of omgaat
voetnoot16
verworpen: verwerpelijke
voetnoot17
In margine ‘S. Augustinus inden eersten boeck der Orden int. 1 Cap.’ (De ordine I)
voetnoot20
tot dat een ende eewich trecken: voortdurend streven naar dat éne doel
margenoot*
D.ij.vo
voetnoot23-24
In margine ‘Luc. 10.’ (Lucas 10:41-42)
voetnoot23
sorcht: houdt u bezig
voetnoot24
een: één ding
[tekstkritische noot]18. ouervloedicheyt - T ouervloedicheyt,
11-12 onprofytelicheit, - T onprofytelicheit. 16. die - T de
voetnoot2
dat: dat het
voetnoot2-3
hem te moyen: zich af te tobben
voetnoot4
ongherustheyt: onrust; quellagie: kwelling
voetnoot5
vergeeren: vergaderen, verzamelen
voetnoot6
warachtighe: werkelijke
voetnoot7
sorghe: bezorgdheid, vrees
voetnoot8
hoocheyden: hoge ambten; benautheyt: angst
voetnoot9
soo wel.... te bewaren: zowel bij het verkrijgen als bij het behouden daarvan
voetnoot10
Paradoxa: filosofisch geschrift van Cicero, geschreven 46 v. Chr. (De bedoelde plaats komt voor in Paradoxon I)
voetnoot11
staten: hoge ambten; erbeyde: moeite, inspanning
voetnoot12
pijnen: moeiten; sorchuuldicheyt: bezorgdheid
voetnoot13
Iuuenalis: Latijns satirisch dichter (tweede helft der 1ste en eerste helft der 2de eeuw n. Chr.). In margine ‘In syn 14. Satira’. (Satyra XIV, vs. 304)
voetnoot13-14
de bewaringhe veelder goeden: het veilig bewaren van vele bezittingen
voetnoot14
Als: toen; lantmuys: veldmuis; soo: zoals; Esopus: Grieks fabeldichter ± 550 v. Chr., wiens fabels via het Latijn ook in de M.E. algemeen bekend waren
voetnoot15
verstaen: gehoord
voetnoot15-16
alsulcken periculen ende gheruchten: zulke gevaren en onaangenaamheden
voetnoot16
alsser ouerquamen: als hun waren overkomen; dewyle: terwijl
voetnoot17
daghelycx waren: elke dag voorkwamen
voetnoot18
alsulcken ouervloedicheyt: zulk een soort overvloed
voetnoot19
doen: berokkenen
voetnoot1
erbeyt: moeite
voetnoot2
Eechorentken: eekhoorntje
margenoot*
D.iij.ro
voetnoot3
dat: dat het; voordert: vordert
voetnoot4
aen eenen Ixion: op (een zekere) Ixion. Wegens een poging om Hera (Juno) te verleiden wierp Zeus hem in de Tartaros, waar hij op een vurig, eeuwig ronddraaiend rad werd gebonden
voetnoot5-6
om dies wille dat: omdat
voetnoot6-7
na der Poeten verclaren: volgens het zeggen der dichters
voetnoot8
staten: hoge ambten, waardigheden; dat hy: (slaat terug op so seere in reg. 6); een wolcke: om Ixion voor zijn belagen van Hera te straffen, zond Zeus hem een wolk (Nephele) welke op Hera leek. Uit deze vereniging werden de Centauren (half mens, half paard) geboren
voetnoot9-10
dat syt geweest hadde: dat zij het geweest was
voetnoot10
ten: 't (en)
voetnoot11
roock: damp; dwelcke: hetgeen
voetnoot11-12
onprofytelicheyt: nutteloosheid
voetnoot12
ongemack: leed; der eergieriger erbeit: van de inspanning der eergierigen; beteekent: kenbaar maakt
voetnoot13
dewelcke: (slaat terug op eergieriger); in de stede van: in plaats van
voetnoot14
onvaste: vergankelijke; wanckelbaer: onstandvastig
voetnoot15
herwaerts ende derwaerts: naar alle kanten
voetnoot16
voorts: voort
voetnoot17
na: naar; Ixionides: zonen van Ixion; fabule: verdichtsel
voetnoot18
der eergieriger: van de eergierigen
voetnoot19
betoont: aantoont; reden: rede
[tekstkritische noot]4-5. geluckich - T geluchich 5. wesen. - T wesen, 13. liefhebbers. - T liefhebbers,
9. wereltlycken - T wereltlytken
voetnoot2
smyten: schoppen, slaan (van paarden)
voetnoot3
Aristoteles: In margine ‘Inden 7. boec van Ethi. int 13. Capit. ende inden 10. boec int 8. Cap.’ (Ethica VII, 13 en X, 8)
voetnoot5
Sophisteryen van goede: schoonschijnende drogbeelden van rijkdom
voetnoot6
sophist: (hier voor) bedrieger (De sophisten waren rondtrekkende leermeesters in het denken en spreken in Griekenland gedurende de 5de eeuw v. Chr.; zij kregen echter steeds meer de naam, de ware wijsheid op te offeren aan spitsvondige drogredenen); onuoersichtige: onvoorzichtigen
voetnoot7
conste: kennis
voetnoot9
S. Augustijn: In margine ‘Int 35. Serm. vande worden gods’. (De verbis Domini Sermones LXIV, Sermo XXXV)
margenoot*
D.iij.vo
voetnoot13
dickmaels eer: dikwijls eerder; Fortuyne: Fortuna, de godin van het blinde geluk
voetnoot14
is weerdich: verdient; Plagaria: Mensenroofster; van: door
voetnoot15-16
naer eenen die Plagarius hiet (= heette): plagarius is geen eigennaam, maar mensenrover in het algemeen
voetnoot18
vreck: gierig; bloyde: laf; vol sorghen ende achterdenckens: vol angst en achterdocht
voetnoot19
de sommighe: sommigen; niemanden: (voorwerps-vorm van) niemand
voetnoot2
den draeck: de draak Ladon, bewaker van de gouden appels, die een van Hera's bruidsgeschenken waren geweest en in de tuin der Hesperiden (dochters van Atlas en Hesperis) werden bewaard
voetnoot4
gebruyck: genot; weluaren: geluk, voordeel
voetnoot5
Tertullianus: beroemd Christelijk apologeet (± 160 - ± 220). In margine ‘Tertul. in syn Appologie in het 29. Cap.’ (Het opgegeven caput is onjuist; bedoeld wordt Apologeticum, 39. Tertullianus vermeldt daar wel de Sodomsappels, maar zonder enig verband met de rijkdom!)
voetnoot6
appelen van Sodoma ende Gomorra: Sodomsappels (volgens de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus een bij de Dode Zee voorkomende appel, die bij aanraking in stof uiteenvalt. Over de ondergang van Sodom en Gomorra, op de plaats van de huidige Dode Zee in Palestina, vgl. Genesis 19:24-25)
voetnoot7
in het ghesichte: op het oog
voetnoot9-10
onstelt ende beroert: verwart en verontrust
voetnoot10
groue: onbeschaafden
voetnoot11-13
In margine ‘Matth. 13’ (Mattheüs 13:7 en 22)
voetnoot12
gheenen wasdom: (gheenen is vermoedelijk het gevolg van een bijgedachte aan de ontkenning, die in ‘beletten’ ligt opgesloten; voor ons =) wasdom
voetnoot13-15
In margine ‘Exodi. 32.’ (Exodus 32:1-6 en 20)
voetnoot13
Die kinderen van Israel: de Israëlieten
voetnoot15
met den viere: met vuur
margenoot*
D.iiij.ro
voetnoot16
dyen: dien
[tekstkritische noot]5 schietweuels - T schietwreuels
7. sotte - T sottte
voetnoot1
verachtinghe: voorwerp van verachting; Soo Tertullianus vercleert: zoals Tertullianus uiteenzet (deze bijzin behoort nog bij de vorige zin). In margine ‘Tertul. in syn Appologie in het 29. Cap.’ (Apologeticum, 29, of, evenals bij het vorige citaat, 39? Ik heb de hier door Van der Noot bedoelde plaats niet kunnen vinden)
voetnoot2
sent: sedert
voetnoot3-4
hier voorts.... verhalen: hieronder te zijner tijd een en ander over meedelen
voetnoot4
die Propheet Abacuc: vgl. Habakuk 2:6
voetnoot5
mesch: mest; schietweuels: mestkevers; wuelen: wroeten; heur: zich
voetnoot6
S. Chrysostomus: de Kerkvader Chrysostomus (344-407). In margine ‘Inden boeck vander vrouwen versiersel int 3. Cap. daer hy disputeert dat niemant dan deur hemseluen in lyden compt’. De bedoelde uitspraak van Chrysostomus komt voor in zijn geschrift: ‘De eo quod nemo laeditur nisi a se ipso’, 2e deel van cap. 6, en luidt: ‘....ut scarabaei in stercore continenter versantur: ita etiam avaritia capti istis animantibus sunt miseriores’. (Wat Van der Noot bedoelt met het ‘boeck vander vrouwen versiersel’ is mij niet duidelijk; een werk van Chrysostomus met deze of een dergelijke titel bestaat er niet)
voetnoot6-10
In margine ‘S. Ieron in den 2. boeck van de brieuen tot Iulian.’ (de Kerkvader Hiëronymus, 345-420. Van der Noot vergist zich met de aanduiding ‘Brieuen tot Iulian’. Bedoeld wordt het geschrift ‘Adversus Iovinianum’, II, 6: ‘Unde et Crates ille Thebanus, proiecto in mari non parvo auri pondere, Abite, inquit, pessum malae cupiditates: ego vos mergam, ne ipse mergar a vobis’)
voetnoot6
Crates: cynisch wijsgeer uit Thebe ± 330 v. Chr., op wiens naam een aantal brieven staat
voetnoot6-7
merckende: waarnemende
voetnoot10
Martialis: beroemd Latijns epigrammen-dichter (± 40-± 100). In margine ‘2. boeck der Epigram’. (Bedoeld wordt blijkbaar: Epigrammata XI, 5, vs. 1-4); dat: dat het
voetnoot1
swaerlyck: moeilijk; Cresus: laatste koning van Lydië (± 550 v. Chr.), beroemd om en trots op zijn rijkdommen, die echter alles verloor in een nederlaag tegen Cyrus; religieus: godvrezend
voetnoot2
Numa: Numa Pompilius (± 700 v. Chr.), tweede koning van Rome, grondlegger van de Romeinse cultus
voetnoot2-4
In margine ‘Laertius inden 7 boeck.’ (De vitis, decretis et responsis celebrium philosophorum VII, 4: ‘Tunc secundis ventis navigavi, quando naufragium feci’. Diogenes Laërtius was een, in het Grieks schrijvend, historicus uit de 3de eeuw)
voetnoot3
Zenon: Grieks wijsgeer (± 300 v. Chr.), stichter van de Stoa; als: toen
voetnoot5
saen: spoedig
voetnoot6
S. Pauwels: de apostel Paulus. In margine ‘1. Tim. 6’ (1 Timotheüs 6:9-10a.). In margine tevens ‘Prouer. 23. Matth. 23.’ (Spreuken 23 en Mattheüs 23), waar soortgelijke vermaningen voorkomen
voetnoot6-7
becoringhen: verzoekingen
voetnoot10-11
oft sij niet en waren: alsof zij niet bestonden
voetnoot11-12
Damascenus: de laatste Griekse Kerkvader (± 700); die saken die sijn: de dingen die werkelijk bestaan
margenoot*
D.iiij.vo
voetnoot16
yet: iets; de sot: de krankzinnige; de scay vander kerssen: de schaduw van de kaars
voetnoot17
na volcht: najaagt
[tekstkritische noot]13. fantasyen - T fautasyen
1. gemeynten - T gemeyten
voetnoot1
inde stede van: in plaats van; Sy: pluralisering van ‘de wereltlyke mensche’ uit de vorige zin; phrenetyken: krankzinnigen
voetnoot2
daer af: waarover; Horatius: In margine ‘Inden tweeden boeck der briuen in den tweeden brief.’ (Epistulae II, 2, vs. 128 vv.)
voetnoot2-3
in een schoon spel meynde te wesen: een mooie toneelopvoering meende bij te wonen
voetnoot4
wellusticheyt: genot, vreugde; dat niet: dat het niets; fantasyen: hersenschimmen
voetnoot5
dit duncken: deze waan
voetnoot5-6
desen worde: deze man werd
voetnoot6
nersticheyt: ijver
voetnoot6-7
quellagien: kwalen, (hier dus voor) waandenkbeelden
voetnoot7
doen: toen; hem: zich
voetnoot9
Christus seyt: In margine ‘Luc. 12. b. Eccle. 11. c. Psal. 51. b. Iere. 17. Psal. 38.a.’ (Lucas 12:20; Ecclesiasticus of Spreuken van Jezus Sirach 11:17-19; Psalm 52:7-9; Jeremia 17:11; Psalm 39:7. De Spreuken van Jezus Sirach behoren tot de apocriefe boeken; het verschil in de Psalmnummering is een gevolg van het feit dat Van der Noot de nummering van de Vulgaat volgt)
voetnoot10
v siele van v eysscen: uw ziel (= uw leven) van u opeisen
voetnoot11
dat ghy vergheerdt hebt: wat gij (aan rijkdommen) verzameld hebt
voetnoot12
in gode: in God; hy: nl. Christus; met Dauid: nl. in Psalm 39:7, waarnaar in margine reeds verwezen werd
voetnoot13-14
naer heur fantasyen ende duncken: volgens hun verbeelding en waandenkbeeld
voetnoot15
heur: zich; ydel ende beroeft: ontbloot en beroofd
voetnoot16
aengaende van: met betrekking tot; staten: hoge ambten
voetnoot1
gemeynten: burgerijen, volken; Plutarchus: Grieks historicus, beroemd om zijn biografieën (± 46 - ± 120). In margine ‘Int leuen van Demosthenes.’ (Demosthenes, 26); Orateur: redenaar
voetnoot2
Demosthenes: de grootste redenaar der Griekse Oudheid (384-322 v. Chr.); voer een maniere hadde: de gewoonte had
voetnoot3-4
na geen staten.... en souden: naar geen hoge ambten, hoge posten of ambtelijke waardigheden moesten streven
voetnoot4
ofter: als er
margenoot*
[D.5.ro]
voetnoot5
waeraf: waarvan; dienste: ambtelijke dienst
voetnoot6
datmen: indien men
voetnoot7
verstonde: inzag; moyte: moeite; quaet vermoeden: wantrouwen
voetnoot8
achterclap: laster
voetnoot9
daer in: nl. in de ‘dienste der ghemeynten oft staten’ (De punt beëindigt de zin niet, maar is slechts geprolongeerd rustteken: de concluderende hoofdzin volgt met ‘Een mensche’)
voetnoot10
nae die doot: naar de dood
voetnoot11
S. Augustin: de Kerkvader Augustinus. In margine ‘In syn achste boeck der dryuuldichheit int 8. cap’ (Bedoeld wordt ‘De trinitate’ VIII, cap. 7: ‘Quaepropter qui quaerunt deum per istas potestates, quae mundo praesunt vel partibus mundi, auferuntur ab eo longeque iactantur: non intervallis locorum, sed diversitate affectuum’)
voetnoot12
verscheyden: gescheiden
voetnoot12-13
die verscheidenheit der plaetsen: de gescheidenheid in plaats
voetnoot13
Sy: pluralisering van ‘die hoocheden ende officien soeckt’; erbeyden: spannen zich in
voetnoot13-14
om heur tijtelyck te voorderen: om in het tijdelijke vooruit te komen
voetnoot14
eeuwichlyck: met betrekking tot het eeuwige
[tekstkritische noot]15-16. straetscheynderyen, - T straetscheynderyen?
voetnoot1
De Reusen: de Titanen en Giganten, die in hun strijd tegen Zeus door het opeenstapelen van bergen de woonplaats der goden trachtten te bereiken
voetnoot2-3
S. Ambrosius: de Kerkvader Ambrosius. In margine ‘Inden boeck van Noe en de Arke.’ (Liber de Noe et arca, cap. 4: ‘....et consideremus, ne forte gigantum sint similes homines cultu studentes carnis suae, animae autem nullam curam habentes, sicut illi qui de terra secundum poeticam fabulam orti, mole corporis sui freti feruntur habuisse contemptum superorum’)
voetnoot3-4
sijn ghelijck die.... climmen: komen overeen met degenen, die langs de ladder van wereldlijke eer de hemel willen bereiken
voetnoot4
S. Cipriaen: de Kerkvader Cyprianus (± 200-258). In margine ‘Inde 2. Epist. in synen boec der briuen.’ (Epistolae II, 2, ad Donatum); dat: datgene wat
voetnoot6
cattyuicheyt: nietswaardigheid
voetnoot7
een fray decsel: een schone dekmantel; S. Augustin: In margine ‘Op den 106. Psalm’. (Enarrationes in Psalmos mysticos, In Psalmum 106: ‘Quanto enim plus honoramur, tanto plus periclitamur’)
voetnoot8
perickel: gevaar
voetnoot9
Aristophanes: de grootste Griekse blijspeldichter (± 450-± 385 v. Chr.). In margine ‘In syn Co:’ (? vrijwel onleesbaar; vermoedelijk wordt bedoeld: in sijn comedie, nl. de ‘Plutus’); sij: nl. de oude Grieken uit Aristophanes' tijd
voetnoot11
hem te betrouwen: vertrouwen te stellen; om dies wille dat: omdat
voetnoot12
hoocheden: hoge ambten; also: nl. bevreesd en wantrouwend
voetnoot13
die: de; laghen: hinderlagen
voetnoot14
die straetschenders: (en evenzo) de straatrovers; kallingaers: aanbrengers, verraders; procesmakers: provocateurs van processen
voetnoot15
sijn: singularisering van de rijke ‘menschen’ uit reg. 12
margenoot*
[D.5.vo]
voetnoot2
officie oft staet: hoge ambt of positie; Prince: vorst
voetnoot3
officieren: ambtenaren; luysteren nau toe: letten scherp op; actie: daad
voetnoot4
syn goeden te moghen confiskeren: zijn goederen te kunnen verbeurd verklaren
voetnoot5
Iuuenalis: de beroemde Latijnse satirendichter Juvenalis (2de helft der 1ste en 1ste helft der 2de eeuw n. Chr.). In margine ‘In syn 10. Satira.’ (Satyra X, vs. 12 en vlg.)
voetnoot5-6
met grooter sorchuuldicheyt vergheert: met grote zorg verzameld
voetnoot6
dickmaels: dikwijls
voetnoot7
brenct vele exempelen daerop voorts: geeft daarvan vele voorbeelden
voetnoot8
een hope tot: de hoop op
voetnoot9
wellusticheyt: genot; hanghel: hengel
voetnoot11
de goeden der fortuynen: de goederen van de Fortuin
voetnoot12
laghen: hinderlagen, valstrikken
voetnoot12-13
ouermerckt: overweegt eens
voetnoot13
watter: wat er, hoevelen er; verdoruen: in het verderf gestort
voetnoot15-16
straetscheynderyen: berovingen op straat
voetnoot16
eetbreken: meineden
voetnoot16-17
verschattinghen: onrechtmatige belastingen
voetnoot17
ouerlaste: afpersing
voetnoot18
aengerecht: verricht
voetnoot19
seluen: zelfs; van: door; Potentaten: machthebbers
[tekstkritische noot]15 Vlisses deur - T Vlisses. Deur
9. van syn seluen. - T van sy seluen. 12. leuende, - T leuende 15. wijs wordt - T wijs wordt'
voetnoot1
Daniel: In margine ‘11. Cap.’ (Daniël 11, de profetie over Perzië); die Daniel tresoriers noempt: (het is mij niet duidelijk, waarop Van der Noot hier doelt. Gedacht zou kunnen worden aan Daniël 11:20, maar de generalisering bij Van der Noot blijft dan moeilijkheden bieden. Bovendien wijkt de Septuagint-Vulgaat juist in dit vers van de Hebreeuwse tekst af, waardoor zij elke zinspeling op een tresorier mist; de Vorstermanen de Liesveldt-Bijbel volgen hier de Vulgaat-tekst; de Deux-aes vertaalt anders, maar eveneens zonder ‘tresorier’ of een daarmee in betekenis verwant woord)
voetnoot2-3
midtsgaders: alsmede
voetnoot3
passien: pijnen; daer af: daarvan
voetnoot4
Plautus: Latijns comediedichter (± 250-184 v. Chr.)
margenoot*
[D.6.ro]
voetnoot6
veruult: voldoet, bevredigt; dierste: de eerste
voetnoot8-13
In margine ‘In commed. Mercatoria’. (Plautus' ‘Mercator’, vs. 18-33)
voetnoot8-9
naeuolghende: hierna volgende
voetnoot9
volghen der liefden: zijn een gevolg van de liefde; sorge: vrees; passie: pijn, kwelling
voetnoot10-11
curieusheyt der cleederen: opvallendheid van de kleding
voetnoot11
raseryen: razernijen, waanzin; cattyuicheyt: rampzaligheid; dwalinghen: dwaaltochten (of: vergisingen?)
voetnoot12
quellagie: gekweldheid
voetnoot13
quaet vermoyen: achterdocht
voetnoot15
de ghesellen van Vlisses: toen Ulysses (Odysseus) op zijn zwerftochten in het land der Lotophagen (Lotus-eters) aan de Lybische kust gekomen was, werden drie van zijn makkers, die op verkenning waren uitgezonden door de bewoners op lotus-bloemen onthaald. De heerlijke smaak bekoorde hen zó, dat zij niet meer weg wilden en door Odysseus met geweld naar het schip moesten worden teruggehaald
voetnoot1
Lothem: lotus
voetnoot2
heur seluen: zichzelf
voetnoot3
sot ende moyelyck: dwaas en lastig
voetnoot3-4
worpt ouer rugghe: werpt onderste-boven, overweldigt volkomen
voetnoot4-5
soeticheyt ende flatterije: vriendelijkheid en vleierij
voetnoot5
raeydt: raadt aan; niet: niets
voetnoot7
diet al: die (het) alles; tot hem: naar zich toe
voetnoot9
van syn seluen: van zichzelf
voetnoot10
vergaet swaerlyck: vergaat het moeilijk (= die heeft het moeilijk)
voetnoot11
nummermeer: nooit; verueurt: doet te niet
voetnoot13
Terentius: Latijns blijspeldichter (± 190-159 v. Chr.). In margine ‘In syn com. van Eunuch’ (Eunuchus, vs. 72 en 73); hem: zich
margenoot*
[D.6.vo]
voetnoot15
in somma: kortom
voetnoot16
dese drye: de volgende drie (nl. ‘begheerlycheit des vleeschs, oft der oogen, oft houerdye des leuens’ uit reg. 18v.); met heuren aenhanghen: met alles wat er bij behoort
voetnoot17
daer - af: waarvan; so S. Ian seyt: zoals Sint Jan zegt (de apostel Johannes; vgl. 1 Johannes 2:16)
[tekstkritische noot]2-3. ghelt, ghemack - T ghelt ghemack 5. verslyte? Alle - T verslyte alle 8. Diodorum Siculum - T Diodorum, Siculum 9. Plutarchum - T Plutarchnm 11. ten minsten wt een van dees dryen - T (ten minsten wt een van dees dryen) 15. anxt - T Anxt
voetnoot1
houerdye: hovaardij (de Statenvertaling spreekt van ‘grootschheid’ des levens); waeraf: waarvan, met betrekking waarop
voetnoot1-2
wt alle staten van volcke: uit alle rangen en standen van de maatschappij
voetnoot2
tien duysent soude noemen: tienduizend mensen (als voorbeeld) zou kunnen noemen
voetnoot2-3
som - som: de enen - de anderen
voetnoot3
ghemack: rust en vrede; weluaren: geluk; lijf: leven
voetnoot5-7
weersy - oft: hetzij zij - hetzij
voetnoot6-8
vander Assirien.... gheschiedenissen: van de geschiedenis der Assyriërs, Egyptenaren.... Romeinen, hetzij van die van andere rijken
voetnoot8
sijnder vol af: zijn er vol van; derf: behoeft; Diodorus Siculus: Grieks historieschrijver ± 20 v. Chr.
voetnoot9
(Flavius) Josephus: Joods-Grieks historieschrijver 37 - ± 100; Plutarchus: Grieks historicus, beroemd om zijn biografieën, ± 46 - ± 120; Titus Livius: Latijns geschiedschrijver 59 v. Chr. - 17 n. Chr.
voetnoot12
met der waerheyt: inderdaad
voetnoot12-13
dat dese oorsaken (sijn): dat deze (drie) de oorzaak (zijn)
voetnoot13
selue: zelfs
voetnoot13-14
die heur tot Christum.... begeuen hadden: die zich van de wereld hadden afgekeerd om zich te voegen bij Christus en Zijn gemeente
voetnoot15
hem: nl. Christus; yet: in enig opzicht
voetnoot16
goet gemack: welstand
voetnoot1
loopen wederomme: keren terug
voetnoot2
ongheduricheyt: vergankelijkheid
voetnoot3
betoonen: bewijzen; voorts ghebracht: voortgebracht, (hier) verteld
voetnoot4
de selue doen maken int copere: die in koper doen graveren, er kopergravures van laten maken
margenoot*
[D.7.ro]
voetnoot5
oochsienlyck: duidelijk zichtbaar; mach: kan
voetnoot6-7
genoechdoeninghe ende ghenuchte: voldoening en vreugde
voetnoot8
achteruolghende dat H. seyt: volgens wat H. zegt; Horatius: nl. in zijn ‘De arte poetica’, vs. 343
voetnoot11
menckt: mengt
voetnoot12
t'heuren eynde: tot een goed einde
voetnoot13
gesichten: visioenen; M.: meester
voetnoot14
Petrarcha: de beroemde Italiaanse dichter (1304-1374); Florensen: Florence
voetnoot14-15
in Tuscaens: in het Toscaans (de taal van Toscane, met Florence als hoofdstad; Van der Noot zelf noemt in ‘Het Bosken’ het Toscaans ‘dbeste Italiaens’, vgl. hiervóór pag 113)
voetnoot16
eerlycke: eerbare, (hier in de zin van) Platonische
voetnoot17
edel dochter: jonge vrouw van adellijke afkomst; van: door
voetnoot18
M.: Madonna; geboren van Auiniona: geboortig van Avignon (waar Petrarca haar in 1327 voor het eerst zag)
voetnoot19
te wyle dat: terwijl; dies: waarom
[tekstkritische noot]5. dienen) - T dienen, 7. gepeys, - T gepeys 9. veruolcht werde - T vreuolchtwerde 11. hont, - T hont 15. waren - T ware
6. behaecht - T behaeht 15-16. ghemaeckt, - T ghemaeckt
voetnoot2
clagelycke: klagende
voetnoot3
een liet: nl. Canzone 24
voetnoot4-5
wel tot deser materien dienen: goed bij dit onderwerp passen
voetnoot5-6
inden eersten: allereerst
voetnoot6
inde venstere: in de venster-nis
voetnoot7
dat is, in sijn gepeys: dat wil zeggen, in zijn gedachten; een schoon hinde: vgl. epigram op pag. 194); van: door
voetnoot9
dies: waarom
voetnoot10
deur heur misual: om het haar overkomen onheil
margenoot*
[D.7.vo]
voetnoot11
vanden: door de
voetnoot13
een schip: vgl. epigram op pag 196
voetnoot14
daer hy by ghelyckt: waarmee hij vergelijkt; yuoir ende eben houte: ivoor en ebbenhout
voetnoot15
heur witte verwe: haar blanke (gelaats)tint
voetnoot15-16
bruynachtighe weynbraukens: donkere wenkbrauwen
voetnoot17
gouwe: goud; costelycke: kostbare
voetnoot18
ciraten: sieraden; ware: koopwaar
voetnoot19
in een nieu bosken: vgl. epigram op pag. 198
voetnoot20
heylige tacxkens: de laurier is nl. de aan Apollo gewijde boom
voetnoot21
schaye: schaduw
voetnoot1
beuallycke: bevallige; redenen: woorden (hetgeen iemand zegt)
voetnoot2
verbluysteren: verzengen
voetnoot3
de vierighe siecte: de pest (waaraan Laura stierf)
voetnoot4
dander dry naest volgende is al het selfde: de andere drie onmiddellijk daarop volgende (visioenen) zijn van geheel dezelfde aard
voetnoot5
niet: niets; hertsweer: hartepijn
voetnoot6
niet: niets
voetnoot7-8
heur liefde: de liefde voor haar
voetnoot8
duerende: gedurende
voetnoot9
smeeken: vleien, het hof maken
voetnoot11
anders gheen: geen andere
voetnoot13
hem: zich
voetnoot14-15
tiene naest volghende ghesichten: tien onmiddellijk volgende visioenen
margenoot*
[D.8.ro]
voetnoot15
Ioachim de Bellay: de beroemde Franse Pléiade-dichter (1522-1560). Voor de hier bedoelde ‘Songe’ zie men de Inleiding
voetnoot17
ghemerckt: aangezien
voetnoot17-18
tot onsen voernemen dienen: nuttig, geschikt zijn voor ons plan
voetnoot19
inden eersten: allereerst; Fabrike: bouwwerk (vgl. sonnet op pag. 209)
voetnoot20
costelyck: kostbaar
voetnoot21
doert: door 't
[tekstkritische noot]12. daer wt opvlieghende - T daer wt, opvlieghende
voetnoot1
poincte: gedenknaald (vgl. sonnet op pag. 211)
voetnoot2
Arcke triumphael: triomfboog (vgl. sonnet op pag. 213)
voetnoot2-3
den Dodiennen boom sijn schaduwe op seuen berghen: de schaduw van de eik (Dodiennenboom genoemd naar de heilige orakel-eik van Zeus in Dodona) over zeven heuvels (vgl. sonnet op pag. 215)
voetnoot3-5
Den Palatijnschen.... Quirinalis: de zeven heuvels waarop Rome gebouwd is, nl. de mons Palatinus, Capitolinus, Viminalis, Caelius, Esquilinus, Quirinalis en Aventinus (Van der Noot vergeet deze laatste en noemt in plaats daarvan de Viminalis tweemaal)
voetnoot5
den voghel: (vgl. sonnet op pag. 217)
voetnoot6
statue: (hier voor) gestalte (vgl. sonnet op pag. 219)
voetnoot7
lenen: leunen
voetnoot8
meynt: bedoelt (de punt na dit woord sluit de zin niet af en heeft slechts de waarde van een geprolongeerd rustteken); met de Woluinne: in gezelschap van de wolvin
voetnoot9
suygende: (hier voor) zogende
voetnoot10
Nimphe: jonkvrouw (vgl. sonnet op pag. 221)
voetnoot11
een vier: vgl. sonnet op pag. 223; optreckende: omhoog schietend
voetnoot12-13
een clare fonteyne: een heldere bron (vgl. sonnet op pag. 225)
voetnoot13
achterna: naderhand
voetnoot14
vande: door de; braken: vernielden
voetnoot15
van Tipheus dochtere: (zag hij een visioen) van Pallas Athene (vgl. sonnet op pag. 227, waar deze trouwens ‘Tipheus suster’ wordt genoemd); na grooten hoochmoet: na een trots en overmoedig optreden
voetnoot16
alle dese: nl. visioenen
margenoot*
[D.8.vo]
voetnoot1
betoonende: aantonende; verdoruen: verwoest
voetnoot3
ghiericheyt: begeerte
voetnoot4-5
volghende: volgens
voetnoot6
Remus ende Romulus: de mythische stichters van Rome, zonen van de god Mars en van Rea Silvia, die door een wolvin werden gezoogd, toen zij te vondeling waren gelegd
voetnoot6-7
soo sij selue segghen: zoals zij zelf (nl. de Romeinen) beweren
voetnoot7
van: door; Lupa: het Latijnse woord voor wolvin; opgeuoydt: grootgebracht
voetnoot8
wt wiens mammen: uit wier tepels
voetnoot8-9
bloetghiericheyt: bloeddorstigheid
voetnoot10-11
Metridates: Mithridates VI de Grote, koning van Pontus (aan de Zwarte Zee), 120-63 v. Chr., de verbitterde vijand der Romeinen met wie hij de twee z.g. Mithridatische oorlogen voerde
voetnoot12
versayt: verzadigd
voetnoot13-14
naer ander Princen.... Landen, steden enz.: naar de landen, steden enz. van andere vorsten en volken
voetnoot15
erbeyt: inspanning
voetnoot16
perijckel: gevaar
voetnoot17
Capiteynen: aanvoerders
voetnoot19
in alder manieren: in alle opzichten; ouerdaet: buitensporigheid, gewelddaad; hoochmoet: daad van overmoed of geweld
voetnoot20
verchierden: versierden
[tekstkritische noot]2. Pirameden, Colomnen - T Pirameden Colomnen 7. Alle welcke - T Allewelcke
2. Keyseren Neronis - T Keyseren, Neronis // Traiani - T Traioni 4. wilden - T willen 5. betoonden - T betoonen 6. naedenmael - T nae denmael 13. Perssen - T Persseen 16. beleghert - T belegheert
voetnoot1
costelycke: kostbare; bouwingen: bouwsels
voetnoot2
Arken triumphael: triomfbogen; Pirameden: pyramiden; Colomnen: gedenkzuilen
voetnoot2-3
Naelden, Poincten: gedenknaalden
voetnoot3
Statuwen: standbeelden
margenoot*
E.j.ro
voetnoot4
Medalien: gedenkpenningen; stoffe: materiaal
voetnoot4-5
Merber: marmer
voetnoot5
pourphier: porfier; plaestere: gips
voetnoot6
som - som: deels - deels
voetnoot7
grootsichheyt: pracht; op verscheyden reysen: verschillende keren; altemet: somtijds
voetnoot9
ionghen raet: dwaas overleg, dwaas beleid
voetnoot11
ouerlesende: doorlezende; beuinden: bemerken
voetnoot11-17
ende ghelyck sy... op en hielden: en zoals zij in alle boosheden, gruwelen en valse godsdienst dagelijks toenamen en voortgingen, en - nadat Christus Jezus, onze Zaligmaker en Koning van alle Heiligen en gelovigen, onder Pilatus, de Landvoogd van Jeruzalem (die door Keizer Tiberius daar aangesteld was), veroordeeld en gekruisigd was - niet ophielden enz. (De hoofdzin volgt eerst met ‘So sijn sij vanden Heere’)
voetnoot16
Tiberius: Romeins keizer van 14-37 n. Chr.; daer gheset: (lees:) daer gheset was (Van der Noot ziet over het hoofd, dat ‘gheset’ hier in een afhankelijke bijzin voorkomt en dus niet met ‘verwesen’ en ‘ghecruyst’ in een gelijkwaardige reeks kan worden verbonden)
voetnoot2-3
Neronis.... Maxentij: Nero (54-68), Domitianus (81-96), Traianus (98-117), Aurelianus (270-275), Diocletianus (284-305), Maxentius (306-312)
voetnoot3
ende dierghelycke: (de punt sluit de zin niet af en heeft slechts de waarde van een geprolongeerd rustteken); sij: nl. de ‘erme Christenen’ uit reg. 17 vorige kolom
voetnoot4
superstitien: bijgelovigheden
voetnoot5
straften: berispten; betoonden: bewezen; de selue: deze; te wesen: (ook hier loopt de zin, over de punt heen, door)
voetnoot6
naedenmael: aangezien; heur: zich; met neerste: met ernst en ijver
voetnoot8
heur: zich
voetnoot10
vanden: door de
margenoot*
E.j.vo
voetnoot11
na: naar
voetnoot11-13
dat heur oock ghemeten.... heeft: vgl. Mattheüs 7:2
voetnoot12
sij: (Van der Noot gaat hier van het meervoud ‘de oude Romeynen’ plotseling over op het enkelvoud ‘Roomen’)
voetnoot13
Huynen: Hunnen
voetnoot14
Venden: Wenden; Ostergotthen, ende Westergotten: Oosten Westgothen; tseghen: tegen
voetnoot15
het selfde: dit; verscheurt: uiteen doen vallen
voetnoot16
gewonnen: veroverd
voetnoot17
verstroyt: uiteengeslagen, vernield; ghescheynt: geschonden
voetnoot17-18
verdoruen: verwoest
[tekstkritische noot]12-13. versekert - T vesekert
8-9. heeft. De viericheyt - T heeft, de viericheyt 13. wercken, - T wercken. 14. tot bancketeren, - T te bancketeren,
voetnoot1
onnoosel: onschuldig
voetnoot2
betoonen: tonen aan; ghesichten: visioenen
voetnoot3
het vergaet al: alles vergaat; sonder: behalve (vgl. het motto voor deze bundel op pag. 185)
voetnoot3-4
tot den hemel verheuen: vgl. Lucas 10:15
voetnoot6
der Caldeen: (dat) der Chaldeeën (bedoeld worden de Assyro-Babyloniërs, aan wier heerschappij een einde kwam, toen Babylon in 539 v. Chr. door de Perzische koning Cyrus werd ingenomen); de groote Cartago: het machtige Carthago (in 146 v. Chr. door de Romeinen volledig verwoest)
voetnoot7
sint die tijt: nl. sedert de plundering door de Vandalen in 455 n. Chr., waarop hierboven werd gedoeld
voetnoot8
eenighe ghelyckenisse: iets wat leek op
voetnoot9
lichtelyck mach mercken: gemakkelijk kan zien
voetnoot10
ghestichten: gebouwen; colomnen: (gedenk)zuilen
voetnoot11
mach: kan
voetnoot12
daerby moghen mercken: daaraan kunnen zien
voetnoot16
van Augustulo ane: vanaf Augustulus (het 6-jarig zoontje van een Germaans aanvoerder, dat in 475 tot keizer werd uitgeroepen, maar reeds in 476 door Odoaker werd afgezet)
voetnoot16-17
tot Carolum Magnum toe: tot aan Karel de Grote (768-814), die in 800 in Rome tot keizer werd gekroond
margenoot*
E.ij.ro
voetnoot17
binnen middelen tijen: intussen; begost: begon (ook in reg. 4 hiernaast)
voetnoot3
gewelt: macht
voetnoot4
liberteyt: (hier blijkbaar voor ‘liberaliteyt’:) mildheid
voetnoot5
Pippyn: Pippijn de Korte, die de laatste Merovinger afzette en zich in 751 opwierp als koning van Frankrijk
voetnoot6
heylighen schijn: (hier vrijwel gelijk aan) schijnheiligheid
voetnoot7
dat hy selue.... gheclommen is: dat hij zelf tot de hoogste plaats in het rijk opgeklommen is
voetnoot8
na: naar; af ende ane gheset: afgezet en aangesteld
voetnoot9
viericheyt ende deuotie: geestdriftige ijver en vroomheid
voetnoot9-14
In margine ‘Carolus Bouillus’. (Charles de Bovelles of Carolus Bovillus, 1470-1553, publiceerde talloze werken, waaronder een wereldgeschiedenis met de titel ‘Aetatum mundi septem supputatio’)
voetnoot10
veel onsteken ende gheneghen sijnde tot: velen, die in begeerte ontbrand waren voor en verlangden naar
voetnoot11
wellusten: genoegens, vreugden
voetnoot14
bancketeren: (hier wel in het algemeen) feestvieren; iocken: (hier wel in het algemeen) pleizier maken
voetnoot15
dan - dan: nu eens - dan weer; onder henlieden: onder elkander; ouerheyt: macht (ook in reg. 1)
voetnoot15-9
In margine ‘Sigebertus Gemblaren. Carolus Bouillus. Vuerreus Cartusiensis Ado. Viennensis. Beda. Cyrillus. Augustinus. Ciprianus.’ (Sigebertus Gemblacensis, gest. 1112, schrijver van de ‘Chronographia’, een wereldgeschiedenis van 381-1112; Carolus Bouillus zie noot bij reg. 9-14; Vuerreus Cartusiensis heb ik niet kunnen terugvinden; Ado Viennensis, gest. 874, schrijver van een ‘Chronicon sive Breviarium chronicorum de sex mundi aetatibus ab Adamo usque ad 869’; Beda Venerabilis, gest. 735, schrijver van een ‘Chronicon seu Liber de temporibus seu De sex mundi aetatibus ab O.C.-726’. Terwijl deze namen dus naar historieschrijvers verwijzen, zijn de laatste drie de namen van daadwerkelijke bestrijders van ketterijen uit de patristische tijd: Cyrillus, patriarch van Alexandrië, gest. 444, bestreed de Nestorianen; de Kerkvader Augustinus, 354-430, voerde strijd tegen de Donatisten en Pelagianen; de Kerkvader Cyprianus, 200- 258, bisschop van Carthago, richtte zich in zijn ‘De catholicae ecclesiae unitate’ tegen schismatieke stromingen)
[tekstkritische noot]3. Martelaer - T Marelaer
2. Pelagianen - T Pelagianen, 4. Bisschoppen - T Bishoppen 7. Felicium - T Felicium,
voetnoot1
eerghiericheyt: (moet hier wellicht gelezen worden ‘eerghierichlyck’ of ‘wt eerghiericheyt’?)
voetnoot2
Confessoren: belijders des geloofs
voetnoot3-4
aen deen syde geleyt: terzijde gezet
voetnoot4
houerdye: hovaardij
voetnoot5
dus: aldus
voetnoot5-6
resender oppe: kwamen er op
voetnoot6-7
Sabellianen.... Eutichianen: allen aanhangers van afwijkende en veroordeelde leerstellingen (Sabellius, 3de eeuw, vatte Christus op als een verschijningsvorm der Godheid en deed daardoor te kort aan Diens menselijkheid; Arius, begin 4de eeuw, zag in Christus een van God onderscheiden, geschapen wezen; Eunomius - Van der Noot moet met de ‘Emonianen’ de Eunomianen bedoelen -, 4de eeuw, was een fanatiek verdediger van het radicale Arianisme; Macedonius, 4de eeuw, wordt beschouwd als hoofd der Pneumatomachen, die de godheid van de Heilige Geest bestreden; Priscillianus, 4de eeuw, sloot ten aanzien van de Triniteit bij Sabellius aan, verwierp huwelijk en vleesgebruik, en verzette zich tegen de hiërarchie; Nestorius, 5de eeuw, leerde dat aan Maria niet de naam van Gods-moeder, maar slechts die van Christus-moeder toekwam; Eutyches, 5de eeuw, verkondigde dat door de vereniging van God en mens in Christus een nieuwe natuur was ontstaan, die noch echt goddelijk noch waarlijk menselijk was)
voetnoot8
in menigherley manieren: op velerlei wijze; vander Godheyt: aan God
margenoot*
E.ij.vo
voetnoot9
de Manicheen: aanhangers van Manes (3de eeuw), die twee goddelijke wezens aannamen, een goed (het licht) en een kwaad (de duisternis); versmayden: versmaadden, verwierpen
voetnoot1
Donatisten: aanhangers van Donatus (4de eeuw), die een eigen landelijke kerk organiseerde, welke scheuring eerst door Augustinus in de 5de eeuw werd overwonnen; hielden: meenden
voetnoot2
Pelagianen: aanhangers van Pelagius (begin 5de eeuw), die zowel erfzonde als inwendige genade ontkende
voetnoot4-5
(volgende kolom). In margine ‘Hieronimus Sigebertus. Geniblacensis. Vincentius. Anthonius. Plantina. Abbas Vrspergensis.’ (de Kerkvader Hiëronymus, 345-420, gaf o.m. in ‘De viris illustribus’ een chronologisch overzicht van de wereldgeschiedenis; Sigebertus Gemblacensis, gest. 1112, schreef de ‘Chronographia’, een wereldgeschiedenis van 381-1112; Vincentius van Beauvais, gest. 1264, is de schrijver van het beroemde ‘Speculum historiale’; met ‘Anthonius’ wordt waarschijnlijk bedoeld Antonius Sabellicus, naar wie beneden wordt verwezen, vgl. de aant. bij reg. 8-12 op pag. 249 rechts. Anders misschien Antonius de Rosellis, gest. 1466, die over de pauselijke macht schreef, of Antonius de Butrio, schrijver van een ‘Tractatus ad cardinales Pisanum concilium habentes a. 1409 pro pace et unione gregis Christi’; Platina (niet: Plantina), 1421-1481, schreef ‘Liber de vita Christi ac de vitis summorum pontificum Romanorum’; het Chronicon Urspergense, dat vroeger als een wereldkroniek werd opgevat, behandelt de tijd van 1126-1229)
voetnoot5-6
waren menighe veranderinghen in heur verkiesinghen: week men vaak weer van de oorspronkelijke keuze af, koos men vaak tegencandidaten
voetnoot6-5
tusschen Liberium.... met meer andere: Paus Liberius (352-366) heeft een zware strijd moeten voeren tegen de Ariaanse richting, hij werd zelfs tijdelijk verbannen en kreeg toen de Ariaanse Felix (Felicius) als plaatsvervanger; Paus Damasus I (366-384) had aanvankelijk te strijden tegen het schisma van Ursinus; Paus Bonifatius I (418-422) zag zich geplaatst tegenover Eulalius als tegenpaus; Paus Symmachus (498-514) werd gekozen tegen de candidaat der Byzantijnse partij, Laurentius; Paus Bonifatius II (530-532) had als tegenpaus tegenover zich Dioscorus, die echter spoedig stierf; Paus Constantinus I (708-715) had te kampen met de ketterse keizer Philippicus; Paus Eugenius I (654-657) werd gekozen ter vervanging van de verdreven Paus Martinus I (649-653), die hier waarschijnlijk door Van der Noot wordt bedoeld (Paus Sisinnius heeft slechts van half Jan.-4 Febr. 708 aan het hoofd der Kerk gestaan); Paus Stephanus VI (896-897) voerde een schandelijk proces tegen zijn voorganger Formosus (891-896), waarbij diens lijk voor een synode gebracht, van zijn waardigheidstekenen ontdaan en in de Tiber geworpen werd; Paus Sergius III (904-911) werd reeds in 898 gekozen, maar kon zijn ambt eerst aanvaarden na de val van Christophorus (903-904); Paus Benedictus V werd door de Romeinen als tegenpaus gekozen tegen Leo VIII (963-965); met ‘Georgius’ bedoelt Van der Noot waarschijnlijk Gregorius VI, in 1012 gekozen als tegenpaus tegen Paus Benedictus VIII (1012-1024)
[tekstkritische noot]11. gewelt - T geewelt
1-2. de Mane werdt - T de Mane werde 4. authoriteyt - T anthoriteyt
voetnoot5-10
In margine ‘Iacobus Bergensis. Hermanus Schedel.’ (bedoelt Van der Noot Jacobus Bergomensis of Foresta, gest. 1520, die over de pausin Johanna schreef, en Hartmann Schedel, 1440-1514, die in 1492 een ‘Chronicon mundi’ in het licht gaf?)
voetnoot6
met ketteryen berucht: van ketterij verdacht; onmaticheit: ongebondenheid
voetnoot7
wulpsch: lichtzinnig
voetnoot8
bedraghen: beschuldigd
voetnoot9
gelachtert: onteerd, veracht
voetnoot10
spijtelyck: smadelijk
voetnoot11
schalcheyt: lage daad
voetnoot11-12
en werder achterghelaten: werd er nagelaten
voetnoot12
al: (dat) alles; dominatie: heerschappij
voetnoot13
erch: boosaardig
voetnoot13-14
traden voort in: gingen voort met
voetnoot15
houerdye: hovaardij
margenoot*
E.iij.ro
voetnoot1-2
In margine ‘Apo. 6.’ (Openbaringen 6:12-13. De bedoeling van het beeld is de apocalyptische verwording te doen uitkomen)
voetnoot1
hayren: haren
voetnoot4-8
In margine ‘Ioan. de molyn in Ca. 6, Carolus Bouillus de asatibus mundi’ (Johannes de Molijn heb ik niet nader kunnen bepalen. Voor Carolus Bovillus zie de noot op pag. 247 (rechts) bij reg. 9-14; de geciteerde titel moet gelezen worden als ‘de aetatibus mundi’: de aldaar van Bovillus vermelde wereldgeschiedenis)
voetnoot5
vlieghen ende peysen: (jachtig) doen en denken
voetnoot7
het verderuen: de ondergang
voetnoot8
moorden der volckeren: slachtingen onder de volken 8 (of 10?)-12. In margine ‘Antonius Sabellicus. Raphel Volaterranus.’ (Antonius Sabellicus, gest. 1506, schreef o.m. ‘Enneades seu Rhapsodia historiarum ab O.C.-1504’; Raphael Volaterranus of Maphaeus, 1451-1522, gaf verschillende werken uit, o.a. ‘Vita Sixti IV papae auctore anonymo’)
voetnoot8-9
Ioannes Eertsbisscop van Constantinopolen: Johannes IV Jejunator, van 582-595 patriarch van Constantinopel, noemde zichzelf ‘ecumenisch patriarch’, welk recht hem betwist werd
voetnoot10
Bonifacius de derde: Paus Bonifatius III (± 606-607) werd, vóór zijn Pausschap, in 603 als nuntius naar Byzantium gezonden, waar hij bereikte dat keizer Phokas Rome als ‘caput omnium ecclesiarum’ erkende
voetnoot11
nam op hem: trok aan zich
voetnoot12-5
In margine ‘Paulus Piaconus. Bibliander.’ (Paulus Diaconus, achtste eeuw, is vooral bekend om zijn ‘Historia gentis Langobardorum’; van hem zijn ook een ‘Historia Romana’ en een ‘Liber de episcopis Mettensibus’; Bibliander, gest. 1564, was opvolger van Zwingli als professor in de theologie en gaf in 1543 de Koran uit)
[tekstkritische noot]8-9. decreten. Ende alle die secten - T decreten, ende alle die secten 9. Prophet Mahomet - T Prophet. Mahomet 13. lust, - T lust
voetnoot1
Mahomet: de grondlegger van het Mohammedanisme (± 571-632)
voetnoot1-2
beroemde hem seluen te wesen: beroemde er zich op, dat hij was
voetnoot3
ghiericheyt: begerigheid
voetnoot3-4
lust der werelt: begeerte naar de wereld
voetnoot5-8
In margine ‘Ioannes Annius. Ioannes Auclerus.’ (Johannes Annius de Viterbe, 1423-1502, schreef in 1480 ‘De futuris Christianorum triumphis in Turcas et Saracenos’; met ‘Auclerus’ zal wel bedoeld zijn Johannes Nauclerus, 1430-1510, schrijver van een wereldgeschiedenis ‘Memorabilium omnis aetatis et omnium gentium chronici commentarii’, die in 1516 gedrukt werd)
voetnoot6
wereltlyck vernuft: wereldse slimheid
voetnoot7
Talmut: Talmoed, waarin alle aanvullingen op het Oude Testament zijn samengevat, die het maatschappelijke, burgerlijke en godsdienstige leven der Joden regelen (De hierna volgende punt sluit de zin niet af en duidt slechts een pauze aan!); Saracenen: (hier voor) Mohammedanen; Alchoran: Koran
voetnoot8
rechten: wetboeken
voetnoot8-9
Ende alle die secten die: en al deze vormen van wangeloof, nl.die (Of is hier een woord weggevallen en moeten wij lezen ‘die onder den valschen Prophet Mahomet in Afriken ende Asien, ende onder den Paus in Europen sijn,’?)
voetnoot11
heur: (hier, en in nog sterkere mate bij ditzelfde woord in regel 13, denkt Van der Noot blijkbaar in het bijzonder aan de ‘Bisschoppen’ uit reg. 8, zoals volgt uit reg. 4 vv. waar van de Mohammedanen geen sprake meer is); regulen: voorschriften
margenoot*
E.iij.vo
voetnoot14
ryuelycker: overvloediger
voetnoot1
gheordonneert.... vonden: veel bijgelovigheden of menselijke bedenksels ingesteld
voetnoot2
om dat: opdat; ghemeyn: gewone
voetnoot3
simbalen: cymbalen; wieroockinghen: bewierokingen
voetnoot4
paeskersse: Paaskaars; vegheuier: vagevuur
voetnoot5
sielmessen: missen voor de zielerust van een overledene; vigilien: gebeden voor een overledene in de nacht vóór zijn begrafenis; wtuaerden: lijkdiensten; beuaerden: bedevaarten
voetnoot6
daer in: nl. in het vagevuur; mede: tevens
voetnoot7
als sij daer ghelts ghenoech afghecreghen hadden: als zij daarvoor genoeg geld hadden ontvangen; kermissen: reliquieën (oorspr. geschenk, gekocht op de jaarmarkt ter gelegenheid van de plechtige mis ter viering van het jaarfeest der kerkinwijding)
voetnoot8
cassen: reliquie-kastjes; S. Laureys: Sint Laurentius, die in 258 te Rome als martelaar ter dood gebracht werd op een ijzeren rooster boven een kolenvuur
voetnoot8-9
Ioseps cousens: de broek van Sint Jozef (vgl. Marnix' Biencorf, I, 11: ‘S. Josephs broecke die te Aken is met onser liefs Vrouwen hemde’)
voetnoot9
S. Cornelis erm: de arm van Sint Cornelis
voetnoot10-11
sij verboden.... eten: (dit slaat op de voorschriften voor het celibaat en de vastentijden)
voetnoot11
ordonneerden sij: stelden zij in
voetnoot12
al: allemaal
voetnoot13
allesins: overal; heuren Maosim: vgl. Daniël 11:38 (hier gebruikt in de algemene zin van: hun afgod)
voetnoot13-14
groote winckelen.... cappellen: grote winkels, nl. hun kerken, domkerken en kapellen
voetnoot14
daer: waar
voetnoot15
propere cremeryen: fraaie koopwaren; vry met gheen cleyn profijt: met waarlijk geen klein voordeel
voetnoot16
alsoo wel dat: zodat; glorie: pracht
[tekstkritische noot]8. cermousynen ende - T cermousynen, ende 9. hebben, sijn nochtans - T hebben sij nochtans 18. veruoert worden. - T veuoert worden,
voetnoot1
weulpsheyt: lichtzinnigheid; dit al: dit alles
voetnoot1-2
onder tdecxsel: onder de dekmantel, onder het mom
voetnoot2
voren: eerder
voetnoot3
Van dese: voor hen; S. Ian.... Apocalipsis: vgl. Openbaringen 6:8
voetnoot4
daer: waar; bleeck: vaal
voetnoot5-6
ende die daer op sat.... was: en hem zag, die daarop zat en wiens naam was ‘Dood’
voetnoot6-7
ghemeynte der ypocriten: huichelaars-gemeenschap
voetnoot7-8
opgheblasen tronien: pafferige gezichten
voetnoot8
cermousynen ende ghecarbonckelde neusen: karmozijnrode neuzen vol rode puisten
margenoot*
E.iiij.ro
voetnoot10
dootuerwich: lijkkleurig; valu: vaal
voetnoot12
lustich: blijde
voetnoot13-17
In margine ‘Luc. 12. Matth. 6.’ (Lucas 12:1-2 en Mattheüs 6:5 richten zich tegen de geveinsde vroomheid)
voetnoot13
Ende die daer op sidt was de doot: citaat uit Openbaringen 6:8 (dat in reg. 3 aan de orde is gesteld)
voetnoot14-15
gheueystheyt.... ane: geveinsdheid brengt niets anders met zich mede
voetnoot15
verderuinghe: vernietiging
voetnoot17-18
In margine ‘Esaias 5. Prouerb. 2.’ (vgl. vooral Jesaja 5:14 en Spreuken 2:18, 19, 22)
voetnoot17
de helle volcht heur naer (= volgt hen na): citaat uit Openbaringen 6:8
voetnoot18
van heur veruoert: door hen verleid; Daniël: vgl. Daniël 7:25 en 11:36-37
voetnoot1
Paulus: vgl. 2 Thessalonicenzen 2:3-4; gheprofiteert: geprofeteerd
voetnoot2-3
verstooringhe: verwoesting
voetnoot3-6
om vanden welcken.... hebbe: om daarover wat uitvoeriger te spreken, heb ik ook vier visioenen aan de Openbaringen ontleend en in vier sonnetten verwerkt (de relatieve verbinding met de vorige zin is in modern Nederlands niet te handhaven)
voetnoot6-7
daer hem.... afmaelt: waar de Heilige Geest hem (= de Antichrist) door middel van Sint Jan (= de apostel Johannes, die de Openbaringen schreef) heel duidelijk in zijn ware kleuren afschildert
voetnoot7-9
op datter.... wachten: opdat ieder, daarvoor gewaarschuwd zijnde, zich voor hem zou kunnen hoeden
voetnoot9
Ick sach.... opcomen: vgl. Openbaringen 13:1a (in margine ‘Apoca. 13’.)
voetnoot10
bediedende: aanduidend, betekenend
voetnoot10-11
houerdigher gheueysde: trotse geveinsden, huichelaars
voetnoot11
heur: zich; heur vervoorderen: zich uitbreiden (vgl. Mnl. Wrdb. i.v., II, Aanm.)
voetnoot11-12
de Ceder boomen Libani (= van de Libanon): in margine ‘Psalm. 36.91’. (vgl. Psalm 37:35 en Psalm 92:8 en 13; de afwijkende nummering is een gevolg van het feit dat Van der Noot die van de Vulgaat volgt)
voetnoot13
Elimas de toouereer: vgl. Handelingen 13:6-11
voetnoot14
houerdye: hovaardij
voetnoot14-15
die oprechte.... duyuels: de ware welpen en het ware gebroed (dus: de echte ‘kinderen’, maar in ‘beestelycke’ zin) van de duivel
margenoot*
E.iiij.vo
voetnoot15
verkeerende: verdraaiende
[tekstkritische noot]2. de wreede - T De wreede 3. seste - T ses 8-9. recht gheleerde, priesters, gheveysde - T recht gheleerde priesters gheveysde 12. beteeckenende - T beteeckende
14. vagheuier, - T vagheuier.
voetnoot1-4
In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Apo. 6. Apo. 9’ (Openbaringen 6:8, waar over het vale paard, Openbaringen 9:3-11, waar over de sprinkhanen, en Openbaringen 9:17, waar over de paarden met leeuwenmuilen gesproken wordt)
voetnoot1
bleeck: vaal
voetnoot1-2
in de vierde eeuwe: in het vierde tijdperk, nl. na opening van het vierde zegel door het Lam (Openbaringen 6:7)
voetnoot2
inde vijfde eeuwe: nl. wanneer de vijfde Engel heeft gebazuind (Openbaringen 9:1)
voetnoot3
dulle: dolle
voetnoot3-4
inde seste eeuwe: nl. wanneer de zesde Engel heeft gebazuind (Openbaringen 9:13)
voetnoot4
Dese beeste.... hoornen: ontleend aan Openbaringen 13:1
voetnoot5
bediedende: betekenende, slaande op; ouervloedighe: talrijke
voetnoot5-6
pestilentiale: verderfelijke
voetnoot6
ingheuen: inblazingen
voetnoot8
regneren: heersen
voetnoot8-9
recht gheleerde: rechtsgeleerden
voetnoot9
gheveysde: geveinsde, huichelachtige
voetnoot11-12
Sy hadde.... croonen: ontleend aan Openbaringen 13:1
voetnoot13
ouerheyt: gezag, macht
voetnoot14
Prince: vorst
voetnoot14-15
ende dat.... des volcx: (bedoeld wordt, dat het volk om zijn boosheid en ondankbaarheid jegens God niet beter verdient dan geregeerd te worden door hen, wier vorst de duivel is)
voetnoot15
in dit een stuck: in dit éne opzicht
voetnoot1
den draeck ende de beeste: vgl. Openbaringen 13:2b, ‘En de draak gaf hem (= het beest) zijn kracht en zijn troon en grote macht’ (met de draak, beschreven in Openbaringen 12, wordt de duivel bedoeld, met het beest diens aanhang)
voetnoot2
sijn vleeschelycke vergaderinghe: de verzameling van zijn menselijke aanhangers
voetnoot3
seuen croonen op sijn seuen hoofden: vgl. Openbaringen 12:3
voetnoot4
bediet: beduidt
voetnoot4-5
het ghene dat.... en heeft: wat bij hem maar een eenvoudig inblazen (van het boze) is
voetnoot6
fortse: kracht
voetnoot6-9
daer hy.... toedringen: waar hij slechts door middel van valse voorstellingen en inblazingen kan aanvallen, daar kunnen dezen, nl. degenen die tot zijn ‘kerk’ behoren, dit doen door middel van alle mogelijke krachtsbetoon, geweld en dreigementen
margenoot*
[E.5.ro]
voetnoot9
saechtelycken: zachtjes; speelwijs: spelenderwijs
voetnoot10
roert: tot een daad aanzet; daer mogen.... toedringhen: daar kunnen dezen met elke vorm van dwingelandij ten aanval gaan
voetnoot11
voorts ghebracht: voortgebracht
voetnoot12
moghen: kunnen
voetnoot12-13
voer een onbedrieghelycke.... beuestighen: als een onbedriegelijke waarheid vaststellen
voetnoot13
daeraf: daarvan
voetnoot15
aenbiddingen ende omdraghinghe der afgoden: het aanbidden en in processie ronddragen van de afgoden (= de heiligenbeelden)
voetnoot15-16
hooringhe: het aanhoren
[tekstkritische noot]11-12. veruolchden. Noyt - T veruolchden, noyt
4. dierghelycke - T dierghelycke? 13. schatten Godts - T schatten, goets (vgl. de Engelse versie: ‘the only steward of the gifts, graces, and misteries of God’)
voetnoot1-2
vader alder loghenen: vgl. Johannes 8:44
voetnoot3
versiert: verzonnen; voorts ghebrocht: voortgebracht; mogen: kunnen
voetnoot4
voer: (hier:) tot
voetnoot6
moghen: kunnen
voetnoot7
als: zoals; breeder: uitvoeriger
voetnoot8
factien: daden
voetnoot9-10
ten ware doer Iudam gheweest: als het niet was geweest door Judas
voetnoot10
daer hy inghinck: in wie hij invoer (vgl. Johannes 13:27)
voetnoot10-11
Bisschoppen: bedoeld worden hier de Hogepriester en de overpriesters
voetnoot14
noch op dees ure.... souden: noch zouden zij dat op dit ogenblik nog altijd worden; indyen: indien
voetnoot16-18
Ende op heur hoofden.... gheschreuen: vgl. het slot van Openbaringen 13:1
margenoot*
[E.5.vo]
voetnoot18-19
blinckende: schitterende
voetnoot19
titulen: ere-titels; aengenomen: aangematigde
voetnoot20
verchieren: opsieren; heur: haar (nl. die macht)
voetnoot21
begrepen: omvat, gevangen
voetnoot1
Patriarchen: geestelijken, één rang hoger dan aartsbisschop; Legaten: pauselijke gezanten
voetnoot1-2
opperste hoofden: klooster-oversten(?)
voetnoot2
Protonotarissen: leden van het college van pauselijke notarissen, belast met het opmaken der akten in de pauselijke kanselarij (ook als pauselijke eretitel); Eertsdiakenen: (vroeger) geestelijken die een bisschop in diens ambtswerk bijstonden en vervingen
voetnoot3
Officialen: bisschoppelijke rechters; Prebendarisen: geestelijken die een prebende (inkomsten uit het kerkelijk vermogen) genieten; Vicarisen: plaatsvervangers van een geestelijke (pastoor of bisschop)
voetnoot5
officien: ambten
voetnoot6
vanden: door de
voetnoot6-8
noch daer en is.... mentie af ghemaect: noch wordt daarvan in de H.S. ook maar éénmaal melding gemaakt
voetnoot10
hem seluen: zichzelf
voetnoot14
heur: zich
voetnoot16
synt: zijn het
voetnoot18
nae Zacharias betuyghen: naar de getuigenis van Zacharia (vgl. Zacharia 11:16-17)
voetnoot20
onder: onder de schone schijn van
[tekstkritische noot]11-12. veranderingen, - T veranderingeen, 14-15. onreynicheyt. - T onreynicheyt:
margenoot*
[E.6.ro]
voetnoot1
Decretalen: verzamelingen, van pauselijke wetten
voetnoot2
statuten: verordeningen; rechten: wetboeken
voetnoot2-3
vaderlycke: voorvaderlijke, tot de traditie behorende
voetnoot3
prouincialen, ende Synodalen: provinciale en synodale kerkvergaderingen
voetnoot4
ghegrondeert: gegrondvest
voetnoot5-6
duuelsche geueystheden: duivelse huichelarijen
voetnoot8
onder eenen eerlycken schyn: onder het mom van achtenswaardigheid; onderhouden: naleven, geregeld doen; lasterlick: schandelijk
voetnoot9
hem seluen: zich zelf; daer inne: daardoor
voetnoot9-10
Dese beeste.... ghelyck: citaat uit Openbaringen 13:2
voetnoot10
wel: zeer; plecken: vlekken
voetnoot11
masselen: smetten, vlekken; onghestadichheyt: onbestendigheid, onbetrouwbaarheid
voetnoot12-13
Heur voeten.... ghelycke: vervolg van Openbaringen 13:2
voetnoot12
Beyr: beer
voetnoot13
ghedaenten: vorm
voetnoot14
bediedende: wat de betekenis heeft van, doelt op; sturicheyt: onhandelbaarheid
voetnoot15
Ende heuren mont.... Leeus: vervolg van Openbaringen 13:2
voetnoot16
Hier mede verclarende: (sluit onmiddellijk aan bij het voorafgaande citaat) waarmee duidelijk wordt gemaakt; sij: nl. ‘dese beeste’ uit reg. 9-10; houerdyen: hovaardij
voetnoot17
ouervloedicheyt: onmatigheid; Daniël: in margine ‘Daniel. 2.’ (bedoeld wordt wel Daniël 7:1-6, het dieren-visioen van de profeet)
voetnoot1
gesichte: visioen; houerdich: trotse
voetnoot1-2
Assirien ende Caldeen: Assyriërs en Chaldeeën (Babyloniërs); daer - by: waarmee
voetnoot2
geleken was: vergeleken werd (ook in reg. 3); Beyr: beer
voetnoot4-5
het onvaste ende onghestadich rijcke der Griecken: het wankele en onbestendige rijk der Grieken (van Alexander de Grote)
voetnoot5
die van Assirien: de Assyriërs
voetnoot5-6
om heur.... wille: om hun roverijen en hun trots
voetnoot6-7
deur den Propheet Esaiam ende Nahum, Abacuc: in margine ‘Esaias. 1. Abac. 1.’ (bij de vermelding van de plaats uit Jesaja moet een 3 zijn weggevallen, bedoeld wordt Jesaja 13, ‘de last Babels’; Habakuk 1:6-11; de profetie van Nahum over Assyrië beslaat alle drie de hoofdstukken van het naar hem genoemde Bijbelboek)
voetnoot7-8
die van Meden ende Perssen: de Meden en Perzen
margenoot*
[E.6.vo]
voetnoot8
het volck Gods: nl. de Joden (tijdens de Babylonische ballingschap)
voetnoot9
De komma na ‘boecken’ heeft de waarde van een tegenwoordige dubbelpunt
voetnoot9-10
Hester, Paralipomenon ende Esaias:in margine ‘Hest. 2.3. 2. Para. 3.6. Isai 22.’ (vgl. Ester 2 en 3; 2 Kronieken 36 - 3.6. is een drukfout -; Jesaja 22)
voetnoot11
Antiochus: Antiochus IV Epiphanes, koning van Syrië (176-164 v. Chr.) eiste van de Joden invoering van de Zeusdienst in hun tempel, hetgeen de opstand der Maccabeeën (167-162) ten gevolge had. (Hij wordt hier onder de ‘Griecken’ gerekend, omdat Syrië een der Hellenistische diadochen-rijken was); spijtelyck verstoort: op honende wijze verstoord, vol hoon en toorn
voetnoot12
in het boeck der Machabeen: in margine ‘1. Macha. 1.’ (vgl. het apocriefe Bijbelboek 1 Maccabeeën 1); openbaerlyck: duidelijk
voetnoot13
begreep in heur: omvatte in zich
[tekstkritische noot]1. den Luypaert ghelyck - T den Luypaert, ghelyck 6. al te samen - T al te sa-//samen 12. gheestelicheyt, - T gheestelicstheyt,
2. Antiochij, - T Antiochy, 12. het Pausdom (dat rijcke Antichristi) - T het Pausdom dat rijcke Antichristi 13. den Beyr, ende den Leeu - T den Beyr ende, den Leeu
voetnoot3-4
selsaem rijcke Antichristi: monsterachtig rijk van de Antichrist
voetnoot7
ghelick: gelijk, zoals
voetnoot8
mach: kan; houeerdicheyt: hovaardij, trots
voetnoot10
Sodomiterie: homosexualiteit; nydicheyt: afgunst; gheveystheyt: huichelarij
voetnoot11
onghestadicheyt: onbetrouwbaarheid; ydel glorie: praalzucht
voetnoot11-12
superstitie: bijgeloof
voetnoot12
gheueysde gheestelicheyt: gehuichelde vroomheid (In margine ‘Psal. 78.’; in de telling der Statenvertaling Psalm 79, de klacht om de euveldaden der heidenen tegen God, Zijn tempel en Zijn volk, en het gebed om hun bestraffing)
voetnoot13-15
In margine ‘1. Cor. 36.’ (bedoeld wordt ‘1. Cor. 3.6.’, nl. 1 Corinthiërs 3:16- 17 en 6:19)
voetnoot13
sij: nl. de aanhangers van ‘dit rijcke Antichristi’; den heyligen Tempel Gods: in de beide Corinthe-teksten wordt daarmede het lichaam bedoeld
voetnoot15
int ghemeene: gemeenschappelijk
voetnoot16-17
dwelck de vaten syner eere ende glorien sijn: hetwelk God geschapen heeft tot Zijn eer en glorie (in margine ‘Rom. 9.’, vlg. Romeinen 9:21, waar God vergeleken wordt met een pottenbakker die het ene vat ter ere en het andere ter onere maakt)
voetnoot17
misbruyct: mishandeld
margenoot*
[E.7.ro]
voetnoot18
vrye: edele
voetnoot2
Pharaonis, Antiochij, ende Cayphe: van Pharao (vgl. Exodus 1), Antiochus IV Epiphanes van Syrië (vgl. de aant. bij reg. 11 op pag. 254 rechts) en Kajafas (de hogepriester die Jezus veroordeelde en later medewerkte aan de vervolging der apostelen, vgl. Mattheüs 26:57 - 27:2 en Handelingen 4, 5, 6 en 7)
voetnoot3
geleken: vergeleken; schaduwe: schaduwbeeld, schim van de werkelijkheid
voetnoot6-7
gheene naturelycke noch redelyke maniere onderhoudende: in strijd met de natuur en de redelijkheid
voetnoot7
Mandamenten: bevelschriften
voetnoot8
ten versoeke: op verzoek; Ammon: Haman, de grote vijand der Joden onder koning Ahasveros van Perzië (In margine ‘Hest. 3.4.5.’; vgl. Ester 3-5, in het bijzonder 3:8-15); Antiocho: (buigingsvorm van) Antiochus, waarmee weer Antiochus IV Epiphanes van Syrië wordt bedoeld (In margine ‘1. Mach. 2. 3’; vgl. 1 Maccabeeën 2 en 3, in het bijzonder 3:32-34)
voetnoot8-10
en sijn byder Antichristen ordonnantien niet te ghelycken: kunnen niet worden vergeleken met de verordeningen van de Antichristussen (het meervoud hangt samen met de ‘sij’ uit reg. 13 vorige kolom)
voetnoot10
tseghen: tegen
voetnoot12
scheynt: schijnt
voetnoot13
ghemerckt: aangezien
voetnoot14-15
van de boosheden niet alleenlycken mede en deylt: niet alleen deel heeft aan de boosheden
voetnoot15
om dat die: omdat het deze (nl. de andere rijken)
[tekstkritische noot]4-5. beteekenende - T beteekende 6. boosheden, - T boosheden: 7. te storten: - T te storten, 9. nergens - T nergers
19. stoel: - T stoel
voetnoot1
In margine ‘Psal. 9.’ (in de Statenvertaling Psalm 9 en 10 waarvan vooral de laatste een beschrijving geeft van het bedrijf der goddelozen)
voetnoot1-2
seuen dobbel faut: zevenvoudig
voetnoot2-7
In margine ‘Roma. 3.’ (vgl. Romeinen 3:14-15, ‘welker mond vol is van vervloeking en bitterheid; hun voeten zijn snel om bloed te vergieten’)
voetnoot3
veruloukinghen: vervloekingen
voetnoot4-5
beteekenende: aanduidende
voetnoot6
dapper: snel
voetnoot7-9
In margine ‘Roma. 1.’ (vgl. Romeinen 1:26-32, waar een opsomming wordt gegeven van de zonden der goddelozen)
voetnoot7
bemasselt ende beplekt': besmeurd en bevlekt
voetnoot8
verscheyden: onderling verschillende; onghestadighe fantasien: onbetrouwbare hersenschimmen
margenoot*
[E.7.vo]
voetnoot9
onderhoudinghe: naleving (van bepaalde voorschriften)
voetnoot10
aller weghen: (hier in de zin van ‘allewege’) altijd, in ieder opzicht
voetnoot11
versmayen: versmaden, verwerpen
voetnoot12
van Gode: door God
voetnoot12-13
den gheest der loghenen ende dwalinghen: nl. de duivel
voetnoot14-2
Het gecursiveerde (met uitzondering van ‘seyt Iohannes’) is een citaat van Openbaringen 13:2, laatste gedeelte
voetnoot15-1
oft vermalendyde.... lichamen: of het vervloekte geslacht van de Antichrist, nl. zijn beestelijke gestalten (dit slaat terug op de kenschetsing der aanhangers van de Antichrist als zijn ‘welpen’: kinderen in ‘beestelycke’ zin; vgl. pag. 251 rechts reg. 14-15 met de daarbijbehorende aantekening)
voetnoot1
lasterlycken stoel: Godslasterlijke troon
voetnoot2
moghende authoriteyt: machtig gezag
hem: nl. ‘dese beeste’ uit reg. 14-15 hiernaast
voetnoot3
practycken: kunstgrepen
voetnoot4
geueystheyt: huichelarij; bequaem: geschikt
voetnoot5
erm: arm; soo: zodoende
voetnoot7
stoel: troon; hun: (hier schakelt Van der Noot over op de aanhangers van de Antichrist, die met het beest worden bedoeld); der ydelder glorien: van praalzucht
voetnoot8-12
In margine ‘2. Thess. 2.’ (2 Thessalonicenzen 2:9, ‘wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen’)
voetnoot10
te wercken: werkzaam te zijn; doer bedrieghelycke leeringhen: door valse leerstukken
voetnoot12
verduyuelen: in de macht van de duivel te brengen
voetnoot12-15
In margine ‘[2]. Thess. 2.’ (2 Thessalonicenzen 2:4, ‘de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende dat hij God is’)
voetnoot14
houerdyen: hovaardij
voetnoot15
stoel: troon
voetnoot15-16
beroemende hem seluen: zich er op beroemende
voetnoot17
de selue: dezen (de pluralis is ontleend aan het meervoudig begrip, dat in ‘volck’ besloten ligt); wt dien dat: doordat
margenoot*
[E.8.ro]
voetnoot18
manieren: soorten
voetnoot19
ons: onze
[tekstkritische noot]2-3. (te weten den Paus van Romen, den Antichrist) - T (te weten) den Paus van Romen, den Antichrist 5. macht: - T macht 11. ghesmaect hebben. Ghelijck den heylighen gheest - T ghesmaect hebben, ghelijck heylighen gheest
8-9. Leuiathan - T Leniathan 11. leeftochte berooft: - T leeftochte: berooft
voetnoot1
regnerende: regerende
voetnoot1-2
in den eerlycken stoel Gods: op de luisterrijke, heilige troon Gods (De zin loopt met ‘Alsoo’ door; de punt heeft slechts de waarde van een geprolongeerde rust)
voetnoot5-6
In margine ‘Matth. 28. Ioan. 17. Ioan. 1.’ (vgl. Matheus 28:18, Johannes 17:2, Johannes 1:1)
voetnoot10-11
die ongheloouighe: de ongelovigen
voetnoot11
ghesmaect hebben: geproefd hebben, ervaring hebben opgedaan
voetnoot12
sijn liefhebbers: degenen die Hem liefhebben
voetnoot14
sint: sedert
voetnoot15
openbaringhe: nl. in Zijn opstanding
voetnoot16-4
In margine ‘2. Thess. 2.’ (vgl. 2 Thessalonicenzen 2:11-12, dat in het bijzonder slaat op ‘de heymelycke ghehenghenisse Gods’ uit reg. 19-1)
voetnoot16
authoriteyt: gezag
voetnoot18-19
doen en conste: kon doen (de punt sluit de zin niet af, maar geeft slechts een rust aan)
voetnoot19
desen: nl. de Antichrist
voetnoot1
ghehenghenisse: toelating
voetnoot1-2
den ongheloouighen hoop: de massa der ongelovigen
voetnoot2
ouerheyt: heerschappij
voetnoot3
naer volcht: navolgt
margenoot*
[E.8.vo]
voetnoot6
hauen: eigendommen
voetnoot8-12
In margine ‘Psal. 73. 2. Thess. 2. Apoca. 9.’ (vgl. Psalm 74 - nummering Statenvertaling - vers 8a: ‘Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ons hen te zamen uitplunderen’; 2 Thessalonicenzen 2:3 en 4, waar de verschijning van de Antichrist wordt aangekondigd; Openbaringen 9:3-5, waar gesproken wordt over de sprinkhanen uit de hel, welke de ongelovigen teisteren)
voetnoot8
grypenden: inhalige; ghierighen: begerige
voetnoot8-9
Leuiathan: een o.a. in de door Van der Noot vermelde Psalm 73 (74) voorkomend watermonster, (hier in de betekenis van:) monster (bedoeld wordt de duivel)
voetnoot9-10
verslindende sprinchanen: vgl. Openbaringen 9:3-5 (bedoeld worden de aanhangers van de duivel, die hierboven werden aangeduid als ‘de beeste’)
voetnoot10-11
van heuren sweete.... erbeyt: van wat zij zich verworven hadden ten koste van hun zweet, bloed, moeite en inspanning
voetnoot13-14
geenderhande goeden.... tompasse comen: generlei goederen, hoe zondig verkregen ook, kunnen hun (nl. de Leviathan en zijn satellieten) bij het afnemen van de biecht ongelegen komen (De bedoeling is: zij aanvaarden gretig, als boete vóór en afkoop vàn de hun bij de biecht beleden zonden, elke aardse rijkdom, zonder er zich om te bekommeren hoe deze rijkdom verworven is)
[tekstkritische noot]3. snoode gheueerden - T snoode, gheueerden 4. niet - T met 7. en is, soo en derfmen geen verwachten). - T en is) soo en derfmen geen verwachten.
voetnoot1-4
In margine ‘Mat. 23.3.’ (Mattheüs 23 en Mattheüs 3:7-8 richten zich tegen de huichelachtige vroomheid van Farizeeërs en Schriftgeleerden)
voetnoot1
dat: wat; meest: het meest
voetnoot2
gheueystheden: huichelarijen
voetnoot3
hun: nl. van de ‘menschen’ uit reg. 1; tot alder tijt: steeds; twyffelachtich: in onzekerheid verkerende
voetnoot4-5
In margine ‘Collo. 2.’ (Colossenzen 2:9, ‘want in Hem (= Christus) woont al de volheid der Godheid lichamelijk’)
voetnoot5-8
In margine ‘2. Thess. 2.’ (2 Thessalonicenzen 2, waar de Antichrist getekend wordt)
voetnoot6-8
alle boosheyt.... te wercken: om alle boosheid gewelddadig, stoffelijk en lichamelijk te bewerken
voetnoot8-9
Ende ick sach.... syns monts: In margine ‘Apo. 13.’ (citaat uit Openbaringen 13:3; ‘met den sweerde syns monts’ behoort daar feitelijk niet bij en had dus niet cursief gedrukt moeten worden)
voetnoot9
dat is: dit (nl. ‘met den sweerde syns monts’) betekent
voetnoot10
synder: nl. van Christus; dwelck: hetgeen; cortelinghe: onlangs
voetnoot11
sint Ian Hus tijt: sedert de tijd van Johannes Hus (de leider van een nationaal-reformatorische beweging in Bohemen, die in 1415 op het concilie van Constanz werd veroordeeld en levend verbrand); Bemen: Bohemen; in Duytslandt: (gedoeld wordt op de reformatorische beweging in dit land; hetzelfde geldt voor de landen, die in reg. 13-14 worden vermeld)
voetnoot13
beuonden: (hier) waargenomen
voetnoot14-15
yeghelyck dat merckelycken sien mach: ieder dit duidelijk kan zien
voetnoot15
ten ware dat: of het moest zijnd at
voetnoot16-17
eenen yeghelycken.... siet wel: voor ieder is het wel duidelijk en ieder ziet wel
voetnoot1
aen deen syde geleyt: terzijde gesteld, afgeschaft
voetnoot2
wtghewassen: weggewist; beuaerden: bedevaarten; Afgoden: nl. de heiligenbeelden
voetnoot3
snoode gheueerden: waardeloos gedoe
voetnoot5
datter gheen en is: dat er helemaal geen dodelijke wonde voorkomt
voetnoot6-7
syns toecomenden vals: van zijn aanstaande val
voetnoot7
en derfmen geen verwachten: behoeft men er geen te verwachten
voetnoot7-8
Maer sijn doodelicke.... ghenesen: citaat uit Openbaringen 13: 3 (dat dus eigenlijk cursief had moeten worden afgedrukt)
voetnoot8
heeft (gheweest): is (geweest)
voetnoot10
het opperste neder ghekeert: ondersteboven geworpen
voetnoot11
ommers: althans; steden: plaatsen; (cruypen) in: (kruipen) binnen
voetnoot13
Sodomitische reynicheyt: kuisheid als in Sodom (de stad der homosexualiteit, vgl. Genesis 19:1-11); oorbichte: oorbiecht
voetnoot13-14
maniere van de selue: een verschijningsvorm daarvan
voetnoot14
en sien niet nauwe: letten niet nauwkeurig; dwelck: hetwelk
voetnoot15
rechten: ware, echte (ook in reg. 17); dryuen: brengen in praktijk
voetnoot16-18
al ist heur ghebleken.... gheschrapt syn: al hebben zij ingezien, dat de Paus de ware Antichrist is en al zijn uit hun boeken de nàmen van deze ‘Paussche instellinghen’ geschrapt (gedoeld wordt hier op de Anglicaanse en wellicht ook op de Lutherse kerk)
voetnoot18
soo syn (ghenaempt): zo worden (genoemd)
(vorige blz.) voortijts: weleer (nl. toen men deze dingen nog zuiver zag)
[tekstkritische noot]18 (vorige blz.) heur - T heur 3. chierlycke instellinghen - T chierlycke instellinghe 7. vryen wille - T vryenwille 9. is tghesalft hooft - T ist tghesalft hooft
9. meynende) - T meynende 10. genesen. Dit - T genesen. dit // smeerders. - T smeerders, 12. van de beeste. Het vleesschelyck, - T van de beeste het vleesschelyck,
voetnoot1
maer slecht gheacht en waren: beschouwd werden als van slechts geringe waarde
voetnoot1-2
nootsakelycke onderhoudinghen: dingen die noodwendig moeten worden nageleefd
voetnoot2
eerlycke: hoge, heilige
voetnoot3
sonderlinghe: bijzondere, voortreffelijke; chierlycke: kostelijke
voetnoot3-9
In margine ‘Hebr. 9 10 Rom. 5. 9. 10. 11. Gala. 3. 4.’ (vgl. Hebreeërs 9 en 10, Romeinen 5 en 9-11, Galatiërs 3 en 4; in al deze hoofdstukken wordt telkens het Nieuwe Verbond gesteld tegenover het Oude als dat van de verzekerdheid des geloofs tegenover dat der wet)
margenoot*
F.j.vo
voetnoot4-5
sij prijsense.... offerhande: (hier doelt Van der Noot naar alle waarschijnlijkheid op de Anglicaanse Kerk, al staat de juistheid van zijn bewering niet zonder meer vast)
voetnoot5
in hun sprake: in hun eigen (lands)taal; voer een voldoende offerhande: als een verzoenend offer
voetnoot6
Demitte nobis: dimitte nobis debita nostra, vergeef ons onze schulden (in dit verband, waar het gaat om groepen buiten de R.K. Kerk, enigszins vreemd, want hier wordt blijkbaar gedoeld op degenen die met een paternoster klaar menen te zijn)
voetnoot7
onuerstane: onbegrepen; sommighe willen.... dryuen: sommigen willen (de leer van) de vrije wil voorstaan (deze leer was zo algemeen verbreid, dat niet valt na te gaan, op welke groep in het bijzonder wordt gedoeld)
voetnoot8-9
sommige en willen.... Papisten: (hier kan door Van der Noot zowel aan de Anglicanen als aan de Luthersen zijn gedacht); haluen: halve (Papisten)
voetnoot9
tghesalft hooft: (met een toespeling op Christus = de Gezalfde, ironisch voor) het met een genezende zalf (vgl. beneden, reg. 10 hiernaast) bestreken, dodelijk gewonde hoofd van het Beest; tot: op
voetnoot10
voer een weynich tijts: korte tijd geleden; opghericht: overeind gezet, hersteld; met cracht: door middel van de macht
voetnoot1
Princen: vorsten
voetnoot2
alst ende daert hem belieft: wanneer en waar deze wil
voetnoot2-3
alle diet hun belieft: allen die zij willen (dit slaat op de vervolging der Reformatorischen door hun landsvorsten)
voetnoot5
sij: nl. deze ‘ghetrouwe ondersaten’; te recht: op de juiste manier
voetnoot5-6
betoouert.... te doene: verleid en er toe bewogen om dit te doen (dit slaat weer op de vervolgende aardse vorsten)
voetnoot6
flatteringhen: vleierijen
voetnoot7
namen: (hier voor) titels; Alderchristelycxste Princen (= Vorsten): Paus Pius II (1458-1464) en Paulus II (1464-1471) hadden aan Lodewijk XI van Frankrijk en zijn opvolgers de titel van ‘Allerchristelijkste Majesteit’ verleend, ter herinnering aan Clovis' bekering tot het Christendom omstreeks 500
voetnoot7-8
beschermers des alghemeynen Catholycken gheloofs: Paus Leo X verleende in 1521 aan Hendrik VIII van Engeland de titel van ‘defensor fidei’, omdat deze zijn ‘Assertio septem sacramentorum’ over de Sacramenten, de aflaat en het pauselijk gezag tegen Luther geschreven had
voetnoot9
in deser voeghen: op deze manier
voetnoot10
saluen: (genezende) zalven; smeerders: degenen die met deze zalf (de wonde) bestrijken
voetnoot11-12
Ende het gantsche.... beeste: met uitzondering van ‘seyt Ioannes’, citaat van Openbaringen 13:3c (feitelijk had dus de gehele zin cursief gedrukt moeten worden); verwonderde hem van: verwonderde, verbaasde zich over
voetnoot12-3
Het vleesschelyck.... inghestelt sijn: In margine ‘1. Cor. 2.’ (vgl. 1 Corinthiërs 2:14, ‘maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden’)
voetnoot14
properheden: fraaiigheden
voetnoot15
verwonderende hun: zich verbazend
[tekstkritische noot]8-9. de macht gaf: - T de macht gaf, 11-12. de goddelicke Predicanten verbrant, - T de goddelicke Predicanten, verbrant, 13-14. veruolcht ende gheboden te swijghen, - T veruolcht hebben, ende gheboden te swijghen, [Ik heb hier tot een drukfout geconcludeerd op grond van de parallelle tekst in de Franse versie, fol. G 1 recto: ‘....nomméement quand ilz voyent sa teste en leurs gouuerneurs de rechef guarie: Les Predicans de Dieu bruslez, les instructeurs de peuple occis ou dechassez, persecutez & imposé silence de se taire...’]
voetnoot1
in grooter weerden: in hoge eer
voetnoot2
(houdent) bouen: (stellen het) boven; van: door
margenoot*
F.ij.ro
voetnoot3
wtnemende: buitengewone
voetnoot4
wtsinnicheyt ende raserye: dwaasheid en waanzin
voetnoot5
als: telkens als, zodra
voetnoot7-8
Gaudeamus: laten wij ons verheugen (eerste woord van de introïtus van de Mis ter ere van Maria op Maria-Hemelvaart)
voetnoot8-9
Ende sy aenbidden.... macht gaf: citaat van Openbaringen 13: 4a (ook hier is dus slechts de eerste helft van het citaat gecursiveerd)
voetnoot8
der beesten: aan het Beest
voetnoot9
heur: zich
voetnoot10
dat: dat het; sijn hooft: nl. het oorspronkelijk ter dood gewonde, maar weer genezen hoofd van het Beest
voetnoot11-13
de goddelicke.... te swijghen: (wat betekent dat zij) de godvrezende predikers verbrand (zien), de leraars van het volk gedood of verjaagd, vervolgd en getroffen door een spreek-verbod
voetnoot1-2
die aenbidden ooc de beeste: vgl. Openbaringen 13:4b (‘en zij aanbaden het beest’)
voetnoot2-3
ghelijck de ghene.... Vader: (anacoluthische constructie; versta:) zoals degenen, die Christus aanbidden, ook Zijn Vader aanbidden
voetnoot4-5
heur bewillighen tot: instemmen met
voetnoot6
waeraf: van wie
voetnoot7
Wie isser.... ghelyck: citaat van Openbaringen 13:4c; deser beesten: aan dit Beest
voetnoot7-8
blinckende wercken: schitterende daden
voetnoot9
versierder: verzonnen; Wie isser.... strijden: citaat van Openbaringen 13:4d
voetnoot10
ghemerct dat: aangezien; heur: nl. van ‘dese beeste’
voetnoot11
dapperlyck ter herten neempt: flink behartigt
voetnoot12
tsy: hetzij
voetnoot13
gheueysde: huichelachtige; vermomde: (wel met een toespelling op Mattheüs 7:15 over de wolven in schaapsklederen)
margenoot*
F.ij.vo
voetnoot15
schalcheyt: bedrog
voetnoot16
vonden: kunstgrepen; onversocht: niet geprobeerd
voetnoot17
gheestelycke: vrome
voetnoot18
souden: (het meervoud is ontleend aan de collectieve betekenis van ‘volck’)
voetnoot19-20
voer lieden.... te wesen: (contaminatie van ‘voer lieden van.... macht’ en ‘lieden van.... macht te wesen’)
voetnoot20
volcht naer: volgt op; inden seluen tijt ende Capittele: als iets wat tegelijkertijd plaats vindt en in hetzelfde (Bijbel)hoofdstuk wordt vermeld
[tekstkritische noot]2. spreken. Als hen - T spreken, als hen
voetnoot1-2
Ende heur was.... spreken: citaat van de eerste helft uit Openbaringen 13: 5
voetnoot1
heur: nl. aan ‘de beeste’
voetnoot3
daer af: daarvoor
voetnoot4-7
In margine ‘Rom. 11. 21. Deut. 21.’ (‘Rom. 11’ is een drukfout voor ‘Rom. 1.’: Romeinen 1:21-22, dat hier wordt geciteerd; Romeinen 21 bestaat niet, de toevoeging van ‘21’ is wel een drukfout, onder invloed van de volgende verwijzing; Deuteronomium 21:18-21 geeft voorschriften omtrent de wijze van bestraffing van een weerspannige zoon)
voetnoot5
met onghelooue: door ongeloof
voetnoot6
verkeerden sin: ontaardheid (eigenlijk ‘een verdraaide geest’: een geest die de dingen tegengesteld ziet aan wat ze zijn)
voetnoot8
Consistorien: vergaderingen van geestelijken, geestelijke rechtbanken
voetnoot8-9
sermoonen: preken
voetnoot9
lasteren: smaadredenen
voetnoot10
het volck Gods: de werkelijke vromen; deur wreede mandamenten: op grond van wrede voorschriften
voetnoot10-12
met Roomsche....dienen: behulpzaam zijn in hun bedelarijen ten bate van Rome, en de nietswaardige inzettingen, die zij het (nl. ‘het volck Gods’) hebben toebedeeld
voetnoot12
wat grouwel sy daer oocaf hebben: hoezeer zij (het meervoud is ontleend aan de collectieve betekenis van ‘volck Gods’) daar ook van gruwen
voetnoot13
in ghemeyn sprake: in de volkstaal (in tegenstelling tot het Latijn)
voetnoot15
na hun profijt: tot hun voordeel; (na hun) gheliefte: naar hun believen
voetnoot1
die schrifture ongheualst: de Schrift, wanneer deze niet vervalst is
margenoot*
F.iij.ro
voetnoot3
sonder onse verdienste: zonder dat wij dit (door onze goede werken) hebben verdiend
voetnoot4-6
dwelck.... ghenaempt is: in margine ‘1. Cor. 10.’ (1 Corinthiërs 10:16)
voetnoot4
ten rechten: terecht; by: door
voetnoot6
van eerst: van het begin af, (dus) helemaal; een nieu cruyssinge sijns lichaems: (toespeling op de leer der transsubstantiatie, volgens welke zich bij de Mis het offer van Christus herhaalt)
voetnoot7-9
waer inne.... de Ioden: waarbij dan slechts één enkele verrader optreedt (bedoeld wordt de celebrerende priester), zoals in een rederijkersspel of een zes-personen-spel (bedoeld wordt klaarblijkelijk een spel, waarin één speler achtereenvolgens de zes rollen vervult), namelijk met Judas, Annas, Kajafas, Herodes, Pilatus en de Joden
voetnoot9-12
In margine ‘1. Tit. 4.2. Tit. 4.’ (‘Tit.’ is een drukfout voor ‘Tim.’; bedoeld worden 1 Timotheus 4:1-5, waar gesproken wordt van ‘leringen der duivelen’ als huwelijksverbod en gebod tot onthouding van bepaalde spijzen, en 2 Timotheus 4:4, ‘zij zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen.’)
voetnoot10
van heur: door hen
voetnoot11
van Gode: door God
voetnoot11-12
In margine ‘Heb. 13.’ (Hebreeërs 13:4, ‘het huwelijk is eerlijk onder allen en het bed onbevlekt, maar hoereerders en overspelers zal God oordelen’)
voetnoot12
Pauselycke beloften van Monicken: door de Paus ingestelde monniks-geloften (van huwelijks-onthouding)
voetnoot13
moghen: kunnen; weetment: weet men het
voetnoot15
Sodomyten: (hier wel in de ruimere zin van) zedelijk ontaarden; ten anderen: in de tweede plaats
voetnoot15-1
blinde mommelinghen: onbegrijpelijke mompelingen
[tekstkritische noot]21 salichmakende. Ende - T salichmakende, ende
13 Iohannis. Sij dede - T Iohannis, sij dede
voetnoot1-2
eenich Priesters: door de een of andere priester
voetnoot2
en moghen niet: kunnen niet; soo: zoals
voetnoot3
haer: hun; onderhouden: in stand gehouden
voetnoot4
doer sijnen mont: nl. door de mond van het Beest
voetnoot5-10
die ick hier.... ghenoeghen laten: (anacoluthische constructie; het slot van de met ‘die ick hier’ begonnen relatieve bijzin blijkt vervangen door de hoofdzin ‘wille ickt hier mede laten’)
voetnoot6
om die cortheyt des tijts: ter wille van de korte (beschikbare) tijd, uit tijdsgebrek
voetnoot6-7
goetwillighen: vriendelijke
voetnoot7
moyelyck en valle: lastig val, verveel; dat: opdat
voetnoot8
hier mede: hierbij
voetnoot9-10
hem ghenoeghen laten: zich tevreden stellen
margenoot*
F.iij.vo
voetnoot11
mach: kan; ongheraect: onvermeld
voetnoot12-14
dat de heylighe Kercke.... ontfanghen wordt: dat (het deelgenootschap in) de heilige Kerk alleen maar verkregen wordt door hun zalvingen en kruinschering (bij de priesterwijding)
voetnoot15
van wat state: van welke rang of stand
voetnoot16
aenghenomen titel: aangematigde rechtsgrond
voetnoot18
voldoende: verzoenende
voetnoot20
ex opere operato: uit kracht van wat (daarbij) is verricht
voetnoot1
Antichristen: Antichristussen; maken sij: stellen zij aan
voetnoot2-3
van henlieden: door hen
voetnoot3
onderhouden: in stand gehouden
voetnoot5
opperste: hoogste bestuurders; van Gode: door God; verre sij: (nl. naar de wens der Papisten; de betekenis wordt dus:) zij wensen allerminst
voetnoot6-7
die sij toch.... ongehoorsaem sijn: in margine ‘Matth. 15.’ (vgl. Mattheus 15:1-14, waar Christus zich tegen de Farizeeërs richt)
voetnoot7-8
sulcken tytel aen hem soude nemen: zich zo (nl. ‘hun hooft’) zou noemen
voetnoot8
dat: wat (dit relativum slaat, over het tussenzinnetje heen, terug op ‘hun hooft’)
voetnoot8-10
In margine ‘Iob. 41. Act. 13.’ (vgl. Job 41:25b ‘hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren’, wat slaat op de Leviathan, die door Van der Noot boven reeds met de duivel is geïdentificeerd; Handelingen 13:10, waar Elymas de tovenaar een kind des duivels wordt genoemd)
voetnoot10
houerdyen: hovaardij
voetnoot10-11
Ende heur.... te doene: citaat van de tweede helft uit Openbaringen 13:5
voetnoot11
te doene: nl. dit (‘groote dinghen ende lasteringhen te spreken’, vgl. het citaat van de eerste vershelft hierboven pag. 261 links, reg.1-2); dwelcke: welke (nl. die 42 maanden)
voetnoot11-12
de dry Iaren ende een half van Helias: de drie en een half jaar, dat de profeet Elia onder koning Achab alle dauw en regen deed ophouden, als straf voor de Baälsdienst bij koning en volk (in margine ‘3. Reg. 17.’ = 1 Koningen 17)
voetnoot12
eenen haluen tijt Danielis: vgl. Daniël 12:7, waar sprake is van ‘enen bestemden tijd, bestemde tijden, en ene helft’ (in margine ‘Da. 12.’)
voetnoot12-13
de duysent.... daghen Iohannis: Johannes noemt in de Openbaringen tweemaal het getal van 42 maanden (= 1260 dagen), nl. in 11: 2 en in het geciteerde 13: 5b (in margine ‘Apo. 11.13.’)
voetnoot13 vorige blz.-3
sij dede.... te lasteren: citaat van Openbaringen 13:6 (dat feitelijk dus cursief gedrukt had moeten zijn)
[tekstkritische noot]18 des Heeren, van hem (ghelijck sijn Apostelen waren) in enz. - T des Heeren van hem, ghelijck sijn Apostelen waren in enz.
9. gesloten - T geesloten
margenoot*
F.iiij.ro
voetnoot2
tente: Tabernakel
voetnoot3
daer: waar (vgl. Colossenzen 2:9, ‘want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk’)
voetnoot4
by de inw. wordt ghemeynt: met de inw. wordt bedoeld
voetnoot6
af ghesloten: uitgeslaten
voetnoot7-8
die dinghen: de dingen
voetnoot9
God den Vader.... aenbiddende: In margine ‘Ioan. 4.’ (Johannes 4:24, ‘God is een geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid’)
voetnoot10-11
warachtighe Christenen.... volherdende: In margine ‘Matth. 24. Luc. 9.’ (Mattheüs 24:13, ‘maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden’; Lucas 9: 23-26, waar Christus Zijn discipelen o.m. voorhoudt ‘zo wie zijn leven verliezen zal om mijnentwil, die zal het behouden’)
voetnoot12
al: allen; volstandich: standvastig
voetnoot13
dwelcke: hetgeen
voetnoot13-15
Ende dese beeste.... stryden: (met uitzondering van de woorden ‘oft beestelycken Antichrist’) citaat van Openbaringen 13:7a (echter niet gecursiveerd)
voetnoot16
policyen: verordeningen
voetnoot17
reyne: zuivere, ware
voetnoot18
van hem: door Hem
voetnoot1
gheleert: onderwezen
voetnoot2
erghe: boze
voetnoot3-4
sij vervolchdese... sweert: In margine ‘1. Cor. 6 Act. 4. 6.’ (bedoeld wordt wel 2 Corinthiërs 6:4-10, waar Paulus o.m. over zijn vervolging spreekt; Handelingen 4 en 6, waar resp. Petrus met Johannes, en Stefanus voor de Joodse Raad terecht staan); voortroepinghen: dagvaardingen
voetnoot4
banninghen: verbanningen; met: tezamen met, (hier in de zin van) evenals
voetnoot5
Pharao: In margine ‘Exod. 1.’ (vgl. Exodus 1, over de onderdrukking der Joden in Egypte); Antiochus: Antiochus IV Epiphanes van Syrië (176-164 v. Chr.), die van de Joden invoering van de Zeusdienst in hun tempel eiste, wat tot de opstand der Maccabeeën leidde (in margine ‘Hest. 3.1. Macha. 1.’ De verwijzing naar Ester 3 slaat niet terug op een zinspeling in de tekst, maar doelt op een analoog geval van vervolging; voor Antiochus' optreden, zie het apocriefe Bijbelboek 1 Maccabeeën 1); betoonen: bewijzen
voetnoot5-7
dat Christus.... aenstoots is: In margine ‘Mat. 20. 12 Luc. 2. 1. Pet. 1.’ (de nummering der Mattheüs-hoofdstukken is corrupt; wat met 20 bedoeld wordt, kon ik niet terugvinden; 12 moet zijn 21, vgl. Mattheüs 21:42-44. Zie verder Lucas 2:34b; ook in de verwijzing naar 1 Petrus schuilt een drukfout, bedoeld wordt 1 Petrus 2:7)
margenoot*
F.iiij.vo
voetnoot7-8
nummermeer: nooit
voetnoot8
van rasen: met woeden; hem: (het enkelvoud kan alleen slaan op Christus; wij zouden echter, in verband met het vervolg, ook hier een meervoud verwachten: se, nl. ‘de reyne ghetuyghen ende Predicanten des Heeren’)
voetnoot9
ghesteken: gesloten, (hier) geworpen; vast gesloten: veilig opgesloten
voetnoot10-11
in de teghenwordicheyt der blinder (= verblinde) werelt: (dus) in het openbaar
voetnoot11
achteruolghende: handelende volgens
voetnoot12
heure: nl. van ‘het werelts volck’ (het meervoudige possessivum vindt zijn oorsprong in de collectieve betekenis van ‘volck’)
[tekstkritische noot]10. bichten - T bichten 16-17. stadt: ende in elck huysghesin moeten sij - T stadt, ende in elck huysghesin: moeten sij
6-8. die hunnen troost op die rappige verdiensten ende onreyne verweruinghen deser beestelycker hypocriten setten, - T die hunnen troost op die rappige verdiensten ende onreyne verweruinghen deser beestelycker hypocriten secte, [in beide gevallen cursivering van mij. Ik heb tot een drukfout geconcludeerd, zowel omdat anders het verbum in dese bijzin ontbreekt, als ook omdat het woord ‘secte’ in dit verband uit de toon valt] 12. lichaems - T lich//haems
voetnoot2
weder roepen: herroepen; sij: nl. de gevangenen
voetnoot4-6
Ende dese beeste.... ghegheuen: citaat van Openbaringen 13:7b
voetnoot6
Antichristen: Antichristussen; niemanden: (accusatief-vorm van) niemand
voetnoot9
beuel: macht
voetnoot10
tsiaers eens: éénmaal per jaar; voer heur: vóór zich, in hun tegenwoordigheid; bichten: biechten
voetnoot11-12
weer - oft: hetzij - hetzij
voetnoot12
ghemeynen: gewone
voetnoot13
hulpt: helpt; ontschult: verontschuldiging, rechtvaardiging van zijn gedrag
voetnoot14
dieuen: misdadigers; met Christo: In margine ‘Matth. 27. Marc. 15. Luc. 23. Ioan. 19. Tim. 3.’ (Mattheüs 27:38, Marcus 15:27-28, Lucas 23:32-33 en Johannes 19:18 vermelden alle de kruisiging van Jezus tussen twee misdadigers; 2 Timotheüs 3:12 luidt: ‘En ook allen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden’); inde Vierschare staen: terecht staan
voetnoot15
een: één enkele
voetnoot16
(in allen) spraecken: in alle talen, (dus) bij alle volken
voetnoot17
te doene hebben: iets te maken hebben
voetnoot17-18
allen.... verderuende: (het) geloof dodend bij alle mensen
margenoot*
[F.5.ro]
voetnoot1-2
Want alle.... aenbidden: citaat van Openbaringen 13:8a
voetnoot2-3
heur bewillighen tot: instemmen met
voetnoot4
menschen dreck: (wel met een bijgedachte aan Fillippenzen 3:8)
voetnoot4-9
(vlg. blz.). Die inwoenders der eerden.... moeten hem (nl. het Beest) aenbidden: (één doorlopende zin, waarvan de door mij geciteerde woorden de hoofdzin vormen. Het tussenliggende gedeelte bestaat uit een lange reeks relatieve bijzinnen bij het subject; de punten, welke occasioneel voorkomen, hebben slechts de betekenis van een geprolongeerde rust)
voetnoot5-6
die heur seluen.... lief hebben: In margine ‘2. Tim. 3.’ (2 Timotheüs 3:2a en 4b ‘want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelve.... meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods’)
voetnoot5
heur seluen: zichzelf
voetnoot7
troost: vertrouwen; rappige: schurftige
voetnoot8
deser beestelycker hypocriten: van deze Beestelijke huichelaars
voetnoot9-10
welcker namen.... des Lams: citaat van Openbaringen 13: 8b 10-1 (vlg. blz.). die van Christo.... geregistreert en sijn: In margine ‘Luc. 10 Roma. 11.1. Cor. 6. Philip. 3.’ (vgl. Lucas 10:16, Romeinen 11:24, 1 Corinthiërs 6:11, 15a en 17, Filippenzen 3:9, waar telkens gewezen wordt op de nauwe verbinding tussen Christus en de Zijnen)
voetnoot10
van Christo: door Christus; wordt: woord
voetnoot11
de gherechtighe: de rechtvaardigen
[tekstkritische noot]6. al ist - T als ist 11. dierghelycke. Die vanden - T dierghelycke die vanden
voetnoot1
geteeckent: van een merkteken voorzien (vgl. Openbaringen 22:4b); geregistreert: ingeschreven (nl. in het Boek des Lams, vgl. vorige kolom reg. 9-10); wiens: wier
voetnoot2
des leuigenden: van den levende (God?)
voetnoot2-11
die niet en sijn.... het leuen selue: In margine ‘1. Cor. 6. Phil. 3. Ioan. 15. Psal. 26. Ioan. 14. Rom. 9. Ephe. 1. Ioan. 1. Ioan. 15. 1. Tim. 2.’ (Al deze Bijbelplaatsen staan in min of meer rechtstreeks verband met de heerlijkheid van de Christus-gelovige, zoals deze hier aan de aanbidders van het Beest wordt ontzegd. Vgl. 1 Corinthiërs 6:17, ‘één geest met Hem’; Filippenzen 3:10-11, ‘komen tot de wederopstanding der doden’; Johannes 15:16a, ‘gij hebt mij niet uitverkoren, maar ik heb u uitverkoren’; Psalm 26 - Statenvertaling: 27 - ‘De Heer is mijn licht en mijn heil, voor wien zoude ik vrezen?’; Johannes 14:19b, ‘ik leef en gij zult leven’; Romeinen 9:11-13 over de vrije verkiezing Gods; Efeziërs 1:4-5, ‘gelijk Hij ons uitverkoren heeft in hem vóór de grondlegging der wereld’; Johannes 1:29b, ‘zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt’; Johannes 15:4-6, over de rank die verdort, wanneer zij niet in de Wijnstok blijft; 1 Timotheüs 2:125-6, er is slechts ‘één Middelaar Gods en der mensen’)
voetnoot2-3
niet en sijn vanden cleynen ghetale die: niet behoren tot het kleine aantal (dergenen) die
voetnoot3
Christo: aan Christus
voetnoot4
in eenen gheest deelachtich te wesen: deel te hebben aan één geest
voetnoot5
van hem: door Hem; gheordineert: aangewezen; gheschickt: bestemd
voetnoot6
in sijn voerwetenschappe opgheschreuen: in Zijn vóóruit-weten van alles (voor het eeuwige leven) ingeschreven, (hetgeen neerkomt op:) gepraedestineerd
voetnoot7
van hem: door Hem
voetnoot9
Het Lam: (dit vat de laatste woorden op van het citaat in reg. 9-10 vorige kolom)
voetnoot10
nempt: neemt
margenoot*
[F.5.vo]
voetnoot12
niet, dan der gheender: slechts van degenen
voetnoot1-2
dat daer.... ghedoot word: citaat van Openbaringen 13:8c; dat: nl. het Lam
voetnoot2
voer alle de ghene: (met inbegrip dus van de vromen, die geleefd hebben vóór de geboorte van Christus)
voetnoot3
sijn eenighe doot enz.: alléén Zijn dood enz.; opvaert: hemelvaart
voetnoot4
beloefte: belofte
voetnoot4-6
want sij hebben.... gedroncken: In margine ‘1. Cor. 10.’ (vgl. 1 Corinthiërs 10:1-4, waar Paulus uitdrukkelijk óók de vaderen bij Christus betrekt, ‘want zij dronken uit de geestelijke steenrots die volgde, en de steenrots was Christus’)
voetnoot5
al: allen; een: één; gheten: gegeten; eenen: één
voetnoot6
steen: (steen)rots; hy: nl. Christus; naer hun: na hen (nl. de hierboven bedoelde Oud-Testamentische vromen)
voetnoot7
hy vertradt alleenlyck: toch was Hij het alleen die vertrad
voetnoot7-8
het hooft der slanghen: de macht van de duivel (vgl. Genesis 3:15)
voetnoot8-9
heeft hy ghedoot gheweest: is Hij gedood geworden
voetnoot9-11
ghelyck.... dierghelycke: In margine ‘Gene. 3. Matth. 23. Gene. 3. Matth. 14.’ (de herhaling van ‘Gene. 3.’ is blijkbaar een drukfout; bedoeld wordt overigens Genesis 4:3-8, het verhaal van Kaïns doodslag op Abel. Mattheüs 23:35 vermeldt ‘al het rechtvaardige bloed dat vergoten is op de aarde, van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia.’ Mattheüs 14:6-12 vertelt over de onthoofding van Johannes de Doper)
voetnoot9
openbaerlyck: duidelijk
voetnoot10
Hieremia: Jeremia (dit moet een vergissing van Van der Noot zijn; Jeremia werd niet gedood en bovendien vermeldt Mattheüs 23:35, waarnaar in margine verwezen wordt, uitdrukkelijk Zacharia)
voetnoot11
van den Lamme: door het Lam (= Christus)
[tekstkritische noot]12. bekent hebben. Die - T bekent hebben, die
5. verdompt worden. Die - T verdompt worden, die 7-8. dwelck het woort Gods is, ghedoot - T dwelck het woort Gods is ghedoot
voetnoot1
ghelijck Petrus betuycht: In margine ‘2. Petri. 2.’ (vgl. 2 Petrus 2, vooral vss. 3b, 13a en 21)
voetnoot3
die daer ooren.... hoore: citaat van Openbaringen 13:9
voetnoot4-5
die verstant.... volcht: In margine ‘Ioan. 1.’ (De bedoeling van deze verwijzing is mij niet duidelijk, tenzij zij dient om de parallel te doen uitkomen tussen deze voorbereiding op ‘dat hier naer volcht’ en de voorbereidende prediking van Johannes de Doper, waarvan Johannes 1:15-36 vertelt); van het ghene: door hetgeen
voetnoot4
hem: zich
voetnoot5
hier naer: hierna, verder
voetnoot5-6
eerst, dat hy.... oordeele: in de eerste plaats (late hij zich vermanen) tot de wijsheid om te oordelen in overeenstemming met wat deze dingen (nl. die hierna zullen volgen) doen blijken
voetnoot7
gheloouighe: gelovigen
voetnoot7-9
heur waerschouwende.... gheschreuen is: In margine ‘1. Cor. 2.’ (in 1 Corinthiërs 2:7-10 wijst Paulus op ‘de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid die bedekt was.... welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft.... doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest’)
voetnoot7
heur: hen
voetnoot8
te aenmercken: er opmerkzaam op te zijn
voetnoot9-10
die in de gheuanckenisse.... gaen: citaat van Openbaringen 13:10a
voetnoot9
leyt: leidt, brengt
voetnoot11
heur: nl. de vervolgers der gelovigen; heur waernemen: daarop acht slaan
margenoot*
[F.6.r.o]
voetnoot12
recht: rechtvaardig; bekent: erkend
voetnoot13
wtwendelyck: uitwendig
voetnoot1
hy: nl. de ‘gheest’ uit reg. 14 vor. kolom (of moeten wij dit ‘hy’ opvatten als een singularisering van ‘die de rechtgheloouighe quellen’, onder invloed van de in het enkelvoud gestelde, in reg. 9-10 vor. kolom geciteerde tekst van Openbaringen 13:10a?)
voetnoot2-4
God wilse.... brenghen: In margine ‘Rom. 1.’ (vgl. Romeinen 1:24, ‘daarom heeft ze God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid’)
voetnoot2
wilse: zal ze; sin ende lust: gezindheid en begeerte
voetnoot3
duyuelrye: duivelse boosheid
voetnoot3-4
(De punt na ‘laten brenghen’ sluit de zin niet af, maar heeft de betekenis van een geprolongeerde rust)
voetnoot4-5
om alle manieren.... worden: In margine ‘2. Thess. 2. 2. Tim. 4. 2. Pet. 2.’ (vgl. 2 Thessalonicenzen 2:11-12, ‘en daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven, opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid’. In 2 Timotheüs 4:4 en in 2 Petrus 2:1-3 en 20-21 vindt men een verwante gedachte)
voetnoot4
manieren: verschijningsvormen
voetnoot5
mochten verdompt worden: verdoemd zouden kunnen worden
voetnoot5-8
die den ermen.... verdompt worden: vrije weergave van Openbaringen 13:10b 5. den ermen onnooselen: de ongelukkige onschuldige
voetnoot6
doot: doodt; verdoet: ombrengt
voetnoot7-8
met den sweerde syns monts.... woort Gods is: In margine ‘Ephe. 6. 2. Thess. 2.’ (vgl. Efeziërs 6:17b, ‘het zwaard des Geestes hetwelk is Gods woord’ en 2 Thessalonicenzen 2:8b, ‘denwelke de Here verdoen zal door den Geest zijns monds’)
voetnoot9
seyt Christus: vgl. Johannes 12:48
voetnoot10-11
in Apocalipso int 11 Capitel: vgl. Openbaringen 11:5a (waarvan het nu volgende ‘indien hem yemant.... te niete brenghen’ een citaat is)
voetnoot11
hem: hen (nl. de getuigen Gods, waarvan in deze tekst sprake is)
[tekstkritische noot]10. glorie soeckende. Sij - T glorie soeckende, sij 11. sijnde. De lusten - T sijnde, de lusten
4. sullen. Van het eerste - T sullen, van het eerste
voetnoot2
verteiren: verteren; te niete brenghen: vernietigen
voetnoot2-4
ende ick sach.... als een Lam: citaat van Openbaringen 13:11 (zonder het slot)
voetnoot4
ende hadde: en (dit) had
voetnoot4-5
bediedende ende voerbeldende: betekenend en verbeeldende
voetnoot6-10
die in hun voorstellen.... ydel glorie soeckende: In margine ‘Rom. 1. 1. Cor. 10. 13. Philip.’ (De nummers der hoofdstukken bij de twee laatste Bijbelplaatsen zijn blijkbaar corrupt. Bedoeld worden wel: 1 Cor. 10 en Philip. 1. 3. Vgl. Romeinen 1:22-32, 1 Corinthiërs 10:20, Filippenzen 1:16a en 3:18-19)
voetnoot6
voorstellen: voornemens, bedoelingen
voetnoot8
niet Godt, maer heuren eyghen buyck (soeckende): vgl. Filippenzen 3:19b, ‘welker God is de buik’
voetnoot9
houerdye: hovaardij
margenoot*
[F.6.vo]
voetnoot10
rijsen: komen voort
voetnoot10-11
tot ertsche.... begheuen sijnde: volkomen genegen tot en toegewijd aan aardse wijsheid
voetnoot12-13
verwecken heur: prikkelen hen
voetnoot13
gherechten: echte, ware
voetnoot14
viericheyt: geestdrift
voetnoot14-15
oft doer.... voorts ghedreuen: (anacoluthisch toevoegsel; versta:) of door geldzucht gedreven is het, dat zij preken
voetnoot15-1
Sij comen op.... verderuen sal: In margine ‘Apoca. 22. Psal. 84.’ (vgl. Openbaringen 22:11a, ‘die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe, en die vuil is, dat hij nog vuil worde’. Psalm 84 lijkt mij een drukfout voor 34, vgl. Psalm 35 - nummering der Statenvertaling - vers 5, ‘laat ze worden als kaf voor den wind en de Engel des Heren drijve ze weg’)
voetnoot15
comen op: gaan voort
voetnoot1
ende steedts blyuen sullen: en zij zullen dit steeds blijven doen
voetnoot2-3
voorts gaen: voortgaan
voetnoot3-4
tot dat sij.... aenscouwen sullen: In margine ‘2. Pet. 1. 1. Cor. 13.’ (vgl. 2 Petrus 1:10-11 en 1 Corinthiërs 13:12, waar gesproken wordt resp. over ‘de ingang in het eeuwig Koninkrijk onzes Heren en Zaligmakers Jezus Christus’ en over het ‘zien van aangezicht tot aangezicht’)
voetnoot4-9
Van het eerste beghin.... op gheresen: In margine ‘Gene. 14. Gene. 9.17.21.57.28. Exod. 7.2. Tim. 3. Num. 22. Iudic 22. 21. Ieremi. 20. Matth. 27. Act. 13. Ioan 1. 3. Reg. 16.’ Hieronder komen ook heel wat verwijzingen voor naar gebeurtenissen, die in de tekst zelf niet worden vermeld (vgl. Genesis 14, Lots gevangenneming en wegvoering met de inwoners van Sodom - of is 14 een drukfout voor 4: Genesis 4, de doodslag van Kaïn op Abel? - Genesis 9, Cham bespot zijn dronken vader Noach; Genesis 17, de instelling der besnijdenis - waarschijnlijk echter is 17 een drukfout voor 11: Genesis 11, de torenbouw van Babel -; Genesis 21, Ismaël spot met de kleine Isaäk; Genesis 27-57 is een drukfout - en 28, Jacob wordt door Esau bedreigd en vlucht voor hem; Exodus 7:11 en 2 Timotheüs 3:8, de tovenaars van Farao, Jannes en Jambres, bootsen Mozes' wondertekenen na; Numeri 22, de geschiedenis van Bileam; Richteren 20 - 22 is een drukfout - en 21, de zonde van en de strijd tegen de Benjaminieten; Jeremia 20, Jeremia's gevangenneming door Pashur; Mattheüs 27, de kruisiging van Jezus; Handelingen 13:6-12, het verzet van de tovenaar Bar-Jezus of Elymas tegen de prediking van Paulus en Barnabas; ‘Ioan. 1.’ moet zijn ‘3. Ioan. 1.’, vgl. 3 Johannes 1:9, waar de apostel klaagt over de tegenwerking van Diotrefes, de leider der gemeente; ‘3. Reg. 16.’ = 1 Koningen 16, waar verteld wordt over de goddeloosheid van verschillende Koningen van Israël)
voetnoot5
Cain: vgl. Genesis 4:3-8
voetnoot7
Cham: vgl. Genesis 9:20-26; Noës: Noachs; Ismael: de zoon van Abraham en diens dienstmaagd Hagar (vgl. Genesis 21:9-21); Esau: vgl. Genesis 27 en 28
voetnoot8
Iannes en Iambres: vgl. 2. Timotheüs 3:8; Balaham: Bileam, de profeet die van de Moabitische vorsten opdracht krijgt het volk Israël te vervloeken, maar het daarentegen, in uitdrukkelijke opdracht van God, zegent (Numeri 22); Baal Propheten: profeten in dienst van de afgod Baäl, (dus:) valse profeten
voetnoot9
In Annas ende Cayphas: Annas was de schoonvader van Kajafas, hogepriester in het jaar dat Jezus gekruisigd werd, en had in Diens veroordeling een belangrijk aandeel (De hoofdletter bij ‘In’ is wellicht te verklaren, doordat hier van de voorbeelden uit het Oude Testament wordt overgegaan op die uit het Nieuwe); Baricha: (in deze vorm komt de naam niet voor, waarschijnlijk bedoelt Van der Noot) Bar-Jezus (vgl. Handelingen 13:6-12); Diotrepes: vgl. 3 Johannes 1:9
voetnoot10-1
Choor Esels: (naar analogie van ‘choorbisschop’ en ‘choordeken’, voor) de geestelijken, die in het priesterkoor hun plaats hebben; (Choor) Sanghers: koorzangers (wellicht met inbegrip van de priester die de Mis celebreert)
voetnoot1
yeghelyck: ieder
voetnoot2
openlyck: duidelijk
voetnoot2-3
mercken mach: waarnemen kan (De punt sluit de zin niet af en geeft slechts een rust aan)
voetnoot3-4
daer sij heur dominatie hebben: (overal) waar zij hun gezag uitoefenen
voetnoot4-6
Het gecursiveerde gedeelte is een citaat van Openbaringen 13:11b
voetnoot5
gheconterfeyt: nagemaakt, vals
voetnoot7
rijck: machtig
voetnoot7-9
alleenlyck rijst.... beloften Gods: (deze zin is op te vatten als een nadere uitwerking van ‘rijck in het woort’:) Zijn gemeente komt (immers) alléén maar voort uit de blijde boodschap en de beloften Gods
margenoot*
[F.7.ro]
voetnoot9-10
dat woordt.... ordonnantien: In margine ‘Psal. 44.’ (vgl. Psalm 45 - nummering der Statenvertaling - vers 7b, ‘de schepter uws koninkrijks is een schepter der rechtmatigheid’)
voetnoot9
recht: waarachtig, rechtmatig (ook in reg. 10)
voetnoot10
roye: roede, staf, schepter; sij: nl. deze ‘roye’
voetnoot1
regneert: regeert, heerst
voetnoot2
het Lam Gods op den berch Sion: vgl. Openbaringen 14:1a (in margine ‘Apo. 14.’)
voetnoot3
bediedende: betekenend; seuen hoornen: vgl. Openbaringen 5:6
voetnoot4-7
dese beeste.... sijns niet: In margine ‘Ioan. 16. Collo. 2.’ (vgl. Johannes 16:2b, ‘de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen’; Colossenzen 2:20-23, vooral vers 23, over menselijke inzettingen en geboden ‘dewelke wel hebben een schijnrede van wijsheid in eigenwillige godsdienst en nederigheid en in het lichaam niet te sparen, doch zijn niet in enige waarde, maar tot verzadiging des vleses’)
voetnoot7
en sijns niet: zijn dit niet; dese: nl. deze twee hoornen
voetnoot7-10
de verdoruen.... voort ghebracht: de uitlegging en verdraaiing in vleselijke zin en verkondiging van de bedorven en vervalste geschriften der beide Testamenten (in margine ‘2. Cor. 11. Gal. 3.’; vgl. 2 Corinthiërs 11 en Galatiërs 3, waar Paulus waarschuwt tegen ondergang van het geloofsleven door wettische voorschriften)
voetnoot11
Hipocrijts wesen: huichelachtig iets
voetnoot12
meyninghe: bedoeling; het recht.... niet hebbende: zonder het juiste onderscheidingsvermogen van de (Heilige) Geest
voetnoot13-15
dese lettere.... opsichte: In margine ‘1. Cor. 2. 2. Cor. 3.’ (vgl. 1 Corinthiërs 2:4-16 en 2 Corinthiërs 3:5-7, met in vers 6b ‘want de letter doodt, maar de Geest maakt levend’)
voetnoot14
niet met allen: volstrekt niet
voetnoot15
opsichte: betrekking; Hy is.... leuen: In margine ‘Ioan. 14.’ (vgl. Johannes 14:6, ‘Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven’)
[tekstkritische noot]2-3. fantastycke, gheueyst, - T fantastycke gheueyst,
13. Testamenten - T Tessamenten
voetnoot1
Sijn woordt.... leuen: In margine ‘Ioan. 6.’ (vgl. Johannes 6:63b, ‘de woorden die ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven’)
voetnoot2
coper oft metael gheluydt gheuende: In margine ‘1. Cor. 13.’ (vgl. 1 Corinthiërs 31:1b, ‘zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden’); fantastycke: hersenschimmig
voetnoot3
gheueyst: gehuicheld; Sophistich: bedrieglijk van redenering; al ist saecke dat: ofschoon; sij: nl. de verkondigers van ‘de verdoruen ende verualste letteren’ uit reg. 7-8 vor. kolom
voetnoot4-5
niemanden: (datiefvorm van) niemand
voetnoot6
niet Christi: niet dat van Christus; ophouden: in stand houden
margenoot*
[F.7.vo]
voetnoot7-9
sij veranderen.... in Afgoden: zij ontrekken het goede, dat God geschapen heeft, aan het juiste gebruik, en veranderen b.v. bomen (bedoeld wordt: het hout daarvan) in afgoden (nl. heiligenbeelden). In margine ‘Roma. 1.’ (vgl. Romeinen 1:23, ‘en hebben de heerlijkheid des onverderflijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderflijk mens, en van gevogelte, en van viervoetige en kruipende gedierten’)
voetnoot9-10
siluer.... verchierselen: (Wat er staat, kan onmogelijk juist zijn; vermoedelijk wordt bedoeld: ‘siluer, gout, syde, laken, fluweel, in geueysde heylighen verchierselen’:) zilver, goud, zijde, laken en fluweel in pronkgewaden voor valse heiligen (nl. de reeds genoemde beelden)
voetnoot10-12
(sij veranderen) den reynen.... oncuysheyt: In margine ‘Heb. 13.’ (vgl. Hebreeërs 13:4, ‘het huwelijk is eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen’)
voetnoot12
van Gode: door God
voetnoot13
te wijcken: (hier voor) te doen afwijken; superstitien: bijgelovigheden
voetnoot13-2
om sijn gheboden.... op te rechten: In margine ‘Matth. 15.’ (vgl. Mattheüs 15:3-6, in het bijzonder vs. 6, ‘gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting’)
voetnoot1
tot niet te maken: te vernietigen
voetnoot2
op te rechten: (hier voor) te vestigen, in te stellen; eyndelyck: uiteindelijk
voetnoot3
waeraf: waarvan
voetnoot4
sij: nl. de dienaars van het tweede Beest
voetnoot5
te houden staende: te handhaven
voetnoot6
ghehouwen ende ghecapt: in een bepaald model gehakt en gekapt (De punt sluit de zin niet af en geeft slechts een geprolongeerde rust aan)
voetnoot7
proeuen: bewijzen
voetnoot8-10
heur Misse.... dierghelycke: (dat) de te hunner ere opgedragen Mis een verdienste (is), hun overschot aan goede werken een nuttig iets, het vagevuur iets heel verschrikkelijks en zo meer. (Overschot aan goede werken: dit slaat op de opvatting, dat onder de heiligen er velen zijn, die weinig zonden bedreven en zeer veel goede werken verricht hebben, zodat hun voldoeningen groter zijn dan de tijdelijke straffen die zij hadden uit te boeten; de overvloed van deze voldoeningen stroomde, met de oneindige voldoeningen van Christus, in de schatkist der Kerk, die daaraan de losprijs ontleent voor de tijdelijke straffen harer kinderen door het verlenen van aflaten)
voetnoot11
beestelycke: (in de dubbele zin van ‘beestachtig’ en ‘van het Beest’); esels: vgl. pag. 268 links, reg. 1; buyckbisschoppen: (voor) dienaars van hun buik en niet van God (vgl. Filippenzen 3:19b, ‘welker God is de buik’); Antichristen: Antichristussen
voetnoot12
heur: zich
voetnoot12-13
dat in de Mijters.... bediet syn: dat de mijters, die zij dragen, het Oude en het Nieuwe Testament aanduiden (bij de wijding van een bisschop wordt door diens consecrator de mijter o.m. aangeduid als ‘de hoornen van beide testamenten’)
voetnoot13-1
welcker waerheyt sij beuechten: tegen welker getuigenis zij strijden
[tekstkritische noot]3. ghelijckste - T ghelijckse 11. grooten Antichrist - T groo- // Antichrist
voetnoot1-2
segghen waer: spreken de waarheid
voetnoot2
dat sij de figure dragen: dat zij (slechts) de afbeelding dragen (en niet de zaak zelf)
voetnoot3
een schaduwe: schaduwbeeld, schijnbeeld
voetnoot4
ghemack: rust en genoegen
margenoot*
[F.8.ro]
voetnoot5-4
vlg. kolom. Sij sijn.... heylighe Gheest: In margine ‘Matth. 7. 2. Thess. 2. 2. Tim. 3. 1. Cor. 6. Matth. 3. 2. Cor. 11. Ezech. 34. Esai. 56. Philip. 3. Esai. 6. Ieremi. 2.’ (vgl. Mattheüs 7:15; 2 Thessalonicenzen 2:3-4 en 9-12; 2 Timotheüs 3:2-5; 1 Corinthiërs 6:10; Mattheüs 3:7; 2 Corinthiërs 11:3; Ezechiël 34:2-10; Jesaja 56:10; Filippenzen 3:18-19; Jesaja 6:10-12; Jeremia 2:8, 19-20, 27-28. Voor zover Van der Noot naar deze plaatsen citeert, wordt dit hieronder nader aangegeven)
voetnoot6-7
woluen: vgl. Mattheüs 7:15 over de ‘wolven in schaapsklederen’
voetnoot7
lichtuerdighe: lichtzinnigen; met alle winden wayende: mensen die met alle winden meewaaien (vgl. Efeziërs 4:14a, ‘.....die.... omgevoerd worden met alle wind der leer’)
voetnoot8
Afgodendienaers: vgl. 1 Corinthiërs 6:10 (‘noch.... noch afgodendienaars.... zullen het Koninkrijk Gods beërven’); wederpartyen: tegenstanders
voetnoot9
Aderen gheslachte: adderengebroedsel (vgl. Mattheüs 3:7, waar Johannes de Doper de Farizeeërs en Sadduceeërs zo noemt); slanghen ghebroetsele: gebroedsel van de slang uit het Paradijs (vgl. 2 Corinthiërs 11:3, ‘doch ik vrees, dat enigszins gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzo uw zinnen bedorven worden om af te wijken van de eenvoudigheid die in Christus is’)
voetnoot9-10
Vossen die den wijngaert des Heeren verderuen: vgl. Hooglied 2:15 (‘Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven’)
voetnoot11
wanhopende (= de moed opgevende en dus laffe, in hun taak tekort schietende) herders: vgl. Ezechiël 34:2-10, waar God de herders dreigt die ‘zichzelven weiden maar mijne schapen niet weiden’; blinde wachters, stomme honden: vgl. Jesaja 56:10, ‘hun wachters zijn allen blind, zij weten niets, zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen, zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief’
voetnoot1
boos saet: onkruid (vgl. Mattheüs 13:25, ‘....kwam zijn vijand en zaaide onkruid midden in de tarwe....’)
voetnoot2-3
welcker buyck.... schande: vgl. Filippenzen 3:19a, ‘welker einde is het verderf, welker God is de buik’
voetnoot3
alle dese ende meer deser ghelijcke: dit alles en dergelijke meer; ghelijcktse: vergelijkt ze
voetnoot5
verkeert: veranderd; nauwelyck: nauwelijks
voetnoot6
daer af: daarvan; grontsop: droesem, drab
voetnoot7-8
Dese beeste.... beesten: citaat van Openbaringen 13:12a
voetnoot8-9
dit beestelyck broetsele.... te bedrieghen: In margine ‘2. Tess. 2. Matth. 3.’ (opnieuw een verwijzing naar de onmiddellijk hierboven geciteerde Bijbelplaatsen; vgl. 2 Thessalonicenzen 2, Paulus' profetie van de Antichrist, en Mattheüs 3:7)
voetnoot9
in gheueystheyt: huichelachtig; de selue: dezelfde
voetnoot13
daer Sathan synen stoel heeft: (overal) waar Satan zijn troon heeft (In margine ‘Apoca. 2.’; vgl. Openbaringen 2:13a, ‘Ik weet uwe werken, en waar gij woont, namelijk daar de troon des satans is’); daer: (en) waar
voetnoot14
Godsdinst: Godsdienst
voetnoot15-16
Ende hy maect.... aenbidden: citaat van Openbaringen 13:12b
voetnoot18
daer af: daarvan
[tekstkritische noot]7. schade van goeden te lijden - T schade van goeden, te lijden
15. sijn? - T siin? 17-18. opgerecht - T opggerecht
margenoot*
[F.8.vo]
voetnoot2-9
die teghen het ghelooue.... te verliesen: In margine ‘Mat. 2. Heb. 6.10. 2. Petri. 2.’ (Met ‘Mat. 2.’ zal wel bedoeld worden ‘Mat. 12’. Mattheüs 12:45b, Hebreeërs 6:4-6, Hebreeërs 10:26-27 en 2 Petrus 2:20-21 leggen alle de nadruk op de onmogelijkheid om ‘degenen die eens verlicht geweest zijn.... en afvallig worden.... wederom te vernieuwen tot bekering’)
voetnoot4-5
in de eertsche bedelerye ende lasteringen woonen: vertoeven temidden van aardse bedelarij en Godslasteringen
voetnoot6
officie: ambt
voetnoot7
staten: hoge waardigheden; schade van goeden: schade aan hun eigendommen
voetnoot8
auenturen: wagen
voetnoot10
wulpse: lichtzinnige; ghenuchten: genietingen
voetnoot11
Samuels sone: (drukfout voor ‘sonen’?) Joël en Abia, door hun vader Samuël tot Richters over Israël aangesteld, ‘wandelden niet in zijn wegen, maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken en bogen het recht’ (1 Samuël 8:1-3)
voetnoot11-12
des Heeren ordonnantien misbruyckende: handelende in strijd met de inzettingen des Heren (In margine ‘Rom. 2.3.8.’; vgl. Romeinen 2, o.a. vs 23, ‘die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet?’; Romeinen 3, o.a. vs 28, ‘wij besluiten dan dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder de werken der wet’; Romeinen 8, o.a. vs 7, ‘daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God, want het onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook niet’)
voetnoot12
Dathan, Core, ende Abiron: Dathan, Korach en Abiram verzetten zich tegen Mozes en werden tot straf met al de hunnen door de aarde verzwolgen (vgl. Numeri 16)
voetnoot12-1
de selue wederstaende: In margine ‘Matth. 10. 2. Tim. 3.’ (vgl. Mattheüs 10, o.a. vs 25b ‘indien zij den heer des huizes Beëlzebul hebben geheten, hoeveel te meer zijn huisgenoten’; 2 Timotheüs 3:8b, ‘alzo staan ook dezen de waarheid tegen’)
voetnoot12
de selue: deze (nl. ‘des Heeren ordonnantien’)
voetnoot1
last: moeite
voetnoot2-3
grooten erbeyt te doene: zich zeer in te spannen
voetnoot3-4
heur eyghen vleesch ghemack, eere enz.: rust en genoegen, eer enz. van hun eigen lichaam
voetnoot5
en doruen heur niet laten duncken: behoeven zich niet te verbeelden
voetnoot7
wyens dootlycke wonde ghenesen was: vgl. pag. 258 rechter kolom reg. 7-8 (wyens: welks)
voetnoot8
religien: (hier wel voor) godsdienstige voorschriften en instellingen; op een nieu: opnieuw; ghepolijstert: gepolijst
voetnoot9
leuren: lorren; nieuwelyck ghelapt ende herbrodt: onlangs (nl. op het Concilie van Trente) opgelapt en opnieuw versteld
voetnoot10
helsche honden: (gewone uitdrukking voor) duivels (dit slaat niet meer op de afvallige Reformatorischen, maar grijpt terug naar de ‘sij’ van reg. 16 op pag. 270 rechts, nl. de R.K. priesters, die van deze afval de oorzaak zijn)
voetnoot12-15
haer eyghen.... gheacht worden: In margine ‘Matth. 15.’ (vgl. Mattheüs 15:3-6, in het bijzonder vs 6, ‘gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting’)
margenoot*
G.j.ro
voetnoot15
sovdt: zou het
voetnoot16
nieu opgherechte: herstelde
voetnoot17
van nieus: opnieuw
voetnoot18
Afgoden: nl. de heiligenbeelden; versien: verzorgd; vermaect: opgeknapt
[tekstkritische noot]11. de selue - T de selde 13. drinckter, - T drinckter 15-16. rauotten: - T rauotten,
4. veriaecht: sij worden - T veriaecht, sij worden 8. begrauen. Dies - T begrauen, dies
voetnoot1
nieu neusen ende handen aen ghelapt, gheschildert enz.: er nieuwe neuzen en handen aan gelapt, ze (nl. die ‘Afgoden’) geschilderd enz.
voetnoot3
rasende: krankzinnige; berie: draagbaar
voetnoot4
de selue: deze
voetnoot5
syden ende gulden koerssen: zijden en met goud bestikte klederen
voetnoot6
pater nosters: rozenkransen; riemen: gordels
voetnoot7
borsen: beurzen, geldtassen; meyen: bloeiende takken; cruyt: groen; verchiert: versierd
voetnoot9
kerssen: kaarsen
voetnoot11
de selue: die
voetnoot13
kermissen: plechtige missen bij de jaarlijkse viering van het feest der kerkwijding
voetnoot14-15
men steckter ende ketster: men brengt er mes- en dolksteken toe en spant zich (op die wijze) in om zijn doel te bereiken [vgl. de Franse versie, fol. G. 8. verso: ‘....on y combat & donne de coutelaces l'vn a l'autre....’]
voetnoot15
houter: houdt er
voetnoot15-16
rauotten: zondige vermaken
voetnoot16
ruffianen: bordeelhouders; coppelerssen: koppelaarsters
voetnoot17-18
hebben neringhe: doen (goede) zaken
voetnoot18
in somma: kortom
margenoot*
G.j.vo
voetnoot1
wel ghesalft: goed met geneeskrachtige zalf bestreken (en dus: genezen)
voetnoot1-2
so langhe - is: zolang - bestaat
voetnoot2
sij: nl. degenen die tot deze ‘ghemeynte’ behoren; religien: godsdienstige voorschriften
voetnoot3-4
ende de dienaers Gods.... sijn veriaecht: en (zolang moeten) de dienaars van God.... verjaagd blijven (predicanten: predikers)
voetnoot6-8
heure lichamen.... begrauen: In margine ‘Psal. 79.’ (bedoeld wordt wel ‘Psal. 78’, volgens de nummering der Statenvertaling Psalm 79, vers 2-3: ‘zij hebben de dode lichamen uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot spijs gegeven, het vlees uwer gunstgenoten aan het gedierte des lands. Zij hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten, en daar was niemand die ze begroef’)
voetnoot7
haghen: kreupelbosjes (hier wel: lage bomen)
voetnoot8
dies: daarom
voetnoot9
heure handen te gader slaghen: klappen in de handen
voetnoot10
mommen: houden gemaskerde feesten; houeren: leiden een vrolijk leven
voetnoot13
straften: berispten; tracteren: behandelen
voetnoot14-15
Refereynen ende boecxkens vol lachters: schandelijke refereinen en (lied)-boekjes
voetnoot15
segghen laster ende verachtinghe: spreken smadelijke en minachtende woorden
[tekstkritische noot]5. te Brugge, - T te Brugge.
3. in deser manieren - T In deser manieren 4. alderghenadichste, - T alderghenadichte, 12. missen: Godt sal - T missen, Godt sal [Ik heb hier de interpunctie van de Franse versie gevolgd, fol. H. 1. verso] 16. wt roepe, - T wt roepen,
voetnoot1
ghebeyren: gaan te keer
voetnoot1-2
bloetghierighe: bloeddorstige
voetnoot2-3
heur is te wers: het is te erg, onverdraaglijk, voor hen
voetnoot4
moghen goet doen: kunnen bevestigen
sermoonen: predicaties
voetnoot5
B.: Broeder; Cornelis den Hisper: (vrijwel zeker op te vatten als:) Cornelis den Gisper (= de geselaar), nl. de Minderbroeder Cornelis Adriaensz. Brouwer (1521?-1581), bekend als ‘Broer Cornelis’, die te Brugge fel de Reformatie bestreed (vgl. J.G. Sterck - ‘Marnix en Broer Cornelis’ in Miscellanea Gessleriana 1948, pag. 1166, noot 12). Zijn bijnaam ‘de geselaar’ ontleende hij aan het omtrent hem in omloop zijnde gerucht van ‘discipline ende secrete penitentie, of geesselinghe, die hy gebruyckte met zijn deuotarighen’
voetnoot6
Ian vanden Hagen: de Dominicaan Jan van den Haghen of Dumaeus (1520-1573) richtte zich vanaf 1566 in woord en geschrift vooral fel tegen de Calvinisten
voetnoot6-7
dat weerdich stuck boefs: ik ben er niet in geslaagd te ontdekken wie hier bedoeld wordt
voetnoot7
tot S. Goulen: in de Sint-Goedele-kerk; staet en predict: staat te preken
margenoot*
G.ij.ro
voetnoot10
hun seluen: zichzelf (ook in reg. 13)
voetnoot11
gewasschen: (schoon) wassen; schoteldoecken: vaatdoeken
voetnoot12
schichten: pijlen
voetnoot12-13
daer mede: waarmee
voetnoot14-15
Ende heur.... mochte: citaat van Openbaringen 13:15a
voetnoot14
heur: nl. aan het tweede Beest (zie pag. 267 reg. 2-4 li. kol.); den beelde der beeste: aan het beeld van het (eerste) Beest (dit slaat op wat vermeld is in het 14de vers, dat door Van der Noot is overgeslagen: ‘het - nl. het tweede Beest - verleidt degenen die op de aarde wonen, door de tekenen die aan hetzelve te doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het - eerste - beest, zeggende tot degenen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest, dat de wond des zwaards had en weder leefde, een beeld zouden maken’)
voetnoot14-15
den gheest: de (levens) geest
voetnoot15
mochte: zou kunnen
voetnoot2
het beelt: (bedoeld wordt de wereldlijke vorst, die zich aan de Paus heeft onderworpen en daardoor ‘des Paus leuende beelt’ geworden is; vgl. hieronder reg. 16-17); ercheyt: slechtheid
voetnoot3
onderhouden: in stand houden
voetnoot3-6
Vwer Majesteyt.... Potentaten: vgl. de noot bij reg. 7-8 van pag. 259 re. kol.
voetnoot5
alder moghenste: allermachtigste
voetnoot6
Princen: vorsten
voetnoot7
te ghelycken: vergeleken
voetnoot7-8
V.M. wille is: het de wil van Uwe Majesteit is
voetnoot8
te doen in brenghen: te doen invoeren
voetnoot11
onderhout: houd in stand, bescherm
voetnoot12
en moecht ghy niet: kunt gij niet; missen: dwalen
voetnoot13
voorstellen: voornemens
voetnoot14
d'eene op d'ander: de een na de ander
voetnoot15
dominien: gebieden; vercondighe: bekend make
voetnoot16
wt roepe: afkondige; betoonen: bewijzen
margenoot*
G.ij.vo
[tekstkritische noot]11-12. aenbidden, oft soodanige - T aenbidden. Oft soodanige
3-4. gesmeert worden, - T gesmeertworden, 12-13. sy, een teeken van hem ontfangen, moetent alle - T sy, ende een teeken van hem ontfangen, moetment alle 14. vanden Bisschoppen - T vandenBisschoppen 14-15. het Crisma - T hetCrisma
voetnoot2
statuten: verordeningen
voetnoot4
onder uwe titulen: onder het gezag van de u toekomende titels, waardigheden
voetnoot6
wtgheroepen: afgekondigd
voetnoot6-7
ende dat v placcaet.... worde: en (gebied) dat uw plakkaat op straffe des doods worde nageleefd
voetnoot7-8
al segghen.... v na: al vertellen (de bewoners van) andere rijken of andere vorsten van u
voetnoot8
v ampt: uw rechtsmacht
voetnoot8-9
en acht op heur woorden niet een haer: schenk niet de minste aandacht aan hun woorden
voetnoot9
v goetduncken: uw (eigen) gevoelen
voetnoot12
soodanige ordonnantien.... en willen: zulke verordeningen niet willen naleven; suldy: zult gij
voetnoot13
weerden: waarde, dierbare
voetnoot14
al: allen
voetnoot15
verdoen: ombrengen
voetnoot16
tormenten: pijnigingen; yemanden: (accusatiefvorm van) iemand
voetnoot18
ghehout: gehuwd; ionckgeselle: vrijgezel
voetnoot19
al: allen
voetnoot20
souder doer: zou door hen
voetnoot21 vorige kolom-2
maect alle.... te ontfanghen: vrijwel letterlijk citaat van Openbaringen 13: 16 (maect alle te ontfanghen: bewerk, dat allen ontvangen)
margenoot*
G.iij.ro
voetnoot2
bouen dien dat enz.: (hier vergeet Van der Noot weer, dat hij feitelijk bezig is met een toespraak van de R.K. geestelijkheid tot een wereldlijk vorst en gaat hij opnieuw over tot zijn eigen betoog)
Papen: wereldlijke geestelijken
voetnoot2-13
bouen dien dat.... oock ontfanghen: (De constructie is: ‘behalve dat de monniken en wereldlijke geestelijken van de Paus...., moeten alle mensen het - nl. dit teken - ook aan hun voorhoofd krijgen)
voetnoot3-4
op heur hoofden.... gesmeert worden: (dit slaat op de kruinschering en zalving bij de priesterwijding)
voetnoot6
Sodomitsche reynicheyt: (ironisch) reinheid als in Sodom (de stad der homosexualiteit, vgl. Genesis 19:1-11)
voetnoot7
doruen: durven
voetnoot9
scholen: (in het bijzonder wel) hogescholen; staten: (bekleders van) hoge ambten
voetnoot10
aennemen: ondernemen
voetnoot12
stoel: troon
voetnoot14
vanden: door de
voetnoot15
Crisma: chrisma, de zalfolie die in de R.K. kerk wordt gebruikt; geuormt: voorzien van het H. vormsel (waarbij door de oplegging der handen van de bisschop, de zalving en de heilige woorden, de gedoopte kracht ontvangt om het geloof standvastig te belijden)
[tekstkritische noot]9. oft Antichrist - T oft Antichrist 11. een Minnebroeders - T eenMinnebroeders
6-7. ghesmoute, die - T ghesmoute die 8. prebenden, - T prebendeu,
voetnoot1
mach: kan
voetnoot2
rechtelyck: op de juiste wijze; oprecht: goed (ook in reg. 5)
voetnoot3
sekerlyck: ontwijfelbaar
voetnoot4
betrouwen heurder goeder wercken: (het) vertrouwen op hun goede werken
voetnoot6
trachtich: werkzaam (?)
voetnoot8
wt den ghelooue spruyt: (De punt na deze woorden sluit de zin niet af, maar geeft slechts een rust aan)
voetnoot9
te beroemen: zich te beroemen
voetnoot10
beuaerden: bedevaarten; bichten: biechten
voetnoot11-12
in een Minnebroeders.... begrauen te worden: begraven te worden als lid der Derde Orde (van wereldlijke personen) der Minderbroeders (de Tertiarissen mochten in het ordegewaad worden begraven)
voetnoot12
pater noster: (op te vatten in meervoudige zin, evenals het volgende ‘aue maria’); roosen hoykens: rozenkransen
margenoot*
G.iij.vo
voetnoot14-16
Ende dat.... naems: citaat van Openbaringen 13:17
voetnoot16
bekent: belijdt; dat: wat
voetnoot17
te vreden is: nl. met ‘al dat ons Christus gheleert, gheboden, ende beloeft heeft’; na: naar; wilt: wil
voetnoot19-1 (vlg. kolom)
sielmissen: missen voor de zielerust van een overledene
voetnoot1-2
onder heur: onder hen, onder hun heerschappij
voetnoot2
worden: (het meervoud is afgeleid uit de generaliserende betekenis van ‘die’ in reg. 1)
voetnoot3
verdoempt: veroordeeld
voetnoot4
al: allen; goy: goede, brave
voetnoot4-5
het dobbel teecken: nl. naast dat van het Vormsel ook dat van de priesterwijding (vgl. pag. 274, reg. 7 re. kol.)
voetnoot5
Caracterem indelebilem: het onverdelgbaar teken (nl. het innerlijk priesterlijk merkteken, dat bevoegd maakt tot het verrichten der priesterlijke functies, en verkregen wordt door de wijding); soo: zoals
voetnoot6
te weten, sijn gheschoren ende ghesmoute: namelijk zijn geschorenen en ingevetten (gedoeld wordt op de kruinschering en handenzalving bij de priesterwijding)
voetnoot8-10
met sermonye... omgaende: zich bezighoudende met ‘sermonye’ (= ‘gepreek’?, gevormd om de klank-overeenkomst met ‘simonye’?), met simonie, met het ruilen en weggeven van kerkelijke inkomsten en prebenden, en met allerlei Roomse handelszaken in het groot en in het klein
voetnoot10-11
Christus.... ghedreuen: In margine ‘Matth. 1.’ (bedoeld wordt ‘Matth. 21’; vgl. Mattheüs 21:12, ‘En Jezus ging in den Tempel Gods, en dreef uit allen die verkochten en kochten in den Tempel, en keerde de tafels der wisselaars om, en de zitstoelen dergenen die de duiven verkochten’)
voetnoot12
Hier is wijsheyt: citaat van Openbaringen 13:18a
voetnoot13
staet: bestaat
voetnoot14
te rechte verstaet: op de juiste manier begrijpt; rechtelyck: op de juiste wijze
voetnoot14-15
daer af: daarover
voetnoot1
verwect: wekt op, spoort aan
voetnoot2
den Antichrist neerstelyck doersoecken: een nauwkeurig onderzoek instellen naar de Antichrist
margenoot*
G.iiij.ro
voetnoot3
heur: zich; wel: in hoge mate, zorgvuldig
voetnoot4-6
die het teecken.... drincken: korte samenvatting van Openbaringen 14:9b-10a (In margine ‘Apo. 14.’)
voetnoot4
der beesten: (enkelvoud!) van het Beest (ook in reg. 15)
voetnoot6
grouwel: afschuw
voetnoot8
met den Heere aen eenen disch: (toespeling op het Heilig Avondmaal)
voetnoot10
moetmen: mag men, kan men; wel: met recht
voetnoot10-12
dattet groote.... compt: dat het een grote wijsheid is, die (wijsheid) waardoor men aan de toorn van God ontkomt en Zijn genade en vreugde verwerft
voetnoot12
hier: nl. in het zelfde 18de vers van Openbaringen 13; terstont: nl. in onmiddellijke aansluiting op het in reg. 12 vorige kol. geciteerde ‘Hier is wijsheyt’
voetnoot13
Wie verstant.... beeste: citaat van Openbaringen 13:18b; rekene: berekene (ook in reg. 15)
voetnoot14
doof: dwaas
voetnoot15
nerstelyck: zorgvuldig, nauwkeurig
voetnoot16
doersoecken: onderzoeken
voetnoot17
wonderlycke: wonderbare
voetnoot18
want het.... ghetal: citaat van Openbaringen 13:18c
voetnoot19
nerstich: ernstig, ijverig; mach: kan
voetnoot20
merckelyck: op duidelijke wijze
voetnoot1
Aretes: Arethas, aartsbisschop van Caesarea (± 860 tot na 932) schreef in het Grieks een commentaar op de Openbaringen ‘In Apocalypsin Ioannis Commentarius’ (Hij drukt zich echter in cap. 38 daarvan ‘De nomine bestiae’ heel wat minder positief uit dan Van der Noot het doet voorkomen; de enige plaats althans, die ik heb kunnen vinden, waarop deze hier kan doelen, luidt: ‘Siquidem non produxit aperte in medium ipsum nomen, eo quod ne mereretur quidem libro inscribi. Ideo non intempestivum fuerit exercitii gratia huc reducere nomina tam propria quam appellativa quae numerum hunc conficiant’)
voetnoot2
nerstighen: ijverige
voetnoot5
wilt: wil
voetnoot5-6
dat het den heylighen gheest... tellen: dat de Heilige Geest beveelt het (nl. het getal) te berekenen en na te tellen
margenoot*
G.iiij.vo
voetnoot7
rechten: ware, werkelijke
voetnoot8-10
dien die.... regneren: (hier wordt gedoeld op Daniëls profetie van de Antichrist; vgl. Daniël 7:24-25, o.a. ‘hij zal drie Koningen vernederen, en hij zal woorden spreken tegen den Allerhoogste, en hij zal de heiligen der hoge plaatsen verstoren’)
voetnoot9
niet: niets
voetnoot10
regneren: regeren
voetnoot10-11
Sijn ghetal.... sesensestich: citaat van Openbaringen 13:18d
voetnoot11
vermogen: (hier) zijn waard; begrijpen: bevatten
voetnoot12
de letteren by de Grieken: in het Grieks heeft elke letter ook een getalswaarde; Latinos Latinus: (met het eerste woord bedoelt Van der Noot de Griekse, met het tweede de Latijnse vorm van het woord. De Griekse vorm, als ΛΑΤΕΙΝΟΣ geschreven, heeft de getalswaarde 666)
voetnoot13-14
seyt de heylige Martelaer Ireneus: Irenaeus (2de helft 2de eeuw), bisschop van Lyon, schreef ‘Contra Haereses libri quinque’. De door Van der Noot geciteerde plaats komt voor lib. V, cap. 30, en luidt: ‘Sed et ΛΑΤΕΙΝΟΣ nomen habet sexcentorum sexaginta sex numerum: et valde verisimile est, quoniam novissimum regnum hoc habet vocabulum. Latini enim sunt qui nunc regnant...’)
[tekstkritische noot]11. Ioedts - T Ioetds 16. bewijsen. Dit getal. 666. beteekent - T bewijsen dit getal. 666. beteekent
1. tegen Gods eere, - T tegenGods eere,
voetnoot3
gemist: gedwaald, zich vergist
voetnoot4
ghenompt: genoemd
voetnoot5
die Paus: de Paus
voetnoot7
houen: gerechtshoven; so: zoals
voetnoot8
rechthuysen: gebouwen waarin recht gesproken wordt
voetnoot10
hy en moet: of hij moet; bouen desen: daarenboven
voetnoot13
ende willen van alle man: en (zij) willen door iedereen; verdoruen: bedorven
voetnoot14
diese tonrecht Hieronymo toeschrijuen: (waarop Van der Noot zijn ‘ten onrechte’ grondt, is mij niet geheel duidelijk. Het Concilie van Trente stelde als enig-juiste Bijbeltekst die van de Vulgaat vast, zoals sedert het einde der Middeleeuwen de tekst werd genoemd, welke de Kerkvader Hiëronymus, 345-420, uit de in omloop zijnde Latijnse Bijbelteksten had samengesteld en geëmendeerd naar het Grieks)
voetnoot14-15
voer de oprechte: als de ware
voetnoot15-16
kennelyck meer dan ickt soude connen bewijsen: duidelijker zichtbaar (nl. in de feiten) dan ik het zou kunnen aantonen
voetnoot17
dese prophecie: nl. de Openbaringen van Johannes
margenoot*
[G.5.ro]
voetnoot1
Anthemos: (Deze duiding is van Primasius, bisschop van Hadrumetum, gest. na 522. In het 4de boek van zijn ‘Commentariorum super Apocalypsum B. Ioannis, Libri quinque’ schrijft hij over Apoc. XIII en vindt dan het getal van het Beest terug in het woord ἀντεμος); dat is tegen Gods eere: (omtrent de betekenis van ἀντεμος bestaat geen zekerheid; Van der Noot schijnt aan te sluiten bij hen, die het in verband willen brengen met ἀντιτιμος)
voetnoot2
Aruine: (Deze duiding is van Hippolytus van Rome, Christelijk schrijver en martelaar, gest. na 235. In zijn ‘De consummatione mundi, ac de Antichristo, & secundo adventu Domini nostri Jesu Christi’, cap. XXVIII, schrijft hij: ‘At dicimus fortasse scripturam illius sigilli esse ἀρνοῦμαι’. De letters van dit woord geven echter eerst de juiste getalswaarde, wanneer het geschreven wordt als ἀρνουμε)
dwelck bediet den verlochenaer Gods: wat betekent de Godloochenaar (ἀρνοῦμαι = ik ontken, ik loochen)
voetnoot3
Titan: (Deze duiding vindt men o.m. bij Irenaeus, als vervolg op het citaat in de aantekening bij reg. 13-14 pag. 276 re. kol.: ‘Sed et TEITAN, prima syllaba per duas graecas vocales ε et ι scripta, omnium nominum quae apud nos inveniuntur, magis fide dignum est’); dwelck: wat; de Sonne: als zoon van de Titan Hyperion werd de zonnegod Helios ook wel als Titan aangeduid (voor de betekenis van deze verklaring, zie hieronder de aantekening bij reg. 2 vlg. kol., ‘Lux’)
voetnoot3-4
den Conincklicken Nemrotschen ende tyrannischen naem: (Irenaeus duidt ‘Titan’ aan als een koninklijke en aan een tyran toebehorende naam. ‘Nemrotsch’ is ontleend aan Genesis 10:8-10, waar Nimrod wordt genoemd als de grondvester van Babel, dat als symbool gold voor het rijk van de Antichrist)
voetnoot5
verscheyden: verschillend
voetnoot5-6
sij en begrijpen in heur: zij bevatten in zich, houden in
voetnoot6
gheset: bepaalde
voetnoot6-8
dit mach al... ouereen comen: dit kan alles blijven bestaan naast en overeen komen met (dus: dit is alles in overeenstemming met) de Schrift en met het (gezond) verstand
voetnoot8
wie met.... Christum: In margine ‘Matth. 12.’ (vgl. Mattheüs 12:30a, ‘Wie met mij niet is, die is tegen mij’)
[tekstkritische noot]5. gheseghelt sijn, die - T gheseghelt sijn. Die 11. het. 13. Sonet - T het. 12. Sonet
voetnoot1
latende: latende rusten
voetnoot1-2
hebben dit gepractiseert: hebben dit (zelfde) uitgedacht, (hier wel:) berekend
voetnoot2
Lux: (Van der Noot doelt hier op de interpretatie TEITAN = DICLUX - nl. ‘dic: lux’ -, waarin verwerkt is dat de Antichrist zich zal uitgeven voor een engel es lichts. Het vreemde compositum is gevormd uit de letters van de naam van Keizer Diocletianus, 284-305, die samen het getal 666 vormen, wanneer men 2 maal een V als X leest: DIoCLes aVgVstVs)
voetnoot3
begrijpende: bevattende; welcke: welk woord
voetnoot4
sij: nl. de volgelingen van de Antichrist; hun seluen: zichzelf
voetnoot4-5
eens geestelycken gheselschaps: van een godsdienstige gemeenschap
voetnoot5
daer: terwijl
voetnoot6
gheen dinck min en ghelycken: op niets minder lijken
voetnoot6-7
want sij sijn.... in willen: In margine ‘Ioan. 1.’ (vgl. Johannes 1:5, ‘en het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen’)
voetnoot7
in gheender voeghen: op generlei wijze; het licht: nl. Christus
voetnoot8
spyticheyt: smadelijkheid
voetnoot9-10
men mocht hier oock in brenghen: men zou hier ook kunnen aanvoeren
voetnoot9
Diabolus incarnatus: vlees-geworden duivel (men vindt in DIaboLVs InCarnatVs als getalswaarde 662)
voetnoot10
Filius perditionis: zoon des verderfs (men vindt in fILIVs perDICIonIs als getalswaarde 660)
voetnoot10-11
dit sijn.... Antichrist: In margine ‘2. Thess. 2.’ (vgl. 2 Thessalonicenzen 2:3, waar de Antichrist wordt aangeduid als ‘zoon des verderfs’)
voetnoot11-13
aen d'eene.... ghebrekende: waarbij aan de ene slechts 4 en aan de andere slechts 6 ‘letters’ (bedoeld worden letters tot een getalswaarde resp. van 4 en 6) aan de som der voor de getalswaarde meetellende letters ontbreken (om tot het getal 666 te komen)
voetnoot13
voorschreuen: bovengenoemde
voetnoot1-2
compt het woordt... te passe: past het woord ‘Aruine’ (zie hierboven de aant. bij reg. 2, pag. 277 re. kol.) het allerbest bij het geheim (van dit getal)
voetnoot2
soo veel te segghen is, als ick verloochen: zoveel wil zeggen als ‘ik verloochen’
voetnoot3
ende is openbaer ghenoch: en het is duidelijk genoeg
margenoot*
[G.5.vo]
voetnoot5
gheseghelt: als met een zegel voorzien
voetnoot7
na: naar; noch ick en sals nymmermeer toelaten: noch zal ik er ooit in toestemmen
voetnoot8
prijselycke: lofwaardige
voetnoot11
het. 13. Sonet: zie hiervóór, het sonnet op pag. 229; ghesichte: visioen
voetnoot12
hoyen: hoofden
voetnoot13
Sint Ian: de apostel Johannes als schrijver der Openbaringen
voetnoot14
Ende ick sach.... beeste: citaat van Openbaringen 17:3b (in margine, maar twee regels te laag, ‘Apoca. 17.’); royuerwige: roodkleurig
voetnoot15
van verwe: naar het uiterlijk
voetnoot16
het en is: is dat niet zo
voetnoot16-17
dese beeste is den grooten Antichrist: In margine ‘Apo 2. 14 2. Thess. 2.’ (vgl. Openbaringen 2:13; 14:9-11; 2 Thessalonicenzen 2:3-4; al deze plaatsen zijn reeds eerder ter sprake gekomen)
voetnoot17
waeraf: van wie; hier voren: hierboven
[tekstkritische noot]7. den Paus, der Roomscher kercken - T den Paus der Roomscher kercken 9-10. Grauen, Stadthouderen, - T Grauen Stadthouderen,
4. leet is. Ick hebt - T leet is, Ick hebt
voetnoot1-2
in hem begrijpende, Pausen enz.: in zich omvattende Pausen enz.
voetnoot2
Patriarchen: geestelijken, één rang hoger dan aartsbisschop; Legaten: pauselijke gezanten
voetnoot3
aflaet brieuers: verkopers van aflaatbrieven
voetnoot5
menigherhande: velerlei; verscheyden: verschillende; geueysde: huichelachtige; selsame: wonderlijke, afschuwelijke
voetnoot6
(De punt na ‘schuylen’ sluit de zin niet af; hij heeft slechts de waarde van een geprolongeerde rust, waarna de opsomming begint van een nieuwe reeks personen, welke ‘het lichaem des duyuels in hem begrijpt’)
voetnoot7-8
die den Paus.... voor staen: die aan de zijde staan van de Paus, de gruwelen en afgoderijen der Roomse Kerk, en daarvoor opkomen
voetnoot8
weer: hetzij (na dit ‘weer’ zou moeten volgen een ‘of’, dat echter uitblijft)
voetnoot10
Meyers: (lagere) rechterlijke ambtenaren); Ballieus: baljuws (rechterlijke ambtenaren)
voetnoot11
Mercgrauen: markgraven (bestuurders van een grensgewest); Schoutet: schout (wij zouden hier feitelijk een meervoud verwachten; is ‘schoutet’ wellicht een drukfout voor ‘schouten’?); Royroyen: rode-roeden (dragers van de rode roede als teken van de ambtenaar, belast met het berechten van halszaken of het ten uitvoer brengen van doodvonnissen); Prouosten: provoosten (rechterlijke ambtenaren, ongeveer gelijkstaande met baljuws)
voetnoot11-12
Serganten: (gerechts)dienaren
margenoot*
[G.6.ro
voetnoot12
ende bevelen: (De constructie van de gehele zin is enigszins vreemd, zie ook hierboven de aantekening bij ‘weer’ in reg. 8. Hier zullen wij, in verband met het voorgaande, wel moeten lezen: ‘wereltlycke regeerders, die den Paus, der Roomscher kercken grouwelen ende afgoderijen toe ende voor staen.... ende bevelen’, d.w.z. ‘....en die daartoe opdracht geven’)
voetnoot2
onderhouden ende voerstaen: in stand houden en verdedigen
voetnoot3
tot anderen tijden: vroeger; oock een mede: er ook een
voetnoot6
hyt: Hij het
voetnoot7
misdaden: zonden; doer: ter wille van (zo ook ‘deur’ in reg. 9)
voetnoot10
ons Heeren Iesu Christi: (van) onze Heer J. Chr. (de genitief is een gevolg van de appositie bij ‘syns ghebenedijden soons’)
voetnoot11
met Paulo: met Paulus (vgl. 1 Corinthiërs 15:9-10b, waar Paulus van zichzelf zegt ‘Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de gemeente Gods vervolgd heb. Doch door de genade Gods ben ik dat ik ben..’); wt gratien: uit genade
voetnoot12
sonder mijn verdienste: buiten mijn verdienste, zonder dat ik dit verdiend had
voetnoot15
wt goeder herten: van harte
voetnoot15-16
vander werelt: door de wereld
voetnoot17
in teeken: ten teken
voetnoot18
bloetstortinghen: bloedvergietingen, bloedbaden
[tekstkritische noot]1-2. beteekenende - T beteekende 14. beyde met goude ende gesteente, - T beyde goude ende gesteente,
voetnoot1-2
die heur seluen niet en willen bewillighen tot: die zich niet willen neerleggen bij
voetnoot2-3
Sij is oock vol lasterlycke (= Godslasterlijke) namen: vrije weergave van Openbaringen 17:3c
voetnoot3-4
uwe heerschappye, uwe vaderschap, uwe meesterschap: (bedoeld worden wel de titels Dominus, Pater, Magister)
voetnoot4
uwe sereniteyt: Uwe Doorluchtigheid
voetnoot4-6
uwe eerweerdicheyt.... goetheyt: (Van der Noot doelt hier wel op de gebruikelijke epitheta in de titulatuur, vooral in geschrifte: ‘eerweerdicheyt’ staat dan voor ‘eerweerdich’; ‘eerlyckheyt’ voor ‘eerlyck’ = aanzienlijk; ‘hoocheyt’ voor ‘hooch’; ‘eerbiedinghe’ = verering, voor ‘vereerd’; ‘grootmakinghe’ = verheerlijking, voor ‘verheven’ of iets dergelijks; ‘goetheyt’ voor ‘goet’)
margenoot*
[G.6.vo]
voetnoot7
Medicijn: geneesheer
voetnoot9
dan: maar
voetnoot10
wtwendighe: uiterlijke; ooghsienlycke: duidelijk zichtbare; batementen: kluchtspelen
voetnoot11
Apenspelen: zotte vertoningen (waarbij met ‘Apen’ vooral op de priesters zal worden gedoeld); pronckeryen ende vertooninghen: (wel op te vatten als hendiadys:) pralende vertoningen
voetnoot12
vorminghen: plechtige toedieningen van het Vormsel; smeiringhen: zalvingen; Vegheuier: vagevuur; sielmissen: missen voor de zielerust van een overledene; beuaerden: bedevaarten
voetnoot13-14
Aue maris stella: kerkhymne ter ere van Maria, toegeschreven aan St. Venantius Fortunatus (2e helft 6e eeuw); Salue Regina: oudste Maria-antiphoon, toegeschreven aan Hermannus Contractus (gest. 1054); Placebo: Psalm 114:9 (Statenvertaling: Psalm 116:9), als antiphoon gezongen bij deze Psalm, in de vesper van het doden-officium
voetnoot1
Dese beeste.... thien hoornen: vrije weergave van Openbaringen 17:3d (in margine tussen dit en het volgende citaat ‘Apo. 17.’)
voetnoot2-3
ingheuinghen: inblazingen
voetnoot4
verderuen: bederven, (hier voor) krachteloos maken; bedecte: verborgen; hoocheden: hoogmoed
voetnoot4-5
tyrannissche machten: tyranniek geweld
voetnoot5-7
Ende dese vrouwe.. verciert: citaat van Openbaringen 17:4a
voetnoot6
met purper ende roosen verwe: in purper en rozen-rood
voetnoot7
dwelck bediet: wat duidt op; cappen: (hier voor) de verschillende hoofddeksels der geestelijken
voetnoot7-8
corporalen: altaar- en kelkdoeken
voetnoot8
casuyfelen: kazuifels (opperkleed zonder mouwen van de priester bij de Mis); aluen: witte koorhemden (door de priester bij de Mis gedragen); stoolen: brede, laag afhangende schouderbanden (door de priester bij bepaalde plechtigheden gedragen); stauen: (bisschops-)staven
voetnoot9
cramosy: karmozijn; woset: (contaminatie van ‘worset’ = effen, wollen stof, en ‘orset’ of ‘osset’ = fijne stof, soort zijde, welke veel werd gebruikt voor de vervaardiging van kerksieraden?)
voetnoot10
dierbaer: kostbaar
voetnoot11
verchiert: versierd; bouen: méér dan in overeenstemming is met; gheconterfeyte: nagemaakte, valse
voetnoot12
dese gheschilderde.... ghemeynte: (dus: de R.K. Kerk in de gestalte van de vrouw op het Beest)
voetnoot13
berompt heur van: prijst, eert
voetnoot13-14
Euangelie ende Apostelen: Evangelium en Epistolarium (als liturgische boeken, waaruit bij de Mis een gedeelte wordt voorgelezen)
voetnoot14
gesteente: edelgesteenten
[tekstkritische noot]6. vervloecte Religie, - T vervloecteReligie, 10. listighe wijsheyt - T listighewijsheyt 15. Christi, de heylighe - T Christi. De heylighe
3. vrouwe is. Doer heure - T vrouwe is, doer heure 14. te wesen - T tewesen 15-16. ondanckbaerheyts - T ondanckbacrheyts 16. der hoerderyen, in boosheyt - T der hoerderyen. In boosheyt
voetnoot1
blinckende: schitterende; verwen: schone schijn
voetnoot1-2
noyt en dachten sij min: aan niets dachten zij minder
voetnoot2
hun: nl. Evangelium en Epistolarium; wandelinghen: levenswandel; naer: na
margenoot*
[G.7.r.o]
voetnoot4-5
Sy hadde.... hoerderyen: citaat van Openbaringen 17:4b
voetnoot4
alder: aller
voetnoot6
wtreyckt: (hier figuurlijk voor) verkondigt
voetnoot7
bediet: uitlegt; beneuen: naast, samen met; den Beker: (hier voor) de Miskelk; heur Cooplieden: haar priesters (vgl. hierboven pag. 275 re. kol., reg. 4-12)
voetnoot8-13
Dese begrijpt.... godloosheit: In margine ‘2. Tim. 4.2. Thess. 2.2. Tim. 3.’ (vgl. 2 Timotheüs 4:3-4; 2 Thessalonicenzen 2:3-4, 9-12; 2 Timotheüs 3:2-9)
voetnoot8
begrijpt: bevat
voetnoot10
Hipocriten: huichelaars
voetnoot11
subtijle: spitsvondige; vonden: vondsten, bedenksels
voetnoot12
selsame: monsterachtige; Sodomiterye: homosexualiteit
voetnoot13
sij: (hoewel ‘vergult’ beter past bij de beker dan bij de vrouw op het Beest, blijkt uit het verband toch, dat deze laatste, en met haar dus de R.K. Kerk, wordt bedoeld)
voetnoot14
gheeft wte: verkondigt
voetnoot16-17
het en sijn al maer valsche.... verwen: het is alles maar valse.... schone-schijn
voetnoot17 (vorige kolom)-1
gheveystheyt in de wtwendighe lettere: huichelarij in (de naleving van) de uiterlijke vorm
voetnoot1-2
Ende sy hadde.... Babylon: citaat van Openbaringen 17:5a
voetnoot2
verborghentheyt: mysterie; der grooter Babylon: van het grote Babylon
voetnoot3
wat: wat het
voetnoot4
vruchten: (hier in de zin van) werken, daden
voetnoot5-9
soo dat sij.... ghegoten: In margine ‘Collo. 2. Hebr. 10. Prouer. 2.2. Cor. 3.’ (vgl. Colossenzen 2; Hebreeërs 10; 2 Corinthiërs 3, waarin telkens gewezen wordt op de kenmerkende verschillen tussen gelovigen en ongelovigen. Spreuken wekt op tot de vreze des Heren en de kennis Gods, als middel om zichzelf te bewaren voor ontuchtige omgang met ‘de vreemde vrouw, de onbekende die met hare redenen vleit’)
voetnoot7
merckelijck: duidelijk; bekennen: onderkennen, bemerken
voetnoot7-8
schadelycke: verderfelijke
margenoot*
[G.7.vo]
voetnoot10
de ongheloouighe: de ongelovigen
voetnoot11
verwen: (zowel in de letterlijke zin als in de figuurlijke van:) uiterlijke schone schijn
voetnoot12
ciraten: sieraden; cruypmerten: voortdurend knielen (naar analogie van ‘loopmerct’, ‘drincmerct’, enz. = druk geloop, gedrink enz.); sleypinghe: gesleep (van gewaden)
voetnoot13
ter handen treckt: ter hand neemt
voetnoot15
lijdt: duldt; al: alles
voetnoot16
Sy is.... hoerderyen: citaat van Openbaringen 17:5b (In margine ‘Apo. 17.’)
[tekstkritische noot]4. (seyt S. Ian) - T seyt (S. Ian) 9. dus sach, - T dus sach
9. ghegrondeert staen. Met dese - T ghegrondeert staen met dese
voetnoot1
der Stadt der Caldeen: de stad der Chaldeeërs of Babyloniërs (de datief hangt af van ‘te bouen gaende’); verde: verre
voetnoot2
fonteyne: bron
voetnoot4
seyt S. Ian: (feitelijk slaat dit niet op de inhoud van deze, maar van de volgende zin)
voetnoot5-6
ick sachse.... Iesu: citaat van Openbaringen 17:6a
voetnoot7
vernielt: gedood
voetnoot8-9
Ende ick verwonderde.... sach: citaat van Openbaringen 17:6b
voetnoot9
als: toen; dus: aldus
voetnoot9-12
niet alleenlyck.... wille: In margine ‘Psal. 85. Rom. 2.’ (vgl. Psalm 86 - nummering der Statenvertaling - vers 14, ‘O God! de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tyrannen zoeken mijn ziel, en zij stellen U niet voor hun ogen’; Romeinen 2:2, ‘en wij weten dat het oordeel Gods naar waarheid is over degenen die zulke dingen doen’)
voetnoot10
ouerlastighe: gewelddadige; der onnooselen: op de onschuldigen
voetnoot11
beplect: bevlekt
voetnoot11-12
om heure wtnemende groote lasteringhe wille: om haar ongewoon grote Godslastering
voetnoot13
wtnemende: buitengewoon grote
voetnoot15
van den Enghel: door de Engel (nl. de Engel die in Openbaringen 17 de betekenis van dit visioen aan Johannes verklaart)
voetnoot16
regneert: regeert
margenoot*
G.8.ro
voetnoot1
aenbedinghen: aanbiddingen
voetnoot1-2
onderhoudinghen: nalevingen (van bepaalde voorschriften)
voetnoot3
selsame: vreemde, afschuwelijke
voetnoot3-5
als in heur is.... ghesien waren: In margine ‘2. Thess. Gen. 11.19. Esa. 19’. (2 Thessalonicenzen 2 geeft Paulus' profetie over de Antichrist; Genesis 11:1-9 verhaalt van de torenbouw en de spraakverwarring van Babel; Genesis 19 vertelt van Sodoms zonde en ondergang; in Jesaja 19 wordt de straf geprofeteerd, die over Egypte komen zal); de ellendige Egypten: het rampzalige Egypte
voetnoot5-6
vermomde Sinagoghe: een naar het uiterlijk godsdienstige, maar in werkelijkheid goddeloze gemeenschap (vgl. Openbaringen 2:9b, ‘dergenen die zeggen dat zij Joden zijn en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans’)
voetnoot6
der gheschorene ende besmeerde: van degenen die de kruinschering en handenzalving hebben ondergaan (d.w.z. de priesters)
voetnoot6-7
sidt op veel wateren, dat sijn volcken: vgl. Openbaringen 17:15, waar de Engel zegt ‘De wateren die gij gezien hebt, daar de hoer zit, zijn volken en scharen en natiën en tongen’
voetnoot7
phantastyck: waanzinnig; wankelbaer: onstandvastig
voetnoot8
onghestadich: wuft, onbetrouwbaar; ende niet op de ghene die: en zij zit niet op diè volken, welke
sekere: vaststaande
voetnoot8-9
die inde sekere.... staen: In margine ‘Iaco. 1.’ (wellicht wordt bedoeld Jacobus 1:25, ‘die inziet in de volmaakte wet die der vrijheid is, en daarbij blijft.... deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen’)
voetnoot9
oprechten: waren; ghegrondeert: gefundeerd
voetnoot9-5
Met dese.... bedreuen: In margine ‘Apo. 17.’ (vgl. Openbaringen 17:9-14, waar gesproken wordt over de koningen, die het Beest aanhangen)
voetnoot10
allen mannen ghemeyne: toebehorende aan alle mannen
[tekstkritische noot]4-5. ghewoonten begheuende, gheestelycke - T ghewoonten, begheuende gheestelycke 13. menschen. Deur de - T menschen, deur de
9. alleenlyck - T alleenlytk
voetnoot1
als sijn: als daar zijn; Princen: vorsten
voetnoot2
treffelycke: hooggeplaatste; menighe: vele; vremde: (hier in ongunstige zin:) ongehoorde, onbehoorlijke
voetnoot3
aenbiddinghen ende eerbiedinghen: vormen van aanbidding en eerbiedsbetuiging (gedacht wordt wel in de eerste plaats aan de Heiligen-verering)
voetnoot3-5
heur tot hunne godloose.... begheuende: zich aansluitende bij de goddeloze en boze verordeningen en gewoonten, waartoe zij (nl. de ‘gheschorene ende besmeerde’) besloten en die zij ingesteld hebben
voetnoot6
alle: alles; hier ende oock ouer alle dese verhalinghe: hierover en ook naar aanleiding van dit alles
voetnoot8
gebreken: ontbreken
voetnoot9
meyninghe: bedoeling
voetnoot10-11
dese ghesichten: deze visioenen (nl. de sonnetten van het ‘Theatre’, in het bijzonder de Apocalyptische)
margenoot*
[G.8.vo]
voetnoot15
mandamenten: bevelschriften; Princen: vorsten
voetnoot17
versierde: verzonnen, op geen Goddelijke opdracht steunende
voetnoot18
buyten: geen verband houdende met, in strijd met; beschreuen: geschreven, in de Heilige Schrift opgetekende
voetnoot1
ghirich: hebzuchtig; erch: boos
voetnoot2-3
eenen ontallycken hoop des wtuercoren ghetals: een ontelbaar aantal van hen, die behoorden tot het getal der uitverkorenen, (dus:) een ontelbaar aantal vrome en gelovige mensen
voetnoot4
sij: nl. deze laatstgenoemden
voetnoot4-5
hebben gheweest: zijn geweest, zijn geworden; met hunne raseryen soo verslaghen: zó verdorven door hun (nl. van de priesters ter eenre en de vorsten ter andere zijde) onzinnige opvattingen
voetnoot6-7
sonder eenich goddelick ghedencken, redene enz.: zonder enige gedachte aan God, zonder enig inzicht enz.
voetnoot8
aen deen syde gheleyt: terzijde gelegd
voetnoot8-9
die schrifturen: de Schrift
voetnoot9
uersmaet: verworpen
voetnoot9-1
Sij en hebben.... daer op geset: In margine ‘Esa. 45. Baruc. 6. Iere. 2.’ (vgl. Jesaja 45:16, ‘Zij zullen beschaamd en ook tot schande worden, zij allen; tezamen zullen zij met schande henengaan die de afgoden maken’, zie ook vs. 20b; Jeremia 2:27a, ‘die tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader, en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd’; hoofdstuk 6 van het apocriefe boek Baruch bevat een waarschuwing tegen afgoderij aan de gevangenen te Babel, vgl. vs. 4 en 5: ‘Maar ondertussen zult gij zien te Babel, dat men op de schouders zal dragen al de zilveren, gouden en houten afgoden, voor welke de heidenen vrezen. Daarom wacht u, dat gij hun zulks niet nadoet en den heidenen niet gelijk wordt’)
voetnoot10
verrotte stocken ende blocken: half-vergane stukken hout (nl. de heiligenbeelden)
voetnoot10-11
gecruyst, ghesegent: het teken des kruises gemaakt onder het uitspreken van een gebed of zegenspreuk
voetnoot11
ghecust: (b.v. de voeten van het beeld)
voetnoot12
voer de selue: voor deze (nl. de ‘verrotte stocken ende blocken’); te samen gheleyt: samengevouwen
[tekstkritische noot]10. niet en merckt - T niet eu merckt 15. dat hij bedrogen wordt, - T dat sij bedrogen wordt, 19. verclaert wordt: - T verclaert woordt:
2 veel Coninghen, - T veelConinghen, 3. die vercondinghe - T die vercondighe
voetnoot1-2
ende ten sal doch niet altijt duren: maar dit zal niet altijd zo blijven
voetnoot2-3
De tien hoornen.... hebt: citaat van Openbaringen 17:16a
voetnoot3
bediedende: betekenende (de verklaring die nu volgt, is ontleend aan Openbaringen 17:16 en 17)
voetnoot4
hier voermaels: vroeger
voetnoot5
gonstighe: genegen, welwillende
voetnoot5-6
ende gedienstich geweest sijn: (versta: ‘ende der Roomscher Kercken gedienstich geweest sijn’)
margenoot*
H.j.ro
voetnoot7
daer op: nl. op deze ‘hoere’; verduyuelt: goddeloos verliefd
voetnoot8
versnot: smoorlijk verliefd (ook in reg. 7 vlg. kol.)
voetnoot8-1
Ghelijck een man.... ende te versmaden: In margine ‘Comparatio’ (vergelijking)
voetnoot10-11
doet heur allen tghelief, vrientschap enz.: bewijst haar alle liefde, vriendschap enz.
voetnoot11-12
die hy ymmermeer can: die hij maar kan
voetnoot14
vermanen: ernstig voorhouden
voetnoot16
gheueystheyt: huichelarij
voetnoot17
verstaen: begrijpen, inzien
voetnoot18
gratie: genade
voetnoot19
verclaert: verlicht; hyt: hij het
voetnoot1
meer: voortaan; Also sijn: (hiermee begint geen eigenlijke nieuwe zin, maar slechts de toepassing der vergelijking)
voetnoot2
Princen: vorsten
voetnoot3
vercondinghe: verkondiging
voetnoot4
dies: waarom, zodat
voetnoot5
grouwel: afschuw
voetnoot6
soo dapperlyck voer pleghen te stane: zo flink plachten te verdedigen
voetnoot6-7
die heur vrienden waren: zij, die haar vrienden waren
voetnoot10-11
heerlickheden: gebieden
voetnoot11
tonrecht: ten onrechte
margenoot*
H.j.vo
voetnoot12
tongoede maken: ontnemen
voetnoot13
tribuyt: schatting
voetnoot14
ontsegghen: opzeggen
voetnoot14-15
troosteloos verlaten: hulpeloos achterlaten
voetnoot16-17
Metropolitanen: aartsbisschoppen, staande aan het hoofd van een kerkprovincie
voetnoot18
alster: zoals er
voetnoot19
heurlieden: hun
voetnoot20-1
Al ist dat sij.... waren: (vgl. Openbaringen 17:16, ‘En de tien hoornen die gij gezien hebt op het beest, die zullen de hoer haten, en zullen ze woest maken en naakt, en zij zullen haar vlees eten, en zullen ze met vuur verbranden’)
[tekstkritische noot]3. ghenaempt), - T ghenaempt)
voetnoot1
der hoeren: (enkelvoud)
voetnoot4
merct: let er op; Ian Wiclef: John Wiclif (gest. 1384), een Engels geestelijke, die scherpe critiek oefende op verwereldlijking en machtsmisbruik van de Kerk en o.m. de transsubstantiatie verwierp; Ian Hus: Johannes Hus, leider van een nationaal-reformatorische beweging in Bohemen, die sterk onder invloed van Wiclifs ideeën stond, werd op het Concilie van Konstanz gevangen genomen en wegens ketterij levend verbrand (1415)
voetnoot5
Oecolampadius: Johannes Oecolampadius (1482-1531), reformator van Bazel en vriend van Zwingli, die hij vergeefs met Luther trachtte te verzoenen; Pomeranus: Johann Bugenhagen of Pomeranus (1485-1558), vriend van Luther en prediker van het Lutheranisme in Brunswijk, Hamburg, Lübeck en Pommeren
voetnoot6
Bucerus: Martin Bucer (1491-1551), een der reformatoren van Straatsburg en de Elzas, wiens invloed zich uitstrekte tot de Nederlanden, Frankrijk en Italië, en die o.m. trachtte een synthese te vinden tussen de opvattingen van Luther en Zwingli; Capito: Wolfgang Capito (1478-1541), sedert 1523 in Straatsburg, was een krachtig medestander van Bucer; Brineus: omtrent Brineus ben ik er niet in geslaagd nadere gegevens te vinden; Caluinus: Calvijn
voetnoot6-7
Theodorus de Beze: Theodorus Beza of De Bèze (1519-1605) was de medestander en later de opvolger van Calvijn in Genève
voetnoot7
Brensius: Johannes Brenz (1499-1570), Duits reformator, die vooral in Zwaben en Würtemberg heeft gewerkt; Franciscus Lambertus: François Lambert (1486-1530), de reformator van Hessen; Viretus: Pierre Viret of Viretus (1511-1571), Zwitsers reformator
voetnoot7-8
Bullingerus: Heinrich Bullinger (1504-1575), leerling van Zwingli en later diens opvolger, oefende ook in Nederland en Engeland invloed uit
voetnoot8
Petrus Martyr: Pietro Martire Vermigli (1500-1562), Italiaans reformator, later uitgeweken naar Straatsburg en tenslotte hoogleraar in Oxford; Bale: John Bale (1495-1563), Engels geestelijke, die de zijde der Reformatie koos, ten gevolge waarvan hij van 1540-1548 in Vlaanderen een toevlucht moest zoeken en later nogmaals de wijk moest nemen naar Holland en Zwitserland; Regius: Urbanus Rhegius (1489-1541), Duits reformator die vooral in Neder-Saksen werkzaam is geweest; Alasco: Johannes à Lasco (± 1499-1560), Pools reformator, die nauw verbonden raakte met de Nederlanden en een belangrijk aandeel had in de stichting en organisatie der Nederlandse vluchtelingen-gemeenten te Emden, Londen en Frankfort
voetnoot1-2
ghebeenten: nl. van heiligen
voetnoot2
van heur: door hen
voetnoot3
Vegheuier: vagevuur; sielmissen: missen voor de zielerust van een overledene
voetnoot4
noch meer: nog meer (nl. van dergelijke reformatoren)
voetnoot5
min: minder
voetnoot6
troosteloos: hulpeloos; byder tijt: mettertijd; heur gade slagen: zich iets van haar aantrekken
voetnoot7
acht op heur hebben: acht op haar slaan; soo naect: (vgl. Openbaringen 17:16b, ‘en zullen ze woest maken en naakt’)
margenoot*
H.ij.ro
voetnoot8
eenen grouwel: een afschuw
voetnoot9-10
sullen sij heur vleesch eten: (vgl. Openbaringen 17:16c, ‘en zij zullen haar vlees eten’)
voetnoot10-11
beneuen de wechneminghe .... ghenuchten: behalve dat zij haar vleselijke (= wereldlijke) voordelen en vreugden aan haar ontnemen
voetnoot11-12
heur vleesschelyck verstant der Schrifturen: haar vleselijke (= aardse, zondige) opvatting van de Schrift
voetnoot13-14
de menichvuldighe onderhoudinghen heurder hoerscher ceremonien: de naleving van haar velerlei ‘hoerse’ ceremoniën
voetnoot14
verteiren: vernietigen; verderuen: vernielen; In somma: kortom
voetnoot15
eyndelinghe: tot het einde toe, volkomen; met vier verbranden: (vgl. Openbaringen 17:16d, ‘en zullen ze met vuur verbranden’)
[tekstkritische noot]15. verclaert (als in onsen tijden - T verclaert. Als in onsen tijden 18. als Baals Cappelanen - T Baals Cappelanen 19. Kyson van Heliam waren), - T Ryson van Heliam waren,
voetnoot1
regulen: leefregels, (ook) klooster- en orderegels
voetnoot3
vercondinge: verkondiging
voetnoot4
meer: langer
voetnoot5-6
dan haren hoerdom in weerden is: dan haar hoererij in aanzien is, op prijs wordt gesteld
voetnoot6
nempt: neemt
voetnoot7
chierlycke: schone en kostbare
voetnoot7-8
de beelden ende lichten.... vaderschap: de zinnebeelden en de luister van haar macht en (geestelijk) vaderschap
voetnoot9
staffen: (bisschops)staven
voetnoot10
soo: zoals
voetnoot11
iet meer weerdich wesen: in enig opzicht nog in aanzien staan
voetnoot12-13
pronckeryen ende ceremonien: (hendiadys) pralende plechtigheden
voetnoot13
staet: bestaat
voetnoot13-15
en is niet alleenlyck.... verclaert: vindt niet alleen zijn verklaring in, doelt niet alleen op, uiterlijke ondervindingen en (uiterlijke) gebeurtenissen
voetnoot15
verscheyden: verschillende
voetnoot16
ouer: aan, met
voetnoot16-17
die voer de Roomsche Kercke opghestaen hebben: die het voor de Roomse Kerk hebben opgenomen
margenoot*
H.ij.vo
voetnoot18
ende noch sullen: en ook verder nog zullen worden omgebracht
voetnoot18-19
als Baals Cappelanen.... van Heliam waren: zoals de priesters van Baäl dat bij de rivier Kison werden door Elia (vgl. 1 Koningen 18, in het bijzonder vs. 40, ‘En Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten Baäls, dat niemand van hen ontkome. En zij grepen ze, en Elia voerde ze af aan de beek Kison en slachtte ze aldaar’)
voetnoot19 (vorige kolom)-1
maer oock gheestelyck onder een verborghentheyt: (versta: ‘maer is oock gheestelyck onder een verborghentheyt (verclaert’) maar heeft ook een verborgen geestelijke zin
voetnoot1-2
van het ghene.... gheweest: ten aanzien van (alles) wat er hierboven is gezegd
voetnoot2-3
want de voghelen.... verteiren: (dit slaat op Openbaringen 19:17 en 18, die later ter sprake zullen komen: vgl. pag. 309, li. kol., reg. 6 v.v.)
voetnoot3
sullent al verteiren: zullen dit alles opeten (nl. als het hun toekomende aas)
den Enghel: nl. de Engel, die in Openbaringen 17 aan Johannes het visioen van de vrouw op het Beest toont en uitlegt
voetnoot3-7
want Godt heeft.... te vervullen: In margine ‘Apo. 17.’ (vgl. Openbaringen 17:17a, ‘Want God heeft hun in hun harten gegeven, dat zij zijn mening doen’)
voetnoot4
deserghelijcke: zulke
voetnoot6
beslotenen: vastgestelde; geliefte: believen, behagen
voetnoot7
het gheueyst Religie: de gehuichelde religie
voetnoot8
Antichristi: van de Antichrist; verderuen: vernietigen
voetnoot9
wt te royen: uit te roeien
voetnoot10-11
Sach ick een anderen Enghel: citaat van Openbaringen 18:1a (‘en na dezen zag ik een anderen Engel’)
voetnoot12
Predicanten: predikers
voetnoot13
in Apocalipsis int 6. Capittel: (bedoeld wordt Openbaringen 7:2a, ‘En ik zag enen anderen Engel opkomen van den opgang der zon, hebbende het zegel des levenden Gods’)
voetnoot14
leuendighen: levenden; dyen: die; int 10. Capittel: vgl. Openbaringen 10:1a, ‘En ik zag een anderen sterken Engel afkomende van den hemel, die bekleed was met een wolk’
[tekstkritische noot]1. ghecleet - T gheleert 2-3. beteekende. Dalende vanden hemel neder: de goddelycke - T beteekende (Dalende vanden hemel neder) de goddelycke
voetnoot1
int 14. Capittel: vgl. Openbaringen 14:8a, ‘En daar is een andere Engel gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon die grote stad’
voetnoot3
Dalende vanden hemel neder: citaat van Openbaringen 18:1b (feitelijk het slot van het citaat uit reg. 10-11 vor. kol.)
voetnoot3-9
de goddelycke Predicanten.... dienaers in hem: In margine ‘Ioan. 1. 3. Act. 13. Mar. 3. Act. 18. Rom. 12. Ioan 6. Esa. 11.’ (vgl. Johannes 1:6, ‘Daar was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes’; Johannes 3:34, ‘Want dien God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods; want God geeft hem den Geest niet met mate’; Handelingen 13:2, ‘En als zij den Here dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert mij af beide Barnabas en Saulus tot het werk waartoe ik ze geroepen heb’; Marcus 3:13-19 verhaalt van de keuze der discipelen door Jezus; in Handelingen 18:5 en 9-10 geeft God rechtstreeks opdrachten aan Zijn apostel Paulus; Romeinen 12:3a, ‘Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik aan een iegelijk die onder u is....’; in Johannes 6:26-71 spreekt Jezus telkens over ‘de Vader die mij gezonden heeft’; Jesaja 11:2, ‘en op hem zal de Geest des Heren rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heren’)
voetnoot4
van Gode: door God; volstandige: volhardende
voetnoot4-5
viericheyt: brandende ijver
voetnoot6
verclaren: verkondigen; cloecklyck: krachtig, met aandrang
voetnoot7
wt te spreken: te prediken
voetnoot8
heuet: heeft het; synen sone Iesus: (nominatief!); diesgelyck: desgelijks, evenzo
margenoot*
H.iij.ro
voetnoot10
Ende de eerde.... verlicht: citaat van Openbaringen 18:1c
voetnoot11
vanden Enghel: door de Engel
voetnoot1
van die macht: door de macht (in Openbaringen 18:1 wordt, in een door Van der Noot niet geciteerd gedeelte, ook nog gezegd: ‘hebbende grote macht’)
voetnoot1-4
waer Gods woort.... heerlyckheit Gods: In margine ‘Esa. 9. 10’ (vgl. Jesaja 9:1, ‘Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien, degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelven zal een licht schijnen’; Jesaja 10:17a, ‘want het licht Israëls zal tot een vuur zijn, en zijn Heilige tot een vlam’)
voetnoot2
eens: eenmaal; doerschijnt: dóórschijnt, zichtbaar wordt; vande: door de
voetnoot3
gespreyt: verspreid
voetnoot5-6
Ende desen Enghel.... Babylon: citaat van Openbaringen 18:2a
voetnoot6
die groote Babylon: het grote Babylon
voetnoot7-8
die lasterlycke ghemeynte der gheueysder: de Godslasterlijke gemeenschap der huichelaars
voetnoot8
het opperste neder: het onderste boven
voetnoot9
wterlycke: uiteindelijke
voetnoot10-11
Als de Prince.... eenen val: In margine ‘Ioan. 12.’ (vgl. Johannes 12:31, waar Jezus, met het oog op Zijn sterven, zegt: ‘Nu is het oordeel dezer wereld: nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden’)
voetnoot10
de Prince (= de vorst) der werelt: nl. de duivel
voetnoot11-12
aenmerct wel by v seluen: sla voor uzelf nauwkeurig acht op;
voetnoot12
verderuinghe: verwoesting
voetnoot13
doen: toen
voetnoot14-15
als den materialen Tempel.... en werdt: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Luc. 19.’ (vgl. Lucas 19:44, waar Jezus tot Jeruzalem zegt: ‘en zij zullen u tot den grond nederwerpen en uwe kinderen in u, en zij zullen in u den enen steen op den anderen steen niet laten, daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt’)
voetnoot14
den materialen Tempel: de stoffelijke tempel (in tegenstelling tot de geestelijke tempel in de harten der gelovigen); dat opperste onder: onderste boven
voetnoot15
Nv: (nl., evenals in reg. 12, pag. 286 re. kol., ‘nv in onsen tijden’)
[tekstkritische noot]3. sy syn beyde - T sy synt beyde 4. het ander - T het anders 9. sijn. Doorsake - T sijn doorsake
1. heeten), - T heeten)
voetnoot1
salse: zal zij (nl. ‘die groote Babylon’, die zich voordien geopenbaard had in ‘die gemeynte der Ioden’)
voetnoot1-2
vercondinge: verkondiging
voetnoot2
wtsprekinghe: prediking
voetnoot3
sy: (nl. het oordeel over Jeruzalem en het oordeel ‘nv in onsen tijden’); alleene: even
voetnoot5
met deser plaetsen: nl. met Lucas 19:44, over de verwoesting van Jeruzalem en de tempel
voetnoot6
tonderbringhinghe: (gewelddadige) val; verdestrueringhe: verwoesting
margenoot*
H.iij.vo
voetnoot9
cortelyck: binnenkort; toecomende: naderende
voetnoot9-10
Doorsake heurs vals ende heur verwoestinge: de oorzaak van haar val en haar verwoesting
voetnoot10
dese: de volgende punten
voetnoot10-11
Sy is.... gheworden: citaat van Openbaringen 18:2b
voetnoot11-12
voer heuren eersten val: vóór haar eerste val (nl. de val van Jeruzalem, waarover zo juist gesproken is. In margine ‘Esa. 22.’: Jesaja 22:1-14, de profetie van Jeruzalems ondergang)
voetnoot12
gaenser: gaan zij (nl. de duivelen) er
voetnoot12-13
seven voer een: vgl. Lucas 11:24-26
voetnoot13-14
Ende een bewaringe.... gheworden: enigszins vrije weergave van Openbaringen 18:2c
voetnoot13
bewaringe: (hier voor) bewaarplaats (ook in reg. 5 vlg. kol.); onsuyueren: onreine
voetnoot15
coopslaghers: handelaars, kooplieden (vgl. boven, pag. 275 re. kol., reg. 4-12); soo: zoals
voetnoot1
heeten: noemen
voetnoot2
regneert: heerst; simonye: simonie (in margine ‘Act. 8’: Handelingen 8:18-24, waar verhaald wordt van Simon de tovenaar, naar wie de simonie is genoemd); beneficien: inkomsten uit kerkelijke goederen; kerckroof: het roven van heilige voorwerpen uit een kerk
voetnoot3-5
eerghiericheyt.... alderley boosheden: In margine ‘Galla. 5. Eph 3.’ (vgl. Galatiërs 5:19-21, met een opsomming van zonden, ‘van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven’; ‘Eph 3.’ zal wel moeten zijn ‘Eph. 5.’: Efeziërs 5:3-5, met een soortgelijke opsomming en conclusie)
voetnoot3
gelt ende bloetghiericheyt: geldzucht en bloeddorst
voetnoot4
ercheit: boosheid, ondeugd; houerdije: hovaardij
voetnoot5-6
Sij is een bewaringhe.... gheworden: vrije weergave van Openbaringen 18:2d
voetnoot5
slot: gevangenis; muyte: kooi
voetnoot6
ghehaetter: gehate, (vandaar) afschuwelijke (ook in reg. 13)
voetnoot6-10
want in heur wonen.... Bagijnen: In margine ‘Gen. 18.19.’ (vgl. Genesis 18 en 19, met de geschiedenis van de zonde en de verwoesting van Sodom)
voetnoot7
bugghersche: homosexuële
voetnoot8
bordeelsche: ontuchtige
voetnoot9
Sodomitscher: homosexuële
voetnoot10
ghelijct Esaias by: vergelijkt Jesaja met (in margine ‘Esa 34.’; vgl. Jesaja 34:11-15)
voetnoot11
scheminkelen: apen; wylen: uilen; mermachden: sirenen, meerminnen
voetnoot12
herpien: harpijen; vleesschelycke: zinnelijk-zondige
voetnoot12-13
onuermoghen: traag door overmatige vetheid, (hier wel) dik-gevreten
voetnoot13
versmayde: verachte, (vandaar) verachtelijke
voetnoot14
selsame: vreemde en afschuwelijke
[tekstkritische noot]14. blaect - T blaect,
voetnoot1
gexmeyren: gekkenpraatjes, (hier) onzinnigheden
voetnoot1-2
bespottinghen: spotternijen
voetnoot2
cruysmakingen: het maken van een kruisteken; gapinghen: het staan gapen (naar een indrukwekkend kijkspel)
margenoot*
H.iiij.ro
voetnoot3
grimmagien: capriolen; guyghelryen: goochelarijen; apen spel: zotte vertoning(en)
voetnoot4
tweederley hoerdom: tweeërlei soort hoererij (nl. de natuurlijke en de tegennatuurlijke)
voetnoot5
roffiaen: bordeelhouder (bedoeld wordt wel de Paus); daer af: daarvan
voetnoot5-6
verachtinghe, verdoeminghe der kinderen: het nietswaardig-achten en in-het-verderf-storten van de kinderen, d.w.z. het te-vondeling-leggen en doden van de (blijkbaar uit ontucht geboren) kinderen (vgl. de Engelse versie van Het Theatre: ‘the drouning and killing of children, and secretly murthering, and casting in corners and ditches’, en de Franse: ‘les estranglemens & suffocations, ou plustost meurtres des enfans’)
voetnoot7
omgaen: gangbaar zijn
voetnoot7-8
om met den cortsten daer af te scheyden: om daarmee zo spoedig mogelijk op te houden
voetnoot8-9
dwelck ick.... gheset hadde: dat ik reeds vroeger in alexandrijnen in het Nederlands geschreven (vertaald?) had
voetnoot10
wel: duidelijk

voetnoot12
Sonet: de herkomst van dit sonnet (dat kennelijk is geïnspireerd op de sonnettenbundel Les Regrets van 1558, waarin Du Bellay tijdens zijn verblijf in Rome zijn afschuw van Pauselijk hof en Italiaanse zeden, en zijn heimwee naar Frankrijk uitsprak) is onzeker. Is het sonnet in de Franse versie van Het Theatre het oorspronkelijke en van een Fransman afkomstig dan wel misschien van Van der Noot zelf? Met enkele kleine wijzigingen komt het ook voor in La chasse de la beste romaine van George Thomson, Genève 1611, met de vermelding: ‘Iodelle l'a nayfuement pourtraite en ces vers’; in de bundels van Jodelle zelf vindt men het echter niet. Vgl. Vermeylen, pag. 52-53. De Engelse versie van Het Theatre laat het sonnet wegvallen; in het Frans luidt het:
Sonet.
 
Ie say a mon regret que Rome est vn bourdeau,
 
Ou l'on voit paillarder sans fin le corps & l'ame:
 
Le corps y est epris d'vne bougresse flamme,
 
Lame paillarde auec l'Antichrist son borreau,
 
Elle est de toute erreur contre Christ, le Chateau,
 
La forge des faux Dieux, des imposteurs la Dame,
 
De tous noz Rois charnelz, la concubine infame,
 
De la foy, des vertus, des Muses le tombeau:
 
Elle est des Empereurs la fine larronnesse,
 
De la grace de Dieu fause reuenderesse,
 
L'enfer de tous les bons, le gouffre de tout bien,
 
Brief, que diray-ie plus! ceste putain' immonde,
 
Se peut or a bon droit appeller chef du monde,
 
Puis que le monde entier auiourd'huy ne vaut rien.
voetnoot13 (vorige kolom)
boeleren: ontucht plegen
voetnoot14 (vorige kolom)
daer: waar
voetnoot1
deur t'flammich bugghers vier: door de brandende homosexuële begeerte
voetnoot2
vuylen: zedelijk-verdorven
voetnoot3
tslot: de burcht; blameren: lasteren
voetnoot4
d'afgoden smisse: de smidse, de plaats van vervaardiging, der afgoden (= heiligen); die tgoet versaect: die de deugd verloochent
voetnoot5
der eertscher Princen boel: de minnares der aardse vorsten; rasende: dol van (zinnelijke) begeerte
voetnoot6
der Musen verneren: de vernedering der Muzen, de ondergang van de kunst
voetnoot7
loosselyck: sluw
voetnoot8
tseghen: tegen
[tekstkritische noot]7. die God - T dieGod
3. misbruyckende: deur de - T misbruyckende, deur de
voetnoot1
de helle van tgoet: het graf van het goede
voetnoot2
somma: kortom; machmen: kan men
voetnoot3
onsuyuere voere: zondig gedrag
voetnoot4
ghemerct: aangezien; erch: slecht
voetnoot5
Sy is gheuallen: recapitulatie van het boven reeds behandelde citaat uit Openbaringen 18:2a
voetnoot5-10
want alle Heydenen.... ghedroncken: citaat van Openbaringen 18:3a (met uitzondering van wat tussen haakjes staat)
margenoot*
H.iiij.vo
voetnoot10-12
om dies wille....ghegheuen was: In margine ‘Rom. 10’. (vgl Romeinen 10:21, ‘Maar tegen Israël zegt Hij: den gehelen dag heb Ik mijne handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk’)
voetnoot10
om dies wille dat: omdat
voetnoot11
als heur: toen hun; stonde: gelegenheid
voetnoot13
lijfs: (versta: des lijfs); heur: haar (nl. van ‘die groote Babylon’); schadelycke: verderfelijke
voetnoot14
duyuelryen: duivelse boosheid
voetnoot15
soo voorts: dus vervolgens
voetnoot16-(3 vlg. kolom)
Ende de Coninghen.... misbruyckende: In margine ‘Psal. 13. Ier. 3. Eze. 16. Osee. 2. Apo. 18.’ (vgl. Psalm 14 - nummering der Statenvertaling - vs 3, ‘zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden, daar is niemand die goed doet, ook niet één’; in Jeremia 3, Ezechiël 16 en Hosea 2 wordt telkens de afval der Israëlieten van God met overspel vergeleken; ‘Apo. 18.’ verwijst naar Openbaringen 18:3b, ‘en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben’)
voetnoot16 (vorige kolom)-1
liefde ende vreese Gods: liefde en vrees voor God
voetnoot2
snoode: nietswaardige
voetnoot2-3
heur seluen....misbruyckende: zondigende door allerlei rare vormen van aanbidding
voetnoot4
wijsmakinghe: misleiding
voetnoot5
hoereerders: nl. de geestelijken; het verbont des vreeds: In margine ‘Esa. 54. Eze. 17.’ (vgl. Jesaja 54:10b, ‘en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Here uw Ontfermer’; Ezechiël 17:19, ‘daarom alzó zegt de Here Here: zo waarachtig als Ik leef, zo Ik mijn eed dien hij veracht heeft, en mijn verbond dat hij gebroken heeft, niet op zijn hoofd geve!’)
voetnoot6-7
die selue: dezen
voetnoot7
ghescoffiert: schande aangedaan; ouerlast: geweld; heure goeden: hun bezittingen
voetnoot8-9
onnoosele: onschuldige
voetnoot10
ghebrayen: gebraden, geroosterd
voetnoot10-11
ghedoluen: (levend) begraven
voetnoot11
versmoort: verstikt
voetnoot12
achterdencken: berouw
alleleens ofter: precies alsof er (De zinsconstructie is: ‘alsof er hemel noch hel, God noch duivel was, alsof er geen verdoemenis of eeuwig leven was, en alsof er voor God geen rekenschap moest worden afgelegd’)
voetnoot12-14
alleleens ofter...en ware: In margine ‘Luc. 16. Rom. 14.’ (vgl. Lucas 16:31b, ‘Indien zij Mozes en de Profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen’; Romeinen 14:12, ‘zo dan een iegelijk van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven’)
[tekstkritische noot]9. dies sij - T die sij
margenoot*
[H.5.ro]
voetnoot1
gheschoren: (dit doelt op de kruinschering bij de Priesterwijding); misdoenders: (woordspeling met ‘misdoender’ = celebrant, en ‘misdoender’ = misdadiger); sielvercoopers: ronselaars
voetnoot2
wtnemende: buitengewoon
voetnoot2-9
deur de vercoopinghe.... dootbeenderen: In margine ‘2. Pet. 2.’ (vgl. 2 Petrus 2:3, ‘en zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet’)
voetnoot3
chrisma: gewijde zalfolie; bichte: biecht; kerssen: kaarsen
voetnoot3-4
segheninghen: zegenspreuken
voetnoot4
speecksel: ‘een der laatste exorcismen, welke aan het Doopsel voorafgaan, is dat, waarbij oren en neus met een weinig speeksel worden aangeraakt’ (Kath. Encycl.); assen: as (As-dag is de eerste dag der grote vasten); palm: palm-tak(ken)
voetnoot5
wasch: was; pater nosters: rozenkransen; consentbrieuen: schriftelijke toestemmingen (met dispensatie van bepaalde voorschriften)
voetnoot6
houwen: huwen; dat: hetgeen
voetnoot8
cassen: reliquie-kastjes
voetnoot9
dies: waarom, zodat; weeldich: weelderig, verwend; wellustich: genotzuchtig
voetnoot10
spijtich: trots; houeerdich: hovaardig
voetnoot11-14
ende hebben voer heur deur den duuel maken te crijghen: en er voor gezorgd hebben door toedoen van de duivel voor zich te verwerven
voetnoot11-12
Lantschappen: gewesten, landen
voetnoot13
Waranden: lusthoven, parken
voetnoot14-15
daerbeneuen: bovendien
voetnoot1
knechtkens: knapen, jongens (hier wordt gedoeld op de paederastie)
voetnoot2
bedoruen: in het verderf gestort
tot heur: aan zich
voetnoot2-3
wat profijt....vercreghen hebben: (ter verbinding met het voorgaande denke men zich een inleidend ‘om maar niet te vermelden’)
voetnoot3
Bisschopperijen: ‘bisschopschappen’
voetnoot4
Prelaterijen: prelaatschappen; Prouincien: kerkprovincies; Beneficien: inkomsten uit kerkelijke goederen
voetnoot5
Omghanghen: inzamelingen
voetnoot6
renten: inkomsten; der Cathedraelder kercken: der kathedrale kerken (hoofdkerken); Collegien, Conuenten: bepaalde soorten kloosters
voetnoot8
vercreghen ende incomende hebben: ontvangen hebben en nog steeds zien binnenkomen
voetnoot9
ghenuchten: genietingen
margenoot*
[H.5.vo]
voetnoot10
voorste: verste
voetnoot11
sij en willender: of zij willen er; af: van
voetnoot12
wellusticheyt: genotzucht
voetnoot13
met eenen gheveisden monde: met huichelachtige woorden
voetnoot14
versmaden: smaden
voetnoot15
Ende ick hoorde een ander stemme: citaat van Openbaringen 18:4a
voetnoot15-20
een ander waerschouwinghe....Sodoma: In margine ‘1. Esdra. 2 Gen. 19. Esa 52. 2. Cor. 6.’ (Ezra 2 geeft de opsomming van degenen ‘die optogen uit de gevangenschap der weggevoerden, die Nebukadnezar, Koning van Babel, weggevoerd had naar Babel, die naar Jeruzalem en Juda zijn wedergekeerd, een iegelijk naar zijn stad’; Genesis 19:12-13 vertelt van de waarschuwing der Engelen aan Lot, om het door God ten ondergang gedoemde Sodom te verlaten; Jesaja 52:11, ‘Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, raakt het onreine niet aan, gaat uit het midden van haar, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt’; 2 Corinthiërs 6:17, ‘Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Here, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen’)
voetnoot17
gheleert sijn: onderricht worden
voetnoot18
Gaet wt.... volck: citaat van Openbaringen 18:4b
voetnoot19
Esdra: Ezra; wt Caldeen: nl. Ur der Chaldeeën (vgl. Genesis 11:31)
voetnoot20
de stinckende Sodoma: het (van zonden) stinkende Sodom
voetnoot2
teenemale: volkomen (ook in reg. 3 en 11)
voetnoot3
verworpt: verwerpt
voetnoot4
versierde: verzonnen, niet op Goddelijke voorschriften berustende; gheueystheyt: huichelachtigheid
voetnoot5
heure snoode baggagien: al het waardeloze dat zij met zich meesleept; rabawerijen: onbetamelijkheden; en verkeert niet: verkeert niet (dubbele ontkenning)
voetnoot6
Nicolaiten ende Balaamiten: aanhangers van ketterse secten in de oudste Christen-gemeenten (vgl. Openbaringen 2:6, 14 en 15; in margine ‘Apo. 2.’)
voetnoot7
grouwel: afschuw; wt uwer herten: van harte
voetnoot8
leetschap: spijt, berouw; voorleden: vroegere
voetnoot9
hier voormaels: voorheen, vroeger
voetnoot9-11
compt tot my.... verlichten: In margine ‘Iere. 8.d. Matth. 11’ (Voor ‘Iere. 8.d.’ zal wel gelezen moeten worden ‘Iere. 6.d.’, Jeremia 6:16, ‘Zo zegt de Here: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, zo zult gij rust vinden voor uw ziel’; Mattheüs 11:28, ‘Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven’)
voetnoot10
erbeyt: in moeite verkeert; verladen: belast
voetnoot11-12
sonder omme te siene: (vgl. de waarschuwing aan Lot in Genesis 19:17b)
voetnoot12 (vor. kolom)-1
op dat ghy... en wordt: vrije weergave van Openbaringen 18:4c
voetnoot1
toren: toorn
voetnoot2
tot allen tijden: altijd
voetnoot2-3
hebbender gheweest: zijn er geweest; treffelycke: voortreffelijke
voetnoot3
Vaders: kerkvaders
margenoot*
[H.6.ro]
voetnoot4
vermanen: vermaningen
voetnoot5
sonderlinghe: in het bijzonder; sint dat: sedert; eerst: voor het eerst
voetnoot7
straffe: bestraffing
voetnoot7-6 (pag. 294 li. kol.)
Bertrandus.... Ioannes Crestonus: (De heer E.L. Ruitenberg, assistent voor Kerkgeschiedenis aan de R.U. te Utrecht, was zo vriendelijk mij de volgende gegevens te verstrekken, al kon niet overal met volkomen zekerheid worden vastgesteld, wie Van der Noot heeft bedoeld). Bertramus of Ratramus (gest. 868), monnik uit het Franse klooster Corbie, verdedigde de leer der dubbele praedestinatie en bestreed die der transsubstantiatie; Heribald (9de eeuw), bisschop van Auxerre, later aartsbisschop van Mainz, was bevriend met de abt Hrabanus Maurus, die in de Avondmaalsstrijd aan de zijde van Bertramus stond; Berengarius van Tours (gest. 1088), hoofd van de domschool te Tours, bestrijder van de leer der transsubstantiatie; Bruno of Eusebius van Angers (gest. 1081), bisschop van Angers, aanvankelijk medestander en beschermer van Berengarius; Petrus Damiani (gest. 1072), abt van een klooster der streng ascetische Camaldulenzers, bestreed het bederf van de Kerk en streefde naar een hervorming in samenwerking met de wereldlijke macht; Walram van Maagdenburg (?? De Hugenoot Ph. du Plessis Mornay noemt in 1611 in zijn ‘Mysterium iniquitatis seu historia papatus’ een Waltrami Magdeburgensis, die in de strijd tussen Keizer en Paus gewezen zou hebben op de gehoorzaamheid, die de onderdanen hun vorst verschuldigd zijn); Bernard van Clairvaux (gest. 1153), de bekende Cisterciënser abt van Clairvaux, o.m. voorstander van een pausdom dat afziet van wereldlijke macht; Rupert van Deutz (gest. 1135), abt van het Benedictijner klooster Deutz bij Keulen, keerde zich af van de toen in Frankrijk opkomende dialectiek en legde de nadruk op de verklaring van de Bijbel; Abt Joachim van Fiore (gest. 1202), abt van het Cisterciënser klooster Floris in Calabrië, verkondigde de leer der drie rijken: van Vader, Zoon en Geest. Het derde zou in 1260 aanbreken, en de verwereldlijkte kerk zou dan tot de apostolische eenvoud terugkeren. Zijn ideeën werken later in verscherpte, anti-pauselijke zin vooral door bij de Franciscaner Spiritualen; Cyrillus (gest. 1224), geb. te Constantinopel, derde generaal der Carmelieten. Aan hem werd een ‘Oraculum angelicum’ toegeschreven, gericht tegen de verwereldlijkte Kerk en het verwereldlijkte pausdom; Johannes van Salisbury (gest. 1180), bisschop van Chartres, vertegenwoordiger der Humanistische stroming in de 12de eeuw, hekelde in zijn ‘Policraticus’ o.a. misstanden onder de geestelijkheid; Gilbertus Foliot, ten onrechte wel Lecestriensis genoemd, (gest. 1187), bisschop van Londen, koos in een conflict van de Engelse koning met de paus de zijde van de vorst; Angelus Hierosolymitanus (gest. 1220), Carmeliet, geboren te Jeruzalem; Willem van St. Amour (gest. 1272), hoogleraar in de theologie te Parijs, wegens zijn heftige verzet tegen de intrede van de bedelorden in de Universiteit tenslotte door de paus verbannen; Guido Bonatus (gest. vóór 1296), Franciscaan te Bologna, bestreed allerlei wondergeloof; Nicolaus Gallus (gest. 1270), zevende generaal der Carmelieten, hekelde misstanden onder de monniken; Hubertinus de Casale (gest. 1330), leider der Franciscaner Spiritualen, sprak van een anti-christelijk pausschap; Pelius Casali (?? Bedoelt Van der Noot misschien de Spaanse Franciscaan Pelagius of Pelayo, gest. 1352, die in de armoede-strijd aan de kant der strengere richting stond en alle ellende van zijn tijd veroorzaakt achtte door de verwereldlijking en rijkdom van de kerk?); Petrus Johannes Olivi(?), gest. 1298, evenals Hubertinus de Casale een voorman der Spiritualen; Marsilius van Padua (gest. ± 1340), hoogleraar te Parijs, verdediger der Spiritualen. In zijn samen met Johannes van Jandun geschreven ‘Defensor Pacis’ wil hij als hoogste kerkelijke instantie een algemeen concilie, terwijl de paus zich heeft te bepalen tot een geestelijke taak; Johannes van Parijs (gest. 1306), Dominicaan, werkzaam aan de Parijse Universiteit, verdediger van het Gallicanisme (Frankrijk onafhankelijk zowel van de keizer als van het wereldlijk gezag van de paus); Arnoldus van Villanova (gest. 1311), lijfarts van koning Jacobus van Aragon, voorstander van een hervorming der Kerk; Michael van Cesena (gest. 1342), generaal der Franciscanen en leider van de oppositie der Spiritualen tegen paus Johannes XXII; Willem van Occam (gest. 1349), de bekende scholasticus. Als spirituaal en conciliarist (zie boven bij Marsilius van Padua) zocht hij met Cesena bescherming tegen de paus bij keizer Lodewijk de Beier; Nicolaas van Luca (gest. ± 1400), Carmeliet, predikte openlijk tegen de paus; Marcus de Florentia (gest. ± 1450), aartsbisschop van Efeze, om zijn strijd tegen Rome in de Grieks-orthodoxe Kerk als heilige vereerd; John Wiclif (gest. 1384), Engels geestelijke, die scherpe kritiek oefende op verwereldlijking en machtsmisbruik van de Kerk en o.m. de transsubstantiatie verwierp; Johannes Hus (gest. 1415), leider van een nationaal-reformatorische stroming in Bohemen, stond sterk onder invloed van Wiclifs ideeën. Hij werd op het Concilie van Konstanz gevangen genomen en wegens ketterij levend verbrand; Michael de Bononia of Angrianus (gest. 1416), tijdens het grote Westerse schisma generaal van het aan Urbanus VI trouw gebleven deel der Carmelieten; Johannes van Hildesheim (gest. 1375), Carmeliet, die schreef over allerlei in de Kerk binnengeslopen misbruiken; Dante Alighieri (gest. 1321), de grote dichter, behoorde in de strijd tussen keizer en paus tot de keizerlijk-gezinde Ghibellijnen. In zijn ‘De Monarchia’ komt hij op voor een zelfstandige goddelijke roeping van de staat naast de kerk, terwijl in de ‘Divina Commedia’ het verworden pausdom de hoer uit Babylon is; Francesco Petrarca (gest. 1374), de beroemde dichter, oefende vaak scherpe kritiek op kerk en geestelijkheid; Nicolaas van Clémanges (gest. 1437), doceerde te Parijs. Hij oefende scherpe kritiek op de uitwassen van het hiërarchisch systeem, verzette zich tegen scholastieke speculatie en drong aan op verdiepte Bijbelstudie; Pierre d'Ailly (gest. 1420), hoogleraar te Parijs en conciliarist, had scherpe kritiek op misstanden bij de geestelijkheid; Jean Charlier, gen. Gerson (gest. 1429), leerling van d'Ailly, eveneens hoogleraar te Parijs en conciliarist, voorstander van ‘een hervorming der kerk in hoofd en leden’; Laurentius Valla (gest. 1457), Humanist, die heftige aanvallen deed op het pausdom, aan welks wereldlijke heerschappij hij de ellende van Italië weet. Later herriep hij en wist hij zich de gunst van de pausen Nicolaas V en Calixtus II te verwerven; Louis d'Allemand, aartsbisschop van Arles (gest. 1450), later kardinaal, was leider van de conciliaristen op het concilie van Bazel. Door paus Eugenius IV afgezet en van al zijn waardigheden vervallen verklaard, werd hij later, na onderwerping, weer in zijn ambt hersteld; Johannes van Segovia (1ste helft 15de eeuw), Spaans geestelijke en conciliarist. Toen het anti-pauselijke Concilie van Bazel (1431-1437) tot een schisma geleid had, hij kardinaal van de tegenpaus Felix V; Thomas Connecta van Rennes (gest. ± 1435), Carmeliet en boetprediker tegen de ontaarding der geestelijkheid, tenslotte als ketter verbrand; Matthaeus Palmieri (gest. 1475), Florentijns Humanist, misschien als ketter verbrand; David Boys (gest. 1451), Carmeliet en hoogleraar in de theologie te Oxford; Dionysius de Karthuizer (gest. 1471), monnik van het Karthuizer klooster bij Roermond, groot geleerde en vruchtbaar schrijver, voorstander van een hiërarchisch-ascetische kerkreformatie; Johannes van Milverton (gest. 1486), Carmeliet, hoogleraar te Oxford. Tot bisschop gekozen, werd hij wegens zijn kritiek op het leven der prelaten niet als zodanig gewijd en zelfs voor een onderzoek in de Engelsburcht te Rome opgesloten. Na de gunstige afloop van dit onderzoek werd hij gerehabiliteerd; Johan Pupper van Goch (gest. 1475), rector van het klooster Thabor der Augustijner Kanonikessen bij Mechelen, streed tegen overschatting van het monnikwezen en de ascese; Johannes Ruchrath van Wesel (gest. 1481), hoogleraar in de theologie te Erfurt, die tegen aflaat en hiërarchie predikte en de Bijbel als enige norm erkende, werd tenslotte gedwongen te herroepen en stierf kort nadat hij in levenslange kloostergevangenschap was gegaan; Johannes Geiler van Kaisersberg, beroemd boetprediker, vooral te Straatsburg, dat hij zedelijk trachtte te reformeren; Ioannes Crutser (?? Bedoelt Van der Noot wellicht Johannes Gritsch, gest. 1430, Franciscaan, en evenals Geiler een bekend prediker?); Wessel Gansfort van Groningen (gest. 1489), vertegenwoordiger van het Bijbels Humanisme, had principiële kritiek op de aflaten, en afwijkende opvattingen over het Avondmaal. Luther beschouwde hem later als zijn voorganger; Enea Silvio Piccolomini (gest. 1464), was als kardinaal conciliaristisch gezind, maar veroordeelde het conciliarisme na zijn keuze tot paus (Pius II); Rodericus Zamorensis (gest. ± 1470), bisschop van Zamora, becritiseerde paus en geestelijkheid; Julianus van Brescia (gest. 1499), vicaris-generaal der Carmelieten, behoorde tot de strenge Congregatie van Mantua; Hiëronymus Savonarola (gest. 1498), de bekende Florentijnse boetprediker. Hij viel paus Alexander VI aan en werd door deze als ketter verbrand; Johannes Reuchlin (gest. 1522), beroemd Humanist, van grote betekenis voor de beoefening van het Grieks en het Hebreeuws. Hij kreeg moeilijkheden met de Keulse Dominicanen naar aanleiding van de Rabbijnse geschriften, die hij niet vernietigd wilde zien; Baptista Mantuanus (gest. 1516), Carmeliet, die zijn generalaat opgaf om zich geheel aan studie te kunnen wijden; Baptista Panetius (gest. 1497), vicaris-generaal der Carmelieten, die waarschijnlijk door zijn kritiek in conflict is gekomen met de Curie; Johannes Crestonus of Placentinus (gest. 1491), aartsbisschop van Placentia, Carmeliet en geleerde
[tekstkritische noot]1. Andegauensis - T Andeganensis 5. de santo Amore - T de santo Aniore 6. Petrus Ioannes - T Petrus, Ioannes
2. Wiclefus - T wiclefus 5. Segobius - T Segebius 7. Gochius - T Gorchius
[tekstkritische noot]1. Vesalia - T Vsalia 2. Rodericus - T Redoricus
4-5. ouerschricken. Alleenlyck - T ouerschricken, alleenlyck 6. tijden - T tiiden 11. in onse tijden hebben. Veel - T in onse tijden hebben, veel
margenoot*
[H.6.vo]
voetnoot1
waeraf: waarvan
voetnoot1-2
den meestendeel: het merendeel
voetnoot3
redenen: woorden, uitspraken
voetnoot4
beloopen: (hier) in beslag nemen; ouerschricken: overslaan
voetnoot6
tot allen tijden: in alle tijden
voetnoot7-8
die heur tot.... willen bewilligen: die zich bij hun (nl. van ‘de Papisten’) Godslasteringen in alle opzichten niet hebben willen neerleggen
voetnoot9
tot dier tijt: toentertijd (in tegenstelling tot de tijd der Reformatie)
voetnoot12
Princen: vorsten
voetnoot12-13
ghemeyne Concilien: algemene Kerkvergaderingen
voetnoot13
in alder manieren: op alle mogelijke manieren; gheproeft: getracht; hun nersticheit: hun best
[tekstkritische noot]8-9. verghingen, oock haest (inden tijt die - T verghingen oock haest, inden tijt (die
2. toegheseyt wesende) verdient - T toegheseyt) wesende verdient
voetnoot3
heur: zich; de Antichristen: de Anti-christussen
voetnoot4
stedes: steeds; op hielden: steunden; de selfde: dezen
voetnoot5
doruen: mogen
voetnoot6-7
als Pharao.... inder zee: zoals Farao met zijn legerscharen in de (Rode) zee (vgl. Exodus 14)
voetnoot7-8
als de houerdighe.... verghingen: zoals de trotse Joodse priesters in de stad (nl. bij de verwoesting van Jeruzalem door Titus in 70 n. Chr.) ten onder gingen
voetnoot9
vanden Heere: door de Heer; gheset: bestemd
voetnoot10-14
Want de sonden deser hoere syn ten hemele teghen heur opgheclommen: vrije weergave van Openbaringen 18:5a (In margine, bij het gecursiveerde slot van dit citaat, ‘Apo. 18.’)
voetnoot11
heylichheyt heurder grouwelen: het heilig-verklaren(?) van haar gruwelen (waarvan dan de opsomming volgt)
margenoot*
[H.7.ro]
voetnoot13
onnooselen: onschuldigen
voetnoot14
begheirende: begerende, roepende om
voetnoot15
toren: toorn
voetnoot16
hebben: (het meervoud valt te verklaren uit het feit, dat Van der Noot zich hier als subject niet alleen ‘heure onsuyuerheyt’ denkt, maar alles wat hij in reg. 10-13 heeft opgesomd); onsteken: ontstoken
voetnoot16-17
Dies hy.... heeft gheweest: vrije weergave van Openbaringen 18:5b (dies: zodat)
voetnoot18
den hemel gheraect hebben: tot aan de hemel reikten
voetnoot1
met Sodoma ende Gomorra: evenals Sodom en Gomorra (vgl. Genesis 19:1-29)
voetnoot2
van God: door God; toegheseyt: aangezegd; op heur: over zich
voetnoot3-4
Verghelt heur.... heeft: citaat van Openbaringen 18:6a (heur = ‘de grote stad Babylon’)
voetnoot4-5
Meet heur.... ghemeten heeft: In margine ‘Matth. 7.’ (vgl. Mattheüs 7:2b, ‘met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden’)
voetnoot5
ghemerct: aangezien
voetnoot5-6
ghemerct.... vercreghen hebt: In margine ‘Matth. 19.’ (vgl. Mattheüs 19:28c, ‘....dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls’)
voetnoot6
roept op heur: gaat tekeer tegen haar
voetnoot7
strickt: bindt, neemt gevangen
voetnoot7-14
Ghelijck sy heur tonrecht.... helsche vier: In margine ‘Matth. 5. 10. Ioan. 16. 1. Cor. 4.’ (de bedoelde Bijbelplaatsen slaan telkens slechts op het onrecht en leed, dat aan de navolgers van Christus wordt aangedaan. Vgl. Mattheüs 5:39-41; Mattheüs 10:17-18; Johannes 16:2; 1 Corinthiërs 4:11-13)
voetnoot8
sy heur tonrecht ouer v ghewroken heeft: zij zich in strijd met het recht (daartegenover staat in reg. 9 en 12 ‘te rechte’: in overeenstemming met het recht) op u gewroken heeft; wreckt: wreekt
voetnoot11-12
gheuet wederomme: vergeldt
voetnoot12
ordeelt heur voer: spreekt het oordeel uit dat zij is....
voetnoot13
snoode: verachtelijke
voetnoot15-17
Siet dat ghy.... verghelt: vrije weergave van Openbaringen 18:6b. In margine ‘Matth. 10.’ (evenals bij reg. 7-14 slaat deze Bijbelplaats ook hier slechts op wat aan de Christenen wordt angedaan. Vgl. Mattheüs 10:17-18, ‘Maar wacht u voor de mensen, want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen, en gij zult ook voor Stadhouders en Koningen geleid worden om mijnentwil, hun en den heidenen tot getuigenis’)
voetnoot15
traffinghe: berisping, (hier wel) vervloekende woorden
voetnoot16
na: naar
[tekstkritische noot]4 ten Coninghinne, - T ren Coninghinne, 9-10. van deser werelt - T van deserwerelt 12. weduwe. De ouerheden - T weduwe, De ouerheden
margenoot*
[H.7.vo]
voetnoot1
daer: waar; lijf: leven; nempt: neemt
voetnoot3-4
Ende inden seluen....weder: vrije weergave van Openbaringen 18:6c
voetnoot3
seluen: zelfden; ercheyt: boosaardigheid
voetnoot4
dobbel fout: dubbel
voetnoot6
alle de hertsweiren: al het zieleleed
voetnoot7
verdobbellerende: verdubbelend
voetnoot8-9
weeninghe.. der tanden: In margine ‘Matth. 24.’ (vgl. Mattheüs 24:51b, ‘daar zal wening zijn en knersing der tanden’)
voetnoot9
knerselinge: geknars
voetnoot10-16
want sy heeft.... ontfanghen: uitbreidende weergave van Openbaringen 18:7a
voetnoot10-13
want sy heeft.... ghebruyct: In margine ‘Exod. 10. 1. Pet. 2’ (bedoeld wordt wel Exodus 19:6a, ‘en gij zult mij een priesterlijk Koninkrijk en een heilig volk zijn’, waarop ook 1 Petrus 2:9 teruggrijpt)
voetnoot10
schynsel: schijn, uiterlijk voorkomen
voetnoot11
aen heur ghenomen: zich toegeëigend; gheueysdelyck wt ghegheuen: huichelend verkondigd
voetnoot12
eerweerdicheyt: (hier) aanzien
voetnoot13
aenueert: aanvaard
voetnoot14
machten: bevoegdheden
voetnoot15-16
die toecomende straffen ende wreetheden heurder vermetenheyt: de wrede straffen, die haar aanmatiging te wachten staan
voetnoot16-1
heuren ghenuechelyken Euphrates: haar aangename Euphraat (bron van welvaart en weelde voor ‘het grote Babylon’)
voetnoot1-2
daer sy heur.... verheucht heeft: waarin zij zich in strijd met recht en betamelijkheid verheugd heeft
voetnoot3
worptse: werpt ze; snootheyt: rampzaligheid
voetnoot3-4
Want sy spreect.... Coninghinne: citaat van Openbaringen 18:7b (In margine ‘Esa. 47.’, Jesaja 47:7a, waaraan Openbaringen 18 deze tekst ontleent)
voetnoot5
genuchten: vreugden
eerlycke: edele
voetnoot5-7
Ick ben.... hellen: In margine ‘Mat. 11. 28.’ (deze verwijzingen dienen om te doen uitkomen dat ‘Babel’ zich gelijk stelt met Christus. Vgl. Mattheüs 11:27a, ‘alle dingen zijn Mij overgegeven van mijn Vader’; Mattheüs 28:18b, ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’)
voetnoot7-8
met macht te binden ende te ontbinden: In margine ‘Mat. 16.’ (vgl. Mattheüs 16:19, ‘En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn’)
margenoot*
[H.8.ro]
voetnoot9-10
die van deser werelt niet en sijn: (maar juist daarom de ware Christenen zijn, vgl. Johannes 17:16, ‘Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben’)
voetnoot10
al: alles
voetnoot10-11
na mijn gheliefte: naar mijn believen
voetnoot11-12
Ick en ben.... weduwe: citaat van Openbaringen 18:7c
voetnoot12-13
staen my voren: komen voor mij op
voetnoot13
moghende: machtige; Princen: vorsten
voetnoot14
met de doot des onnoosel volcx: door het doden van onschuldigen
voetnoot14-1
(vlg. pag.). Nero.... Maxentius: de Romeinse keizers Nero (54-68), Domitianus (81-96), Trajanus (98-117) en Maxentius (in 312 omgekomen in de strijd tegen Constantijn de Grote) hebben allen de Christenen vervolgd
[tekstkritische noot]1. steedts - T steetds
voetnoot1
vrome Capiteynen: flinke gezagsdragers
voetnoot2
nerstigher: ijveriger
voetnoot2-3
tot mijnder voerstaenders.... ceremonien: tot bescherming van mijn aanhangers en van hun ceremoniën
voetnoot6-7
Hieromme.... lijden: vrije weergave van Openbaringen 18:7d, ‘en (ik) zal geen rouw zien’
voetnoot7-11
Ick moet eeuwelyck.... aencomen: In margine ‘Deut. 8.’ (vgl. Deuteronomium 8:11-20, waar de Israëlieten er voor gewaarschuwd worden, hun voorspoed niet aan eigen kracht toe te schrijven en er zich niet op te verheffen, zoals hier ‘Babel’ doet)
voetnoot9
stoel: troon; mach: kan; nymmermeer: nooit (ook in de volgende regels)
voetnoot11
aencomen: overkomen
voetnoot12
in deser ghelijcker manieren: op soortgelijke wijze; heur: zich
voetnoot13
vermetelyckheyt: aanmatiging
voetnoot13-14
het cleyn scheepken Petri: (symbool voor de R.K. Kerk)
voetnoot14
mach: kan; van: door
voetnoot15
ghequelt werden: in onstuimige beweging gebracht worden
voetnoot16
macht: kan het
voetnoot17
superstitieuse: bijgelovige
voetnoot18
souden: zou (enkelv.); mogen: kunnen
margenoot*
[H.8.vo]
voetnoot19
aenmercken: merken op, zien
voetnoot19-1
het Lam dat.... staet: Christus (vgl. Openbaringen 14:1)
voetnoot4
Daeromme sullen.... comen: citaat van Openbaringen 18:8a (In margine ‘Apo. 18’.)
voetnoot5-11
GOD sal eens.... steruen: In margine ‘Gen. 19. Exo. 9. Psal. 11. Collo. 3. Matth. 24. Mar. 9’. (Genesis 19:1-28 verhaalt van de ondergang der ‘sondighe Steden’ Sodom en Gomorra door een regen van zwavel en vuur; Exodus 9:23-26 beschrijft de analoge geschiedenis van de plaag van hagel en vuur over Egypte; in Psalm 12 - nummering der Statenvertaling - vers 6 kondigt God Zijn wraak aan ‘om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen’; uit Colossenzen 3:3b wordt in de tekst gedoeld op ‘en uw leven is met Christus verborgen in God’; Mattheüs 24:51b beschrijft het deel der geveinsden, ‘daar zal wening zijn en knersing der tanden’; Marcus 9:46 tekent de hel als het onuitblusselijk vuur, ‘waar hun worm niet sterft’)
voetnoot5
ghemeynte: gemeenschap
voetnoot5-6
doot, droefheyt ende hongher: citaat van Openbaringen 18:8b
voetnoot6
solfer: zwavel
voetnoot8
dwelck: hetwelk
voetnoot9
knersselinghen: geknars
voetnoot11
nymmermeer: nooit
voetnoot12
versaedt: verzadigd
voetnoot13
al heur geslachte der Hipocriten: heel haar nakomelingschap van huichelaars
voetnoot13-14
met onblusschelyck.... bereyt: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Matth. 25.’ (vgl. Mattheüs 25:41b, ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is’)
voetnoot15
sententie: vonnis
[tekstkritische noot]10-11. afmalen), Ia oock - T afmalen) Ia oock 12. Propheten des Heeren, - T Propheten, des Heeren,
12. de wercken - T dewercken 14. ende afgoderyen - T eude afgoderyen 16. Babylon, sullen sij segghen, - T Babylon sullen sij segghen, 17. Kercke, die soo menighe - T Kercke die soo menighe
voetnoot1-7
want de Heere.... achterwaerts te houden: In margine ‘Psal. 50. Rom. 3. Dani. 5. Leui. 10. Deu. 10.’ (Psalm 51 - nummering der Statenvertaling - vers 6b, ‘opdat Gij rechtvaardig zijt in uw spreken, en rein zijt in uw richten’; Romeinen 3:4b citeert deze Psalmwoorden; Daniël 5 en Leviticus 10:1-2 geven voorbeelden van Gods ‘oordeelen teghen de boose’, resp. tegen Belsazar, koning der Chaldeeën, en tegen twee zonen van Aäron, die ‘vreemd vuur voor het aangezicht des Heren’ hadden gebracht; Deuteronomium 10:16-18 vermaant tot gehoorzaamheid aan ‘die grote, die machtige en die vreselijke God’)
voetnoot4
de boose: de bozen (meerv.)
voetnoot5
tot dien daghe: op die dag (van Gods wraak)
voetnoot6
sijnder gheordender ende geschieder wraken: van de door Hem verordende en voltrokken wraak
voetnoot6-7
achterwaerts te houden: tegen te houden
voetnoot7-8
worpende heur.... weechschale: haar paternosters (hier wel in de zin van: vele gebeden achtereen) in de weegschaal van Sint Michiel (de aartsengel Michaël wordt soms afgebeeld met een weegschaal, waarin hij de zielen voor het oordeel weegt) werpende (om zodoende de schaal ten gunste der ziel te doen doorslaan)
voetnoot9
een Lam met een cruysken: (de gewone attributen van Johannes de Doper)
voetnoot9-10
met sijnen sleutel: (vgl. Mattheüs 16:17-19)
margenoot*
I.j.ro
voetnoot10
met sijn lanck sweert: (symbool voor Paulus' martelaarschap. Volgens de legende zou hij onder Nero te Rome onthoofd zijn); soo: zoals; afmalen: afbeelden
voetnoot11
Ia oock waert: ja zelfs al ware het
voetnoot12
Noe: Noach
voetnoot12-13
lijdtsamighen: geduldige
voetnoot13
voer hem: nl. voor God
voetnoot1-3
De Coninghen der eerden.... beweenen: vrije weergave van Openbaringen 18:9a
voetnoot1
de vleeschelycke ghesinde Princen: de tot zinnenlust gezinde vorsten
voetnoot2
gheboeleert: ontucht gepleegd
voetnoot3
ghenuchten: genietingen
voetnoot4
dus: aldus; bedoruen: in het verderf gestort; getracteert: behandeld
voetnoot4-5
het sal heur seer qualyck henden: het zal hun zeer onaangenaam vallen
voetnoot6
wtuercoren: uitverkorenen (meerv.)
voetnoot7
verantwoorden: verdedigen
voetnoot7-8
niet met allen: in het geheel niet
voetnoot10
daer na: daarnaar; deiren: leed doen
voetnoot11
moghen: kunnen
voetnoot14
straffen: berispen
voetnoot14-15
Sij sullen seer.... sullen sien: citaat van Openbaringen 18:9b (In margine ‘Apo. 18.’)
voetnoot15
van vers: van verre; eylaes: helaas
voetnoot17-18
die soo menighe Pausen perdoenen: (helaas,) de zo vele pauselijke aflaten
voetnoot18
Bisschoppen segheninghen: (helaas,) het zegenen (der gelovigen) door de bisschoppen
voetnoot19
stacien: kerkelijke ommegangen
[tekstkritische noot]2. liefflicke - T liefflcike 13-14. beuende, segghende - T beuende segghende
3-4. Jaerghetijden, dertichsten - Jaerghetijden derstichsten
margenoot*
I.j.vo
voetnoot2
gheestelycke Vaders: geestelijken; liefflicke: beminnelijke
voetnoot3
frissche Canoniken: flinke kanunniken
voetnoot4
beuallycke: bevallige; Vrouwenbroeders: Carmelieten
voetnoot4-5
Predickheeren: Dominicanen
voetnoot5
veelderley manieren: velerlei soorten
voetnoot6
Soo veel Baghijnkens: (De klacht van de ‘Coninghen der eerden’ wordt hier nog steeds voortgezet: ‘Helaas, om het verloren gaan van zoveel begijntjes, enz.’)
voetnoot6-7
al te suyuer: bijzonder reine
voetnoot8
voor: (hier:) tegen; S. Ians Euangelie tseghen de neckers: het reciteren van (het begin van) het Johannes-evangelie (Johannes 1:1-14) als bescherming tegen de duivels
voetnoot9-10
S. Gregorius.... die haestige doot: het aanroepen van Sint Gregorius en Sint Brigitta, met de daarbij behorende paternosters, als bescherming tegen een plotselinge dood (‘haestige doot’ is ook: beroerte, pest. Vgl. de Franse versie, fol. K2 recto: ‘Helas les oraisons de S. Gregoire, & S. Brigitte, auec tant de Paternótres & Aue Mariás, remede preseruatif contre la mort soudaine & depourueüe’)
voetnoot10-11
ghewijde Palmen.... donder: gewijde palmtakken en (geblaas op) Akense horens (een soort schelklinkende hoorn) als bescherming tegen onweer
voetnoot11
S. Ians. cruyt: bos veldbloemen en veldgewas, op Sint-Jan (24 Juni) in de kerk gewijd en dan verdeeld over de hoeken van de akkers, ter bescherming van het gewas tegen schadelijke invloeden; Aluen: boze geesten
voetnoot12
deser ghelycke: dergelijke
voetnoot12-13
beclaghen: bewenen
voetnoot13
schuddende: trillende
voetnoot14-15
segghende, Wee, wee.... ghecomen: citaat van Openbaringen 18:10b
voetnoot14 (vor. kol.)
moghende: machtige
voetnoot1
met den sweerde sijns monts: door het zwaard uit Zijn, nl. Christus', mond (vgl. Openbaringen 1:16 en 19:15); verdoruen: ten verderve gebracht
voetnoot1-2
ghyer v voor ghewacht hadt: gij er op verdacht waart
voetnoot2-9
Elaes wie sal nv.... singhen?: In margine ‘2. Thess. 2.’ (vgl. 2 Thessalonicenzen 2:4, ‘die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende dat hij God is’)
voetnoot3
Vigilien: gebeden voor een overledene in de avond en nacht voor de begrafenis; sielmissen: missen voor de zielerust van een gestorvene; wtuaerden: uitvaartdiensten
voetnoot3-4
Iaerghetijden: missen, op de verjaardag van iemands sterven te zijnen behoeve gelezen
voetnoot4
dertichsten: (laatste) zielmissen voor een gestorvene op de 30ste dag na zijn begrafenis; voer wien: bij wie
voetnoot6
asschen: nl. het teken des kruises met gewijde as en wijwater op het voorhoofd op As-Woensdag
voetnoot6-7
palmen.... wijen: palmtakken en kaarsen wijden
voetnoot7-8
met eender spaijen seghenen: met een spade het kruisteken (over ons) maken
voetnoot8-9
wt het Vegheuier singhen: door het zingen (van zielmissen) uit het vagevuur verlossen
margenoot*
I.ij.ro
voetnoot11-2
Ende de Cooplieden der eerden - sullen weenen ende.... maken: citaat van Openbaringen 18:11a
voetnoot11-12
die met de ware.... ommegaen: die zich bezighouden met, handel drijven met, de koopwaar van hun tempels
voetnoot12-1
dwelck heur Iaermert.... spreken: In margine ‘Matth. 22.’ (bedoeld is wel Mattheüs 21:12-13, waar Jezus de kooplieden en wisselaars uit de tempel verdrijft)
voetnoot12
dwelck heur Iaermert is: welke (tempels) hun tot markt dienen
voetnoot13
gemerct dat: aangezien
voetnoot14
vanden: door de
[tekstkritische noot]1. spreken), Dese - T spreken) Dese 5-6. ende meerssen sijn kelcklackingen, - T ende meerssen, sijn kelcklackingen, 8-9. kieremiren met den oblieken maken, - T kieremiren, met den oblieken maken,
voetnoot2
wtnemenden grooten: bijzonder grote
voetnoot3-4
Want niemant.... waren: cit aat van Openbaringen 18:11b
voetnoot4
cremerije: kramerij, koopwaar
voetnoot4-5
en wordt niet meer getrocken: vindt geen aftrek meer 5.vv. de cremerijen heurder winckelen enz.: (heel de volgende opsomming blijft toch enigszins parallel lopen met Openbaringen 18:12-13)
voetnoot5-6
meerssen: manden of korven voor koopwaar
voetnoot6
kelcklackingen: likken uit de kelk (hier en in het onmiddellijk volgende gedeelte wordt telkens sarcastisch gedoeld op verschillende handelingen bij het bedienen der Mis)
segheninghen: het maken van het kruisteken
voetnoot7
daer syt mede decken: waarmee zij de kelk afdekken
voetnoot7-8
nv siet ghy my.... niet: (spot met het feit dat de kelk afwisselend getoond en bedekt wordt)
voetnoot8-9
kieremiren: kunstige wendingen, zwenkingen
voetnoot9
met den oblieken: met de ouwel; achterna: daarna
voetnoot9-11
daer mede spelen ghelijck de catte metter muys: (d.w.z. de ouwel eerst na lang talmen opeten)
voetnoot11
stoole: lange bandstrook, door de priester bij bepaalde plechtigheden gedragen; Corporael: altaardoek
voetnoot12
Aue Maris stellen: pluralisering van ‘Ave Maris Stella’ (Maria-hymne)
voetnoot12-1
Salue reginen: pluralisering van ‘Salve Regina’ (Maria-antiphoon)
voetnoot1
Gaudeamissen: (spottende verhaspeling van) Gaudeamussen, pluralisering van ‘Gaudeamus’ (introïtus van de Mis ter ere van Maria op Maria-Hemelvaart); Afgodts beelden: nl. heiligenbeelden
voetnoot1-2
van verscheyden manieren ende crachten: van verschillende soort en met verschillende (wonderdadige) vermogens
voetnoot2
soo: zoals
voetnoot3
grillen: kunsten
voetnoot4
ampullen: schenkkannetjes voor water en wijn bij het opdragen der Mis; peysen: vredekussen (bij de Mis)
voetnoot5
Stauen: (bisschops)staven
voetnoot6
dierbaer: kostbaar; verchiert: versierd
voetnoot7
fijne geknipte: mooi-gemaakte; lynen: linnen; kerspen: krippen
margenoot*
I.ij.vo
voetnoot8
Choorcleeden: priesterklederen; caprullen: (drukfout voor ‘caprunen’? kaproenen of kapruinen zijn) kappen of kap-schoudermantels met neerhangende slippen (de ‘cattensterten’?); calaber: Calabrisch bont
voetnoot9
purpere tabbarden: (purper is de kleur der gewaden van kardinalen); costelycke chierselen: kostbare sieraden
voetnoot10
ghestoelten: (ere-)zetels in de kerk; roosenhoykens: rozenkransen
voetnoot10-11
cranskens: rozenkransjes
voetnoot11-13
dootbeenderen.... brachten: (nadere bepaling bij ‘reliquien’)
voetnoot11
properheden: fraaiigheden
voetnoot12
borsen: beurzen
voetnoot13
platteelkens: platte schalen; riecballen: met welriekend kruid of water bereide reukballetjes
voetnoot13-14
pomanderpotten: zalfpotten
voetnoot14
tafereelkens: schilderijtjes, (hier wellicht) reliëfs; costelicken: kostbaar
voetnoot15
dierbaren: kostbare
voetnoot16-2
voorts van latoen.... meer andere: (de constructie: is ‘en verder, gemaakt van latoen.... en brons, hun kandelaren enz.’)
voetnoot16
latoen: geelkoper, messing; blec: vertind metaal, blik
voetnoot17
metael: koper
voetnoot17-1
wijwater blocken ende ketelen: grote en kleine wijwatervaten
[tekstkritische noot]17 (vor. pag.) - 1. wijwater blocken - T wijwater, blocken 12-13. alle Schippers - T alleSchippers
13. Schipslieden - T Shipslieden
voetnoot1
lesseneren: lezenaars; pileiren: pilaren
voetnoot1-2
tuynen oft schutsels: afschuttingen (nl. koperen of bronzen hekken)
voetnoot3
van ijsere groote tuynen enz.: (aansluitend bij de constructie van reg. 16-2 hierboven) en, gemaakt van ijzer, grote hekken
voetnoot3-4
met groote wtreyckende rancken: met wijd-uitgestrekte zij-armen
voetnoot4
Afgoden: nl. de heiligenbeelden; anckeren, ketenen: muurankers en kettingen
voetnoot5
de selfde: deze (nl. de heiligenbeelden); houden: behoeden
voetnoot6
ende met den cortsten.... meer andere: en om zo kort mogelijk te spreken over nog veel meer andere dingen (na de dubbelpunt wordt nu volstaan met een blote vermelding van enkele hoofdpunten, zonder dat op détails daarvan wordt ingegaan)
voetnoot7
sitsteden: zitplaatsen
voetnoot8
begrefsteden: begraafplaatsen
voetnoot8-9
comenschappe der menschen sielen enz.: handel in zielen enz. van mensen
voetnoot10
en houden sijer niet te min: houden zij er niet minder van over
voetnoot11
en hebben maer: bezitten slechts, krijgen slechts de beschikking over
voetnoot12
daer af: daarvan
voetnoot12-8
Ende alle Schippers.. ghelijcke?: uitbreidende weergave van Openbaringen 18:17-18
voetnoot12-13
alle Schippers enz.: (Van der Noot handhaaft in zijn beeldspraak de hiërarchie: de schippers laat hij doelen op bisschoppen en hoge geestelijken, de stuurlieden op pastoors en vicarissen, de matrozen op kapelaans e.d.)
voetnoot13
Diocesianen: bisschoppen die een diocees besturen; ordonnarisen: personen, bekleed met kerkelijke rechts- en bestuursmacht (De punt na dit woord sluit de zin niet af, maar dient als scheidingsteken tussen twee groepen. Hetzelfde geldt voor de punt na ‘varen’ in reg. 3)
voetnoot1
alle die: allen, die; Bargien: (bepaald soort) vaartuigen; canteren: (drukfout voor ‘hanteren’ = besturen? Of spottende contaminatie van ‘hanteren’ met ‘cantere’ = kerkelijk zanger?)
margenoot*
I.iij.ro
voetnoot2
als sijn: als daar zijn; persoonen: pastoors; Vicarisen: plaatsvervangers van geestelijken (hier wel: van pastoors)
voetnoot2-3
die op de ongestadige gemeynte varen: die op (het schip van) de onbestendige gemeente varen, d.w.z. die een weinig koersvaste kerkelijke gemeenschap te besturen hebben
voetnoot3
schiplieden: matrozen; erbeyden: zich inspannen
voetnoot4
Sielmislesers: bedienaars van zielmissen (missen voor de zielerust van gestorvenen); penitencisetters: opleggers van boetedoeningen (d.w.z. biechthoorders)
voetnoot5
(De punt na ‘der menscen’ heeft de waarde van een tegenwoordige dubbelpunt)
de stemme: nl. de stem, die Johannes in Openbaringen 18:4-20 uit de hemel hoort spreken
voetnoot5-6
Alle dese stonden van verre: citaat van Openbaringen 18:17b
voetnoot6-8
ende riepen als.... ghelijcke?: citaat van Openbaringen 18:18
voetnoot7-8
waer wasser deser Stadt ghelijcke: waar was er een stad, gelijk aan deze
voetnoot8-9
ghenuchten: genietingen
voetnoot9
Princen: vorsten
voetnoot10
costelycker gebout, ghedost: kostbaarder uitgerust en gekleed
voetnoot11
dit gescoren geslachte: nl. de geestelijkheid
voetnoot13
Schipslieden: (hier in de algemene zin van) schepelingen
voetnoot14-1
dat sij stof.... worpen (= werpen): vrije weergave van Openbaringen 18:19a
[tekstkritische noot]7. de weerdige - T deweerdige
2. sijn nv - T siju nv 6. aen presen - T aen preseu 20. en hout - T eu hout
voetnoot2
verwoetheit: razernij
voetnoot3
kennisse: (hier) verstand; plomp: stomp, bot
sulcken: Zulk een
voetnoot3-5
ende sij sullen sulcken.... deden: (d.w.z. dat zij in het geheel geen berouw zullen hebben en hun leven niet zullen beteren)
voetnoot4-5
ghelijck Cain.... deden: In margine ‘Gen. 4. 27. Exod. 8.9.10.11.12. Matth. 26.’ (Genesis 4:1-16 verhaalt de geschiedenis van Kaïn en Abel; Genesis 27 beschrijft, hoe Ezau zijn eerstgeboorterecht verkwanselt en daarom later zijn broeder Jacob wil doden; Exodus 8-12 doen het verhaal van de plagen over Egypte en de verstoktheid van Pharao; Mattheüs 26:47-50 vertelt van het verraad van Judas); Antiochus: koning Antiochus IV Epiphanes van Syrië (176-164 v. Chr.), die van de Joden invoering van de Zeusdienst in hun tempel eiste, wat aanleiding werd tot de opstand der Maccabeeën
voetnoot5
voorsaten: voorgangers
voetnoot6
Tragedien: (hier voor) weeklachten
voetnoot6-7
wil dusdanich wesen: zal als volgt luiden
voetnoot7-12
Eylaes.... gheuallen: (deze klacht loopt enigszins parallel met Openbaringen 18:19b
voetnoot7
weerdige: edele
voetnoot9
moghende: machtig; verwaent: weelderig
voetnoot10-12
ende diende.... gheuallen: (de punt na ‘diende’ sluit de zin niet af; ‘is nv gheuallen’ is praedicaat bij het subject ‘de weerdige stat enz.’. ‘Ende wij en gheuoelden.... smerte’ moet beschouwd worden als een voortzetting van de voorafgaande bijzin: ‘dat heel de wereld ons.... diende, en wij geen droefheid, armoede, ellende of smart gewaar werden’)
margenoot*
I.iij.vo
voetnoot13
De appelen.... gheweken: citaat van Openbaringen 18:14a; lust: begeerte
voetnoot14
rijpe: ernstige, bezadigde
voetnoot1
ws chierlycken hoerdoms: van uw schone overspel
voetnoot3
nademael dat: aangezien; verstaen: inzien
voetnoot6
grouwel: afschuw; daer: waar; der werelt: (datief) aan de wereld
voetnoot7
(v) schoon woorden gauen: goed van u spraken; deur: op grond van; rechte: ware
voetnoot8-9
de lieden oock.... leuen: ook de mensen met een wel-geordend, fatsoenlijk, leven
voetnoot10
voorstonden: verdedigden
voetnoot11-12
goddelyck ende.... onderhouden: goddelijk waren en noodzakelijk moesten worden onderhouden
voetnoot12
regiment: levenswijze, gedrag
voetnoot13
schandeleus is: (in het verband zouden wij hier eerder ‘was’ verwachten, maar blijkbaar speelt bij Van der Noot de gedachte aan zijn eigen tijd door het apocalyptische visioen heen); alsoo haest als: zodra
voetnoot14
gratie: genade
voetnoot14-15
recht verstant: juist begrip
voetnoot15
gesmaect: geproefd, ervaren
voetnoot16
schouwen: schuwen; merckende: inziende
voetnoot17-19
In somma... beschermen: In margine ‘Matth. 6. Gala. 1. 1. Tim. 4. 2. Tim. 4.’ (al deze Bijbelplaatsen stellen ‘de waerheyt’ tegenover de leugen. Mattheüs 6:1-16 waarschuwt tegen huichelachtige vroomheid; Galatiërs 1:6-9 betuigt met nadruk dat er geen ander Evangelie is dan dat van Christus; 1 Timotheüs 4:1-7 en 2 Timotheüs 4:3-4 waarschuwen tegen de dwaalleringen die komen zullen)
voetnoot17
In somma: kortom
voetnoot17-18
de waerheyt eens.... wesende: aan wie eenmaal de waarheid is geopenbaard
voetnoot19
bekende: (als zodanig) onderkende
voetnoot20
hout: behoudt; Hipocriten: huichelaars
[tekstkritische noot]1-2. strijdende Canonisten - T strijdende, Canonisten 3. vleesschelycke - T veesschelycke (De custos op I.iij.vo kondigt als eerste woord van I.iiij.ro ‘ende’ aan, dat echter in de tekst ontbreekt) 3-4. Antichristen. - T Anltichristen. 7. draghende, sij willen - T draghende, willen
voetnoot1
rasende Sophisten: wartaal sprekende drogredenaars
voetnoot2
Canonisten: kenners van het kerkelijk recht; Sorbonisten: leden of afgestudeerden van de Sorbonne, de theologische faculteit der Parijse Universiteit, wier uitspraken in heel de R.K. wereld groot gezag genoten; Epicureen: (hier wel algemeen voor) genotzoekers; Libertinen: vrijgeesten (wellicht denkt Van der Noot als Antwerpenaar hier in het bijzonder aan de Antwerpse Libertijnen of Loïsten, 1525-1545, die leerden dat wie de H. Geest bezit, geen zonde meer kan doen; misschien ook aan de door Calvijn bestreden pantheïstisch-animistische Libertijnen of Quintinisten, die het eerst in de Nederlanden optraden en zich vandaar naar Frankrijk verbreidden)
margenoot*
I.iiij.ro
voetnoot3
vleesschelycke: aards-, zondig-gezinde
voetnoot3-4
lasterlycke Antichristen: schandelijke Anti-christussen
voetnoot5-7
wel besich.... draghende: In margine ‘1. Tim. 3.1. Tim. 5.’ (in 1 Timotheüs 3 en 5 geeft Paulus voorschriften voor het leven van ouderlingen en diakenen, en van gemeente-leden in het algemeen)
voetnoot5
wel: goed, zeer
voetnoot7
willen: zullen; fenijnighe: (hier) verderfelijke
voetnoot8
teenemale: volkomen
voetnoot9
Schipheeren: reders (hier wordt teruggegrepen op de beeldspraak van pag. 301, li. kol. reg. 12 v.v.)
voetnoot9 (vor. kol.)-2
Wee! wee.... ware hadden: citaat van Openbaringen 18:19b
voetnoot1
al: allen
voetnoot2
ware: koopwaar (ook in reg. 6)
voetnoot3
prebenden: kerkelijke inkomsten; lijftochten: lijfrenten
voetnoot4
wanckelbaer: wuft
voetnoot4-5
in alder manieren: in alle opzichten
voetnoot5
weeldich ende wellustich: in overvloed en genot levende; diere: kostbare
voetnoot7
ontellyck om te verhalen: te talrijk om op te noemen
voetnoot8
om: aan
voetnoot9
want sy.... ghemaect: citaat van Openbaringen 18:19c
voetnoot10
Het 14. Sonet: zie hiervóór, het sonnet op pag. 230
voetnoot11
Antichristi: van de Antichrist
voetnoot12
wrake des onnooselen bloets: wraak voor het onschuldig bloed
voetnoot14
daer af: daarvan
voetnoot15
Ick sach den hemel open: citaat van Openbaringen 19:11a
voetnoot16
my: nl. Johannes (wiens woorden hier door Van der Noot worden verklaard); secreten: geheimen
margenoot*
I.iiij.vo
voetnoot17
verstont: begreep
voetnoot18
saechtmoedicheyt: zachtaardigheid, onderworpenheid aan God
voetnoot18-19
verholentheyt: verborgenheid
voetnoot19-2
want den hemel.... geleert worden: In margine, maar blijkbaar voornamelijk slaande op het onmiddellijk voorafgaande ‘dat de menschen doer tghelooue ende saechtmoedicheyt groote kennisse der verholentheyt Gods crijghen’, ‘Esa. 66 Sapi. 1. Ma. 11.13. 1. Cor. 1.’ (vgl. Jesaja 66:1a, ‘Alzó zegt de Here: De hemel is mijn troon, en de aarde is de voetbank mijner voeten’; de - apocriefe - Wijsheid van Salomo 1:4, ‘want de wijsheid komt niet in een boosaardige ziel, noch woont in een lichaam aan de zonde onderworpen’; in Mattheüs 11:25 en 13:11 wijst Jezus er op, dat de verborgenheden Gods slechts aan de eenvoudige gelovigen en aan Zijn discipelen worden geopenbaard; 1 Corinthiërs 1:27a zegt ditzelfde met andere woorden, ‘maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zoude’)
[tekstkritische noot]1. by syden [ghedaen] - T by syden
8. gheordeelt, de houerdighe - T gheordeelt. De houerdighe
voetnoot1
het selfde: dit; by syden ghedaen: op zij geschoven
voetnoot2
droomen: fantasieën; Ende siet.... peert: citaat van Openbaringen 19:11b
voetnoot3
Predicanten: predikers
voetnoot4
bediedende: betekenende, verbeeldende
voetnoot4-8
der welcker.... te leeren: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Mar. 16. Act. 9. Rom. 10. Matth. 10. Psal. 18. Rom. 9.’ (al deze Bijbelplaatsen spreken van de opdracht tot verkondiging van het Evangelie over de gehele wereld. Vgl. Marcus 16:15, ‘En Hij zeide tot hen: Gaat henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie allen creaturen’; Handelingen 9:1-25 verhaalt de bekering van Paulus en zijn roeping tot apostel; Romeinen 10 legt er de nadruk op dat er geen onderscheid is ‘noch van Jood noch van Griek, want eenzelfde is Here van allen, rijk zijnde over allen die Hem aanroepen’; Mattheüs 10 verhaalt van de uitzending der twaalf discipelen door Jezus; Psalm 19 - nummering der Statenvertaling - vers 5 laat de hemelen, de dag en de nacht Gods heerlijkheid verkondigen ‘over de ganse aarde’ en tot ‘aan het einde der wereld’; in Romeinen 9 zet Paulus uiteen, dat God de Zijnen vrijmachtig kiest, niet alleen uit Israël, maar ook uit de heidenen)
voetnoot5
in Paulo: in (de brieven van) Paulus (vgl. de in margine vermelde plaatsen uit Romeinen 9 en 10)
voetnoot6-7
die selue: deze
voetnoot8-9
Ende die.... ghetrouwe: (met uitzondering van ‘oft Predicant’) citaat van Openbaringen 19:11c
voetnoot9
ghenompt: genaamd; ghetrouwe: Getrouw (als eigennaam)
voetnoot2
gheuonden: bevonden
voetnoot3
spreect Dauid: nl. in Psalm 145:17a (In margine ‘Psal. 51 144.’ (vgl., naar de nummering der Statenvertaling, Psalm 52:11a, ‘ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt’; Psalm 145:17a, ‘De Here is rechtvaardig in alle Zijn wegen’)
voetnoot6
die de waerheyt selue is: In margine ‘Ioan. 14’ (Johannes 14:6a, ‘Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven’)
voetnoot6-7
met sijnen godlycken gheest begaeft: In margine ‘Act. 2.’ (Handelingen 2, de geschiedenis van de uitstorting van de Heilige Geest)
voetnoot7
na: naar
voetnoot8-9
de houerdighe Sinagogen Satans: de trotse ‘gemeenten’, d.w.z. de aanhangers, van Satan (vgl. voor deze uitdrukking Openbaringen 2:9); de houerdighe... verdoemende: In margine ‘Matth. 12.’ (Mattheüs 12:39-45, Jezus' veroordeling van ‘het boos en overspelig geslacht’)
voetnoot9-10
sijn eyghen.... verheffende: In margine ‘Matth. 5.11.’ (Mattheüs 5:3-11 geeft de zaligsprekingen, o.a. van de armen van geest en de zachtmoedigen; Mattheüs 11:6 brengt nog een laatste zaligspreking, terwijl vers 21-24 daartegenover de vervloeking stelt van de steden, die zich niet bekeerd hebben)
voetnoot10
erm van gheeste: (‘erm-van-gheest’ is hier verbogen alsof het in zijn geheel een adiectief was)
voetnoot11
Hy streedt.... campvechter: In margine ‘Psal. 23.’ (Psalm 24 - nummering der Statenvertaling - vers 8, ‘Wie is de Koning der ere? De Here sterk en geweldig, de Here geweldig in den strijd’); vroem: dapper
voetnoot12-13
ouerwan hem doer sijn doot: In margine ‘Ioan. 16.’ (Johannes 16:33b, ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen’)
margenoot*
[I.5.ro]
voetnoot13
worpt: werpt; met rechte: naar recht en billijkheid
[tekstkritische noot]3. wt seynt, des duyuels - T wt seynt. Des duyuels
11. den Coningen - denConingen
voetnoot1
vercondighers sijns woorts: In margine ‘1. Cor. 15.’ (vgl. 1 Corinthiërs 15:1, ‘Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat’)
voetnoot1-2
deur de cracht des seluen (= daarvan, van dit Woord): In margine ‘Ioan. 12.’ (Johannes 12:48, ‘Die Mij verwerpt en mijn woorden niet ontvangt, heeft die hem oordeelt: het woord dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage’)
voetnoot2
die: (slaat terug op ‘dienaers ende vercondighers’); figure: gestalte, zinnebeeld
voetnoot3
wt seynt: uitzendt; teenemale: volkomen
voetnoot4
na Abacucs bewijsen: naar de aanwijzing van Habakuk (In margine ‘Aba. 3.’: Habakuk 3:8b, ‘Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt?’, met in vers 15 nogmaals vrijwel hetzelfde); lustige: schone; vrome: krachtige
voetnoot5
wel gemoeyde: goedwillende
voetnoot6
nae Ieremias verhalen: naar de mededeling van Jeremia (vgl. Klaagliederen van Jeremia 4:7a, ‘Hare edelsten waren reiner dan de sneeuw’); haer: hun
voetnoot6-7
Syn ooghen....viers: citaat van Openbaringen 19:12a
voetnoot7
moghende: sterk
voetnoot8
Dit en is niet alleenlyck: dit doelt niet enkel op
voetnoot8-10
sijn goddelyck verstant.... ordeelt: In margine ‘1. Cor. 1.’ (in 1 Corinthiërs 1:24 en 30 wordt Christus aangeduid als ‘de wijsheid Gods’)
voetnoot10
claerlyck: scherp, juist
voetnoot10-11
de gansche gauen (= de totaliteit der gaven) des heylighen gheests: In margine ‘Act. 2. 1. Cor. 14.’ (Handelingen 2 verhaalt de uitstorting van de Heilige Geest; in 1 Corinthiërs 14 bespreekt Paulus de verschillende ‘geestelijke gaven’)
voetnoot11
seyt Zacharias: In margine ‘Zacha. 3.’ (Zacharia 3:9, ‘Want zie, aangaande dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Jozua, op dien énen steen zullen zeven ogen wezen’)
voetnoot11-12
den welcken.... wesen: In margine ‘1. Cor. 10.’ (vgl. 1 Corinthiërs 10:4c, ‘en de steenrots was Christus’)
voetnoot1
de seuen gheesten Gods: In margine ‘Apo. 15.’ (bedoeld is echter wel Openbaringen 5:6b, ‘....een Lam staande als geslacht, hebbende zeven hoornen en zeven ogen, dewelke zijn de zeven Geesten Gods, die uitgezonden zijn in alle landen’)
voetnoot2
godlycker: godvruchtige; ontfunct: ontvonkt
voetnoot3
onsteckt: ontsteekt; in sijnder liefden: in liefde voor Hem
voetnoot3-4
Sijn woordt.... voeten: In margine ‘Psal. 118.’ (naar de nummering der Statenvertaling Psalm 119:105, ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad’)
voetnoot5-6
Ende op syn.... croonen: citaat van Openbaringen 19:12b
voetnoot6
te voren: vroeger; in een figure: als zinnebeeld
voetnoot6-7
op het hooft.... Priester: op het hoofd van de hogepriester Jezus of Jozua, de zoon van Jozadak (In margine ‘Deut. 49. Zach. 3. Esd. 3.’ (Deuteronomium 49 bestaat niet, en wat hier bedoeld kan zijn, is mij niet duidelijk; Zacharia 3 vertelt van Zacharia's visioen, waarin hij de hogepriester Jozua voor God ziet staan, ‘en de satan stond aan zijn rechterhand om hem te wederstaan’; in hfdst. 6:11 geeft God Zacharia de opdracht: ‘neem zilver en goud en maak kronen, en zet ze op het hoofd van Jozua den zoon van Jozadak, den Hogepriester’; Ezra 3 toont ons deze Jozua, na de terugkeer der Joden uit de Babylonische ballingschap, bezig met de herbouw van de tempel)
voetnoot7
in teeken: ten teken
voetnoot7-9
dat Christus.... Coninck is: In margine ‘Esa. 49.’ (vgl. Jesaja 49:6b, ‘Ik heb u ook gegeven ten licht der heidenen, om mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde’)
voetnoot8
werelt lantschappen: landen der wereld
voetnoot9
herscaren: heirscharen
voetnoot10-11
hy is een.... ghestelt: hij is tot een machtig regeerder gesteld over de heilige berg des Heren (In margine ‘Psal. 2.’, Psalm 2:6, ‘Ik toch heb mijn Koning gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid’)
[tekstkritische noot]9-10. vreeselyck, Adonaj, - T vreeselyck. Adonaj,
12. sijns hoofts - T sijns hoofs 13. moghenden Hooftman - T moghenden Hooftman
voetnoot1
wtuercoren: uitverkorenen (meerv.)
margenoot*
[I.5.vo]
voetnoot3
vriendelyckheyt: vriendschappelijke gezindheid, gunst
voetnoot3-4
voer Petro.... eeren: In margine ‘2. Pet. 1.’ (in de beide Petrusbrieven wordt echter slechts van een kroon gesproken in 1 Petrus 5:4, ‘En als de overste Herder verschenen zal zijn, zo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen’)
voetnoot4
Petro: (datiefvorm van) Petrus; onuerderffelycker: onvergankelijke
voetnoot4-5
een croone.... Ioannem: In margine ‘2. Ioan. 1’ (in géén der brieven van Johannes komt echter de ‘kroon des levens’ voor, maar wel in diens Openbaringen, nl. 2:10c, ‘Wees getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens’); Ioannem: (accusatiefvorm van) Ioannes
voetnoot5-6
om Paulo.... gherechticheyt: In margine ‘2. Tim. 4.’ (2 Timotheüs 4:8a, ‘voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid’); om Paulo: ten behoeve van Paulus (in de datiefvorm)
voetnoot6
ende soo voortsane: enzovoorts
voetnoot7
douerwinninghe: de overwinning
voetnoot8
Hy heeft.... gheschreuen: hij draagt een geschreven naam (citaat van Openbaringen 19:12c)
voetnoot8-12
Almachtich.... rechtuerdichmaker: (al deze namen zijn uiteraard aan de Bijbel ontleend)
voetnoot9
eerlyck: heerlijk; vreeselyck: ontzagwekkend, geweldig
voetnoot10
Adonaj: mijn Heer (Hebreeuws); Emanuel: God met ons (Hebreeuws)
voetnoot11
des Sabaoths: van het hemelheir (‘Sabaoth’ is de Griekse vorm van een Hebreeuws woord)
voetnoot13
Niemant.... hy selue: vrije weergave van Openbaringen 19:12d; de syne: de Zijnen (meerv.)
voetnoot14
noch vleesch noch bloet.... teekenen hebben: In margine ‘Mat. 7’. (bedoeld is wel Mattheus 16:17, waar Jezus op Petrus' geloofsbelijdenis omtrent Hem antwoordt: ‘Zalig zijt gij Simon Bar-Jona; want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is’)
voetnoot1
Christen: Christenen (meerv.); Hipocryten: huichelaars
voetnoot2
te rechte: juist, goed; teekenen: aanwijzingen
voetnoot3-4
want niemant.... Gheest: In margine ‘1. Cor. 12.’ (1 Corinthiërs 12:3b, ‘en niemand kan zeggen Jezus den Here te zijn, dan door den Heiligen Geest’)
voetnoot3
gherechtelyck: op goede grond
voetnoot5
opent: mededeelt
voetnoot6
is: ligt besloten; dewelcke: (slaat terug op ‘wtuercoren kinderen Gods’)
voetnoot7
noch nymmermeer.... wilt: noch ooit als de hare wil aannemen
voetnoot7-8
Hy is met.... verchiert: uitbreidende weergave van Openbaringen 19:13a
voetnoot8
chierlyck: schoon, kostbaar; verchiert: getooid
voetnoot8-9
Maer het was.... gheverwet: vrije weergave van Openbaringen 19:13b (In margine ‘Esa. 1. Esa. 63’. Vgl. Jesaja 1:18b, waar God de schuldvergeving in Christus aankondigt, ‘Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol’; Jesaja 63:1-3a, dat in de tekst wordt uitgewerkt: ‘Wie is deze die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? deze die versierd is in zijn gewaad, die voorttrekt in zijn grote kracht? - Ik ben het, die in gerechtigheid spreek, die machtig ben te verlossen. - Waarom zijt gij rood aan uw gewaad, en uw klederen als van een die in de wijnpers treedt? - Ik heb de pers alléén getreden, en daar was niemand van de volkeren met Mij’)
voetnoot11-12
vanden planten: van de zolen
margenoot*
[I.6.ro]
voetnoot12
niet: niets
voetnoot13
gheheel: gaaf, ongeschonden; moghenden: machtige
voetnoot12
niet: niets
voetnoot13
gheheel: gaaf, ongeschonden; moghenden: machtige
[tekstkritische noot]9. Gods. Beneuen - T Gods, Beneuen
3-4. in een gedichte ordene, - T in een gesichte, ordene,
voetnoot1
Edum: Edom, het land der Edomieten; Bosra: stad in Edom, ten Z. van de Dode Zee
voetnoot2
besprenct: bevlekt
voetnoot3
ghelijck daermen.... treedt: als een kleed, dat men aan heeft, wanneer men de wijnpers treedt
voetnoot4-5
ten dien tijden: nl. ten tijde van Zijn sterven
voetnoot6-8
hy was alleenlyck.... ghenesen: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Esa. 53. 1. Cor. 11.’ (vgl. Jesaja 53:5, dat hier geciteerd wordt, en 1 Corinthiërs 11:24-25, waar Paulus de instelling van het H. Avondmaal bespreekt, met vermelding van Jezus' woorden ‘Neemt, eet, dat is mijn lichaam dat voor u gebroken wordt’ en ‘Deze drinkbeker is het nieuwe testament in mijn bloed’)
voetnoot8-9
Ende synen naem.... Gods: citaat van Openbaringen 19:13c; werdt: wordt
voetnoot9-10
Beneuen.... is gheweest: behalve wat er hierboven (vgl. pag. 306, li. kol. reg. 8-12) over gezegd is
voetnoot10-11
het woort....by God was: In margine, hoewel veel te laag, ‘Ioan. 1.’ (Johannes 1:1, ‘In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God’)
voetnoot11
dat selue was: dit was het
voetnoot11-14
die de hemelen.... verchiert heeft: In margine ‘Gen. 1.’ (Genesis 1, de geschiedenis der schepping)
voetnoot12
verchiert: getooid ok in reg. 14)
voetnoot13-14
al dat de menscen nootsakelyck is: alles wat voor de mensen nodig is
voetnoot14
beschict: geordend
voetnoot16
verfrayende: verheugende
voetnoot1-4
Ende die heerscharen.... witte peerden: uitbreidende weergave van Openbaringen 19:14a
voetnoot2
der vromer voorstandigher strijders: der dappere, aan Zijn zaak verbonden, strijders
voetnoot2-3
in het heylich.... sijn: (d.w.z. behoren tot de gelovigen)
voetnoot3-4
in een gedichte ordene: in dichte rij
voetnoot4-5
sij leyden.... leere: In margine ‘Ioan. 1. Phil. 2. Ephe. 2.’ (vgl. Johannes 1:12, ‘zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn naam geloven’; Filippenzen 2:15b, ‘....kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in 't midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld’; Efeziërs 2:10, ‘wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft opdat wij in dezelve zouden wandelen’)
voetnoot5
na: naar
margenoot*
[I.6.vo]
voetnoot6-8
de oprechte.... gheneyghentheden: In margine ‘Colloss. 3. Galla. 5.’ (Colossenzen 3:5a, ‘Doodt dan uwe leden die op de aarde zijn’; Galatiërs 5:16, ‘En ik zeg, wandelt door den Geest, en volbrengt de begeerlijkheid des vleses niet’)
voetnoot6-7
oprechte: ware
voetnoot8
haer: hun; gheneyghentheden: (hier) begeerten
voetnoot9
des gheests: aan de geest
voetnoot9-10
sij worden.... rechtuerdicheyt: In margine ‘Rom. 6.’ (Romeinen 6:19c, ‘alzo stelt nu uw leden om dienstbaar te zijn der gerechtigheid tot heiligmaking’)
voetnoot11
vrome: flinke, dappere
voetnoot11-12
sij volgen den Heere der herscharen: In margine, hoewel te laag, ‘Iere. 11. 25.’ (in Jeremia 11 en 25 wordt God als de strijdbare wreker van het kwaad telkens aangeduid als ‘Here der heirscharen’)
voetnoot12-1
Alsulcke schare.... open-baringe: In margine ‘4. Reg. 6.’ (vgl. 2 Koningen 6:14-17, waar de koning van Syrië de stad Dothan belegert, maar de profeet Elisa zijn beangste knecht bemoedigt door hem de onzichtbare krijgsmacht Gods te doen zien: ‘en de Here opende de ogen des jongens dat hij zag: en zie, de berg was vol vurige paarden en wagenen rondom Elisa’)
voetnoot12
alsulcke: zulk een
[tekstkritische noot]5. maer (als Paulus seyt) - T (maer als Paulus seyt) 6. wandelen wij - T wandelen wj
13. Enghel, de Apostelen - T Enghel. De Apostelen
voetnoot1
Heliseus: Elisa; Dothaim: Dothan
voetnoot1-2
Sij waren.... ghecleet: vrije weergave van Openbaringen 19:14b
voetnoot2
bediedende: betekenende, duidende op
voetnoot3
eenuoudighe onnooselheyt: oprechte onschuld
voetnoot5
als Paulus seyt: In margine ‘2. Cor. 10.’ (2 Corinthiërs 10:3-4, ‘Want wandelende in het vlees, voeren wij den krijg niet naar het vlees; want de wapenen onzes krijgs zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot nederwerping der sterkten’)
voetnoot6
na: naar (ook in 7)
voetnoot7-8
Ende wt synen mont.... sweert: citaat van Openbaringen 19:15a (In margine ‘Apo. 1.19.’: ook in Openbaringen 1:16b staat ‘en uit zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard’)
voetnoot9
moghenden: machtig
voetnoot9-13
deur dit snijdende.... leuen: In margine ‘2. Cor. 2.’ (2 Corinthiërs 2:15-16a, ‘Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden en in degenen die verloren gaan: dezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven’)
voetnoot10-11
sijn (veroordeelt): worden (veroordeeld)
voetnoot14-15
sullen de verdoruen.... gesneden worden: In margine ‘Ioan. 15. 1. Cor. 5.6’ (vgl. Johannes 15:2a, ‘Alle rank die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg’; in 1 Corinthiërs 5 en 6 bestrijdt Paulus dergelijke ‘verdoruen rancken’, nl. bedrijvers van schandelijk kwaad in de gemeente)
voetnoot1-3
Insghelijcx.... ghescheyden worden: In margine ‘Matth. 25. Psal. 1.’ (vgl. Mattheüs 25:31-33, waar Christus voorzegt hoe Hij bij het laatste oordeel de goeden van de kwaden zal scheiden, ‘gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt’; Psalm 1:6, ‘want de Here kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan’)
voetnoot3
veruaerlick: verschrikkelijk
margenoot*
[I.7.ro]
voetnoot4
wil: zal; dyen: dien
voetnoot5-6
Gaet van my.... vier: In margine ‘Matth. 25.’ (Mattheüs 25:41b, dat hier geciteerd wordt); vermalendijde: vervloekten
voetnoot6
ter contrarien: integendeel
voetnoot7
suyuer: heerlijk
voetnoot8-11
Hy treedt.... verstroyt worden: In margine ‘Esa. 2. Apo. 1.6. Esa. 40. Iere. 50.’ (Al deze Bijbelplaatsen spreken van het komende oordeel. Vgl. Jesaja 2:6-22 met de aankondiging van des Heren wraak over alles wat hoog is; Openbaringen 1:7a, ‘Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben’; Openbaringen 6:12-17, waar de mensen zich verbergen voor ‘den toorn des Lams’; Jesaja 40:24b, waar van de vorsten der aarde gezegd wordt, ‘als Hij op hen blazen zal, zo zullen zij verdorren, en een stormwind zal ze als een stoppel wegnemen’; Jeremia 50 met de aankondiging van het oordeel over Babel)
voetnoot8-9
Hy treedt des torens (= toorns) persse: vrije weergave van Openbaringen 19:15c (‘Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods’)
voetnoot9
grimmenden: woedende
voetnoot10
swerts: zwaards
voetnoot11
hertsweer: zieleleed
voetnoot12
toecomende: toekomstige
voetnoot13-1
Hier na sach ick eenen Enghel inde clare Sonne: citaat van Openbaringen 19:17a
voetnoot14
bediedende: betekenende, verbeeldende
[tekstkritische noot]14 (vor. pag.) - 1. des woorts Gods bediedende, inde clare Sonne - T des woorts, Gods bediedende inde clare Sonne
3. Mesopotanien - T Mesopotanien 8. roeps - T roepts
voetnoot1
Sonne der gherechticheyt: In margine ‘Mala. 4.’ (Maleachi 4:2, ‘Ulieden daarentegen die Mijn naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan’)
voetnoot1-2
die lieflycke... morghensterre: In margine ‘Apo. 20.’ (bedoeld wordt wel Openbaringen 22:16b, ‘Ik ben de wortel en het geslacht Davids, de blinkende morgenster’)
voetnoot2
dese weerdighe ghetuyghen: In margine ‘Heb. 1.’ (bedoeld wordt wel Hebreeërs 12:1, waar gesproken wordt van ‘een wolk der getuigen rondom ons’); weerdighe: eerwaardige
voetnoot4
Antichristen: Anti-christussen; eens: éénmaal
voetnoot4-5
den steen (die Christus is): In margine ‘1. Cor. 10.’ (1 Corinthiërs 10:4c, ‘en de steenrots was Christus’)
voetnoot5
veruolch: vervolging
voetnoot6-9
Desen riep.... vlieghen: vrije weergave van Openbaringen 19:17b, ‘en hij riep met een grote stem tot alle de vogelen, die in het midden des hemels vlogen’ (In margine ‘Esa. 55. Pro. 1.’: Jesaja 55:1, ‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk’; Spreuken 1:20, ‘De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten, zij verheft haar stem op de straten’)
voetnoot7
totten eynde der werelt: tot aan de ondergang der wereld
voetnoot8-9
alle vogelen: (hier opgevat als zinnebeeld voor: de gelovigen)
voetnoot12-15
Dese vliegende.... hemels leuen: In margine ‘Iaco. 1. Esa. 51. 2. Tim. 4. Mat. 10.16. Ioan. 15.’ (Jacobus 1:21, ‘Daarom afgelegd hebbende alle vuilheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het woord dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zalig maken’; Jesaja 51:7a, ‘Hoort naar Mij, gijlieden die de gerechtigheid kent, gij volk in welks hart mijn wet is’; 2 Timotheüs 4:18a, ‘En de Here zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot zijn hemels Koninkrijk’; Mattheüs 10:37, ‘Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig’; Mattheüs 16:24b, ‘Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij’; Johannes 15:19, ‘Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld’)
voetnoot12. (vor. kol.)
onsuyuere genuchten: onreine genoegens
voetnoot13-14 (vor. kol.)
heur seluen: zichzelf
voetnoot14-15 (vor. kol.)
ende hebben.... hemel: In margine, hoewel verscheidene regels te laag en eerst op de volgende bladzijde, ‘Phil. 3.’ (Filippenzen 3:20a, ‘Maar onze wandel is in de hemelen’)
voetnoot14.(vor. kol.)
wandelinge: wandel, levenswijze
margenoot*
[I.7.vo]
voetnoot2
sonder heur verdienste: onverdiend
voetnoot3
Abraham in Mesopotanien: In margine ‘Gen. 2.11.’ (Genesis 2 vertelt van Adam en Eva vóór hun zondeval, in de heerlijkheid van het Paradijs; Genesis 11:27-32 van Abraham tot aan diens vertrek uit Ur der Chaldeeën, in Mesopotamië, naar Kanaän); Moyses in Sina: In margine ‘Exod. 19.’ (Exodus 19, aankomst der Israëlieten in de woestijn Sinaï en besprekingen van God met Mozes omtrent de wetgeving op de berg Sinaï)
voetnoot4
Helias op den berch Carmelus: In margine ‘3. Reg. 18.’ (1 Koningen 18:18-40, Elia overwint op de berg Karmel de Baälpriesters, doordat God vuur neerzendt om zijn brandoffer te verteren); Daniel onder de Leeuwen: In margine ‘Dani. 6.’ (Daniël 6, de geschiedenis van Daniël in de leeuwenkuil)
voetnoot5
Paulus in Damasco: In margine ‘Act. 9.’ (Handelingen 9:9-25, Paulus' vertroosting door Ananias, zijn prediking in en zijn redding uit Damascus); Damasco: (datiefvorm van) Damascus; Ioannes in Pathmos: In margine ‘Apo. 1.’ Openbaringen 1:9, ‘Ik Johannes.... was op het eiland genaamd Patmos, om het woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus’)
voetnoot6
sint: nadien; Enghelen in de Sonne: Evangelie-verkondigers (= ‘Predicanten’) in Christus (zie boven, pag. 308, re. kol., reg. 13 v.v.)
[tekstkritische noot]12. rechtuerdelyck - T rechtuerdclyck 12-13. verwachtende Gods - T verwachtendeGods
10. sijn, - T siin,
voetnoot1
in eenicheyt.... gheests: In margine ‘Eph. 4.’ (Efeziërs 4:3, ‘.... u benaaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes’)
voetnoot2-3
de liefde.... volcomenheyt is: In margine ‘Collo. 3.’ (Colossenzen 3:14, ‘En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid’)
voetnoot3-4
den vrede Gods.... beware: citaat van Filippenzen 4:7
voetnoot5-6
bereyt v.... Gods: vrije weergave van Openbaringen 19:17c
voetnoot6-7
vermakinghe: verkwikking
voetnoot8
costelycxste: kostbaarste
voetnoot9
Leert wt Gods woort.... wille is: In margine ‘Matth. 11. Rom. 13. Eph. 6. 1. Pet. 5. Tim. 2.’ (Mattheüs 11:29, ‘Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen’; in Romeinen 13, Efeziërs 6 en 1 Timotheüs 2 geeft Paulus vermaningen en voorschriften voor het leven der Christenen; in 1 Petrus 5 doet Petrus hetzelfde)
voetnoot9-10
dien seluen: deze
voetnoot10
vliet ende schout: vliedt en schuwt, ontvlucht en vermijdt
voetnoot11
ghematelyck: in matigheid
voetnoot13
schickt: richt in 14-(19 vlg. kol.). dat ghy het vleesch der Coninghen.... gheweldighe: (deze passage loopt enigszins parallel met Openbaringen 19:18)
voetnoot15
dat ghy deur enz.: namelijk dat gij door enz.; goddelycke: godvruchtige
margenoot*
[I.8.ro]
voetnoot2
weiren: wegdoen; al: alles
voetnoot3
hooftmannen: bestuurders
voetnoot4
ercheyt: slechtheid
voetnoot5
moghender, gheweldigher: machtige
voetnoot6
verwaent: overmoedig, laatdunkend
voetnoot7
ydelheden: wuftheden; ouerdaden: wandaden; laten: nalaten
voetnoot7-8
en spaert (‘en’ is bijwoord van ontkenning; ook in reg. 16) ....sitten: (Boven, pag. 304, li. kol., reg. 2-8, is voor de Evangelie-predikers het beeld van het paard gebruikt dat door Christus bereden wordt. Omgekeerd worden hier en in de volgende regels nu de aardse machthebbers voorgesteld als paarden, bereden door de Anti-christussen)
voetnoot8
bijdt: bijt
voetnoot9
straft: berispt
voetnoot9-10
beyde - ende: zowel - als; state: rang, stand
voetnoot11
sprinckhanen: (vgl. Openbaringen 9:3-11. Boven, pag. 252, li. kol., reg.2, heeft Van der Noot deze apocalyptische sprinkhanen reeds gelijkgesteld met ‘het Beest’)
voetnoot11-14
ontrect.... navolghen: In margine ‘Phil. 2.’ (Filippenzen 2:21, ‘Want zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is’)
voetnoot12
Princen: vorsten
voetnoot12-13
prachten: prachtvertoon
voetnoot13
genuchten: genietingen
voetnoot14
de ghene: (datief) aan degenen; gheveystheyt: huichelarij
voetnoot15
keert: belet; onnooselen: onschuldigen
voetnoot16
ongheraect: onaangetast; onghestraft: onberispt
voetnoot18
grootsche: trotsen
voetnoot19
gheweldighe: machtigen; straftse al: berispt ze allen; na: naar; speelt: gaat te werk
[tekstkritische noot]14. sorghe daer voor draecht - T sorghe daer voor haer draecht
voetnoot1-3
waer ghy een doot.... terstont by: In margine ‘Matth. 24. Luc. 24.’ (Mattheüs 24:28, ‘Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden’; ‘Luc. 24.’ is wel een drukfout voor ‘Luc. 17.’, Lucas 17:37b, ‘waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden’)
voetnoot2
dat is, sonder ghelooue: dat wil zeggen (een lichaam) zonder geloof
voetnoot3
daer maect v by: gaat daarheen
voetnoot3-4
sijnen toestaenden dienst: het hem toebehorende ambt
voetnoot4
gerechtelyck: op rechtvaardige wijze
voetnoot5
behoeuen gheleert te syne: het nodig hebben onderricht te worden
margenoot*
[I.8.vo]
voetnoot7
niet: niets
voetnoot8
sinnelyckheyt: luim
voetnoot9
met recht ende reden: naar recht en billijkheid
voetnoot9-10
de goede ende.... verdrucken: (deze constructie hangt rechtstreeks af van ‘vermaent’); onnooselen: onschuldigen
voetnoot10
voer te stane: te verdedigen; beurijden: beschermen
voetnoot11
Princen: vorsten; dat sij wijs sijn: om wijs te zijn (dezelfde constructie in reg. 14-15)
voetnoot11-12
aen de Capiteynen: van de bestuurders
voetnoot12
ouersten: overheidspersonen; ghemeynten: burgerijen
voetnoot13
verschatten: te zware belastingen opleggen; ouerlasten: te zwaar belasten
voetnoot15
behulp: hulp
voetnoot15-16
den vleeschelycken Hipocriten: de zondig-gezinde huichelaars (blijkens het verband worden de hogere geestelijken bedoeld, in tegenstelling tot ‘heur gheschorene’, de lagere geestelijken, in reg. 2 vlg. kol.)
voetnoot1
hun: zich
voetnoot2-3
versoect aen heur: vraagt van hen
voetnoot3
muylen: muilezels
voetnoot4
na: naar
voetnoot5
Sodomiterijen: homosexuële praktijken
voetnoot7
houwen: huwen
voetnoot7-8
om alsulcx te schouwen: om dit te vermijden
voetnoot9-10
den ghemeynen volcke.. te wesen: In margine ‘Rom. 13.1. Pet. 2.’ (Romeinen 13:1, ‘Alle ziel zij den machten over haar gesteld, onderworpen, want daar is geen macht dan van God, en de machten die daar zijn, die zijn van God geordineerd’; 1 Petrus 2:13a, ‘Zijt dan aller menselijke ordening onderdanig om des Heren wil’)
voetnoot9
den ghemeynen volcke: (beveelt aan) het gewone volk; den seluen: dezen; lieffelyck: vriendelijk, rustig
voetnoot10-14
den vrouwen.... draecht: In margine ‘Ephe. 5.’ (Efeziërs 5:22-25, die hier vrij worden geciteerd)
voetnoot11-12
wederomme: van hun kant
voetnoot12
lieflyck: beminnelijk
voetnoot14-18
dat de kinders... ionstich sijn: In margine ‘Collo. 3.4.’ (Colossenzen 3:20-4:1, die hier vrij worden geciteerd)
margenoot*
K.j.ro
voetnoot18
ionstich: genegen, welwillend; straftse (= berispt ze) ....oock sijn: In margine ‘2. Tim. 4.’ (2 Timotheüs 4:2, ‘predik het woord; houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer’)
[tekstkritische noot]5. ende drincken het bloet - T ende drincken, het bloet
voetnoot1-3
Tyrannen.... dierghelycke: In margine ‘1. Cor. 6. Galla. 5. Eph. 5.’ (in 1 Corinthiërs 6:10, Galatiërs 5:19-21 en Efeziërs 5:3-5 geeft Paulus telkens een opsomming van ergerlijke zonden of van hun bedrijvers)
voetnoot1
Antichristen: Anti-christussen
voetnoot2
ouerlasters: geweldplegers; boeuen: lichtmissen
voetnoot3
trect: (nog steeds in het beeld van de vogels, die het vlees der zonde van de lichamen afscheuren)
voetnoot4-7
Ghy sult.... sullen worden: In margine ‘Ezech. 39. Psal. 67.2.’ (Ezechiël 39:18, dat hier geciteerd wordt; Psalm 68 - nummering der Statenvertaling - vers 23-24, ‘De Here heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan, Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee, opdat gij uw voet, ja de tong uwer honden moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen’; Psalm 2:9, ‘Gij zult ze verpletteren met een ijzeren schepter, gij zult ze in stukken slaan als een pottenbakkersvat’)
voetnoot6
Princen: vorsten; weren: rammen; verren: varren
voetnoot7
Basan: landstreek in Trans-Jordanië; gheslaghen: geslacht
voetnoot7-9
Maer ick sach.... versamelt: citaat van Openbaringen 19:19a (de wonderlijke wijze van cursiveren dient wellicht om de overeenkomst te doen uitkomen met een vroeger citaat, uit Openbaringen 18:9; vgl. pag. 298, re. kol., reg. 1)
voetnoot8
heerschappye: (krijgs)macht
voetnoot9
sijn heeren: zijn vorsten (= de hem, nl. het Beest, onderhorige vorsten)
voetnoot10
alle den geschorenen hoop: heel de massa der geestelijken
voetnoot11
wtsinnighe: razende, krankzinnige
ertsche ghesinde: aards-gezinde
voetnoot12
ghemeynte: burgerij, volk
voetnoot13
Serganten: trawanten, gewapende dienaars; versaemden heur: verzamelden zich
voetnoot1
monsterden: wierven manschappen; rusten heur op: rustten zich toe
voetnoot1-2
om tseghen (= tegen).... te strijden: citaat van Openbaringen 19:19b
voetnoot3
wel ghemoede: goedgezinde, trouwe
voetnoot4-5
naer volghen: navolgen
voetnoot5
verworghen: doden
voetnoot6
straften: berispten
voetnoot7
regiment: bestuur; ongoddelick: goddeloos
margenoot*
K.j.vo
voetnoot9-10
voor al gheset: boven alles gesteld
voetnoot10-11
ghestraft heeft gheweest: berispt is geworden
voetnoot11-12
Hipocriten: zie de aant. bij reg. 15-16 op pag. 311, li. kol.
voetnoot12
vergaderinghe: samenscholing; beroerte: oploop, oproer
voetnoot12-13
Het woort.... wedersegghinghe: In margine ‘Luc. 2.’ (Lucas 2:34b, ‘Zie, deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël, en tot een teken dat wedersproken zal worden’)
voetnoot13-14
den steen des aenstootens: In margine ‘1. Pet. 2.’ (1 Petrus 2:7b, ‘De steen dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis’)
voetnoot15
van: door; voorts: voort (ook in reg. 6 vlg. kol.)
voetnoot16-18
Herodes ende Pilatus.... brengen: In margine ‘Matth. 27.’ (Mattheüs 27:1-26, de geschiedenis van Jezus voor Pilatus; die van Jezus voor Herodes vindt men slechts in Lucas 23:6-12)
voetnoot17
van: door; Annas ende Cayphas: Kajafas was de hogepriester van dat jaar, de overpriester Annas diens schoonvader; Christum: (accusatief-vorm van) Christus
[tekstkritische noot]1. Felix die (doer het.... - T Felix (die doer het.... 17. Richardus - T Richadus
voetnoot1-3
Felix... dede steken: vgl. Handelingen 24
voetnoot1
doer het ingeuen ende versueck: op instigatie en verzoek
voetnoot2
Prelaet: (hier) hogepriester; Paulum: (accusatief-vorm van) Paulus
voetnoot5-7
hadden - gheweest: waren - geworden
voetnoot5
hun peerden: (deze beeldspraak grijpt terug op de voorstelling van pag. 310, re. kol., reg. 7-8; de betekenis is dus ongeveer: ‘zij, als paarden van de Anti-christ’)
voetnoot6
dapperlick: flink, krachtig
voetnoot7
nerstich: ijverig; sij: nl. de ‘boose Prelaten’
voetnoot8
oprechte: onvervalste
voetnoot9
teenemael: volkomen; wt te royen: uit te roeien; machmen bevroyen: kan men begrijpen
voetnoot11
Princen: vorsten
voetnoot12
om Ian Wiclef: ten opzichte van John Wiclif (Engels geestelijke, gest. 1384, die scherpe kritiek oefende op verwereldlijking en machtsmisbruik van de Kerk en o.m. de transsubstantiatie verwierp)
voetnoot12-13
na dat hy... hadde gheweest: veertig jaren na zijn dood
voetnoot13
ontgrauen: opgegraven
voetnoot15-16
naer dat: nadat
margenoot*
K.ij.ro
voetnoot17
nerstich: ernstig, dringend; Richardus: Richard II (1377-1399)
voetnoot18
Sigismondus: Keizer Sigismund van Duitsland (1411-1437) had aan Johannes Hus een vrijgeleide gegeven om op het Concilie van Konstanz zijn zaak te kunnen bepleiten, maar schond dit door toe te laten dat Hus gevangen genomen en wegens ketterij levend verbrand werd (1415)
voetnoot1
Ian Hus: Johannes Hus, leider van een nationaal-reformatorische beweging in Bohemen, die sterk onder invloed van Wiclifs ideeën stond
voetnoot4
Beemen: Bohemen; quellagie: overlast
voetnoot6-7
het beelt der beesten: (als zodanig zijn op pag. 273, li. kol., reg. 14 vv., de aardse vorsten aangeduid, die zich aan de Paus onderwerpen)
voetnoot8
dat: wat
voetnoot11
aldermerckelycxste: het allerduidelijkst; wijt: wij het
voetnoot12
alsoo haest als: zodra
voetnoot14
ghescheynt: benadeeld, te gronde gericht
voetnoot15
hoe de Afgoderije om verre viel: (zinspeling op het omver vallen van de heiligenbeelden bij de Beeldenstorm); ouerdaet: onbehoorlijkheid
voetnoot16
begonsten: begonnen; heur: zich (ook in reg. 18)
voetnoot18
Papen: wereldlijke geestelijken
voetnoot19
wtuaerden: uitvaartdiensten
voetnoot21
wassen: groeien; verborchden heur: verborgen zich
margenoot*
K.ij.vo
voetnoot22
sulcx: dit (nl. ‘Papen ende Moniken’)
[tekstkritische noot]4. werelt. Ende merct - T werelt, ende merct 15. den duyuel, die oude - T den duyuel die oude 17-18. verwoesten - T verwoensten
1-2. teghen den heere - T teghen denHeere
voetnoot1
onstelt: ontsteld
voetnoot2
neiringhen: broodwinningen; slabacten: achteruitgingen
voetnoot3
en wisten.... berghen: wisten niet waar zich te bergen
voetnoot4
merct daer teghen: let er van de andere kant op
voetnoot7
gebenedijde: zegende, verheerlijkte
voetnoot8-9
(van) vremden regimente: (van) abnormaal levensgedrag
voetnoot10
heur schicten tot: zich voegden naar, zich toelegden op
voetnoot11
vuechden: voegden; In somma: kortom
voetnoot14
ter contrarien: in tegenstelling hiermee
voetnoot15-17
den draeck.... ghehaedt heeft: (vgl. Openbaringen 12:9, ‘....de grote draak.... namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satan, die de gehele wereld verleidt’)
voetnoot16
weluaert: geluk, heil
voetnoot17
ghehaedt: gehaat
voetnoot18
ceremoniale: aan ceremoniën rijke; blinckende: (van pracht) schitterende
voetnoot19
lidtmaten: ledematen
voetnoot20
met: door (middel van)
voetnoot20-21
woyende: woedend
voetnoot1
heur onder een doen verbinden: onderling een verbond doen sluiten
voetnoot1-2
ende hebben.... raet ghehouden: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Psal. 2. Act. 2.c.’ (Psalm 2:2, ‘De koningen der aarde stellen zich op en de vorsten beraadslagen tegen den Here en tegen Zijn Gezalfde’; de verwijzing naar Handelingen 2:42-47, de beschrijving van de eerste Christen-gemeente, behoort wel slechts bij de woorden ‘ende sijn Ghemeynte’); ende hebben: en zij (nl. de ‘Antichrist met de Coninghen tsamen’) hebben; raet ghehouden: beraadslaagd
margenoot*
K.iij.ro
voetnoot2-3
vercoren: uitverkorenen (meerv.)
voetnoot3
vernielen: doden
voetnoot4
stellent daer ane: leggen het daar aan; mach: kan
voetnoot5
leuen: handelen; soomen: zoals men
voetnoot5-6
van sommighe: door enigen (nl. enkele latere auteurs)
voetnoot6
gheschreuen: beschreven
voetnoot7-9
de Heere daer.... verderffenisse: In margine, hoewel enkele regels te hoog. ‘Pro. 1.c. Psal. 37.b. Psal. 59.a’ (Spreuken 1:26, ‘Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen, Ik zal spotten wanneer uw vreze komt’; Psalm 37:12-13, ‘De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden: de Here belacht hem, want Hij ziet dat zijn dag komt’; Psalm 59:9, ‘Maar Gij, Here, zult ze belachen, Gij zult alle heidenen bespotten’)
voetnoot8
voortstellen: plannen
voetnoot10
sijne ende sijnder wtuercoren victorie: de overwinning van Zichzelf en van Zijn uitverkorenen
voetnoot11
versmoren: (hier in de algemene zin van) doden; so: zoals
voetnoot12
Salich sijn... steruen: citaat van Openbaringen 14:13b; sij: nl. de ‘Antichrist met de Coninghen tsamen’
voetnoot13
wtroyen: uitroeien
voetnoot14-2
Want het Lam.... met hem: vgl. Openbaringen 14:1 (‘En ik zag, en zie, het Lam stond op den berg Sion, en met hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den naam zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden’)
[tekstkritische noot]2. ende 44000. met hem, - T ende 4400000. met hem, [De Franse en de Engelse versie hebben eveneens 4400000] 3. ghelooue - T gheloouighe
2. wiens - T wie-//ens 7. den H. Gheest - T denH. Gheest // spreect, niet - T spreect niet
voetnoot1
vromelick: moedig; onberoerlicken: onwrikbare
voetnoot2
also veel alsser: zovelen als er, (dus) al degenen die
voetnoot2-3
sijn ghelooue: het geloof in Hem
voetnoot3
ontfanghen: aangenomen
voetnoot3-4
warachtighe kinderen Abrahe (= Abrahams): In margine ‘Matth. 3. Ioan. 8. Rom. 4.9.’ (Mattheüs 3:8-9, ‘Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en meent niet bij uzelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken’; Johannes 8:33-40, waar de Joden Jezus tegenwerpen dat zij Abrahams zaad zijn en Jezus antwoordt: ‘Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen’; in Romeinen 4 handelt Paulus over de vraag: ‘Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham onze vader verkregen heeft naar het vlees?’; Romeinen 9:6b-8 stelt de ‘kinderen der beloftenis’ als het ware zaad van Abraham tegenover ‘de kinderen des vleses’)
voetnoot4-5
met het teecken.... beseghelt: In margine ‘2. Cor. 1. 2. Cor. 2. Ephe. 1. 2. Rom. 9.’ (2 Corinthiërs 1:22, ‘God, die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven’; met ‘2. Cor. 2.’ zal wel bedoeld zijn 2 Corinthiërs 5:5, ‘Die ons nu hiertoe bereid heeft, is God, die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft’; Efeziërs 1:13b, ‘....in welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte’; Efeziërs 2 behandelt in het algemeen de betekenis van deze verzegeling; Romeinen 9 spreekt over de vrije uitverkiezing van de Zijnen door God: ‘Zo ontfermt Hij Zich dan diens Hij wil, en verhardt dien Hij wil’)
voetnoot5-(6 vlg. kol.)
die den naem.... Antichristen niet: In margine ‘Apo. 14. Ephe. 4’ (vgl. Openbaringen 14:1 - zie de aant. bij reg. 14-2, vor. kol.-; 14:3b, ‘de honderd vier en veertig duizend die van de aarde gekocht waren’; 14:4a, ‘Dezen zijn het die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden’; Efeziërs 4:14 doelt op het onbesmet blijven met ‘valsche leere, afgoderije, oft Pauschelycke grouwelen’: ‘....opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid om listiglijk tot dwaling te brengen...’)
voetnoot1
verordent ende gheschict: geroepen en bestemd
voetnoot2
wiens: wier
voetnoot4
meechden: maagden; ontfanghen: aanvaarden
voetnoot5
Hipocriten: huichelaars
voetnoot6
Antichristen: Anti-christussen
margenoot*
K.iij.vo
voetnoot7
daer - af: waarover
voetnoot7-8
niet iuyst: niet bepaaldelijk (vgl. Franse versie, fol. L2 recto, ‘non point precisement’)
voetnoot8
ongehout: ongehuwd; sij: nl. de aanhangers van de Paus
voetnoot9
dat sijt sijn: dat zij het (wel) zijn, (dus:) dat het geval is
voetnoot9-10
Abraham.... Philippum: (al deze Bijbelse personen zijn gehuwd geweest. Vgl. voor Abraham Genesis 11:31; voor Mozes Exodus 2:21; voor David 1 Samuël 18:27; voor Zacharias Lucas 1:5; voor Petrus Mattheüs 8:14; wat Filippus betreft, in de 2de eeuw worden er drie, of vier, dochters van hem vermeld, al is er blijkbaar verwarring tussen de discipel Filippus en Filippus de diaken uit Handelingen 6:5 en 8:5-12, 26-40. De namen staan telkens in de accusatief-vorm)
voetnoot12
Decreten: kerkelijke wetsbepalingen
voetnoot13
dat beter is: dat het beter is
voetnoot14
hun: zich
voetnoot15
heur beloften: hun (kuisheids-)geloften; Fy: foei
[tekstkritische noot]4. sprekende - T speken
4. van den Schepper, GOD, lief heeft, - T van den Schepper, GOD lief heeft.
voetnoot1
Asmodeus: naam van een boze geest, in de Talmoed de vorst der geesten en zelfs Satan genoemd; Belsebub: in het Nieuwe Testament de prins der demonen, Satan
voetnoot1-2
den gheest daer die... begaeft waren: de geest waarmee de bewoners van Sodom, Gomorra en de andere steden vervuld waren (nl. de geest der zonde; vgl. voor de zonde en voor de straf van Sodom en Gomorra, Genesis 19)
voetnoot3-8
de prophecien.... alle dingen: In margine ‘Dan. 11. 2. Thess. 2. Apo. 15.’ (de tekst citeert eerst Paulus uit 2 Thessalonicenzen 2:4a, ‘die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt’, en vervolgens Daniël 11:37-38a, ‘En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen god acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken. En hij zal den god Maüzzim in zijn standplaats eren’; ‘Apo. 15’ zal wel ‘Apo. 13’ moeten zijn, Openbaringen 13:11-18, waar bij deze beide profetieën wordt aangesloten)
voetnoot4
daer: waar; onder ander woorden: onder meer
voetnoot5
hem: zich
voetnoot7-8
hy en sal noch... achten: hij zal noch aan liefde voor vrouwen noch aan die voor God waarde hechten, maar slechts aan zijn Maosim (hier gebruikt in de algemene zin van: afgod)
voetnoot8
hy verheft hem: hij verheft zich
voetnoot9-(11 vlg. kol.)
De natuerlycke schult.. daer wij af segghen: (Deze zin verloopt in de lange reeks van bij- en tussenzinnen, zonder een eigenlijk slot te vinden. Uit het samenvattende begin van de volgende zin zou men wellicht kunnen afleiden, dat Van der Noot een constructie voor ogen heeft gehad als: ‘De natuerlycke schult ende affectie die...., dese goede goddelycke ende naturelycke liefde en hebben.... Antichrist noch sijn Sodomietsche gheschoren niet’)
voetnoot9
schult ende affectie: (wederzijdse) verplichting en genegenheid
voetnoot10 (vor.kol.)
ghesedt: gezet, ingesteld; malcanderen: elkander
voetnoot13 (vor. kol.)
veruallen: te niet gaan
margenoot*
K.iiij.ro
voetnoot1
inden eersten: in de eerste plaats, allereerst; goetionsticheyt (= goetwillicheyt): vriendelijke gezindheid, liefde
voetnoot2
het eendeel: (drukfout voor ‘een deel’?) het ene deel (de ‘menschelycke nature’ wordt hier onderscheiden in het mannelijke en vrouwelijke deel)
voetnoot3-4
om die ghelijckheyt.... GOD: ter wille van de gelijkheid in natuur en uit liefde voor de Schepper, God
voetnoot5
neerstich: ijverig; draecht sorghe: treft maatregelen
voetnoot9
nerstich: ijverig
voetnoot10
ionste: gunst, genegenheid
voetnoot10-11
daer wij af segghen: waarover wij spreken
voetnoot12
vileynen: gemene
voetnoot13
sijn Sodomietsche gheschoren: zijn homosexuële geschorenen (= wereldlijke- en ordensgeestelijken)
voetnoot14
alleene: (hier voor) zonder echtgenote
voetnoot15
sack: (hier voor) maag, buik; draghen: (hier) koesteren
voetnoot16
eere: eerbied
voetnoot16-17
om generatie oft om Gods wille: ter wille van een nakomelingschap of ter wille van God
voetnoot17
dier de Schepper... af is: die de Schepper en verlosser er van (nl. van de vrouwen) is; erbeyden: spannen zich in
voetnoot18
sorghen: bekommeren er zich om
[tekstkritische noot]19. misbruyckende, - T misbruyckende:
4-5. comen. Maer - T comen Maer 8. der werelt, staet - T der werelt. Staet
voetnoot1-2
ende dat heur..en doe: en (te verhoeden) dat haar iemand een gemeenheid, geweld, schade of schande aandoet
voetnoot2
niet: niets
voetnoot2-3
alst heur lust: indien het hun lust, als zij daar zin in hebben
voetnoot3
deene voere.... na: de ene (vrouw) voor en de andere na; bederuen: in het verderf storten; voorts: vervolgens
voetnoot4
quellagie: onaangenaamheid
voetnoot6
Hipocriten: huichelaars; Coccocken: koekoeken
margenoot*
K.iiij.vo
voetnoot7-8
dit is om.... onteeren: dit (nl. ‘als sij heur daer toe niet willen verstaen, om enz.’) leidt tot geringschatting, schending en ontering van het vrouwelijk geslacht
voetnoot8-9
heur daer toe niet en willen verstaen: er niet van willen weten
voetnoot9
heur: haar (de vrouwen); na: naar
voetnoot11
om die te misbruycken: om ongeoorloofde gemeenschap met haar te hebben (ook in reg. 19); voorts: vervolgens
voetnoot12
worpen: werpen
voetnoot13
hier af: hiervan; machmen mercken: kan men zien; daer meest: waar het meest
voetnoot14
buyckgoden: tot god verheven buiken (vgl. Filippenzen 3:19b, ‘welker God is de buik’; hier als pars-pro-toto voor:) buikdienaars
voetnoot15
daer: waar; Canonesijen: kapittels
voetnoot16
elendighe: ongelukkige; geschilderde Coertesanen: geverfde, opgemaakte, courtisanes
voetnoot17
heur gheneiren: de kost verdienen
voetnoot18
daer - toe: waarvoor, voor wie; sij (2-maal): nl. ‘dese beestelycke lieden’
voetnoot19 (vor. kol.)-1
scheynden ende bederuen: onteren en in het verderf storten
voetnoot1
beneuen: benevens, nog afgezien van
voetnoot2
onder malcanderen: onderling
voetnoot4
van heur beloefde.... reynicheyt: van de door hen beloofde en bezworen kuisheid
voetnoot6
sijn voor maechden gherekent: worden als maagden beschouwd
voetnoot7
Paulus noemptse alsoo: In margine ‘2. Cor. 12.’ (bedoeld wordt wel 2 Corinthiërs 11:2b, ‘want ik heb ulieden toebereid, om u als een reine maagd aan één man voor te stellen, namelijk aan Christus’)
voetnoot7-9
Het Lam.... berch Sion: (hier wordt, na de uitweiding over de maagden, teruggegrepen op pag. 314, re. kol., reg. 14 vv.)
voetnoot7-8
Het Lam.... der werelt: vgl. Johannes 1:29b; datter: dat daar
voetnoot10
met de beesten: met het Beest (enkelv.); properen: fraaie
voetnoot11
drijuende: heen en weer gaande, beweeglijke
margenoot*
[K.5.ro]
voetnoot13
eyghenen: (hier ongeveer) persoonlijke
voetnoot14
houerdighe Titulen: trotse titels
voetnoot15
op het onvaste.... sant ghebout: vgl. Mattheüs 7:26-27; de geschorene: de geestelijken
voetnoot17
stoel: troon
voetnoot19
leyt te wercke: brengt tot uitvoering
[tekstkritische noot]6. na wilden - T nawilden
voetnoot1
sullen: (meervoudige persoonsvorm, omdat ‘al heur valscheyt’ als tweede subject naast ‘dese beeste’ is beschouwd)
voetnoot2
moghen: kunnen; volcht hier: er volgt hier (nl. in de Bijbeltekst. Vgl. Openbaringen 19:20a, ‘En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden’)
voetnoot3
was: werd
voetnoot4
voor heur: vóór haar, in haar tegenwoordigheid
voetnoot4-7
die de Egipsce.... die (so sij de lieden wijs maken)....: (Een weinig duidelijke constructie, met vermoedelijk corrupte interpunctie. Ik kan er slechts uit lezen:) die de Egyptische tovenaars Jannes en Jambres de wondertekens wilden nadoen welke dezen vóór Farao, Mozes en Aäron verrichtten (dit waren namelijk ‘transsubstantiatie’-wonderen: staven werden tot slangen, water werd bloed. In margine ‘Exod. 8.’: Exodus 8:7 en 18; de door mij genoemde, in dit verband meest sprekende, wonderen vindt men echter in Exodus 7:12 en 20-22) en die, zoals zij de mensen wijs maken....
voetnoot5
Ioannes ende Iambres: (deze namen van de tovenaars komen voor in 2 Timotheüs 3:8); Pharaonem, Moysem: (accusatief-vormen van) Farao, Mozes
voetnoot7
transubstantiatien: verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus, door de woorden der consecratie
voetnoot8
teenemale: volkomen
voetnoot9
ende datmen: hoewel men
voetnoot10
smaken: proeven
voetnoot11
dat: dat het
voetnoot12-13
in het Vegheuier,... offerhanden: Missen die (de zielen) in het vagevuur als verdienste of verzoening ten goede komen (dit slaat op de zielmissen ten behoeve van overledenen)
voetnoot13
vermetenheden: pocherijen
voetnoot1-3
de ghene die.... aenbidden: In margine ‘Apo. 19.’ (vgl. het citaat van Openbaringen 19:20a in de aantekening bij reg. 2 vor. kol.)
margenoot*
[K.5.vo]
voetnoot4-9
Ende dese twee.... verslagen worden: uitbreidende weergave van Openbaringen 19:20b en 21a
voetnoot5
beste: beest
voetnoot6
moghende: krachtige
voetnoot7
de andere: de anderen (meerv.)
voetnoot8
heur: nl. ‘de beste’; state: rang, stand
voetnoot9
verslagen: gedood
voetnoot10
bouen geseyt: (vgl. pag. 308, li. kol., reg. 7 vv.)
voetnoot11
in hem: in zich
voetnoot11-16
Wie met dit sweert.... ghedoot worden: In margine ‘Rom. 8.’ (vgl. Romeinen 8:5-8, in het bijzonder vers 6, ‘want het bedenken des vleses is de dood, maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede’)
voetnoot12-13
van heure valsche.... en wordt: niet wordt weg- (of los-)geslagen van hun valse leer en valse inzettingen
voetnoot13
die selue: deze
voetnoot14
verlaten: (deze meervoudige persoonsvorm, na het enkelvoudige ‘wordt’, valt te verklaren uit de generaliserende betekenis van ‘wie’); hem gheuen tot: zich zetten tot, zich wijden aan
voetnoot15
dit selfde: dit
voetnoot15-16
inder eeuwicheyt: voor eeuwig
voetnoot16-19
Ende alle de voghelen.... versaet (= verzadigd) worden: uitbreidende weergave van Openbaringen 19:21b
voetnoot18
hoe dat compt: hoe het ook loopt
voetnoot19
weer - oft: hetzij - hetzij; sij: nl. de aanhangers der ‘valsche leere ende ordonnantien’ (ook na ‘indyen’ = indien)
[tekstkritische noot]2. vermeerdert - T vermeedert 7. die God - T dieGod 9. inder eewicheyt - T inder ee wicheyt 12. heerlijck - T heerlijct
1-2. sien sullen. Maer die - T sien sullen Maer die
voetnoot1-2
sullen sij hen verblijden: zullen zij (nl. ‘de voghelen oft menschen die God van dese ertsche begheerlyckheden op ghetrocken heeft’) zich verblijden
voetnoot2
heurlieden ghetal: hun aantal
voetnoot2-4
siende die boose ghestraft: indien zij zien dat de bozen gestraft worden
voetnoot4
heur: zich
voetnoot4-5
de rechtueerdighe: de rechtvaardigen (meerv.)
voetnoot5
seyt Dauid: In margine ‘Psal. 58.’ (Psalm 58:11, ‘De rechtvaardige zal zich verblijden als hij de wraak aanschouwt, hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen’)
voetnoot5-6
heur verblijden: zich verblijden
voetnoot7
moeten: (hier vrijwel) zullen
voetnoot8
pomperye: praal
margenoot*
[K.6.ro]
voetnoot10
sinckt (= zingt) Dauid: In margine ‘Psal. 36.’ (Psalm 36:13, ‘Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen, zij zijn nedergestoten en kunnen niet weder opstaan’)
voetnoot11-14
De goddeloose.... ghelijck den roock: citaat van Psalm 37:20 (In margine ‘Psal. 37.’)
voetnoot12-13
als sij heerlijck sijn: al zijn zij heerlijk, kostbaar
voetnoot13
eenen costelycken beemt: een kostbaar, prachtig weiland
voetnoot15-16
het stof dwelck (= dat)....verstroyt wordt: In margine ‘Psal. 1.’ (Psalm 1:4, ‘Alzó zijn de goddelozen niet, maar als het kaf dat de wind henendrijft’. De Vulgaat-tekst spreekt van ‘stof’ in plaats van ‘kaf’)
voetnoot2
hem: nl. God
voetnoot3
ontfermherticheden: barmhartigheden
voetnoot4
moecht: kunt
voetnoot5
Eenen hemel al nieu sach ick ende nieu erde: Hier begint de behandeling van het 15de en laatste sonnet (zie hiervóór, het sonnet op pag. 231); al: geheel; seyt S. Ian: In margine ‘Apo. 21.’ (Openbaringen 21:1a. Van der Noot citeert dit echter naar de bewerking in de eerste regel van zijn eigen sonnet)
voetnoot6-9
S. Peeter seyt.... moeten worden: In margine ‘2. Pet. 2. Sapi. 3. Psal. 50.’ (‘2. Pet. 2.’ zal wel moeten zijn 2 Petrus 3:7, 10 en 12, in het bijzonder vers 10, ‘Maar de dag des Heren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden’. De louterende werking van het vuur is ontleend aan het apocriefe Boek der Wijsheid 3:6, ‘Hij beproeft hen als goud in den oven en neemt ze aan als een volkomen offer’. In Psalm 50:3, ‘Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen’, vindt men het vuur dat vóór de Rechter uit gaat)
voetnoot7
tot niete ghemaect: vernietigd
voetnoot9
Hy: nl. S. Ian; wilt: wil
voetnoot10
Aretes: Arethas, aartsbisschop van Caesarea, (± 860 tot na 932) schreef in het Grieks een commentaar op de Openbaringen, ‘In Apocalypsin Ioannis Commentarius’. Van der Noot doelt hier op de volgende zin uit het begin van cap. LXV (De coelo et terra novis, supernaque Jerusalem): ‘Hoc ait non creaturae significans interitum, sed renovationem in melius’; wtgeroyt: uitgeroeid
voetnoot13
hier: nl. op aarde; daer: nl. in het hiernamaals
voetnoot14
eerlycke: eervolle, heerlijke
[tekstkritische noot]5. gesien worden: niet dat - T gesien worden, niet dat 10. mistroostinge - T mistrootinge 12. benautheyt, - T beuautheyt, 14-15. lijden, sullen - T lijden sullen
5. de heylighe stadt - T dat de heylighe stadt 7. eewighen God - T eewighenGod 10. wesen. Hier en - T wesen, hier en
voetnoot1
erfdeel der kinderen Godts: In margine ‘Rom. 8.’ (Romeinen 8:16-17a, ‘Die Geest getuigt met onzen geest dat wij kinderen Gods zijn; en indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en medeerfgenamen van Christus’)
voetnoot2-5
Den eersten hemel... gesien worden: vrije weergave van Openbaringen 21:1b (‘want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan’)
voetnoot2
deur de houerdye der Enghelen: door de overmoedige trots der Engelen (nl. bij de opstand van Lucifer en de zijnen)
voetnoot3
erde: aarde
margenoot*
[K.6.vo]
voetnoot5
die substantie van die: hun materie, de materie waaruit zij bestaan
voetnoot7-8
Ende de zee en was niet meer: citaat van Openbaringen 21:1c
voetnoot8
het ydel ende onghestadich volck: (namelijk) het lichtzinnige en wufte volk (waarvoor Van der Noot dus hier de zee als symbool beschouwt)
voetnoot9
beroerte: verontrusting
voetnoot10
mistroostinge: moedeloosheid; wtuercoren: (meervoud)
voetnoot13
verhinderinghe: hinder; veruolch: vervolging
voetnoot14
van de zee: (als symbool voor ‘het ydel ende onghestadich volck’)
voetnoot15-16
aensicht aen aensicht: van aangezicht tot aangezicht (In margine ‘1. Cor. 13.’: 1 Corinthiërs 13:12b, ‘maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht’)
voetnoot16-17
en sal niet langer.... andere creaturen: In margine ‘Rom. 8.’ (Romeinen 8:20a, ‘Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen’ en vs. 21, ‘op hoop dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods’)
voetnoot1
verderffelyckheyt: vergankelijkheid (ook in reg. 2 vlg. kol.)
voetnoot2
van dan voorts aen: van die tijd af aan; christael: kristal
voetnoot3
de selue: dezelfde; substantie: materie
voetnoot4-7
Ende voorts.... neder dalen: uitbreidende weergave van Openbaringen 21:2a (In margine ‘Apo. 12.’, wat moet zijn ‘Apo. 21.’)
voetnoot6
vergaderinge: gemeente (vgl. de Franse versie, Lvi recto, ‘l'Eglise du Seigneur’)
voetnoot8-9
sy is hier.... des Lams: In margine ‘Ephe. 5. Apo. 12. Matth. 19.’ (‘Apo. 12.’ moet weer zijn ‘Apo. 21.’: Openbaringen 21:9c, ‘Kom herwaarts, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams’. In Efeziërs 5:31 en Mattheüs 19:5 wordt uit Genesis 2:24 de instelling van het huwelijk geciteerd, ‘Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn’
voetnoot8
hier: nl. op aarde
voetnoot11-12
alleenlyck aen sijn.... woort: (houdt zij zich) uitsluitend aan Zijn enig en eeuwig Woord
margenoot*
[K.7.ro]
voetnoot12
daer: nl. in het hiernamaals
voetnoot15
nv: nieuw
voetnoot16
sijn vuyle wercken: In margine ‘Ephe. 5. Colloss. 3.’ (Efeziërs 5:3-5 en Colossenzen 3:5 geven de opsomming van deze ‘vuyle wercken’)
[tekstkritische noot]1. doer - T daer 11. Vaders. Dat nieuwe - T Vaders, dat nieuwe 13. Stadt - T Sadt
7. lanckmoedichheyt, - T lanchmoedichheyt, 9. deuchdelyckēnMan - T deuchdelyckeMan // verchiert - T verthiert 12. beneden is - T benedēis
voetnoot4
eenen: één
voetnoot4-5
van eender eerlyckheyt: van één heerlijkheid
voetnoot6-7
Hier sijn haer Borghers.... Gods: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Ephe. 2.’ (Efeziërs 2:19, ‘Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods’)
voetnoot7-8
kinderen ende.... met Christo: In margine ‘Rom. 8.’ (Romeinen 8:17a, ‘en indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus’)
voetnoot8-9
Sy quam... nederghedaelt: vrije weergave van het slot van Openbaringen 21:2a, ‘nederdalende van God uit den hemel’ (In margine ‘Apo. 21.’)
voetnoot9-11
heur Christelyck ghelooue.... Vaders: In margine ‘Matth. 16.’ (Mattheüs 16:17, ‘En Jezus antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona; want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is’)
voetnoot10-11
ontsluytinghe: openbaring
voetnoot12
seyt Paulus: In margine ‘Galla. 4.’ (Galatiërs 4:26, ‘Maar Jeruzalem dat boven is, dat vrij, hetwelk is ons aller moeder’); alder: aller
voetnoot13
de Stadt.... werckman is: vgl. Hebreeërs 11:10 (‘want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God is’); waeraf: waarvan werckman: bouwmeester
voetnoot13-2
sij is van (= door) God.... te wesen: In margine ‘Titum. 3.’ (enkele regels te hoog), ‘Ephe. 5. 1. Pet. 3.’ (De tekst volgt vnl. Efeziërs 5:26-27, ‘....opdat Hij ze [= de gemeente] heiligen zoude, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het woord; opdat Hij ze zichzelven zoude heerlijk voorstellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij zoude heilig zijn en onberispelijk’. Vgl. Titus 3:5, ‘....heeft Hij ons zalig gemaakt.... door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes’, en 1 Petrus 3:21a, ‘waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt’)
voetnoot1
eerlycke: edele, heilige
voetnoot2-4
sij is van.... bloet: In margine ‘1. Ioan. 1.’ (1 Johannes 1:7b, ‘en het bloed van Jezus Christus zijn Zoon reinigt ons van alle zonde’)
margenoot*
[K.7.vo]
voetnoot5
wtnemende costelyck: bijzonder rijk
voetnoot6
toeghemaect: uitgedost, gekleed; verchiert: versierd (ook in reg. 9 en 10-11)
voetnoot6-8
vreucht.... gheestes: In margine ‘Galla. 5. Ephe. 5.’ (In Galatiërs 5:22 en Efeziërs 5:9 geeft Paulus een opsomming van de ‘vruchten des gheestes’)
voetnoot8-10
alleleens.... opgheschict is: vrije weergave van Openbaringen 21:2b (‘toebereid als een bruid, die haren man versierd is’)
voetnoot8
alleleens ghelijck: precies zoals; eerlycke: reine; tot: voor
voetnoot9
eerweerdighen: eerzame, brave; deuchdelycken: deugdzame, edele
voetnoot9-10
opgheschict: getooid
voetnoot10
seyt Dauid: In margine ‘Psal. 45.’ (Psalm 45:10b, ‘De Koningin staat aan uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir’)
voetnoot11
Ophier: Ofir, beroemd goudland uit de Oudheid, waarschijnlijk in Indië of Arabië
voetnoot12
chierlyckheden: sieraden; te wijle: terwijl; hier beneden: nl. op aarde; onsichbaer: onzichtbaar
voetnoot13
ten sijn maer: het zijn slechts
[tekstkritische noot]3. Segghende, - T Seggdende, 9-10. rechtgeloouigher menschen - T rechtgeloouighermenschen 13. Diesghelycx spreect - T Diesghelycx-spreect
voetnoot1-3
Ende ick hoorde een mogende stemme.... Gods: citaat van Openbarigen 21:3a (In margine ‘Apo. 21.’)
voetnoot1-2
int middel.. openbaringhen: midden in dit laatste visioen
voetnoot2
mogende: krachtige, (hier) luide
voetnoot3
stoel: troon
voetnoot4-5 (vlg. kol.)
Siet Ioannes.. mijn volck sijn: uitbreidende weergave van Openbaringen 21:3b (‘Ziet, de Tabernakel Gods is bij de mensen’)
voetnoot4
merct wel aen: let nauwkeurig op
voetnoot6-8
die hier namaels.... synen Tabernakel is: die (nl. de Here) hiernamaals eeuwig bij de uitverkorenen (zal wonen), maar hier in deze wereld (reeds) woont bij de strijdende Kerk, welke Zijn Tabernakel (= tent, woonplaats) is (De bedoeling, zoals ook uit het vervolg blijkt, is te doen uitkomen, dat God ook reeds hier op aarde woonplaats kiest bij Zijn Gemeente en bij elke afzonderlijke gelovige)
voetnoot8-9
dat bouen dien noch: (afhangende van ‘merct wel aen’ in reg. 4)
voetnoot10
een woonstede des heyligen gheests: In margine ‘1. Cor. 6.’ (1 Corinthiërs 6:19a, ‘Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is des Heiligen Geestes die in u is’)
voetnoot11
so: zoals
voetnoot11-13
Die my lief heeft.... bereyden: In margine ‘Ioan. 14.’ (Johannes 14:23b, ‘Zo iemand mij liefheeft, die zal mijn woord bewaren; en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken’)
voetnoot1 (vlg. kol.)
deur den Propheet Ezechiel: In margine ‘Eze. 43.37’ (Van der Noot citeert hier Ezechiël 37:26-27, ‘En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten en zal ze vermenigvuldigen, en Ik zal mijn heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid; en mijn Tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn’. ‘Eze. 43.’ zal wel ‘34.’ moeten zijn: Ezechiël 34:25-30, een parallel-tekst van de vorige: ‘En Ik zal een verbond des vredes met hen maken.... maar zij zullen weten dat Ik, de Here hun God, met hen ben, en dat zij mijn volk zijn, het huis Israëls, spreekt de Here HERE’)
margenoot*
[K.8.ro]
voetnoot3
met hem: met hen
voetnoot4
in sulcker voeghen, dat: op zodanige wijze dat (ook in reg. 8)
voetnoot5
hier: nl. in het behandelde gedeelte van Openbaringen 21
voetnoot6-8
Hy sal.... God syn: citaat van Openbaringen 21:3c (In margine, behalve ‘Apo. 21.’, ook nog ‘Esa 25.8.’: Jesaja 25:8b, ‘en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen, en Hij zal de smaadheid zijns volks van de ganse aarde wegnemen’, dat echter behoort bij de tekst uit Openbaringen 21:4a aan het begin van de volgende alinea)
voetnoot7-8
heurlieden: hun
voetnoot9
bekennen: erkennen, belijden
voetnoot10
deur synen gheest: In margine ‘Ioan. 15. 26. Matth. 10.’ (In Johannes 15:26 noemt Jezus de Heilige Geest, die Hij na Zijn Hemelvaart zenden zal, ‘de Trooster’; in Mattheüs 10:19-20 wekt Hij de Zijnen op om niet bezorgd te zijn omtrent hun getuigenis bij vervolgingen, ‘want gij zijt het niet die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders die in u spreekt’)
voetnoot14
Ende God sal... drooghen: citaat van Openbaringen 21:4a (In margine ‘Apo. 21.’); soo reyne: zo volkomen
voetnoot15
gheenderhande quellagie: generlei kwelling, leed
voetnoot16
beswaert: bedroefd
[tekstkritische noot]3. Stadt - T Sadt 7. rijcke Christi, - T rijckeChristi, 8. in Christo - T inChristo
voetnoot1
deur den Propheet: In margine ‘Esa. 25.’ (Bedoeld wordt wel ‘Esa. 65.’: Jesaja 65:18b en 19, ‘Want zie, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en zijn volk een vrolijkheid; en Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem en vrolijk zijn over mijn volk, en daarin zal niet meer gehoord worden de stem der wening noch de stem des geschreeuws’); ghenuchelyck: aangenaam
voetnoot2
verheughen: mij verheugen
voetnoot2-4
van dier tijt af.... ghehoort worden: In margine ‘Apo. 7.’ (Openbaringen 7:16-17, ‘Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen noch enige hitte.... en God zal alle tranen van hun ogen afwissen’)
voetnoot4-5
noch in heur en sal gheen doot meer wesen: en ook zal er in haar (nl. in Jeruzalem) geen dood meer zijn (vgl. Openbaringen 21:4b, ‘en de dood zal niet meer zijn’)
voetnoot5
inder eewicheyt verdoruen: voor eeuwig vernietigd
voetnoot6
tot gheenen tijden: nooit
voetnoot7
mistroostich: moedeloos
voetnoot10-11
noch die gheblanckette hoere.... droncken worden: en ook zal de geblankette hoer (zie hierboven pag. 278, re. kol., en vv., naar aanleiding van Openbaringen 17:3-6) daar niet meer.... dronken worden
margenoot*
[K.8.vo]
voetnoot13
ghesloten: opgesloten
voetnoot14-17
noch eenich vervolch... achterclap: In margine ‘Matth. 5.’ (De zaligsprekingen van Mattheüs 5:3-11 spreken, omgekeerd, voor deze aarde juist zalig wie treuren en vervolgd, gesmaad of gelasterd worden)
voetnoot14
vervolch: vervolging
voetnoot16
opsprake: smaad
voetnoot17
achterclap: kwaadsprekerij; moghen: kunnen
voetnoot17-2 (vlg. kol.)
want alle droefheyt.... verdreuen wesen: In margine ‘2. Cor. 4. Esa. 25. Apo. 7.’ (2 Corinthiërs 4:17, ‘Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid’; voor Jesaja 25:8 zie de aant. bij reg. 6-8 op pag. 322, re. kol.; en voor Openbaringen 7:16-17 vor. kol., aant. bij reg. 2-4)
voetnoot1
roepinghe: geroep, geschreeuw
voetnoot2-3
De bouwinghe.... was viercant: vrije weergave van Openbaringen 21:16a, ‘En de stad lag vierkant, en haar lengte was zo groot als haar breedte’
voetnoot2
bouwinghe: bouw; maecksel: vorm
voetnoot3
gheleghentheyt: gesteldheid
beteeckent: geeft te kennen
voetnoot3-6
Dit en beteeckent... bewaert: In margine ‘Apo. 20.’ (Openbaringen 20, waarin verhaald wordt van Gods laatste overwinning op de duivel)
voetnoot5
Christen: Christelijk
voetnoot7
gheduerighe: bestendige
voetnoot8
dat de hope niet en beschaempt: citaat van Romeinen 5:5a; Christo: (datief-vorm van) Christus
voetnoot9
nymmermeer: nooit; te schanden comen: beschaamd worden
voetnoot9-12
wat dat (= hetgeen) viercant is.... dat ront is: In margine ‘Psal 125. Prouer. 10.’ (Psalm 125:1, ‘Die op den Here vertrouwen, zijn als de berg Sions, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid’; Spreuken 10:25, ‘Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer, maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest’; vgl. ook vs. 30)
voetnoot11-12
als sijn eenen bol oft cloot: zoals een bol of kogel (bal) dit wèl zijn
voetnoot13
iuste: preciese, volkomen
voetnoot14
waeraf: waarvan; materiale: stoffelijke, (dus:) aardse; de figure: het (zinne-)beeld
[tekstkritische noot]1. oft ghelijckenisse was, ooc om te kennen - T oft ghelijckenisse was. Ooc om te kennen 15. Christvs is. Dese heylighe - T Christvs is, Dese heylighe
voetnoot2
state: rang, stand; achterdeel: nadeel
voetnoot3
weer - oft: hetzij - hetzij
margenoot*
L.j.ro
voetnoot4-5
Grieck oft Barbarus: vgl. Romeinen 1:14 (Barbarus = niet-Griek, ‘barbaar’)
voetnoot6
van: door
voetnoot9-10
want de poorten der hellen.... ghewinnen: In margine ‘Matth. 16. Esa. 28.’ (Mattheüs 16:18, ‘En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op dese petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen’; Jesaja 28:16b, ‘Zie, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefden steen, een kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is: wie gelooft, die zal niet haasten’)
voetnoot10
noch yet op ghewinnen: noch er enig voordeel op behalen
voetnoot10-13
Den seluen (= deze) muer is oock soo hooghe.... en can gheraken: In margine ‘Apo. 21.’ (Openbaringen 21:12a, ‘En zij [nl. de stad] had een groten en hogen muur’)
voetnoot11-12
weer - oft: hetzij - hetzij
voetnoot12
vernuft: (hier) knappe kop; gheueysde: huichelaar; schalck: arglistig; dubbel: dubbelhartig, vals
voetnoot14-15
de eenighe poort.... Christvs is: vgl. Johannes 10:7-9
voetnoot15-19
Dese heylighe Ierusalem... nederghesonden: In margine ‘Hebr. 12. Iacob. 1.’ (Hebreeërs 12:22, ‘gij zijt gekomen tot den berg Sion en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem en de vele duizenden der Engelen’; Jacobus 1:17, ‘Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij welken geen verandering is of schaduw van omkering’)
voetnoot15 (vor. kol.)
eerlyck: edel, luisterrijk
voetnoot16 (vor. kol.)
ghestelyck: geestelijk
voetnoot17 (vor. kol.)
vanden: door de
voetnoot18 (vor. kol.)
al dat: alles wat
voetnoot19 (vor. kol.)
hieromme: als gevolg hiervan
voetnoot1-2
oft wijsheyt.... Gods: (als symbolische duiding van ‘claerheyt’)
voetnoot2-6
Het Lam Christus Iesus.... aldermeeste suyuerheyt: In margine ‘Psal. 118. Philip. 3. Apo. 21. Psal. 118.’ en, hoewel verscheidene regels te laag, ‘Psal. 18.’ (In de volgorde van Van der Noots tekst wordt eerst geciteerd Openbaringen 21:23c, ‘en het Lam is haar kaars’; vervolgens Psalm 119 - nummering der Statenvertaling - vs. 105, ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad’; tenslotte dezelfde Psalm 119, vs. 127, ‘daarom heb ik uw geboden lief, meer dan goud, ja meer dan het fijnste goud’, met de paralleltekst uit Psalm 19 - nummering der Statenvertaling - vs. 11a, ‘zij [nl. de rechten des Heren] zijn begeerlijker dan goud, ja dan veel fijn goud’. In Filippenzen 3:8 wordt door Paulus, zij het ook met geheel andere woorden, eveneens op de betekenis der ‘kennis van Christus Jezus’ gewezen: ‘Ja gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijn Here, om wiens wil ik alle die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen’)
voetnoot3
heur: nl. van deze ‘lanterne’
voetnoot4-5
eenen Orientalen ende costelycken steen: een Oosterse en kostbare (edel)steen
voetnoot6-7
Dese Stadt hadde twelf poorten: citaat van Openbaringen 21:12b, ‘en (zij) had twaalf poorten’
voetnoot7-8
met verscheyden (= verschillende) namen: vgl. Openbaringen 21:12d, ‘en namen daarop geschreven, welke zijn de namen der twaalf geslachten der kinderen Israëls’
voetnoot8
om: ter wille van; geslachten: (hier vrijwel) volken
voetnoot9-10
van alle hoecken.... Christi: Inmargine ‘Esai. 2.’ (Jesaja 2:3, ‘En vele volken zullen henengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des Heren, tot het Huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van zijn wegen en dat wij wandelen in zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEREN woord uit Jeruzalem’)
margenoot*
L.j.vo
[tekstkritische noot]8. comen. Ende aen - T comen, Ende aen 11. heeft wachters - T heeft-wachters
voetnoot1
inne: binnen; dewelcke hy is: vgl. hieronder, de aant. bij reg. 2-4
voetnoot1-2
Niemant en compt.... deur my: citaat van Johannes 14:6b (In margine ‘Ioan. 14.’)
voetnoot2-4
Ick ben de deure.... salich wesen: In margine ‘Ioan. 10.’ (Johannes 10:7b, ‘Ik ben de deur der schapen’ en vs. 9a, ‘Ik ben de deur: indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden’)
voetnoot3
coye: kooi
voetnoot4-5
in elcke poorte was een schoon peerle: In margine ‘Apo. 21.’ (Openbaringen 21:21a, ‘En de twaalf poorten waren twaalf paarlen, een iegelijke poort was elk uit één parel’)
voetnoot6
costelyck: kostbaar; waer deur: (slaat terug op ‘de leere des Euangeliums’)
voetnoot8-9
Ende aen de twelf.... gheset: vrije weergave van Opebaringen 21:12c (‘en in de poorten twaalf Engelen’)
voetnoot9
heeft Dauid ghesonghen: In margine ‘Psal. 33.’ (Psalm 34 - nummering der Statenvertaling - vs. 8, ‘De Engel des Heren legert zich rondom degenen die Hem vrezen, en rukt ze uit’)
voetnoot10
slaghen heur Tenten: slaan hun tenten op
voetnoot11
bewaren: beschermen
voetnoot12
seyt Esaias: In margine ‘Esa. 62.’ (Jesaja 62:6a, ‘O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen’)
voetnoot12-13
eerlycken: luisterrijke, heilige
voetnoot13
omringhelt: (door wachters) omringd
voetnoot1-2
de duyuel.. winnen: In margine ‘Matth. 16.’ (Mattheüs 16:18c, ‘en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen’)
voetnoot1
alle sijn heercracht: heel zijn legermacht; en cander niet: kan er niets
voetnoot2-3
Niemant en is... te trecken: In margine ‘Ioan. 10.’ (Johannes 10:28, ‘en Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijn hand rukken’)
voetnoot3-4
Ende ouer (= boven) heure poorten.... van Israel: vrije weergave van Openbaringen 21:12d (‘en namen daarop geschreven, welke zijn de namen der twaalf geslachten der kinderen Israëls’)
voetnoot3
eerlycke: edele
voetnoot5
Assur: Aser; Nepthalim: Naftali
voetnoot7-8
het recht (= ware) erfdeel.... beloeft: In margine ‘Ioan. 4.’ (Johannes 4:22b, ‘want de zaligheid is uit de Joden’)
voetnoot8-9
het eenich saet Abrahe': het enige (enig-werkelijke) zaad van Abraham
voetnoot9-10
deur hem... geworden: vgl. Romeinen 9:7-8 en Galatiërs 4:28 (‘Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Isaäk was’)
voetnoot10-11
Den muer.... fondamenten: vrije weergave van Openbaringen 21:14a, ‘En de muur der stad had twaalf fondamenten’ (In margine ‘Apo. 21.’)
margenoot*
L.ij.ro
voetnoot11
herden: harde; onberoerlycken: onwrikbare
voetnoot12
Christum: (accusatief-vorm van) Christus
voetnoot12-13
op hem was.... ghebouwet: In margine ‘1. Cor. 3. 1. Pet. 1.’ (1 Corinthiërs 3:11, ‘Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus’; in 1 Petrus 1:10-12 wordt met geheel andere woorden hetzelfde betoogd)
voetnoot13
eerst: het eerst; ghegrondeert: gegrondvest
voetnoot13-4
Adam, Noe (= Noach).... ghedaen hadde: In margine ‘Gen. 3.11.12. 1. Reg. 19. Exod. 2. 3. Reg. 17. Luc. 1.’ (In Genesis 3:15 belooft God, bij het uitspreken van de straf over Adam en Eva, de uiteindelijke overwinning op de duivel; Genesis 11:31-12:4 vertelt van Abrahams wegtrekken uit Ur der Chaldeeën, in vertrouwen op Gods belofte: ‘in zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden’; 1 Samuël 19 verhaalt van de vervolging, die David van Saul te verduren had, en zijn redding; Exodus 2 behandelt de redding van Mozes in het biezen kistje en diens eerste, mislukte, optreden ten behoeve der Israëlieten in Egypte; 1 Koningen 17 vertelt van de wonderbare wijze waarop Elia tijdens een hongersnood gespijzigd werd, eerst door de raven in de woestijn, en later bij de weduwe van Zarfath; Lucas 1 brengt de geschiedenis van het geloof in Gods belofte, eerst bij Zacharias, daarna bij Maria)
[tekstkritische noot]8. Paulus - T Paulus 9-10. Iesvs is. Op dit - T Iesvs is, op dit
1. Simon, Thadeus, - T Simon Thadeus, 10. het Lam - T hetLam 11. der salicheyt, - T de salicheyt,
voetnoot1
Helias: Elia
voetnoot2
bouden: bouwden
voetnoot2-3
voor hem waren: vóór Hem leefden
voetnoot4
heurlieden: hun; van hem: omtrent Hem
voetnoot4-7
Sij wesende.... ghecomen is: In margine ‘1. Cor. 10.’ (1 Corinthiërs 10:1-4, ‘En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaderen allen onder de wolk waren.... en allen dezelfde geestelijke spijze gegeten hebben, en allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben: want zij dronken uit de geestelijke steenrots die volgde, en de steenrots was Christus’)
voetnoot5
gheten: gegeten
voetnoot6
steen: (steen)rots
voetnoot7
daer: naer: daarna
voetnoot7-9
Niemant en can.... Iesvs is: citaat van 1 Corinthiërs 3:11 (In margine ‘1. Cor. 3.’)
voetnoot10
gheduerich: duurzaam, bestendig
voetnoot11-1 (vlg. kol.)
dese twelue (= twaalf) fondamenten.... Matthias: vgl. Openbaringen 21:14b, ‘en in dezelve de namen der twaalf Apostelen des Lams’ (In margine ‘Matth. 10. Act. 1.’: Mattheüs 10:2-4 geeft de namen der twaalf discipelen; Handelingen 1:15-26 vertelt hoe, in de plaats van Judas Iskarioth, Matthias tot apostel wordt verkozen)
voetnoot11
met dit selfde ouer een comende: daarmee overeenkomende, van dezelfde aard
voetnoot13
Iacobus de mindere: Jacobus minor, nl. Jacobus de zoon van Alfeüs (in tegenstelling met Jacobus, de zoon van Zebedeüs en broeder van Johannes)
voetnoot1
Simon: Simon Kananites of Zelotes; sijn bediet by: worden (zinnebeeldig) bedoeld met (ook in reg. 4)
voetnoot1-4
de twelf steenen.... oprechte: In margine ‘Iosue. 4.’ (Jozua 4 vertelt van de twaalf stenen uit het rivierbed van de Jordaan, die na de wonderbare doortocht der Israëlieten door Jozua tot een gedenkteken werden opgericht)
voetnoot2
Galgala: Gilgal (een plaatsje tussen de Westelijke Jordaanoever en Jericho)
voetnoot2-3
ghedenckenisse des droogen doerghanck: gedachtenis aan de droge doortocht
voetnoot4
oprechte: oprichtte
voetnoot5-6
waer af (= waarvan) Helias (= Elia).. outaer maecte: In margine ‘3. Reg. 18.’ (1 Koningen 18:31-32, waar Elia, bij zijn uitdaging van de Baälpriesters, van twaalf stenen, ‘naar het getal der stammen der kinderen Jakobs’, voor God ‘in den naam des HEREN’ een altaar bouwt)
voetnoot5
inden berch Carmelus: op de berg Karmel
voetnoot6
gront: grondslag
voetnoot7
dat Christus.... Gods is: In margine ‘Matth. 16.’ (Mattheüs 16:15-18, waar Petrus getuigt ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods’, en Christus antwoordt ‘Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen’)
voetnoot8
vercondinghen: verkondigingen, predikingen
margenoot*
L.ij.vo
voetnoot9
die gheloofden: dat zij geloofden
voetnoot9-10
dat hy het Lam.... nemen: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Ioan. 1.’ (Johannes 1:29b, ‘Zie, het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt’)
voetnoot11
na: naar; erbeyden: spanden zich in
voetnoot12
het rijcke Godts ende sijn gherechticheyt: In margine, hoewel iets te laag, ‘Matth. 6.’ (Mattheüs 6:33, ‘Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en alle deze dingen zullen u toegeworpen worden’)
voetnoot13
heur seluen: zichzelf
[tekstkritische noot]1. betoonden - T betoonde
6 bouwinghe - T bouginghe 7 beteeckent - T beeteeckent
voetnoot1
bouwinghen: bouwsel, bouwwerk
voetnoot1-2
het ghelooue.... Apostelen: In margine ‘2. Pet. 2.’ (Bedoeld wordt wel 2 Petrus 3:2, ‘opdat gij gedachtig zijt aan de woorden die van de heilige profeten te voren gesproken zijn, en aan ons gebod, die des Heren en Zaligmakers apostelen zijn’)
voetnoot2
al: geheel en al; eenen seluen: eenzelfde
voetnoot3
steen: (steen)rots
voetnoot3-4
compt ouer een: stemt overeen
voetnoot4-6
Nv sijdy (= zijt gij)... ghebout: In margine ‘Ephe. 2.’ (Efeziërs 2:19-20, ‘Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament der Apostelen en Profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen’)
voetnoot5
ghegrondeert: gegrondvest
voetnoot6-7
voer de twelf.... alleene nemen: als de twaalf fundamenten moet men niet uitsluitend de bovengenoemden (nl. de twaalf apostelen, genoemd in reg. 12-1 van de vor. pag.) beschouwen
voetnoot7-8
die meer erbeyde.... die andere: In margine ‘2 Cor. 11.’ (2 Corinthiërs 11:5, ‘want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen’. Van der Noots tekst sluit echter veel meer aan bij 1 Corinthiërs 15:10b, ‘maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods die met mij is’)
voetnoot8
nersticheyt dede: ijver betoonde
voetnoot9-12
Diesghelycx.... wtghesloten wesen: In margine ‘Act 9.13.15.21.’ (Handelingen 9:27 vertelt hoe Barnabas de bekeerde Paulus bij de gemeente van Jeruzalem inleidt; in Handelingen 13 trekken Paulus en Barnabas op een zendingsreis uit; in Handelingen 15 worden zowel Paulus' latere reisgenoot Silas als Judas Barsabas - in Handelingen 1:23 vermeld als ‘Jozef genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus’ - en ‘Johannes die genaamd is Marcus’ genoemd; Handelingen 21:10-11 verhaalt hoe de profeet Agabus de gevangenneming van Paulus voorzegt)
voetnoot12 (vor. kol.)-2
maer sommighe... voerghenoemde: maar (zo is het niet, want) nog enkele (andere) Godsdienaars, die hetzelfde geloofd en geleerd hebben, zijn er behalve deze bovengenoemden (= de twaalf apostelen)
voetnoot2
aenmercken: in aanmerking nemen
voetnoot3
een gemeyn ende gheheel ghetal: een veel-voor-komend (allen omvattend?) en rond getal (vgl. de Franse versie, M.ij. recto, ‘vn nombre commun & entier’, en de Engelse versie, 84 recto, ‘a perfecte and a common number’)
voetnoot3-4
in ander plaetsen: vgl. bijv. de zeven hoofden en tien hoornen van het Beest op pag. 252 en 280, en de verklaring van de tien hoornen op pag. 284, li. kol.
voetnoot5
voor de principaelste: gelijk gesteld met de voornaamsten (daarvan)
voetnoot6-7
De bouwinghe (= het bouwsel).... Iaspis: citaat van Openbaringen 21:18a (In margine ‘Apo. 21.’)
voetnoot7
beteeckent: geeft te kennen; Christo Iesv: (ablatief-vorm van) Christus Jezus
voetnoot7-8
alder costelycxste.... lieffelycxste: allerkostbaarste, alleraangenaamste, allerliefelijkste
margenoot*
L.iij.ro
voetnoot10
versch: fris
voetnoot10-11
gheduerich: bestendig
voetnoot11
lustich: liefelijk, schoon
voetnoot12
ophoudende colomnen oft pileyren: steunende zuilen of pilaren
voetnoot13-14
De ghene die.... smaken: In margine ‘Ioan. 5.8.’ (Johannes 5:24, ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, die mijn woord hoort, en gelooft Hem die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven’; Johannes 8:51, ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, zo iemand mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid’)
voetnoot14
nymmermeer: nooit; smaken: proeven, ondervinden
voetnoot14-2
Ende de Stadt.... ghelas: vrije weergave van Openbaringen 21:18b (‘en de stad was zuiver goud, zijnde zuiver glas gelijk’)
[tekstkritische noot]4-5. is Christus - T isChristus 15. ende groen. - T ende groen is. 16. eenen Saphier, - T eenēSaphier,
10. waren Helias, - T warenHelias,
voetnoot1
alsoo: even
voetnoot2
ghelas: glas
voetnoot2-3
de ghemeynte Gods... vlecke: In margine ‘Ephe. 5.’ (Efeziërs 5:27b, ‘....een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks’)
voetnoot3-4
sij is suyuer.... gheproeft is: In margine ‘Prouer. 17. 1. Pet. 1.’ (Spreuken 17:3, ‘De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud, maar de HERE proeft de harten’; 1 Petrus 1:7, ‘..opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan des gouds, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus’)
voetnoot4
gheproeft: beproefd
voetnoot6
costelycker: kostbaarder (zie ook reg. 8, en (vlg. kol.) 2 en 5)
voetnoot7-8
Den gront (= het fundament).... verchiert (= versierd): citaat van Openbaringen 21:19a; der mueren: van de muur (enkelv.)
voetnoot10
Het eerste.... Iaspis: citaat van Openbaringen 21:19b
voetnoot11
beteekent: te kennen geeft; eerster: (hier) oudste
voetnoot13
tghelooue van Enoch: In margine ‘Gen. 6’ (Bedoeld wordt wel Genesis 5:22 en 24, ‘Henoch wandelde met God’); aldereerste: het allereerst
voetnoot14-15
noch oprecht versch: nog volkomen fris
voetnoot16
Het tweede grondeersel (= fundament).... Saphier: vgl. Openbaringen 21:19c
voetnoot1
som: deels
voetnoot2
beteekenende ons: ons wijzende op
voetnoot3
met Iob: In margine ‘Iob. 1.’ (Job 1, waarin Job alles verliest wat hij bezit en tenslotte moet uitroepen: ‘Naakt ben ik uit den moederschoot gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeren’); Tobiam: (accusatief-vorm van) Tobias, de vrome Israëliet over wiens beproevingen, geloof en uitredding het apocriefe Boek Tobia vertelt (Tobia 2:12, ‘Maar die beproeving liet God hem overkomen, opdat de nakomelingen een voorbeeld van lijdzaamheid hadden, gelijk aan den heiligen Job’)
margenoot*
L.iij.vo
voetnoot5-6
hemelsche wandelinghe: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Philip. 3.’ (Filippenzen 3:20a, ‘Maar onze wandel is in de hemelen’)
voetnoot7
Den derden gront.... Cassidonie: vgl. Openbaringen 21:19d; den gront: het fundament; Cassidonie: chalcedon, een soort edelsteen
voetnoot8
slechter: onaanzienlijker
voetnoot9
costelyck: kostbaar; moghende: krachtig (van werking)
voetnoot10
Helias: Elia (In margine ‘4. Reg. 18.’, wat wel zal moeten zijn ‘3. Reg. 18.’: 1 Koningen 18, de geschiedenis van Elia en de Baälpriesters op de Karmel); Ioannes den Dooper: In margine ‘Matth. 3. Luc. 1. Matth. 3. Mar. 1.’ (Mattheüs 3 vertelt van het optreden van Johannes de Doper; Lucas 1:5-80 over diens geboorte; de tweede vermelding van Mattheüs 3 zal wel als dittographie moeten worden opgevat; Marcus 1:2-11 brengt eveneens het verhaal van Johannes' optreden in de woestijn)
voetnoot11
rou: ruw; stranghe: moeilijk
voetnoot11-12
onghenoechlyck: onaangenaam
voetnoot12-13
verschenen sij.... tijde: openbaarden zij zich als kostbaar op hun bestemde tijd
voetnoot13
straffende: berispende (ook in reg. 2 vlg. kol.); vromelyck: moedig; de selfde: deze
[tekstkritische noot]12. inde middel - T inde milddel
10. welcke - T welcker
voetnoot1-2
gelijck de cassidonie..... aftreckt: Plinius (Naturalis Historia XXXVII, 7) deelt mee, dat de chalcedon, als hij door de zon of door gewrijf met de vingers verwarmd is, kaf en snippers papier (‘paleas et chartarum fila’) naar zich toetrekt
voetnoot1
caf: kaf, (hie wel in het algemeen voor) stof (vgl. de Engelse versie, 85 recto, ‘the duste’)
voetnoot2
ordeelende: veroordelende
voetnoot3
gheueysde: huichelachtige
voetnoot4
Den vierden gront.... Smaragdus: vgl. Openbaringen 21:19e; Esmeraude: smaragd
voetnoot5
diewelcke... en is: die niet alleen zelf groen is
voetnoot6
ontrent hem: om hem heen
voetnoot6-9
Van desen aerde (= geaardheid).... ontfangen hadden: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Iere. 2.3. Zacha. 13. Act 9.16.17’ (Jeremia 2 en 3 geven enkele van Jeremia's vermaningen en profetieën; Zacharia 13:1, ‘Te dien dage zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid’; Handelingen 9, 16 en 17 behandelen de bekering van Paulus en enkele episoden uit zijn zendingsreizen)
voetnoot9
nadenmale dat: nadat
voetnoot10
Het vijfde grondeersel.... Sardonix: vgl. Openbaringen 21:20a; grondeersel: fundament; Sardonix: edelsteen, variëteit van agaat, met dikke lagen, geschikt om er cameeën uit te snijden
voetnoot11
Sardis: rood edelgesteente (ook in reg. 6 vlg. kol.); Onix: een soort agaat met witte ondoorzichtige lagen
voetnoot12
inde middel: in het midden
voetnoot12-14
Alsoo sijn.... Orientael: In margine ‘Mattth. [sic] 5. Psal. 50 Luc. 7.’ (Mattheüs 5:5, ‘Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk beërven’; Psalm 51 - nummering der Staten-vertaling - is de boetpsalm van David, ‘toen de Profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathséba was ingegaan’; Lucas 7:36-50 vertelt hoe de zondares, geïdentificeerd met Maria Magdalena, de voeten van Jezus met haar tranen wast en daarna zalft)
voetnoot13 (vor. kol.)
Dauidem, Magdalenam: (accusatiefvormen van) David, Magdalena
voetnoot14 (vor. kol.)
Orientael: Oosters, (hier, door de verbinding met ‘Orientalen steen’ = edelsteen:) edel, kostbaar
voetnoot1-2
Al ben ick.... wel behaghelyck: In margine ‘Cant. 1.’ (Hooglied 1:5a, ‘Ik ben zwart, doch liefelijk, gij dochteren Jeruzalems’)
voetnoot1
de warachtighe Ghemeynte: (naar de symbolische duiding van de bruid uit het Hooglied als de Gemeente of Kerk van Christus)
margenoot*
L.iiij.ro
voetnoot2
wel behaghelyck: zeer bekoorlijk
voetnoot2-5
Al ist dat.... vernieut: In margine ‘1. Cor. 4.6.’ (bedoeld wordt 2 Corinthiërs 4:16, ‘Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag’; 2 Corinthiërs 6:16b, ‘Want gij zijt de tempel des levenden Gods’)
voetnoot6
Het seste.... Sardis: vgl. Openbaringen 21:20b
voetnoot6-7
die der rooder.... ghelijck is: die naar het uiterlijke voorkomen lijkt op rode aarde
voetnoot7-8
heur laten duncken: menen (nl. als gevolg van hun nederigheid)
voetnoot8-10
dat sij.... ontfanghen hebben: In margine ‘Luc. 16.’ (in Lucas 16:15 verwijt Jezus aan de Farizeeërs juist het omgekeerde, nl. hun hoogmoedige zelfverheffing: ‘En Hij zeide tot hen: Gij zijt het die uzelve rechtvaardigt voor de mensen, maar God kent uw harten; want dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God’)
voetnoot9
gratien: genadebewijzen
voetnoot10
welcke: (slaat terug op Adam); naer Phylo wtlegghinghe: volgens de uitleg van Philo (Philo van Alexandrië, 25 v. Chr.-45 n. Chr., schreef o.m. ‘Legum Allegoriae’. In Liber I, caput 29, daarvan zegt hij, naar aanleiding van Genesis 2:16-17: ‘Appellat, inquit eum terram: sic enim vox haec Adam interpretatur’)
[tekstkritische noot]7. den Heere - T denHeere 8-9. van alderley verwen, die daer schijnt als gout, - T van alderley verwen de daer schijnt als gout, 11. wijsheyt - T wijshet 12. onsteken de andere - T onstekende andere
2. ghetrouwe - T ghetro uwe
voetnoot1
Van desen gheselschappe was: tot deze groep behoorde
voetnoot1-2
ons Heeren Iesu Christi: van onze Heer Jezus Christus
voetnoot2-5
die heurseluen (= zichzelf).... salichmaker: In margine ‘Luc. 1.’ (Lucas 1:47-48a, ‘mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker, omdat Hij de nederheid zijner dienstmaagd heeft aangezien’; vgl. ook vs. 38a)
voetnoot3
bouen: in weerwil van
voetnoot4
gheiont: gegund, geschonken
voetnoot5
verheuchde: zich verheugde
voetnoot5-7
Alsulcx (= zo).... te wesen: In margine ‘Gen. 18.’ (Genesis 18:27, ‘En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch, ik heb mij anderwonden te spreken tot den Here, hoewel ik stof en asse ben’)
voetnoot8
Den sevensten gront..... Chrisolitus: vgl. Openbaringen 21:20c; Chrisolitus: chrysoliet (letterl. goudsteen)
voetnoot8-9
van alderley verwen: veelkleurig
voetnoot9
schijnt: blinkt
voetnoot10
ghlijsteren wtwerpende: vonken schietende
voetnoot10-11
sijn dese begrepen de ghene die: worden de hier volgende (personen) samengevat, namelijk zij die [tenzij ‘dese’ een invoegsel is dat behoort weg te vallen]
voetnoot11-12
ontvoncken ende onsteken: doen ontvlammen en ontbranden
voetnoot13
de liefde Godts.... naesten: de liefde voor God en hun naaste
voetnoot14-16
Aldus dede... verscheen: In margine ‘Exod. 4. Esa. 2.34. Act. 14.’ (Exodus 4 vertelt van Mozes' zending door God naar Farao; Jesaja 2 brengt een woord van Jesaja tot de Joden, Jesaja 34 tot de heidenen; Handelingen 14 vertelt een episode uit de zendingsreis van Paulus en Barnabas)
voetnoot15 (vor. kol.)
waer inne: in wie
voetnoot16 (vor. kol.)
verscheen: zich openbaarde
margenoot*
L.iiij.vo
voetnoot1
Het achste.... Beril: vgl. Openbaringen 21:20d; Beril: groene edelsteen
voetnoot2
beteekenende: duidende op
voetnoot3
haerder: hunner
voetnoot4-5
Stephanus die.... steenden (= stenigden): In margine ‘Act. 7.’ (Handelingen 7:60, ‘En vallende op de knieën, riep hij met grote stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij’)
voetnoot6-8
Alsoo was.... te sijne: In margine ‘1. Reg. 15. 16’, (1 Samuël 15 en 16, waarin Samuël Saul aanzegt dat hij door God verworpen is en in diens plaats David tot koning zalft; vgl. vooral 15: 35a, ‘En Samuël zag Saul niet meer tot den dag zijns doods toe; evenwel droeg Samuël leed om Saul’)
voetnoot6
beclach: geklaag
voetnoot7-8
wanneer (= toen).... te sijne: (accusativus-cum-infinitivo-constructie) toen hij zag, dat deze uit de gunst des Heren verworpen was
voetnoot9
Het neghenste.... Topazer: vgl. Openbaringen 21:20e; Topazer: topaas; in hem: in zich
voetnoot10
verwen: kleuren
voetnoot11
met aller deuchden: met elke deugd; verchiert: getooid
voetnoot11-12
ghelijck als Daniel.... begheerten: In margine ‘Dan. 19.’ (Dit moet zijn ‘Dan. 1.9.’ Vgl. Daniël 1:8-16, waar Daniël weigert van des konings tafel te eten, opdat ‘hij zich niet zoude ontreinigen’; Daniël 9, waar hij zich tot God wendt ‘met het gebed en smekingen, met vasten en zak en as’)
voetnoot12
alder: aller
voetnoot13
Ioannes den Euangelist.... lief hadde: In margine ‘Ioan. 12.’ (Bedoeld wordt wel Johannes 13:23, ‘En één van Zijn discipelen was aanzittende in den schoot van Jezus, welken Jezus liefhad’)
voetnoot13-14
die de openbaringhe.... heeft: vgl. Openbaringen 1:9 (‘Ik Johannes.... was op het eiland genaamd Patmos, om het woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus’)
[tekstkritische noot]4. heur - T henr 9. een Hiacijnt - T eenHiacijnt 14-15. wonderlijcke - T wonderljcke
9-10. der Machabeen - T derMachabeen
voetnoot1
Het thiende.... Chrysophrasus: vgl. Openbaringen 21:20f; Chrysophrasus: chrysopraas, door nikkeloxyde groen gekleurde agaat; wiens nature is: welks aard het is
voetnoot2
schijnen: blinken
voetnoot3
int ghesichte: om te zien
voetnoot4-5
naer den Talent.... ghegheuen: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Matth. 25.’ (Mattheüs 25:14-30, de gelijkenis van de talenten)
voetnoot5
vanden Heere: door de Heer
voetnoot7
dit gheselschap: deze groep
Ezechiel: In margine ‘Eze. 10.11.’ (Ezechiël 10 en 11 geven enkele van Ezechiëls visioenen)
voetnoot8
openbaringhen: (hier) visioenen
voetnoot9
Het elfste.... Hiacijnt: vgl. Openbaringen 21:20g; Hiacijnt: hyacint, geelachtig rode edelsteen
margenoot*
[L.5.ro]
voetnoot10
schijnende: flikkerende
voetnoot11
bloot: ontbloot
voetnoot13
int ghesichte: in het oog
voetnoot14-15
sijn sij van (= door) God.... openbaren: In margine ‘Iaco. 1. Ioan. 3.’ (Jacobus 1:5, ‘En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt: en zij zal hem gegeven worden’; Johannes 3:1-21 geeft het verhaal van Nicodemus' nachtelijk bezoek aan Jezus, die hem ‘wonderlijcke verborghen dinghen’ leert)
voetnoot14
gheleert: onderwezen
voetnoot15
openbaren: (hier) verkondigen
voetnoot1
Oseas, Iohel: (de profeten) Hosea, Joël
voetnoot1-2
Amos die.... en was: In margine ‘Amos. 17.’ (Dit moet zijn ‘Amos. 1.7.’: Amos 1:1a, ‘De woorden van Amos, die onder de veeherders was van Tekóa’; Amos 7:14-15a, ‘Toen antwoordde Amos en zeide tot Amazia: Ik was geen Profeet en ik was niet eens Profeten zoon, maar ik was een ossenherder, en las wilde vijgen af; maar de HERE nam mij van achter de kudde’)
voetnoot2
cleyn Propheten: de 12 z.g. kleine profeten zijn: Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggai, Zacharia en Maleachi
voetnoot2-4
Also waren.... Christi: In margine ‘Matth. 4. Ioan. 5.6’ (Mattheüs 4:18-22 verhaalt, hoe Jezus Petrus en Andreas, benevens Johannes en Jacobus als discipelen aanneemt; in Johannes 5 geeft Jezus getuigenis van Zichzelve, terwijl in Johannes 6:66-71 Petrus, als vele volgelingen zich van Jezus afwenden, namens de twaalve getuigt: ‘wij hebben geloofd en bekend, dat gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods’)
voetnoot4
Leeriongheren Christi: discipelen van Christus
voetnoot5
Het twelfste.... Ematyst: vgl. Openbaringen 21:20h; Ematyst: amethist, lila edelsteen
voetnoot5-6
purpur,...... roosen verwich: purper-, violet- en rooskleurig
voetnoot6
vierich: geestdriftig
voetnoot7
volstandich: standvastig
voetnoot8
hebben gheweest: zijn geweest
voetnoot8-9
daer voren: daarvoor
voetnoot9-10
de seuen broederen.... moeder: In margine ‘2. Macha. 7.’ (in het apocriefe 2 Makkabeeën 7 wordt de marteldood verteld van zeven broeders en hun moeder, die liever de felste martelingen verduren dan, voor hen onrein, varkensvlees te eten); der Machabeen: uit de tijd (of: uit de boeken) der Makkabeeën (leiders van de opstand der Joden tegen koning Antiochus IV Epiphanes van Syrië in 165 v. Chr., toen deze de Joden met geweld wilde helleniseren)
[tekstkritische noot]12. dewelcke sijn - T dewelcke siin
1-2. ende wellustighe genoechten) hebben ghebrocht, en sijn - T endewellustighe genoechten hebben ghebrocht) en sijn
voetnoot1
Iacobus de meerder: Jacobus maior, nl. Jacobus de zoon van Zebedeüs, in tegenstelling tot Jacobus minor, de zoon van Alfeüs (In margine ‘Act. 12.’: Handelingen 12:2, ‘En hij [= Herodes] doodde Jacobus den broeder van Johannes met het zwaard’); Antipas de ghetrouwe ghetuyghe: In margine ‘Apo. 2.’ (Openbaringen 2:13b, ‘en gij houdt Mijn naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden daar de satan woont’)
voetnoot2-4
Niemant en can.... offert: In margine ‘Ioan. 15.’ (Johannes 15:13, ‘Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden’)
voetnoot4-6
Al dit gheselschap.... toebehoort: In margine ‘Mattth. [sic] 5.’ (Mattheüs 5:10, ‘Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen’); Al dit gheselschap.... te wesen: van al dezen verkondigt Hij (nl. Christus) uitdrukkelijk, dat zij zalig zijn
voetnoot8-9
na (= naar) de verscheyden.... ghegeuen: In margine ‘Rom. 12. 1. Cor. 12.’ (Romeinen 12:6, ‘hebbende nu verscheiden gaven, naar de genade die ons gegeven is’; in 1 Corinthiërs 12:4-11 wordt dezelfde gedachte breder uitgewerkt); van God: door God
margenoot*
[L.5.vo]
voetnoot9-11
op hem (= Christus).... ghebouwet hebben: In margine ‘1. Cor. 3.’ (1 Corinthiërs 3:12-13a, ‘En indien iemand op dit fundament bouwt goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen, eens iegelijks werk zal openbaar worden’)
voetnoot11
tot deser bouwinghen: voor dit bouwsel
voetnoot13
stomme: redeloze
voetnoot1
wellustighe genoechten: aangename (hier wel: zinnelijke) genietingen; ghebrocht: (hier) aangevoerd
voetnoot2
en sijn in... toeghelaten: worden onder dit hemelse gezelschap niet toegelaten
voetnoot3-4
de costelycke (= kostbare) steenen.... waren: In margine ‘Exod. 28.’ (Exodus 28:15-30, de beschrijving van de borstlap des gerichts, met de twaalf daarin gevatte edelstenen, die de Israëlieten voor Aäron moesten maken)
voetnoot4
voorghebeelt: gepraefigureerd, te voren symbolisch verbeeld
voetnoot4-6
inde costelycke... Tirus: in de kostbaarheden waarmee de koning van Tyrus behangen en bekleed was (vgl. Ezechiël 28:12-13, ‘Mensenkind, hef een klaaglied op over den koning van Tyrus, en zeg tot hem: Zó zegt de Here HERE:.... gij waart in Eden, Gods hof; alle kostelijk gesteente was uw deksel, sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen, sardonyxstenen, en jaspisstenen, saffieren, robijnen en smaragden, en goud....’)
voetnoot6
breeder: uitvoeriger, meer
voetnoot7
wilt: wil; mach: kan
voetnoot7-8
Plinium in... Historien: de Romeinse geleerde C. Plinius Secundus (23-79) schreef een uitvoerige ‘Naturalis Historia’, waarvan het 37ste en laatste boek aan aard en eigenschappen der edelstenen is gewijd (In margine ‘Plinius de naturalibus lib. 7.’; het cijfer moet uiteraard zijn ‘37.’)
voetnoot8-9
Bartholomeum... rerum: Bartholomeus Anglicus (gest. 1240), een Franciscaner monnik, wiens ‘De proprietatibus rerum’ de meest bekende natuurwetenschappelijke encyclopaedie der M.E. werd. Liber XVI daarvan handelt ‘De lapidibus preciosis et metallis’ (In margine ‘Bartholomeus de proprietatibus rerum.’)
voetnoot9
de verborghentheyt: de verborgen symbolische betekenis
[tekstkritische noot]1. te verstane, - T te verstane. 2. Baconthorpe, - T Bacouthorpe, 3-4. den Apocalipsis - T denApocalipsis 9. gauen wtdeelende, - T gauenwtdeelende,
11. crachtighe - T chrachtighe
voetnoot1
(vlg. kol.)S. Ieronymum... Esa.: (de Kerkvader) Hiëronymus (345-420) in zijn commentaar op het 54ste hoofdstuk van Jesaja (In zijn ‘Commentarius in Esaiam Prophetam’ betoogt Hiëronymus, naar aanleiding van Jesaja 54:11-12, dat de daar vermelde edelstenen, evenals op verwante Bijbelplaatsen, o.a. in Openbaringen 21:19-20, symbolisch moeten worden geïnterpreteerd. Van der Noots zin in reg. 2-5 hierboven, ‘Dese fondamenten.... des Conincx van Tirus’, blijkt vrijwel letterlijk uit dit betoog overgenomen te zijn)
voetnoot2
Bedam, Haymonem (= accusatief-vormen van: Beda, Haymo).... Tilney: Beda Venerabilis (± 670-735), Engels theoloog en geleerde, schreef o.m. een groot aantal commentaren op Bijbelboeken, waaronder op de Apocalyps; Haymo (gest. 853), Benedictijn, schreef o.m. ‘In Apocalypsim libri septem’; Henricus Cosseius of Costesaius (ook wel Costebius) † 1336, Engels Franciscaan en godgeleerde, schreef o.m. ‘Commentarii in Apocalipsin divi Ioannis’; Johannes de Baconthorpe (gest. 1346), Engels Carmeliet en godgeleerde, schreef meer dan 120 boeken, die echter grotendeels verloren zijn gegaan; Joannes Elinius † 1379, Engels Carmeliet en godgeleerde, ‘opus aureis imaginibus decoratum edidit in Apocalypsin’; John Tilney (1e helft 15de eeuw), Engels Carmeliet en godgeleerde, schreef o.m. een commentaar op de Apocalyps, welke verloren is gegaan, maar waarin de 16de-eeuwer John Bale reformatorische tendensen meende te herkennen
voetnoot4
nerstelyck ouersien: nauwkeurig doorlezen (deze twee woorden hangen nog altijd af van ‘die mach’ in reg. 7 vor. kol.)
voetnoot5
na de meyninghe Augustini: in overeenstemming met de mening van Augustinus (In margine ‘Augustinus’. Vgl. diens ‘Expositio in Apocalypsim B. Ioannis’, Homilia 19, waar hij n.a.v. Openbaringen 21:19-20 zegt: ‘ideo diversitatem gemmarum in fundamentis nominare voluit, ut dona diversarum gratiarum, quae Apostolis data sunt, demonstraret; sicut de Spiritu sancto dictum est, Dividens singulis prout vult’. Ook Van der Noot citeert deze laatste tekst uit 1 Corinthiers 12:11); vertoonen: aantonen
voetnoot6-7
dese steenen.... te beteekenen: (accusativus-cum-infinitivo-constructie) dat deze stenen de verschillende soorten genade-gaven van de Heilige Geest aanduiden
voetnoot7-9
Want alle.... wtdeelende: In margine ‘Rom. 12. 1. Cor. 12. 1. Cor. 14.’ (Romeinen 12:6, ‘hebbende nu verscheiden gaven, naar de genade die ons gegeven is’; 1 Corinthiërs 12:11, ‘Doch deze dingen alle werkt één en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in 't bijzonder gelijkerwijs hij wil’; 1 Corinthiërs 14:1a, ‘Jaagt de liefde na, en ijvert om de geestelijke gaven’)
voetnoot7 (vor. kol.)
eenen: één
voetnoot8 (vor. kol.)
verscheydentlick: op verschillende wijzen
voetnoot8-9 (vor. kol.)
na sijnen goeden.. gheliefte: naar Zijn welbehagen en believen
voetnoot1
costelycheyt: kostbaarheid
voetnoot1-2
wtnemende eere: buitengewone heerlijkheid
margenoot*
[L.6.ro]
voetnoot2
den eerlycken (= luisterrijke) dach.... Gods: nl. de dag van Christus' wederkomst en van het laatste oordeel
voetnoot3
verschijnen willen: blijken zullen
voetnoot4-9
Ende den Enghel toonde my eenen claren waterstroom, het.... was: vrije weergave van Openbaringen 22:1a (‘En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal’)
voetnoot4
alle dese voerschreuen: al de hierboven genoemde
voetnoot5-6
roerde my.... te verstane: bewoog mij in de geest (= wekte in mijn geest het verlangen) om het genade-plan des Heren nog uitvoeriger te kennen
voetnoot7
sijnder verborghentheyt: van Zijn mysterie
voetnoot8
toonde my: toonde hij mij (de functie van deze beide woorden is dus in de eigenlijke zin enigszins anders dan men uit het gecursiveerde citaat zou mogen verwachten)
voetnoot9
ghesont ende salichmakende: gezond- en zalig-makende
voetnoot9-11
Dese Riuiere.... Christi: In margine ‘Ioan. 4.5.7.’ (Johannes 4:14, ‘Zo wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven’; ‘5.’ zal wel moeten zijn ‘6.’: Johannes 6:35c, ‘die in Mij gelooft zal nimmermeer dorsten’; Johannes 7:38, ‘Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien’)
voetnoot10
anders niet: niets anders
[tekstkritische noot]5. te weten, - T teweten, 7. werelt. Wt den struyck - T werelt, wt den struyck 11. alsoo is hy nv - T alsoo is // is hy nv 13. gheluckich - T gheluchich (ook in reg. 3 vlg. kol.)
voetnoot1-3
Dit is den soeten vloet (= de liefelijke stroom) die.... veruerst: In margine ‘Gen. 2.’ (Genesis 2:10, ‘En een rivier was voortgaande uit Eden om dezen hof te besproeien, en werd van daar verdeeld en werd tot vier hoofden’)
voetnoot1
van Edom: (bedoeld is hier wel ‘van Eden’, al noemen ook de Franse en de Engelse versie Edom)
voetnoot2
veruersschen: verfrissen (ook in reg. 3); hem: zich
voetnoot2-3
principale Rieuieren: hoofdstromen
voetnoot4
lopende: stromende
lustich: liefelijk (ook in reg. 5)
voetnoot4-5
de stat Gods.... verheuchdelyck: In margine ‘Psal. 121.’ (Psalm 122 - nummering der Statenvertaling - vs. 3, ‘Jeruzalem is gebouwd als een stad die wèl samengevoegd is’)
voetnoot5
verheuchdelyck: aangenaam
voetnoot5-6
in het eeuwich leuen springhende: In margine ‘Ioan. 4.’ (Johannes 4:14c; vgl. het citaat in de aant. bij reg. 9-11 vor. kol.)
voetnoot7
naermaels: namaals
voetnoot8-10
Tot wien.... leuens: In margine ‘Ioan. 6.’ (Johannes 6:68, ‘Simon Petrus dan antwoordde Hem: Here, tot wien zullen wij henengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens’)
voetnoot10
cracht: (heilzaam) vermogen
voetnoot11
versayen: verzadigen
voetnoot13
vande: uit de
voetnoot13-16
het compt wt van (= het komt tevoorschijn uit).... Gheests: uitbreiding van Openbaringen 22:1b (‘voortkomende uit den troon Gods en des Lams’)
voetnoot14
eerlycken stoel: luisterrijke troon
margenoot*
[L.6.vo]
voetnoot16-2 (vlg. kol.)
Ick wil reyn water.... planten: In margine ‘Eze. 36.’ (Ezechiël 36:25-26a, ‘Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden: van alle uw onreinheden en van alle uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u’)
voetnoot3-5
Inde strate.... boom des leuens: uitbreidende weergave van Openbaringen 22:2a (‘In het midden van hare straat, en op de ene en op de andere zijde der rivier, was de boom des levens’)
voetnoot3
soeter: liefelijke
voetnoot4
de twee Testamenten: nl. het Oude en het Nieuwe Testament
voetnoot5
alderghenuchelycxsten: alleraangenaamste (om te zien), allerschoonste
voetnoot6
die: de (tweemaal); voedere: (degene die voedsel geeft, dus:) verzorger (In margine ‘Ioan. 6.’: Johannes 6:1-13, de geschiedenis van de wonderbare spijziging)
voetnoot7-8
Wt den struyck (= tronk, stam).... boom: In margine ‘Matth. 1.’ (Mattheüs 1:1-16 geeft ‘het boek des geslachts van Jezus Christus, den zoon van David, den zoon van Abraham’)
voetnoot8
na (= naar) den vleessche: In margine ‘Rom. 1.’ (Romeinen 1:3, ‘....van zijnen Zoon, die geworden is uit den zade Davids naar het vlees’)
voetnoot8-9
ontfanghen... gheest: In margine ‘Luc. 1.’ (Lucas 1:26-38 vertelt van de annunciatie aan Maria)
voetnoot9-11
Ghelijck den boom.... gheplant was: In margine ‘Gen. 2.’ (Genesis 2:9, ‘En de HERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed ter spijze, en den boom des levens in het midden van den hof....’)
voetnoot10
int beghintsel: in den beginne
voetnoot11
int middel: in het midden
voetnoot12
ghenoechelycken: aangename, liefelijke
voetnoot13
ist sake dat: indien
[tekstkritische noot]5-6. de ghantsche ghenaden - T der ghantscher ghenaden 12. in den vleesche. Ende de - T in den vleesche, ende de 13. ghesontheyt - T ghsontheyt 14-15. ende crachten - T enden crachten 17. gheleert wort, - T gheleert woort, 2. ende het herte verblydt: - T ende herte verblydt: 4. Soo worden - T Soo woorden 8. alst wel ghenut is ende dat - T alst wel ghenut ende dat 10-11. Mostaert saet. Bouen alle - T Mostaert saet, bouen alle
voetnoot1
tsiaers: per jaar
voetnoot1-2
voorts brenghen: voortbrengen
voetnoot3-4
nymmermeer: nooit
voetnoot4
ydel: leeg, zonder vruchten
voetnoot5
tweederley manieren van vruchten: tweeërlei soort vruchten (nl. de ‘Somer ende Winter vruchten’ uit reg. 8-9)
voetnoot5-6
de ghantsche ghenaden ende gauen: (hendiadys) de totaliteit der genade-gaven
voetnoot7-9
maer hy gheeft.... vruchten: vrije weergave van Openbaringen 22:2b (‘voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht’)
voetnoot10-12
beyde de soete.... in den vleesche: zowel de zoete vertroostingen naar de geest (= de ‘Somer vruchten’) als ook zijn (= van de Boom des levens, die Christus is; dus: de door Christus, als noodzakelijk voor Zijn gemeente, toegelaten of verordineerde) wrede vervolging naar het vlees (= de ‘Winter vruchten’)
margenoot*
[L.7.ro]
voetnoot12-13
Ende de bladeren.... Heydenen: citaat van Openbaringen 22:2c (In margine ‘Apo. 22.’)
voetnoot13
ghesontheyt: genezing
voetnoot13-14
De beloften.... leuen: In margine ‘Ioan. 6.’ (Johannes 6:63b, ‘de woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven’)
voetnoot14-15
deuchden ende crachten: (genezende) eigenschappen en vermogens
voetnoot15
behoudinghe: behoud
voetnoot16-17
Dese bladeren.... verwelcken: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Psal. 1.’ (Psalm 1:3, ‘....als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt’)
voetnoot2-4
het herte verblydt: soo verheucht heur (= zich).... danck: In margine, hoewel enkele regels te laag, ‘Psal. 15.’ (Psalm 16 - nummering der Statenvertaling - vs. 9a, ‘Daarom is mijn hart verblijd’ en vs. 7a, ‘Ik zal den HERE loven, die mij raad heeft gegeven’)
voetnoot3
daeraf: daarvoor
voetnoot4-6
Soo worden.... bekennende: In margine ‘Esa. 11.60’ (Jesaja 11:10, ‘want het zal geschieden te dien dage, dat de heidenen naar den wortel van Isaï, die staan zal tot een banier der volkeren, zullen vragen, en zijn rust zal heerlijk zijn’; Jesaja 60:3, ‘de heidenen zullen tot uw licht gaan, en Koningen tot den glans die u is opgegaan’)
voetnoot5-6
Christum voer heuren Salichmaker bekennende: Christus als hun Zaligmaker erkennende, belijdende
voetnoot7
ghelijck een blat: vgl. het citaat in reg. 12-13 (vor. kol.)
voetnoot8
wel ghenut: op de juiste wijze (als geneesmiddel) genuttigd; dat: indien
voetnoot9
(alder)ghesontmakenste: in de hoogste mate genezende
voetnoot10
als een Mostaert saet: In margine ‘Matth. 13.’ (Mattheüs 13:31-32, de gelijkenis van het mostaardzaad)
voetnoot10-12
Bouen alle dinghen... verwinnet al: In margine ‘3. Esd. 3.’ (In het apocriefe boek III Ezra, hoofdstuk 3 en 4, wordt verteld van een wedstrijd tussen drie der ‘jongelingen’ van koning Darius over de vraag wie of wat het allersterkste is. De eerste noemt de kracht van de wijn het grootste, de tweede die van de koning, de derde die van de vrouw, waarboven hij echter nog die van de waarheid stelt. Aan hem, een Jood met de naam Zerubabel, wordt de prijs toegekend, waarvan hij gebruik maakt om vergunning te vragen tot de weder-opbouw van Jeruzalem, wat hem wordt toegestaan. Van der Noot citeert hier III Ezra 3:12, ‘De derde schreef: de vrouwen zijn de sterkste, maar boven alle overwint de waarheid’)
voetnoot12
verwinnet al: overwint alles
[tekstkritische noot]4. van Gode - T vanGode 7. verblijden. - T verblii-//den. 15. T heeft hier geen nieuwe alinea
9. heurseluen - T heurselueu 10. ende aen lijf. - T eude aen lijf. 13-14. gheweest, van desen - T gheweest: ende van desen (Vgl. hierbij de Franse versie, M.7. ro, ‘comment l'Antichrist.... qui a esté reuelé...., est nay & venu.... d'iceluy’; en de Engelse, 90 vo-91 ro, ‘how that that mischeuous Antechrist [whiche.... hath ben reueled] did proceede and was borne of him’)
voetnoot1
in somma: kortom
voetnoot2
de oprechtgeloouige: de ware gelovigen
voetnoot3
hier: nl. op aarde
voetnoot4
gesterct ende gerust wesen: versterkt en tot rust gebracht worden
voetnoot4-5
van Gode (= door God).... bewaert worden: In margine ‘Zacha. 2. Psal. 17.’ (Zacharia 2:8c, ‘want die ulieden aanraakt, die raakt zijn oogappel aan’; Psalm 17:8, ‘bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw uwer vleugelen’)
margenoot*
[L.7.vo]
voetnoot6
ghenuchte: vreugde
voetnoot7
verblijden: zich verblijden
voetnoot8-10
Om van welcke.... tot mijnen vermete comen: ik zou vergeefse moeite doen en nooit mijn doel bereiken, als ik wilde (trachten) u van deze zaligheid en blijdschap een volledige uiteenzetting en beschrijving te geven
voetnoot10-14
noyt oore.... lief hebben: vgl. 1 Corinthiërs 2:9 (‘Maar gelijk geschreven is: hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben’)
voetnoot11-12
noch noyt en ist.... ghecomen: noch is het ooit in het hart der mensen opgekomen
voetnoot12-13
noch de mensche.... begrijpen: noch kan de mens het begrijpen
voetnoot1-2
wat boosheyt... verdriet: wat voor boosheid enz. (object!)
voetnoot1
erbeyt: moeite
voetnoot2
wulpsheyt: dartelheid, lichtzinnigheid; houerdye: trots
voetnoot3
de ghene: (datief) aan degenen; nauolgen: najagen; begheiren: begeren
voetnoot4
redene: recht en billijkheid (of: verstand, wijsheid)
voetnoot5
die selue: ze (nl. ‘de menschen’)
voetnoot6
onredelyckheyt: onbetamelijkheid, onbillijkheid (of: dwaasheid)
voetnoot7
dickmaels: dikwijls
voetnoot8-9
om tot heurder.... gheraken: om bevrediging van hun begeerten te verkrijgen
voetnoot9
heurseluen: zichzelf; verlies: nadeel
voetnoot10-12
hoe dat de duyuel Prince (= vorst) der werelt is: In margine ‘Ioan. 12.d. Matth. 4.b Luc. 4.a.’ (in Johannes 12:31 wordt de duivel ‘overste dezer wereld’ genoemd; in Mattheüs 4:8-9 en Lucas 4:5-7 biedt hij, bij de verzoeking in de woestijn, Jezus de heerschappij over alle koninkrijken der wereld aan, als deze hem wil aanbidden, ‘want zij is mij overgegeven, en ik geef ze wien ik ook wil’)
voetnoot13
binnen luttel Iaren herwaerts: in de laatste paar jaren; gheopenbaert is gheweest: zich heeft geopenbaard
voetnoot13-14
van desen... ghecomen is: uit hem geboren en voortgekomen is
voetnoot15
boom: geslachtsboom; boeck der gheboorten: geslachtslijst
[tekstkritische noot]3-4. Onwetenheyt. - T Onwetenheyt,
3. der ghenaden heeft - T der ghenaden, heeft 6. voortghebracht - T voortghebrach 10. Papen. - T Papen,

margenoot*
[L.8.ro]
voetnoot1
HET BOECK DER GEBOORTEN ANTICHRISTI: de geslachtslijst van de Antichrist (Deze lijst is opgezet als tegenhanger van ‘het boek des geslachts van Jezus Christus’ in Mattheüs 1:1-17. Voor elke daar voorkomende naam wordt hier een begrip vermeld; de parallel omvat zelfs het af en toe vermelden van de naam der moeder - behalve in reg. 7-8 en 9-10 (volg. kol.), vgl. Mattheüs 1:5 - en van niet met name genoemde broeders. De Bijbelplaatsen in margine heb ik in dit bijzondere geval niet alleen in de noten verwerkt, maar ook bij de tekst zelf opgenomen. Zij dienen niet zozeer om de door Van der Noot aangegeven ‘voortbrenging’ te bewijzen als wel om uit de Bijbel de realiteit aan te tonen van elk der in de tekst als ‘nieuw-geboren’ voorgestelde begrippen)
voetnoot2
Ephe. 6.: Efeziërs 6:12 (‘Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht’)
voetnoot3
Act. 17.: Handelingen 17:22-34 (Paulus predikt in Athene naar aanleiding an een altaar ‘op hetwelk een opschrift stond: Den onbekenden God’)
voetnoot5
1. Tim. 4.: 1 Timotheüs 4:1-3 (Paulus waarschuwt tegen ‘verleidende geesten en leringen der duivelen’)
voetnoot7
Esa. 10.: Jesaja 10:12-19 (de aankondiging van Gods toorn tegen de koning van Assyrië, die zijn overwinningen aan zichzelf toeschrijft en zich niet beschouwt als een werktuig van God: ‘Zal een bijl zich beroemen tegen dien die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien die ze trekt? Alsof een staf bewoog degenen die hem opheffen! Als men een stok opheft, is het geen hout?’)
voetnoot8
Van liefde totten rijckdommen: uit Liefde-tot-rijkdommen (hier dus voorgesteld als de vrouw van Dwalinghe)
voetnoot9
Esa. 58.: Jesaja 58:1-7 (God toornt tegen de Israëlieten, die zich op hun uiterlijke naleving der godsdienst-voorschriften als op een verdienste beroepen en klagen: ‘Waarom vasten wij en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen wij onze ziel en Gij weet het niet?’)
voetnoot1
Rom. 10.: Romeinen 10:1-4 (Paulus zet uiteen, dat de Joden ‘hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten’ en zich niet aan de rechtvaardiging uit genade willen onderwerpen, terwijl toch ‘het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft’)
voetnoot1-2
verghetenheyt der ghenaden: het vergeten, over het hoofd zien, van de genade
voetnoot3
Rom. 1.: Romeinen 1:18-32 (Paulus somt de zonden op, waartoe degenen vervallen, die ‘God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt, maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen, en hun onverstandig hart is verduisterd geworden’)
voetnoot5
Gen. 3.: Genesis 3:9-10 (‘En de HERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde: want ik ben naakt; daarom verborg ik mij’); mistrauwen: (hier) vrees
voetnoot6
Mat. 17.: Mattheüs 17:24-27 (Jezus laat door Petrus de didrachmen der tempelbelasting betalen, berustend op het voorschrift van Exodus 30:11-15 voor het hefoffer: ‘zo zullen zij een iegelijk de verzoening zijner ziel den HERE geven’); voldoeninghe: genoegdoening, betaling (van schuld of straf), ‘verzoening’ in de zin van Exodus 30
voetnoot7
Dan. 12.: Daniël 12:11, waar sprake is van een ‘gedurig offer’ (‘En van dien tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen’)
voetnoot7-8
dat offer der Missen: het Mis-offer
voetnoot9
2. Thes. 7.: (2 Thessalonicenzen telt slechts 3 hoofdstukken. De Franse versie heeft bij deze geslachtslijst geen marginalia; de Engelse, 91 ro, vermeldt ‘2. Thess. 3.’ Waarschijnlijk wordt dus bedoeld 2 Thessalonicenzen 3:6-12, waar Paulus onder verwijzing naar zijn eigen voorbeeld de eis stelt dat ieder door eigen arbeid in zijn onderhoud zal voorzien, ‘want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende maar ijdele dingen doende’. Dit laatste zou dan doelen op het gemakkelijke en luie leventje, dat aan de geestelijkheid werd verweten)
voetnoot9-10
saluinghe der Papen: zalving der priesters (bij de priesterwijding)
[tekstkritische noot]5. Den Coninck - T DenConinck 9 Iaerghetijden. - T Iaerghetijden,
7. Satheit. - T Satheit 9-10. voortghebracht Wtnementheyt. - T voortghebrachtWtnementheyt.
voetnoot1
Matt. 15.: Mattheüs 15:1-9 (Jezus verwijt de Schriftgeleerden en Farizeeërs, dat zij eigen inzettingen stellen in de plaats van Gods geboden, ‘lerende leringen die geboden van mensen zijn’)
voetnoot1-2
Superstitie: bijgeloof
margenoot*
[L.8.vo]
voetnoot3
Mat. 23.: Mattheüs 23 (Jezus noemt de Schriftgeleerden en Farizeeërs ‘geveinsden’ en waarschuwt de scharen: ‘Daarom al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het en doen het niet’)
voetnoot3-4
den Coninck Hypocrisie (= schijnheiligheid): naar analogie van Mattheüs 1:6a (‘En Jesse gewon David den Koning’)
voetnoot5
1. Tim. 6.: 1 Timotheüs 6:10 (‘Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad: tot welke sommigen lust hebbende, zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelve met vele smarten doorstoken’)
voetnoot6
des ghelts: tot het geld; vande vrouwe Offertorium: uit de vrouw Offertorium (Offertorium is een deel der Mis. ‘Oorspronkelijk bestond het uit drie deelen: het aanbieden door geloovigen en geestelijkheid van hun gaven, brood en wijn, veelal door den diaken in ontvangst genomen en door dezen op altaar - op credens - geplaatst; dan de keuze uit deze gaven door den priester; eindelijk de gereedmaking daarvan op het altaar’ [Kath. Enc.]. Van der Noot wil dus zeggen, dat dit inzamelen van gaven de ‘moeder’ is geworden van Liefde-tot-het-geld)
voetnoot7
Apo. 9.: Openbaringen 9:2 (‘En zij heeft den put des afgronds geopend; en daar is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts’)
voetnoot8
1. Cor. 15.: 1 Corinthiërs 15 (Paulus spreekt over de opstanding van Christus als bewijs voor de opstanding der doden. Hier wordt wel in het bijzonder gedoeld op vs. 29, waar sprake is van de doop ten behoeve der doden: ‘Anders wat zullen zij doen die voor de doden gedoopt worden? Indien de doden ganselijk niet opgewekt worden, waarom worden zij voor de doden ook gedoopt?’)
voetnoot8-9(vor. kol.)
Besetten: verplichtingen, als voorwaarde aan een testamentaire begunstiging verbonden (b.v. om geregeld voor ‘Iaerghetijden’ ten behoeve van de erflater te zorgen)
voetnoot9(vor. kol.)
Iaerghetijden: Missen, op de verjaardag van iemands sterven voor de rust van zijn ziel gelezen
voetnoot1
Deut. 32.: Deuteronomium 32:15 (‘Als nu Jeschurun [= Israël] vet werd, zo sloeg hij achteruit.... en hij liet God varen die hem gemaakt heeft, en versmaadde den rotssteen zijns heils’)
voetnoot3
Luc. 16.: Lucas 16:1-12 (de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester, waarbij in vs. 9 en 11 gesproken wordt van ‘de onrechtvaardige Mammon’)
voetnoot3-4
den Schat der boosheyt: (bedoeld wordt) de onrechtvaardige Mammon (vgl. de Franse versie, M. 7. vo, ‘Mammon d'iniquité’; en de Engelse, 91 vo, ‘Mammon of iniquitie’)
voetnoot5
Iob. 12.: (bedoeld wordt wel ‘Iob. 21.’: Job 21:7-16, waar Job een beeld geeft van de voorspoed en de overvloed der goddelozen, die toch God niet willen dienen)
voetnoot7
Esa. 28.: Jesaja 28:1-22 (Jesaja's profetie over Samaria en tegen de leiders van Jeruzalem: ‘de hovaardige kroon der dronkenen van Efraïm’ en de priesters en profeten, die ‘zijn verslonden van den wijn, zij dolen van sterken drank, zij dwalen in het gezicht, zij waggelen in het gericht’); Satheit: dronkenschap (hier vooral in figuurlijke zin)
voetnoot8
2. Tim. 3.: 2 Timotheüs 3:2-9 (Paulus somt de zonden op, waartoe ‘in de laatste dagen’ de mensen zullen vervallen; vgl. vooral vs. 3: zij zullen zijn ‘zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden’); Wreetheyt: (hier wel in de algemene zin van) liefdeloosheid, meedogenloosheid
voetnoot9
Mat. 23. Mattheüs 23:5-7 (Jezus verwijt de Schriftgeleerden en Farizeeërs, dat zij zich door ostentatieve vroomheid een ereplaats onder het volk zoeken te verwerven: ‘zij beminnen de vooraanzitting in de maaltijden, en de voorgestoelten in de synagogen, ook de begroetingen op de markten, en van de mensen genaamd te worden Rabbi, Rabbi’)
voetnoot9-10
Wtnementheyt: het uitsteken boven anderen
[tekstkritische noot]11. gebracht orlof - T gebracht, orlof
voetnoot1
Eze. 34.: Ezechiël 34:2-10 (de profetie tegen de slechte herders van Israël, die van hun positie slechts gebruik maken om zichzelf te bevoordelen: ‘Gij eet het vette en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet’); Gewelt: macht
voetnoot2
Eze. 16.: Ezechiël 16:1-34 (Jeruzalem, voorgesteld als een vrouw, heeft de schoonheid en rijkdom, die God haar gaf, misbruikt om er ontucht mee te bedrijven)
voetnoot3
Ioan. 5.: Johannes 5:41 (Jezus betuigt, in tegenstelling tot de eergierigheid der wereld, ‘Ik neem geen eer van mensen’)
voetnoot4
Act. 8.: Handelingen 8:5-24 (de geschiedenis van de tovenaar Simon, naar wie de simonie is genoemd)
voetnoot4-5
Symonie: het kopen of verkopen van geestelijke ambten e.d. uit winstbejag
voetnoot6
2. Thes. 2.: 2 Thessalonicenzen 2:3-4 (Paulus' tekening van de Antichrist als ‘de mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende dat hij God is’)
voetnoot7-8
in die oueruoeringe der Afgrijselycheyt: (parallel van Mattheüs 1:11b, ‘omtrent de Babylonische overvoering’) ten tijde van de overbrenging in de Afgrijselijkheid (= ten tijde dat de Kerk haar vrijheid verloor en met geweld onder het gruwelijk gezag van het Pausdom gebracht werd)
voetnoot9
Mat. 7.: Mattheüs 7:15-20 (Jezus waarschuwt voor de valse profeten, ‘dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven’)
voetnoot10
verholentheyt der boosheyt: verberging der slechtheid
voetnoot11
1. Tim. 4.: 1 Timotheüs 4:1-3 (Paulus waarschuwt tegen ‘verleidende geesten en leringen der duivelen’ en tegen ‘geveinsdheid der leugensprekers hebbende hun eigen geweten als met een brandijzer toegeschroeid’)
voetnoot12(vor. kol.)
Sophisterye: drogredenatie
voetnoot1
Hier. 17.: Jeremia 17:23 (in verband met de door Hem gegeven geboden zegt God: ‘maar zij hebben niet gehoord noch hun oor geneigd, maar zij hebben hun nek verhard om niet te horen en om de tucht niet aan te nemen’)
voetnoot1-2
verworpenheyt: verwerping
voetnoot3
Mat. 24.: Mattheüs 24:9 (‘Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volkeren om mijns naams wil’)
voetnoot5
Act. 7.: Handelingen 7 (de geschiedenis van de marteldood van Stefanus)
voetnoot7
Psal. 32.: (in de nummering der Statenvertaling) Psalm 33 (Deze Psalm stelt tegenover de ‘verachtinghe Gods’ de verheerlijking van Diens almacht en constateert in vs. 10: ‘De HERE vernietigt den raad der heidenen, Hij breekt de gedachten der volkeren’)
voetnoot9
Psal. 50.: (in de nummering der Statenvertaling) Psalm 51 (Deze boetepsalm van David, ‘toen de Profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathséba was ingegaan’, doet uitkomen waartoe ‘ghedooch tot quaet’ leidt)
voetnoot9-10
ghedooch tot quaet: toestemmen in, toegeven aan, het kwade
voetnoot11
Apo. 15.: Openbaringen 15 (in vs. 1 en 7 wordt daar gesproken over ‘de zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods die in alle eeuwigheid leeft’ en die uitgestort moeten worden over ‘de mensen die het merkteken van het Beest hadden en die zijn beeld aanbaden’)
voetnoot11-12
orlof totter sonden: vergunning tot de zonde (misschien doelt Van der Noot hier op kerkelijke dispensaties)
voetnoot13
Esa. 1.: Jesaja 1:4 (‘Wee den zondigen volke, den volke van zware ongerechtigheid, den zade der boosdoeners, den verdervenden kinderen. Zij hebben den HERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts’)
[tekstkritische noot]6. Amen. - T Amen 11. sijnen - T siinen
10. hoe Christus - T hoeChristus
voetnoot1
Apo. 13.: Openbaringen 13:1-10 (de beschrijving van het Beest met zeven hoofden, ‘en op zijn hoofden was een naam van godslastering.... en aan hetzelve werd een mond gegeven om grote dingen en godslasteringen te spreken’); lasteringe: Godslastering
voetnoot2
Mich. 7.: Micha 7:2-6 (Micha's klacht over de verwording van zijn volk: ‘De goedertierene is vergaan uit het land, en daar is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op bloed, zij jagen een iegelijk zijn broeder met een jachtgaren’); Verwoestheit: razernij
voetnoot3
1. Tim. 1.: 1 Timotheüs 1:3-4 (Paulus herhaalt zijn opdracht aan Timotheüs om te Efeze te blijven, ‘opdat gij sommigen beveelt geen andere leer te leren, noch zich te begeven tot fabelen en oneindige geslachtrekeningen, welke meer twistvragen voortbrengen dan stichting Gods die in het geloof is’); questien: twistvragen
voetnoot4-5
geopenbaert is: zich heeft geopenbaard
margenoot*
M.j.vo
voetnoot7
voorts: (dit ‘voorts’ sluit aan bij de recapitulatie, die met reg. 15 op pag. 336 linker kolom aanving, maar werd onderbroken door het invoegen van ‘Het Boeck der geboorten Antichristi’); Eerwerdighe: vereerde, hooggeachte
voetnoot7-14
hoe dat de Duyuel.... sonder eynde: (deze bijzin mist een praedicaat bij het onderwerp ‘de Duyuel’. Waarschijnlijk heeft Van der Noot ‘wesen sal sonder eynde’ mede als zodanig opgevat)
voetnoot8
achteruolgende: overeenkomstig
voetnoot10-12
dwelck (= hetwelk) voor hem.... bereyt is: vgl. Mattheüs 25:41c (‘....in het eeuwige vuur hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is’)
voetnoot12(vor. kol.)
sijn teecken: zijn merkteken (vgl. Openbaringen 13:16-17); het beghintsel: het begin, (hier) de schepping
voetnoot13-14(vor. kol.)
daer (= waar) knerselinghe.... sonder eynde: vgl. Mattheüs 24:51b en 25:30b; knerselinghe der tanden: tandgekners
voetnoot1
daer teghen: daarentegen
voetnoot2
van deser werelt niet en sijn: (in modern Nederlands, dat de dubbele ontkenning niet kent, zou hier gelezen moeten worden) tot deze wereld behoren
voetnoot3-4
vanden duuel (= duivel).... menschen: (‘van’ betekent hier telkens ‘door’)
voetnoot4
vleesschelycke: op het zondige vlees gerichte, zondig-gezinde
voetnoot5
hebben (gheweest): zijn (geweest; of: geworden. Ook in reg. 7 ‘gheweest heeft’ = geweest is)
voetnoot5-6
noch sijn, ende sullen: (nu) nòg worden en (ook in de toekomst) zullen worden
voetnoot6
staen: bestaan; altemet: soms, zo nu en dan
voetnoot8
benomen: belet, beteugeld
voetnoot9
gratien: gunst, geluk; gebeuren: te beurt vallen; eyndelinge: tenslotte; hebdy: hebt gij
voetnoot13
deur heur: door hen (nl. Christus' ‘Apostolen ende wtvercoren vrienden’)
voetnoot14
dat: (het antecedent van dit ‘dat’ is: ‘het rijcke sijns Vaders’ in reg. 11)
voetnoot15
daer: waar
[tekstkritische noot]7. datter - T dateer 11. bedrieghen: - T bedriegben: 17. gereformeerde - T geereformeerde
margenoot*
M.ij.ro
voetnoot4
vergaderinge: vereniging, gemeenschap
voetnoot4-5
den enghen.... wech: de smalle en de brede weg (vgl. Mattheüs 7:13-14)
voetnoot6
mach: kan
voetnoot7-8
datter schier.... hy en soude: dat er haast niemand is of hij zou
voetnoot10-11
wel voor heur sien: goed oppassen
voetnoot11
heur: zich
voetnoot12
ghiericheyt: begerigheid, hebzucht; houerdije: trots
voetnoot13
de eerste kercke: de Kerk uit de eerste eeuwen na Christus
voetnoot14
Also: (de hoofdletter duidt hier niet op het begin van een nieuwe zin, maar markeert slechts dat met het tweede deel der vergelijking een nieuw punt wordt aangeroerd); noch tot alder tijt: nog altijd
voetnoot15
regneren: heersen; niet teghenstaende.... verclaert is: ofschoon de zoon des verderfs (= de Antichrist) zich geopenbaard heeft (en men dus zou mogen verwachten, dat men zich voldoende voor hem wachten kan. Vgl. 2 Thessalonicenzen 2:3, waar Paulus zegt dat de dag van Christus niet zal komen, ‘tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs’)
voetnoot16
Ia soect: (de constructie hangt nog af van de vorige zin: ‘Also sal de duyuel.... regneren....’,) ja, zoekt hij; deur dese dry voerschreuen: door de drie hierboven genoemde dingen (nl. ‘de ghiericheyt, houerdije ende wellust des vleeschs’ in reg. 12); beroerten: onlusten, moeilijkheden
voetnoot1
ende is te beduchten: en het valt te vrezen; achterna: naderhand
voetnoot2
daer staet: nl. in Mattheüs 24:12 (‘En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden’)
voetnoot4-5
lieuer hebben ende behaghen willen: méér liefhebben en liever behagen willen
voetnoot5
sien: er voor zorgen
voetnoot6
heur schicken: zich er op toeleggen
margenoot*
M.ij.vo
voetnoot7
Om het welcke te doene: (relatief-verbinding) En om dit te doen; ghenoch: genoeg
voetnoot8
versmaden: verwerpen
voetnoot9
voorts sien: er verder voor zorgen
voetnoot12-14
Want niet al (= allen).... Vaders: vgl. Mattheüs 7:21 (‘Niet een iegelijk die tot Mij zegt: Here, Here, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is’)
voetnoot14-17
Wie sijn leuen.... leuen: In margine ‘Mar. 8. Luc. 9. Ioan. 12.’ (Van der Noot citeert hier vrij letterlijk Johannes 12:25; Marcus 8:35 en Lucas 9:24 geven parallel-teksten)
voetnoot15
de selue: dezelfde
voetnoot17-19
Die my dienen wil... Vader eeren: In margine ‘Ioan. 13. Luc. 6. Mat. 5.’ (‘Ioan. 13.’ moet zijn ‘Ioan. 12.’: Johannes 12:26, dat hier gevolgd wordt; in Lucas 6:20-49 en Mattheüs 5 zet Jezus uiteen welke eisen er gelden voor wie Hem willen navolgen)
voetnoot17-18
volghe my naer: volge Mij na
[tekstkritische noot]1-2. in sijnder liefden, ghelijck hy - T in sijnder liefden. Ghelick hy 7. leuen Christi, - T leuenChristi,
5. syt Gods - T sytGods 6. des vleeschs, - T desvleeschs,
voetnoot1-5
Ist dat (= indien) wij.... lief ghehadt heeft: In margine ‘Ioan. 15.’ (Johannes 15:10 en 12, ‘Indien gij mijn geboden bewaart, zo zult gij in mijn liefde blijven, gelijkerwijs Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde. - Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt gelijkerwijs Ik u liefgehad heb’)
voetnoot1
in die gheboden Christi blijuen: blijven bij, vasthouden aan de geboden van Christus
voetnoot5-8
Hierom laet ons.... des Heeren gheboden: In margine ‘Gen. 16.’ (Ik weet hiermee geen weg, tenzij als drukfout voor ‘Gen. 17.’: Genesis 17:1, ‘Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben God de Almachtige: wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht’)
voetnoot5
voortsaene: voortaan (ook in reg. 8 vlg. kol.); na: naar (ook in reg. 7)
voetnoot6
wandelinge: levenswijze
voetnoot9
laet ons malcanderen lief hebben: citaat van 1 Johannes 4:7a
voetnoot9-11
Bidt.... volmaect ben: In margine ‘Luc. 6. Mat. 5.’ (Lucas 6:28, ‘Zegent degenen die u vervloeken, en bidt voor degenen die u geweld doen’; Mattheüs 5:44, ‘Maar Ik zeg u, hebt uw vijanden lief, zegent ze die u vervloeken, doet wèl dengenen die u haten, en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen’ en vs. 48, ‘Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is, volmaakt is’)
voetnoot11-13 (vlg. kol.)
laet ons sondich lichaem.. eewich leuen: In margine, bij de eerste regels, ‘Rom. 6.’ (dit gehele stuk is een samenvatting van Romeinen 6:6b-23, waarvan de vss. 6b-7, 11-13, 20-22 vrijwel letterlijk zijn verwerkt)
margenoot*
M.iij.ro
voetnoot12
vernielt: vernietigd, te niet gedaan
voetnoot13
der sonden: (dativus singularis. Ook in reg. 2 vlg. kol.)
voetnoot3
en laet: (‘en’ maakt met ‘gheen’ deel uit van de ontkenning, en moet dus niet als voegwoord worden opgevat)
voetnoot7
en begheeft uwe leden niet: geeft uw leden niet over (Statenvertaling: ‘stelt uw leden niet’); onsuyuerheyt: onkuisheid
voetnoot8
begheeft v: geeft uzelf over, wijdt u (misschien met nog iets van de oude betekenis: ‘sterft uzelf af’)
voetnoot9
sij: nl. ‘vwe leden’
voetnoot11
van welcken: over welke (dienst)
voetnoot13-5 (vlg. kol.)
Lieue broeders.... des gheests: In margine ‘Rom. 13. Colloss. 3.’ (dit gehele stuk is een uitbreiding van Romeinen 13:12-14, ‘De nacht is voorbijgegaan en de dag is nabij gekomen: laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen des lichts; laat ons, als in den dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid: maar doet aan den Here Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden’; Colossenzen 3:1-17 geeft een hiermee enigszins parallel lopende vermaning)
voetnoot15
vergaen: voorbijgegaan; by: nabij
voetnoot16
vrijmoedich: edelmoedig (dus: in groten getale)
voetnoot18
worpen: werpen
voetnoot18-19
aenueerden: aanvaarden, ter hand nemen
voetnoot19
eerlyck: eerbaar, fatsoenlijk
[tekstkritische noot]19 (vor. kol.)-1. eerlyck (als inden dach) wandelen, seyt - T eerlyck (als inden dach wandelen) seyt 4-5. des Heeren, // in alle - T des Heeren. // In alle 7. ende kyuagie, - T eude kyuagie,
3. den nieuwen mensche - T den den nieuwen mensche 3-4. na Godt - T naGodt 7. malcanderen. Wordt toornich - T malcanderen. wordt toornich
voetnoot1
wandelen: (hier) leven
voetnoot2
dertelheyt: lichtzinnigheid; weelden: overvloed en brooddronkenheid
voetnoot3-4
niet in den vleessche sijn lusten te boeten: niet in het bevredigen van de begeerten van het vlees
voetnoot4
(naer den) goet behaghen: (naar het) welbehagen
margenoot*
M.iij.vo
voetnoot5-15
De wercken des vleeschs.... ende dierghelycke: In margine ‘Gala. 5.c. 1. Cor. 6.b. Ephe. 5.a. Apo. 22.c. Ephe. 5.b.’ (dit gehele stuk is een vrijwel letterlijk citaat van Galatiërs 5:19-22; 1 Corinthiërs 6:10, Efeziërs 5:3-5 en Openbaringen 22:15 betuigen telkens weer dat bedrijvers van zonden als de hier genoemde het Koninkrijk Gods niet zullen binnengaan; Efeziërs 5:17-21 stelt daartegenover de eisen die voor de gelovigen gelden)
voetnoot7
kyuagie: gekijf
voetnoot8
benijdinge: jaloezie; strijdinge: twist; secten: ketterijen
voetnoot9
ouervloedighe: overdadige
voetnoot10
hier: nl. op aarde
voetnoot11
diese wel dienen ende sulcx doen: degenen die ze (nl. ‘de wercken des vleeschs’) trouw dienen en (dus) zo doen
voetnoot16
Hierna: hiernaar; sullen: moeten; wandelen: (hier) leven
voetnoot17
cruyssen: kruisigen; met: door; verworpen: verwerpen
voetnoot1-2
den ouden mensche.... dooyt (= doodt): In margine ‘Ephe. 4.c. Rom. 6.a. Collo. 3.4.’ (Efeziërs 4:22, ‘te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande den vorigen wandel, den ouden mens die verdorven wordt door de begeerlijkheid der verleiding’; Romeinen 6:6 en Colossenzen 3:9 geven daarvan elk een paralleltekst, die zich in het laatste geval met vs. 10 ook uitstrekt over reg. 2-4. ‘Collo. 3.4.’ zal wel een drukfout zijn voor ‘Collo. 3.b.’)
voetnoot2-10 (vlg. kol.)
Wordt vernieut.... in Christo vergheuen heeft: (dit gehele stuk is een vrijwel letterlijk citaat van Efeziërs 4:23-32, waarbij de marginalia voor bepaalde onderdelen de parallelteksten vermelden)
voetnoot3
na: naar
voetnoot4
oprechter: ware
voetnoot5-7
Daerom legt af.... onder malcanderen (= elkander): In margine ‘1. Pet. 2.a. Zach. 8.c.’ (parallelteksten in 1 Petrus 2:1 en Zacharia 8:16)
voetnoot5
sprect: spreekt
voetnoot7-8
Wordt toornich.... ondergaen: In margine ‘Matth. 5.d. Psal. 4.a.’ (parallelteksten in Mattheüs 5:23-24 en Psalm 4:5a)
voetnoot9
den lastere: het kwaad
voetnoot10-11
maer erbeyde.... redelyck is: In margine ‘2. Tess. 3.a.’ (2 Thessalonicenzen 3:10, ‘Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete’. De ‘a’ in de opgave zal wel ‘b’ of ‘c’ moeten zijn); wercke met den handen dat redelyck is: verrichte met zijn handen het werk dat in overeenstemming is met recht en billijkheid
voetnoot11-12
op dat hy... mede te deylen: opdat hij ook nog iets hebbe om aan de armen te geven
margenoot*
M.iiij.ro
voetnoot12-3 (vlg. kol.)
En laet gheenen.... te hooren: In margine ‘Mat. 12.d. Ephe. 4.c.5.a. 1. Cor. 11.c.’ (‘Ephe. 4.c.’ herinnert er slechts aan, dat hier voortgegaan wordt met het citeren van Efeziërs 4:23-32; Mattheüs 12:36-37, Efeziërs 5:6 en 1 Corinthiërs 11:16 geven parallelteksten)
voetnoot12
en laet: (‘en’ maakt met ‘gheenen’ deel uit van de ontkenning, en mag dus niet als voegwoord worden opgevat; een analoog geval ook in reg. 1 vlg. kol.); clap: praat; oneerbare redenen: onfatsoenlijke taal
[tekstkritische noot]1. met ydelen woorden, - T met ydelen, woorden, 7. des lichts. // Die vrucht - T des lichts, // Die vrucht 8-9. voor Gode - T voorGode
voetnoot1
dat: hetgeen, wat; orborlyck: nuttig
voetnoot2-3
daert noot doet.... te hooren: waar het nodig is en waar het heilzaam is er naar te horen (wanneer daaraan behoefte bestaat en er een heilzaam effect van kan uitgaan)
voetnoot4
daer mede: waarmede
voetnoot5
gheroep: geschreeuw
voetnoot6
achterclap: kwaadsprekerij
voetnoot7
schout: schuwt, vermijdt; die sulcx hanteren: die dit doen
voetnoot8-10
maer sijt onder malcanderen (= elkander).... vergheuen heeft: In margine ‘Collo. 3.b. Matth. 6.b.’ (parallelteksten in Colossenzen 3:12-13 en Mattheüs 6:14-15)
voetnoot10-18
Weest nv alsoo.... danckbaerheyt: In margine ‘Ephe. 5.a.’ (dit gehele stuk is een citaat van Efeziërs 5:1-4)
voetnoot10-11
weest nv alsoo.... kinderen: In margine ‘Matth. 5.c.’ (de ‘c’ moet wel een ‘e’ zijn: Mattheüs 5:48, ‘Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is, volmaakt is’)
voetnoot11-12
wandelt inder liefden.... lief ghehadt heeft: In margine ‘Ioan. 13.b.’ (Johannes 13:15, ‘want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet’)
voetnoot12-13
hemseluen: zichzelf
voetnoot15
ghiericheyt: begerigheid, hebzucht; van v niet gheseyt worden: door u (zelfs) niet uitgesproken worden; ghelyckt: gelijk het
voetnoot16-17(vor. kol.)
noch schandelycke woorden.... betamen: In margine ‘Exod. 23. Eccle. 23.c.’ (Exodus 23:1a, ‘Gij zult geen vals gerucht opnemen’; het apocriefe boek Ecclesiasticus of Spreuken van Jezus Sirach 23:17, ‘Gewen uw mond niet aan lichtvaardige en onreine gesprekken, want die zijn zondig’)
voetnoot16(vor. kol.)
sotten clap: zottepraat
voetnoot17(vor. kol.)
iockerijen: grapjes, scherts
voetnoot1-11
En laet v.... straftse: (dit gehele stuk is een citaat van Efeziërs 5:6-11)
voetnoot1
van niemanden: door niemand
voetnoot2
om deser wille: ten gevolge hiervan; die: de (ook in reg. 7)
voetnoot3-4
daerom en verselt v.... medeghenooten: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘1. Cor. 5.6.’ (bedoeld is wel ‘1. Cor. 5.b.’: 1 Corinthiërs 5:9-11, met een gelijksoortige vermaning); en verselt v met heurlieden niet: gaat niet met hen om
voetnoot4
medeghenooten: metgezellen
voetnoot5-7
want ghy waert.... kinderen des lichts: In margine ‘1. Tess. 5.a. Gala. 5.a.’ (paralleltekst in 1 Thessalonicenzen 5:5-6; Galatiërs 5:1, ‘Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen’)
voetnoot6
voorts ane: voortaan
margenoot*
M.iiij.vo
voetnoot8
proeft: onderzoekt
voetnoot11
straftse: berispt ze
voetnoot11-13 (vlg. pag. 2e kol.)
Siet toe hoe ghy.... aenhanghen: (dit gehele stuk is een vrijwel letterlijk citaat van Efeziërs 5:15-31a. De voornaamste afwijkingen zijn: in reg. 3 vlg. kol. wordt vs. 17a, ‘daarom zijt niet onverstandig’, onmiddellijk verbonden met vs. 18b, ‘maar wordt vervuld met den geest’; in reg. 1-6 vlg. pag. 2e kol. worden vss. 25-27 bekort en tevens wordt daar óók de formulering van de paralleltekst in 1 Petrus 3:7 verwerkt; in reg. 7-10 d.a.v. wordt vs. 28a, ‘Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben gelijk hun eigen lichamen’, onmiddellijk verbonden met vs. 29, ‘Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat.... enz.’)
voetnoot11-2
Siet toe hoe ghy.... quade daghen: In margine ‘Collos. 4.a. Rom. 12.a.b 1.Thess. 4.a. Eccle. 31.c.’ (Colossenzen 4:5 geeft een paralleltekst; in Romeinen 12:3 vermaant Paulus ieder ‘dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God aan een iegelijk de mate des geloofs toegedeeld heeft’; Romeinen 12:16c, ‘Zijt niet wijs bij uzelve’; 1 Thessalonicenzen 4:1, ‘Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Here Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt’; het apocriefe boek Ecclesiasticus of Spreuken van Jezus Sirach 31:18b, ‘en houd u verstandig in alle dingen’)
[tekstkritische noot]13. aenhanghen. - T aen hanghen.
voetnoot1-2
windt (= wint) ende coopt den tijt: buit de tijd uit
voetnoot3
wordt vol gheests: wordt vol van (de Heilige) Geest (In margine ‘Act. 2.b.’: Handelingen 2:17-18, de door Petrus op de Pinkstermorgen aangehaalde profetie van Joel over de uitstorting van Gods Geest op alle vlees)
voetnoot4-6
spreect met malcanderen (= elkander).... in uwer herten: In margine ‘Collo. 3.b. Ephe. 5.b. Psal. 97.a.’ (Colossenzen 3:16 geeft een paralleltekst van de hier uit Efeziërs 5:19 geciteerde plaats; Psalm 98 - nummering der Statenvertaling - vs. 1a. ‘Zingt den HERE een nieuw lied’)
voetnoot6-7
ende seght Gode... tot allen tijden: In margine ‘Colloss.3.c.’ (paralleltekst in Colossenzen 3:17)
voetnoot6
ons Heeren Iesu Christi: (genitief-vorm) van onze Heer Jezus Christus
voetnoot7
tot allen tijden: steeds; deen: de een
voetnoot8
Die: De
voetnoot10-11
hy is sijns lichaems besonder: hij is de beste vriend (d.w.z. de verdediger en verzorger) van zijn lichaam (vgl. voor deze betekenis van ‘besonder’ WNT i.v. bijzonder, II, 2, kol. 2682, sub 6, al. 3 en 4. Vgl. ook de Franse versie, N. 3.vo, ‘& il est priué de son corps’; Godefroy noemt als betekenis voor privé als subst. o.m. ‘intime, confident’. De Engelse tekst, 96 vo, vertaalt: ‘and is the sauioure of his bodie’); Christo: (datief-vorm) aan Christus
voetnoot1-4
Ende diesgelijcx.... deur ghenade: In margine, hoewel iets te hoog, ‘1. Pet. 3.a.’ (1 Petrus 3:7, dat hier door de tekst van Efeziërs 5:25-27 is heengewerkt: ‘Gij mannen insgelijks, woont bij haar met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, ere gevende, als die ook mede-erfgenamen der genade des levens met haar zijt, opdat uw gebeden niet verhinderd worden’)
voetnoot2
verdraecht heur als crancke vaetkens (= als zwakke vaten): (behoort hierbij wellicht de verwijzing in margine naar ‘1. Cor. 14.’, die noch in de Franse noch in de Engelse versie voorkomt? Ter plaatse waar zij staat, tezamen met ‘Gal. 2.c. Ephe. 5.a.’, bij reg. 4-6, heeft zij geen zin. Hier zou men kunnen denken aan 1 Corinthiërs 14:34-35, waar Paulus de vrouwen in de gemeente het zwijgen oplegt, ‘en zo zij iets willen leren, laat zij te huis haar eigen mannen vragen’)
voetnoot3
in weerden: in ere
voetnoot4-6
ghelijck Christus.... te maken: In margine ‘Gal. 2.c. Ephe. 5.a.’ (Galatiërs 2:20b, ‘hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die mij liefgehad heeft en zichzelven voor mij overgegeven heeft’; Efeziërs 5:2 verwijst terug naar het begin van het hier door Van der Noot overgenomen hoofdstuk: zie boven, pag. 344, li. kol. reg. 11-14. ‘ende wandelt... soeten reuck’)
voetnoot5
hem seluen: Zichzelf
margenoot*
[M.5.ro]
voetnoot9
voyt: voedt
voetnoot14-16 (vlg. kol.)
De kinders moeten.... der persoonen en is: In margine ‘Ephe. 6.a.’ (dit gehele stuk is een vrijwel letterlijk citaat van Efeziërs 6:1-9, waarbij slechts vs. 3 is weggelaten)
voetnoot14-15
De kinders moeten.... inden Heere: In margine ‘Collo. 3.c. Exod. 20.6.’ (Colossenzen 3:20-21 geeft een paralleltekst; ‘Exod. 20.6.’ moet zijn ‘Exod. 20.b.’: Exodus 20:12, het vijfde gebod uit de Decaloog, ‘Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HERE uw God geeft’)
voetnoot15
dat een beloefte heeft: waaraan een belofte verbonden is (nl. ‘opdat uw dagen verlengd worden.... enz.’)
[tekstkritische noot]4. lichamelycken - T lichame-//melycken 8. dienst Gode - T dienst-Gode 11. yeghelycken - T yeghelycken, 12. vanden Heere - T vandenHeere 14. te doene, - T de doene,
2-3. redelyck, ende - T redelyck ende 5. dat sij (met der waerheyt) teghen v - T dat sij (met der waerheyt teghen v 6. den Prince - T denPrince
voetnoot4-12
De knechten.... hy ghedaen heeft: In margine ‘Ephe. 6.a. Coll. 3.c. Titum 2.6. 1. Pet. 2.c.’ (‘Ephe. 6.a.’ herinnert er aan dat hier het begin van Efeziërs 6 wordt geciteerd, i.c. vs. 5-8; Colossenzen 3:22-25, Titus 2:9-10 en 1 Petrus 2:18 geven parallelteksten; ‘Titum 2.6.’ moet zijn ‘Titum 2.b.’)
voetnoot4
sullen: moeten; heure Heeren als Christo: (datiefvormen) aan hun meesters als aan Christus
voetnoot5
simpelheyt: oprechtheid
voetnoot6-7
niet alleenlyck met dienst.... behaghende: niet alleen met een dienen dat in het oog valt, zoals wie er op uit zijn de mensen te behagen
voetnoot8
sulcken dienst: zulk een dienen
voetnoot9
latende heur duncken: zich voorstellende
voetnoot10
wel: goed (ook in reg. 14)
voetnoot11
eenen yeghelycken: ieder (nominatief!)
voetnoot13-16
Hieromme behooren.... der persoonen en is: In margine ‘Eccle. 33.d. Collos 3.c.’ (het apocriefe boek Ecclesiasticus of Spreuken van Jezus Sirach 33:31b, ‘Hebt gij een knecht, dat hij geacht worde als waart gij het zelf; want gij hebt hem nodig, gelijk uw eigen leven’; de paralleltekst uit Colossenzen staat niet in ‘3.c’, maar in ‘4.a.’: Colossenzen 4:1)
voetnoot14(vor. kol.)
verlatende: afschaffende
voetnoot15-16(vor. kol.)
voer wien gheen wtnemen der persoonen en is: die geen onderscheid maakt tussen de een en de ander
voetnoot16(vor. kol.)-6
Int gemeyn (= in het algemeen).... moghen segghen: (dit stuk is een, slechts in de aanvang gewijzigd, citaat van Titus 2:7-8, wat echter in margine niet wordt vermeld)
voetnoot16(vor. kol.)
state: rang of stand
voetnoot1-2
dat ghy v seluen.... wilt bewijsen: In margine ‘2. Tim. 4.6. 1. Pet. 5.6.’ (bedoeld worden wel ‘1. Tim. 4.b.’ en ‘1. Pet. 5.a.’: 1 Timotheüs 4:12 en 1 Petrus 5:3, die beide een paralleltekst geven)
margenoot*
[M.5.vo]
voetnoot2
leeringe: leer; onscadelyck: zonder letsel (dus: zuiver)
voetnoot2-3
redelyck: rechtschapen
voetnoot3
hout dat woort heelsaem ende onstraffelyck: houdt het Woord heilzaam en onberispelijk, bewaart het Woord in heilbrengende en onaanvechtbare staat
voetnoot3-6
op dat de gene:... moghen segghen: In margine ‘1. Pet. 2.b. 3.b.’ (parallelteksten in 1 Petrus 2:12 en 3:16)
voetnoot4
niet: niets
voetnoot5
met der waerheyt: naar waarheid
voetnoot6
moghen: kunnen
den Prince: de vorst; de geweldighe: de machthebbers
voetnoot6-8
Hierom sijt.... bereyt: In margine ‘2. Timo. 3.a. Rom. 13.a. 1. Pet. 2.b.’ (De verwijzing naar 2 Timotheüs moet op een vergissing berusten: Van der Noot geeft hier namelijk een vrije weergave van Titus 3:1; Romeinen 13:1 en 1 Petrus 2:13-14 brengen parallelteksten)
voetnoot8-1 (vlg. kol.)
begort de lendenen.. aengheboden wordt: In margine ‘1. Pet. 1.c. Luc. 12.d.’ (1 Petrus 1:13, ‘Daarom opschortende de lendenen uws verstands, en nuchter zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus’; Lucas 12:35, ‘Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende’)
voetnoot8
begort: omgordt
[tekstkritische noot]9. is Christus - T isChristus
voetnoot1-5
v liefde sy.... in den gheest: In margine ‘Rom. 12.b. Deut. 15. Amos. 5.b. Eccle. 5.c.’ (dit gedeelte is een citaat van Romeinen 12:9-11b; Deuteronomium 15:11b, ‘Gij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw broeder, aan uw bedrukte en aan uw arme in uw land’; Amos 5:15a, ‘Haat het boze en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort’; het apocriefe boek Ecclesiasticus of Spreuken van Jezus Sirach 5:13, ‘Wees gereed te horen en antwoord hetgeen recht is; en overhaast u niet’)
voetnoot1-2
ongheueyst: ongeveinsd, oprecht
voetnoot2
hatet, hanghet: haat het, hangt het
voetnoot4
en sijt: (‘en’ maakt met ‘niet’ deel uit van de ontkenning, en mag dus niet als voegwoord worden opgevat; een analoog geval ook in reg. 10-11); in v voornemen: in wat gij u voorneemt
voetnoot6
VOECHT V NA (= naar) DEN TYT: vertaling van Van der Noots zinspreuk Tempera te tempori, maar tevens citaat van het onmiddellijk bij het voorgaande aansluitende Romeinen 12:11c, naar de Erasmus-tekst ‘tempori servientes’ (zie hierover de inleiding, pag. 12)
voetnoot7-9
sijt vrolyck.... met alle menschen: In margine ‘Rom. 12. Prouer. 20.c’ (geciteerd worden hier Romeinen 12:12a, 13b, 14 en 18; Spreuken 20:22, ‘Zeg niet: ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HERE, en Hij zal u verlossen’)
voetnoot7
gebenedijt: zegent
voetnoot8
vermalendijt: vervloekt
voetnoot9-13
sijt eens sins.... eens anders: In margine ‘Rom. 12.c. 1. Cor. 8.c Philip. 2.a. Rom. 12.c. 1. Cor. 3.a.’ (de plaats is een vrij letterlijke weergave van Filippenzen 2:2b-4; Romeinen 12:16a, ‘Weest eensgezind onder elkander’; ‘1. Cor. 8.c.’ moet wel zijn ‘2. Cor. 8.c.’: 2 Corinthiërs 8:21, ‘....als die bezorgen hetgeen eerlijk is, niet alleen voor den Here maar ook voor de mensen’; Romeinen 12:17b, ‘Bezorgt hetgeen eerlijk is, voor alle mensen’; 1 Corinthiërs 3:3, ‘gij zijt nog vleeslijk. Want dewijl onder u nijd is en twist en tweedracht, zijt gij niet vleeslijk, en wandelt gij niet naar den mens?’)
voetnoot10 (vor. kol.)
eens sins ghesint ende eens ghemoets: eensgezind en van één gevoelen; gelijcke liefde: (onderling) even grote liefde (voor elkander)
voetnoot11 (vor. kol.)
niet: niets; deur ydel eere: om ijdele eer
voetnoot12 (vor. kol.)
meeste: de meeste, de grootste
voetnoot13 (vor. kol.)
maer eens anders: maar (zoeke het belang) van een ander
voetnoot1-2
sonder de liefde.... beroemen: In margine ‘1. Cor. 13.a.’ (1 Corinthiërs 13:2b, ‘en al ware het dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets’. De verwijzing duidt er tevens op, dat ook het onmiddellijke vervolg nog aan 1 Corinthiërs 13 is ontleend)
voetnoot1
en ist al niet: is het alles niets
voetnoot2-9
De liefde is.... nymmermeer: (dit gehele stuk is een citaat van 1 Corinthiërs 13:4-8a, met weglating van vs. 7a)
voetnoot2
De liefde is lanckmoedich: In margine ‘Luc. 13.a.’ (blijkens de Franse en de Engelse versie wordt bedoeld ‘Luc. 17.a.’: Lucas 17:3-4, waar Jezus aandringt op een zevenmaal 's daags vergeven van de broeder die ‘tegen u zondigt’ en daarna berouw toont)
margenoot*
[M.6.ro]
voetnoot4
verschalckt: misleidt
haer seluen: zichzelf
voetnoot5
niet oneerbaerlyck: niets onbehoorlijks; sij en soect het heure niet: In margine ‘Philip. 26.’ (bedoeld wordt ‘Philip. 2.b.’: Filippenzen 2:21, ‘Want zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is’); heur: zich
voetnoot6
niet erchs: niets kwaads
voetnoot7
verheucht haer van: verheugt zich in
voetnoot8
al: alles
voetnoot9
verualt: gaat te niet; nymmermeer: nooit
voetnoot9-12
wt liefden.... den doot des cruys: In margine ‘Philip. 2.a. 1. Petri. 2.c.’ (Filippenzen 2:8, ‘en in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja den dood des kruises’; 1 Petrus 2:21-24 wijst eveneens op het geduldig lijden van Christus om onzentwil)
voetnoot10
hem: zich; de meeste: de grootst mogelijke
[tekstkritische noot]3. den naem Christi - T den naemChristi 8. de vrucht - T de vreucht (ik concludeerde tot een drukfout op grond van de Franse versie, N. 5.vo, ‘le fruit sourdant à la vie eternelle’, wat door de Engelse tekst, 99 ro, wordt gevolgd)
voetnoot1-5
Aldus laet ons.... het leuen mayen: In margine ‘Gala. 6.a. 1. Tessa. 3.b.’ (vanaf ‘ende goet doen sonder ophouden’ is deze plaats een vrij letterlijke weergave van Galatiërs 6:9a, 7b en 8; ‘1. Tessa. 3.b.’ moet zijn ‘2. Tessa. 3.b.’: 2 Thessalonicenzen 3:13, ‘En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen’)
voetnoot6
vercleente: vernedering
voetnoot7
Moysen: (accusatief-vorm van) Moyses (Mozes)
voetnoot8
Tobiam: (accusatiefvorm van) Tobias (de vrome Israëliet over wiens beproevingen, geloof en uitredding het apocriefe boek Tobia vertelt; vgl. Tobia 2:12, ‘Maar die beproeving liet God hem overkomen, opdat de nakomelingen een voorbeeld van lijdzaamheid hadden, gelijk aan den heiligen Job’); verduldich: geduldig; lijdtsamich: lijdzaam, geduldig
voetnoot9-10
De Heere beghint.... eerste: de Heer begint allereerst met Zijn eigen huis (= Zijn kinderen) te straffen
voetnoot10
voorleden: vroegere
voetnoot11
wilt: wil
voetnoot12-14
Den gheloouighen.. ende gheheyst: In margine ‘Matth. 6. Iacob. 1.’ (Mattheüs 6:24c, ‘Gij kunt niet God dienen en den Mammon’, en vs. 21, ‘Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’; Jacobus 1:2-3, ‘Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, wetende dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt’)
voetnoot13-14
is de lijdsamicheyt... ende gheheyst: wordt het geduld beproefd en hun geloof op de proef gesteld en (van hen) geëist
voetnoot14
Abraham was hier versocht: Abraham werd hier (op aarde) op de proef gesteld (In margine ‘Gen. 12.22.’: Genesis 12 en 22, de geschiedenis resp. van Abrahams tocht uit Ur der Chaldeeën naar Kanaän, en van het offer van Isaäk)
voetnoot15
Iob seer gequelt: In margine ‘Iob. 1.2.’ (Job 1 en 2, de geschiedenis resp. van Jobs verliezen, en van zijn lichamelijke beproeving)
voetnoot1
gheuonden: bevonden
voetnoot1-3
d'Apostolen verheuchden heur (= zich).... te lijden: In margine ‘Act. 4.’ (bedoeld wordt wel ‘Act. 5.’: Handelingen 5:41, ‘Zij dan gingen henen van het aangezicht des Raads, verblijd zijnde dat zij waren waardig geacht geweest, om zijns naams wil smaadheid te lijden’)
margenoot*
[M.6.vo]
voetnoot3
spijtighe lasteringhen: krenkende smaad
voetnoot4
De Heere beproeft.... int forneys: In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Pro. 17. Sapi. 3.’ en, twee regels lager, ‘Iacob. 1.’ (Spreuken 17:3, ‘De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de HERE proeft de harten’; het apocriefe Boek der Wijsheid 3:6a, ‘Hij beproeft hen als goud in den oven’; Jacobus 1:12, ‘Zalig is de man die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zo zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Here beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben’); forneys: oven
voetnoot5-6
hy castijt.... ontfanct: In margine ‘Heb. 12. Prouer. 3.’ (deze zin is een citaat van Hebreeërs 12:6; Spreuken 3:12 geeft een paralleltekst)
voetnoot5
elcken knecht: ieder (‘knecht’ heeft hier eerder de algemene betekenis van ‘jongeman, man’ dan van ‘dienaar’)
voetnoot6
ontfanct: (in genade) aanneemt (ook in reg. 8 vlg. kol. en 1 d.a.v.)
voetnoot6-8
het is tgelooue... vercrijcht: In margine ‘2. Ioan. 5.’ (bedoeld wordt ‘1. Ioan. 5.’: 1 Johannes 5:4, ‘Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwint, namelijk ons geloof’)
voetnoot8-9
de vrucht.... ghepijnicht: In margine ‘Ioan. 7. Iacob. 5.’ (in Johannes 7:7 getuigt Jezus van Zichzelf dat de wereld Hem haat, ‘omdat Ik van haar getuig dat haar werken boos zijn’; Jacobus 5:10 vermaant Zijn volgelingen: ‘Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens en der lankmoedigheid de profeten, die in den naam des Heren gesproken hebben’)
voetnoot9
int ghelooue: ten aanzien van het geloof
[tekstkritische noot]15. dan God - T danGod
voetnoot1
in dit leuen daer (= waar) wij onvolmaect sijn: In margine ‘2. Cor. 13.’ (in 2 Corinthiërs 13:5 dringt Paulus aan: ‘Onderzoekt uzelve of gij in het geloof zijt, beproeft uzelve’; het doel daarvan blijkt uit vs. 9b ‘en wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking’)
voetnoot2-3
ons hope: onze hoop
voetnoot3
lijdende verduldichlyck: terwijl wij geduldig verdragen
voetnoot4
veruolch: vervolging
voetnoot5-6
ghedenckende dat wij.... gequelt worden: In margine ‘Sapi. 3. 1. Pet. 1. Rom. 8.2. Cor. 5.’ (het apocriefe Boek der Wijsheid 3:5, ‘Zij worden een weinig getuchtigd, maar veel goeds zal hen wedervaren; want God beproeft hen en bevindt dat zij Hem waardig zijn’; in 1 Petrus 1:6-9 wijst Petrus er op dat de gelovigen in hun geloof worden beproefd, ‘nu een weinig tijds, zo het nodig is, bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen’, ter verkrijging van de volkomen zaligheid; Romeinen 8:18, ‘Want ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden’; 2 Corinthiërs 5:1, ‘Want wij weten dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig, in de hemelen’)
voor dat: voor hetgeen
voetnoot6
God wil ons proeuen (= op de proef stellen): In margine, hoewel enkele regels te hoog, ‘Exod. 16. Deut. 8.’ (Exodus 16 geeft het verhaal van het manna en de kwakkels waarmee God Zijn volk in de woestijn spijzigde, dat de achtergrond vormt van de vermaning in Deuteronomium 8, waar aan de Israëlieten wordt opgelegd de 40-jarige tocht door de woestijn te herdenken, welke God hen deed maken ‘opdat Hij u verootmoedigde om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden of niet’, maar waarbij Hij hen spijzigde met het manna en voor alle gebrek behoedde, zoals een vader doet met de zoon die hij kastijdt)
voetnoot6-15 (vlg. pag. 1e kol.)
God wil ons proeuen, ende hy sal ons.... so is hy ooc bermhertich: In margine, hoewel iets hoger dan het begin van deze passage, ‘Eccle. 2.’ (dit gehele stuk is een, soms letterlijke, soms vrije en vooral uitbreidende, weergave van het 2de hoofdstuk uit het apocriefe boek Ecclesiasticus of Spreuken van Jezus Sirach)
voetnoot7
soo verre: mits; volstandich: standvastig
voetnoot3
verouwen: verouderen, oud worden
ouermerct: overdenkt, gaat in gedachten na; alle die tijden: (hier in de zin van) heel het verleden
voetnoot3-5
Ouermerct.... hoopten?: In margine ‘Psal. 3. Esa. 26.’ (Psalm 3:5, ‘Ik riep met mijn stem tot den HERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner Heiligheid’; Jesaja 26:3, ‘Het is een bevestigd voornemen: Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd’)
voetnoot4
ofter: of er
voetnoot5
hoopten: hoopte (enkelv.)
voetnoot6
van hem versmaeyt geweest: door Hem verworpen geworden
voetnoot7
ontfermhertich: barmhartig
voetnoot7-8
tribulatien: beproevingen
margenoot*
[M.7.ro]
voetnoot10
der beureesder herten: (datief) het bevreesde hart; wijfelaers: weifelaars, aarzelenden
voetnoot11
gheueysden: huichelachtige; faem beuleckers: bevlekkers van eens anders goede naam, lasteraars; achterclappers: kwaadsprekers
voetnoot12
libertinen: vrijdenkers
voetnoot12-13
cattijuighe Princen: nietige vorsten
voetnoot17
mach wesen: kan worden; nymmermeer: nooit
voetnoot18
wel gherust: helemaal rustig
voetnoot18-19
Noch nymmermeer en hebben sijt al na heuren sin: (dubbele ontkenning) en nooit hebben zij het helemaal zoals zij zouden wensen
voetnoot19-1
want sij en aenmercken.... niet: In margine ‘Esa. 26.b.’ (Jesaja 26:10, ‘Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert evenwel geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des HEREN niet aan’)
[tekstkritische noot]1. druck, // wel wetende - T druck, // Wel wetende 4. de liefde Gods - T de liefdeGods 8-1. wapen Gods, - T wapenGods,
voetnoot1
aenmercken: zijn opmerkzaam op
voetnoot2-3
die op twee weghen gaet: (nl. die van God en die van de wereld; dus: die twee heren wil dienen)
voetnoot3
den ongebondenen: de niet (aan God) verbondenen
voetnoot6
na: naar
voetnoot7
versoeken: beproeven
voetnoot9
(hem) geloouich sijn: (in Hem) geloven
voetnoot10
de dingen die.... ondersoecken: nagaan welke dingen Hem aangenaam zijn
voetnoot11-12
voor sijn aenschouwen: voor Zijn aangezicht, voor Hem
voetnoot12-13
lijdsamelick verbeyden: geduldig wachten
voetnoot13
vertrooste: verlosse
voetnoot13-14
tis beter vallen.... des Heeren: (dat is het omgekeerde van wat Jezus Sirach 2:22 zegt: ‘Wij willen liever in de handen des Heren vallen dan in de handen der mensen’. Vermoedelijk speelt hier Hebreeërs 10:31 Van der Noot door het hoofd: ‘Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods’. Intussen is door deze verandering het verband met de volgende zin over Gods barmhartigheid, die weer aan Jezus Sirach is ontleend, weinig logisch geworden)
voetnoot14 (vor. kol.)-1
(laet ons) ons beroemen van: (laat ons) trots zijn op
voetnoot16-5 (vlg. kol.)
ende dat (= wat) meer is.. wtghestort: In margine ‘Rom. 5. Iacob. 1. Esa. 57.’ en bovenaan op fol. M. 7.vo nogmaals ‘Rom. 5.a.’ (deze gehele zin is een citaat van Romeinen 5:3-5; Jacobus 1:2-3, ‘Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, wetende dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt’; Jesaja 57:15b, ‘Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien die eens verbrijzelden en nederigen geestes is, opdat Ik levend make den geest der nederigen en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden’)
margenoot*
[M.7.vo]
voetnoot1
wel: goed, zeker
voetnoot2
proeuinghe: (ik vat dit woord op als ‘ondervinding, ervaring’; de Franse versie vertaalt echter met ‘probation’, wat de Engelse weergeeft als ‘trial or probation’)
voetnoot6
voorts: voort
voetnoot6-11 (vlg. kol.)
Lieue broeders....inden gheest: (dit gehele stuk is een vrijwel letterlijk citaat van Efeziërs 6:10-18a, waarmee dus het citeren van Efeziërs 6, dat met reg. 16 op pag. 346, li. kol., was afgebroken, weer wordt voortgezet)
voetnoot7
sterct v.... crachten: In margine ‘Ephe. 2.’ (in Efeziërs 2:11-13 vermaant Paulus de Efeziërs te bedenken, dat zij vroeger heidenen waren in het vlees en zonder God in de wereld, ‘maar nu in Christus Jezus zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus’. De parallel is niet overtuigend, maar ik kan geen andere plaats vinden die hier bedoeld zou kunnen zijn. Of hebben wij te doen met een drukfout voor ‘Ephe. 6.’, waardoor dus gewezen zou worden op het gehele citaat van reg. 6-11 vlg. kol.?)
voetnoot8
trect ane de wapenen (= delen der wapenrusting) Gods: In margine ‘Collo. 3.b.’ (in Colossenzen 3:12-14 wekt Paulus op om de Christelijke deugden ‘aan te doen’); staen moecht: kunt stand houden
voetnoot10-11
de ouerste: de overheden
voetnoot11
machten: (hier) gezagdragers; gheweldighe: machthebbers
voetnoot12
regenten: regeerders; deser eeuwen: (enkelv!)
voetnoot14
nempt: neemt; wapen: wapenrusting
[tekstkritische noot]11. wederstaetse: als hy v - T wederstaetse als hy v 13. Engel - T Enggel
voetnoot1
moecht: kunt
voetnoot2
van (alle quaet): tegen
voetnoot4
creeft: borstharnas
voetnoot4-5
aen v voeten.... des vredes: zodanig geschoeid dat gij steeds gereed staat om het Evangelie des vredes te dienen en voor te bereiden (In margine ‘Ephe. 8.b. Psal. 131.a.’ Het eerste is een drukfout voor ‘Eph. 6.b.’, dat hier immers wordt geciteerd; Psalm 132 - nummering der Statenvertaling - vs. 3-5, ‘Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme, zo ik mijn ogen slaap geve, mijn oogleden sluimering, totdat ik voor den HERE een plaats gevonden zal hebben, woningen voor den Machtige Jakobs!’)
voetnoot6-10
grijpt ende hout.... d'woort Gods: In margine ‘1. Cor. 1.a. Sapi. 5.’ (1 Corinthiërs 1:4-8, ‘Ik dank mijn God allen tijd over u.... dat gij in alles zijt rijk geworden in Hem, in alle rede en alle kennis.... alzo dat het u aan geen gave ontbreekt.... om onstraffelijk te zijn in den dag onzes Heren Jezus Christus’; in het apocriefe Boek der Wijsheid 5:16-21 is eveneens sprake van de wapenrusting en het zwaard Gods, maar daar rechtstreeks op Hem betrokken)
voetnoot8
weiren: afweren
voetnoot10-11
bidt ghestadelyck (= voortdurend).... inden gheest: In margine ‘Philip. 6.b.’ (Filippenzen 6 bestaat niet; bedoeld wordt wel Filippenzen 4:6, ‘Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God’)
voetnoot10
in alle v aenuanghen: bij alles wat gij onderneemt
voetnoot11
bedinghe: gebed
margenoot*
[M.8.ro]
voetnoot12
nerstich: ijverig; cloeck: sterk (van geest); vroom: dapper
voetnoot12-13
sijt voorsichtich... als duyuen: citaat van Mattheüs 10:16b
voetnoot13-2 (vlg. kol.)
Weest nuchteren.. verslinden sal: citaat van 1 Petrus 5:8 (In margine ‘1. Petri. 5.6.’, wat moet zijn ‘1. Petri. 5.b.’)
voetnoot14 (vor. kol.)
wederpartye: tegenstander
voetnoot2
schalcke: listige
voetnoot4
beroeringhen: gemoedsbewegingen
voetnoot4-5
wederstaet.... ghelooue: citaat van 1 Petrus 5:9a
voetnoot5-6
dese wapenen hier voren verhaelt: de hierboven vermelde wapenrusting
voetnoot6
staet vromelyck: houdt dapper stand; telcken: telkens
voetnoot8
vroom: dapper
voetnoot10
moecht: kunt
voetnoot10-11
Dus siet dat.... en gheeft: vgl. Efeziërs 4:27 (‘en geeft den duivel geen plaats’)
voetnoot12
onder tdecsel: onder het mom; yet voren brenct: iets voor ogen stelt
voetnoot13-14
ghelijck hy hem (= zich).... verscheppen (= herscheppen, veranderen) can: vgl. 2 Corinthiërs 11:14b (‘want de satan zelf verandert zich in een Engel des lichts’)
voetnoot14
proeft: onderzoekt (ook in reg. 15)
voetnoot15-16
alle ingeuen: elke ingeving
voetnoot16
comet: komt het (nl. deze ingeving)
voetnoot17
houdet: houdt het; soudt: zou het; in eenigher manieren: in enig opzicht
voetnoot17-18
daer teghen: daarmee in strijd
voetnoot19
verwortelen: wortel schieten; roeyet: roeit het
[tekstkritische noot]20 (vor. kol.) - 1. ghelijck eenen waterstroom, - T Ghelijck eenēwaterstroom, 3. (seyt den seluen) - T mist de haakjes 9-10. van Afriken, - T vāAfriken,
voetnoot1
ootmoedich: goedertieren (Of bedoelt Van der Noot hier ‘nederig’, in parallellie met reg. 5?); alder suyuerste: in de hoogste mate (dus: volkomen) rein
voetnoot2
matelyck: gematigd, zonder buitensporigheden
voetnoot2-3
Vindy dattet.. teghen is: bevindt gij, dat de ingeving in enig opzicht met deze (eigenschappen) in strijd is
margenoot*
[M.8.vo]
voetnoot3
des: daarvan; dat: dat het
voetnoot4
keerten: weert hem
voetnoot4-5
dese voorschreuen: de bovengenoemde
voetnoot5
ootmoedich: nederig
voetnoot6
van: door (ook in reg. 7)
voetnoot7
ghiericheyt: begerigheid, hebzucht
voetnoot9
state: rang of stand
voetnoot10-11
om v daer beter af te trecken ende te beurijen: om uzelf daarvan des te beter los te maken en te bevrijden
voetnoot11
merct wel aen: let er goed op
voetnoot12
snoode: waardeloos
voetnoot13-19
alle vleesch... inder eewicheyt: In margine ‘Esa. 40.’ (dit gehele stuk is een enigszins vrije weergave van Jesaja 40:6b-8; de toevoeging ‘Iae alle Princen ende alle volcken sijn hoy’ is samenvattend ontleend aan vss. 22-24)
voetnoot14
hoy: hooi (‘gras’ zegt de Statenvertaling)
voetnoot16
Princen: vorsten
voetnoot17
den gheest des Heeren: (Oud-Testamentische uitdrukking voor) de wind
voetnoot19-3 (vlg. kol.)
Ghy laet Heere.... verdroocht: In margine ‘Psal. 90.’ (deze passage is een vrije weergave van Psalm 90:5-6)
voetnoot19-20
daer henen varen: voorbijgaan
voetnoot3-5
Den tijt ons leuens (= onze levensduur).... ende pyne: citaat van Psalm 90:10
voetnoot3
den seluen: deze, hij (ook in reg. 5)
voetnoot4
comet: komt het, als het komt
voetnoot4-5
soo is te meerder.... pyne: dan is de moeite en inspanning des te groter
voetnoot5
Wat is de mensche: In margine ‘Psal. 18.’ (bedoeld wordt ‘Psal. 8.’: Psalm 8:5, ‘Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen dat Gij hem bezoekt?’)
voetnoot6
schalckheyt: slimheid
margenoot*
N.j.ro
voetnoot7-8
teghen eewich te ghelycken: vergeleken bij de eeuwigheid
voetnoot9
de see Oceane: de zee die Oceaan genoemd wordt
voetnoot10
Afriken: Afrika; moghen: kunnen
voetnoot11
veroudert gelijck een cleet: vgl. Hebreeërs 1:11b (‘en zij zullen alle als een kleed verouden’)
voetnoot12
verualt: gaat te niet
voetnoot13
de generatie.... is alsulcx: de wijze waarop vlees en bloed (= de mens) wordt voortgebracht is van zodanige aard
voetnoot14
deen rijck nempt toe: het ene rijk neemt (in macht en aanzien) toe
voetnoot15
gaet af: vermindert
voetnoot16
wech ghaen: (hier) sterven
voetnoot17
oeffent: zich bezig houdt met
voetnoot18
verclaert: (aan anderen) uitlegt, mededeelt
[tekstkritische noot]9. van Consul - T vanConsul
4. Samnites - T Sannites 4-5. Crates (daer wij - T Crates, (daer wij 7. genoempt Barales, - T genoemptBarales,
voetnoot1
deur natuerlyck verstant: (in tegenstelling tot de voorlichting door de Heilige Geest bij de Christenen)
voetnoot2
wel: goed; beuroyen: begrijpen
voetnoot3
hoocheden: hoge ambten; dier deur comen: die er het gevolg van zijn
voetnoot4-5
ouerbrenghen: doorbrengen
voetnoot5
mochten: konden
voetnoot7
Cecilius Metellus: (ondanks de hulp van verscheidene classici is het mij niet gelukt over deze anecdote nadere bijzonderheden te vinden); vroom: dapper; Capiteyn: bevelhebber
voetnoot8
d'officie: het ambt
voetnoot10
verteiren: verteren, verbruiken; dat: wat
voetnoot11
erbeyt: moeite, inspanning
voetnoot12
Anatillus: ?? (als bij reg. 7); ontseyde: sloeg af; drij reysen: driemaal
voetnoot13
Prinschap: (hier) archontaat
margenoot*
N.j.vo
voetnoot14
hadde te wesen: wilde zijn
voetnoot15
Nicodius: ?? (als bij reg. 7); niet met allen: helemaal niets
voetnoot16-17
om hem te volghen: opdat hij hem zou volgen
voetnoot17
Aristoteles: deze kwam in 343 v. Chr. aan het Macedonische hof als opvoeder van de jonge Alexander de Grote, bleef daar aanvankelijk ook na diens troonsbestijging in 336, maar keerde in 335 naar Athene terug; het goet onderhout: het kostelijk onthaal
voetnoot19
lesen: les geven in; Appollonius Thianeus: Apollonius van Tyana in Cappadocië (± 50 n. Chr.) schonk zijn vermogen aan de armen en zwierf door Azië en Europa, waarbij hij ook Voor-Indië bezocht
voetnoot2
Hirarchus: (bedoeld wordt) Iarchas (vgl. Philostratus' Leven van Apollonius van Tyana, II, 40 (83))
voetnoot3
versoecken: bezoeken; M. Curius: (M. moet zijn M'.) Manius Curius Dentatus behaalde als Romeins consul in 290 v. Chr. een definitieve overwinning op de Samnites (Latijnse vorm van: Samnieten). Toen dezen hem trachtten om te kopen, weigerde hij: goud had hij niet nodig, aardewerk was voor hem voldoende, en hij regeerde liever over mensen die goud bezaten dan dat hij dit zelf in eigendom had
voetnoot4-5
Crates (daer wij.... vermaent hebben): Crates, over wie wij in het begin van dit boek van ons hebben verteld (zie pag. 239, li. kol., reg. 6-10 en de daarbij behorende noot)
voetnoot7
Barales: (bedoeld worden wel) Balearen (van de inwoners daarvan wordt door de Griekse historicus Timaeus meegedeeld, dat zij geen edele metalen toelieten, o.m. om zich te vrijwaren voor aanvallen van zeerovers); wel verstaende: goed kennende; giericheyt: hebzucht
voetnoot9
om dat: opdat; die selue: deze
voetnoot11
Philips van Macedonien: Philippus II van Macedonië (359-336 v. Chr.), vader van Alexander de Grote; gherees: kwam op
voetnoot12
ontrent hem: in zijn nabijheid, in zijn gevolg, aan zijn hof
voetnoot13
op het punct van: ten aanzien van; meeste: grootste
voetnoot14
ghemerct: vanwege
voetnoot15
claricheyt: licht; verclaert: verlicht
voetnoot16
om dieswille datter: omdat er
[tekstkritische noot]2. tsamen is. - T tsamen. 4. den berch Athlas - T den berchAthlas 17. om v voorts aen - T om voorts aen
voetnoot1
dander: dan er
margenoot*
N.ij.ro
voetnoot3
wins hoochde deur de wolcken strect: welks hoogte tot boven de wolken reikt; d'ander: weer een ander
voetnoot4
dat den berch Athlas.... was: (deze berg werd immers geïdentificeerd met de Titan Atlas, die het hemelgewelf op zijn schouders torste)
voetnoot7
beclaecht: betreurd
voetnoot7-9
datter seuen groote steden.... te hebben: (Van der Noot overdrijft hier; van een oorlog is nooit sprake geweest, en bovendien ging het niet om Homerus' gebeente, maar om de eer zijn geboorteplaats geweest te zijn; de zeven steden die elkaar deze eer betwistten, waren Smyrna, Rhodos, Kolophon, Salamis op Cyprus, Ios, Argos en Athene)
voetnoot10
meest: het meest
voetnoot11
moet: gemoedsgesteldheid
voetnoot12
versmaeyt: versmaadt; deser ghelijcke: dergelijks, van deze aard
voetnoot13
moghen: kunnen; by brenghen: meedelen; indien dat: (indien dattet) indien het
voetnoot16
snoode: waardeloze
voetnoot17
te trecken: los te maken; voorts aen: voortaan
voetnoot18-19
de gramschappe: (nl. de toorn Gods, zoals deze aan de hand van de Apocalypsis hierboven uitvoerig beschreven is)
voetnoot1
daer teghen: in tegenstelling daarmee
voetnoot2
loopt snellyck deur: gaat snel voorbij
voetnoot3-11
Hierom weest wijs.... ghesocht: (deze passage is als het ware een korte samenvatting van de Spreuken van Salomo, ‘den wijsen man’ uit reg. 8-9. Vgl. bijvoorbeeld Spreuken 3:7b, ‘vrees den HERE en wijk van het kwaad’, en 3:13a, ‘Welgelukzalig is de mens die wijsheid vindt’)
voetnoot4
van (sonden): voor
voetnoot5
mercken: letten
voetnoot6
cloecke: verstandigen
margenoot*
N.ij.vo
voetnoot8-11
De wijse in woorden.... ghesocht: (dit is geen citaat, maar een zeer vrije bewerking van Spreuken 1:5-6 (‘Die wijs is, zal horen en zal in leer toenemen, en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen, om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen’)
voetnoot10
bekent: onderkend, erkend; byspraken: spreekwoorden, spreuken
voetnoot11
ordeelen: uitspraken
voetnoot12
gheuonden: bevonden
voetnoot13
worpt: werpt
voetnoot14
ist dat: indien; sinnelycheyt: begeerte
voetnoot15
uwer sielen: (datief) aan uw ziel
voetnoot16
heur: zich
voetnoot17-7 (vlg. kol.)
En stoort oft.... in deuchden: In margine ‘Psal. 37.’ (dit gehele stuk is een uitbreiding van Psalm 37:1-3a: ‘Ontsteek u niet over de boosdoeners, benijd ze niet die onrecht doen; want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen. Vertrouw op den HERE en doe het goede’)
voetnoot17
En stoort v niet: maakt u niet boos (‘en’ maakt met ‘niet’ deel uit van de ontkenning, en mag dus niet als voegwoord worden opgevat); siedy: ziet gij
voetnoot18
dicmaels: vaak; weeldich: in overvloed en vreugde levend; verheuen: in hoge ambten gesteld
[tekstkritische noot]1. ende - T end 15. der Papisten, niet anders - T der Papisten niet anders
3. Constantius, Phocas, - T Constantius Phocas,
voetnoot1
veriont: misgunt
voetnoot2
Libertynen: vrijdenkers; Epicureen: (hier in de algemene zin van) genotzoekers
voetnoot2-3
Sardinapalen: losbandigen (koning Sardanapalus van Assyrië zou in de 9de eeuw v. Chr. geregeerd hebben en geldt als het type van een losbandig en verwijfd vorst)
voetnoot4
haest: weldra
voetnoot6
verslensen: verwelken
voetnoot7
voorts: voort
voetnoot7-9
Ick seg v... dooden: In margine ‘Luc 12 a. Matt. 10.d.’ (Lucas 12:4a, dat hier geciteerd wordt; Mattheüs 10:28a geeft een paralleltekst. Ook het vervolg sluit nog bij deze teksten aan, maar wordt geheel met eigen woorden weergegeven)
voetnoot8
en vreest v niet: maakt u niet bevreesd; dyen: degenen
voetnoot9
dat lijf: het lichaam; bewaernisse: bescherming
voetnoot11
versamen: zich verenigen
voetnoot13
daer teghen: in tegenstelling daarmee
voetnoot13-16
sijn te verwachten: hebben te verwachten
margenoot*
N.iij.ro
voetnoot14-15
Duc d'Alba met.... Papisten: de Hertog van Alva met zijn medetyrannen, namelijk de beulen der Papisten
voetnoot17-18
ghelijck alle heur.... geuaren hebben: zoals het al hun voorgangers, de boze heidense tyrannen, gegaan is
voetnoot1
Nero: keizer van Rome van 54-68, berucht om zijn Christenvervolgingen, pleegde zelfmoord; Diocletianus: keizer van 284-305, eveneens een vervolger der Christenen, werd door een zware ziekte gedwongen afstand te doen van de troon, waarna hij nog tot 313 leefde; Dioscorus: bisschop van Alexandrië van 444-451 (dus eigenlijk geen ‘Heydensce’ tyran), steunde op de door hem beheerste synode van Efeze in 449 de ketterse Eutyches (zie over hem de noot bij reg. 6-7 op pag. 248, li. kol.) en liet o.m. diens aanwezige tegenstanders gruwelijk mishandelen. Tenslotte werd hij afgezet en stierf hij in ballingschap; Maximius: bedoeld is wel Maximianus Herculius, van 286-305 mede-keizer van Diocletianus, aan wiens Christenvervolgingen hij als zodanig medewerkte. (Ook bij de volgende namen moet telkens rekening gehouden worden met het voorkomen van medekeizers). Later trachtte hij nogmaals naar de macht te grijpen, raakte in gevangenschap van zijn schoonzoon Constantijn de Grote en werd tenslotte opgehangen in zijn kamer gevonden
voetnoot2
eenen anderen Maximius: bedoeld is wel Galerius Maximianus, keizer van 305-311, die aan een langdurige zware ziekte stierf, welke de Christenen als een straf des hemels beschouwden voor de zware vervolgingen die zij van hem te verduren hadden gehad. Ten onrechte identificeert Van der Noot hem met keizer Flavius Jovianus (363-364), die zelf Christen was; toeghenompt: bijgenaamd
voetnoot3
Maxentius: zoon van Maximianus Herculius, schoonzoon van Galerius Maximianus en zwager van Constantijn de Grote. Hij was keizer van 306-312. De overlevering volgens welke Van der Noot hem als Christenvervolger beschouwt, berust op een latere vervalsing der feiten, die hem tot het aartstype van de boosaardige tyran maakte. Hij verdronk in de Tiber na een nederlaag tegen Constantijn; Licinius: keizer van 308-324, wordt eveneens ten onrechte door de overlevering als verbitterde tegenstander van het Christendom aangeduid. In de voortdurende strijd met zijn zwager Constantijn leed hij tenslotte een definitieve nederlaag, kort daarop werd hij van hoogverraad beschuldigd en terechtgesteld; Constantius: bedoeld is wel Constantius II, zoon van Constantijn de Grote en na de dood van zijn beide broeders alleenheerser over diens rijk (353-361). Hij was een aanhanger van het Arianisme en liet zelfs Athanasius door een concilie veroordelen. Hij stierf bij het optrekken tegen een door opstandige troepen uitgeroepen tegenkeizer; Phocas: keizer van het Oostromeinse Rijk (602-610), berucht om zijn wreedheid, werd tenslotte van de troon gestoten en ter dood gebracht
voetnoot4
voorleden: vroegere; dwelcke: hetgeen
[tekstkritische noot]6. woort Gods - T woortGods 12. uwen Coninck - T uwenConinck 16. den Heere - T denHeere
17. vervolginghe, - T vervoluinghe,
voetnoot1
een verschricken behoorde te doen hebben: schrik behoorde aan te jagen
voetnoot2
en waren sij niet: als zij niet waren; verhert: verhard
voetnoot3
deur het rechtuerdich ordeel Gods: vgl. Johannes 12:40 (‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze’)
voetnoot7
staet: toestand
voetnoot9
sulcken: zulk een
voetnoot9-10
ende ons weerdich kent.... laten lijden: en ons waardig oordeelt ons iets terwille van de rechtvaardigheid te laten lijden
voetnoot11
wel gemoyt: welgemoed
voetnoot11-13
nempt (= neemt) v cruys.... getrouwelyck na: vgl. Mattheüs 16:24b (‘Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij’)
voetnoot12
Christum: (accusatiefvorm van) Christus
voetnoot13
lichtelycker: gemakkelijker
voetnoot14
ghierichheyt: begerigheid, hebzucht
voetnoot16
al: in alle opzichten
margenoot*
N.iij.vo
voetnoot17-18
want sijnen last.... soete (= aangenaam): In margine ‘Iere. 8.d. Matt. 11.d. 1. Ioan. 5.a.’ (geciteerd is hier Mattheüs 11:30; ‘Iere. 8.d.’ zal wel moeten zijn ‘Iere. 6.b.’: Jeremia 6:16, waarin een paralleltekst voorkomt van het onmiddellijk aan het geciteerde voorafgaande Mattheüs 11:29, ‘Neemt mijn juk op u.... en gij zult rust vinden voor uw zielen’; 1 Johannes 5:3b, ‘En Zijn geboden zijn niet zwaar’)
voetnoot1
peyst: beraamt
voetnoot3-4
ghy in v seluen vast wesende: terwijl gij (zodoende) in uw hart stevig staat
voetnoot4
pinne: doelpin, doelwit
voetnoot5
na: naar; zee sterre: poolster; seker: betrouwbaar
voetnoot7
gront: grondslag, fundament; borcht: burcht
voetnoot8
tslot: het kasteel; daer ghy v in betrout: waarin gij u veilig acht; het eynde daer ghy na trect: het doel waarheen gij u begeeft
voetnoot10
daer ghy nae erbeyt: waarvoor gij u inspant
voetnoot11-7 (vlg. pag. 2e kol.)
Alsoo salt sijn.... vander liefden Gods trecken: (dit gehele stuk is geïnspireerd op Romeinen 8:38-39, ‘Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch.... ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Here’)
voetnoot12
gheenderley misual: generlei onheil, tegenspoed; moghen beroeren: kunnen schokken
voetnoot14
vrienden: verwanten; lant oft sant: in cultuur gebracht of onontgonnen land; neiringhe: broodwinning, middel van bestaan
voetnoot16
cleederen noch juweelen: (wij zouden hier in plaats van ‘noch’ eerder ‘ende’ verwachten); versmaetheden: smadelijke behandelingen (ook in reg. 3 vlg. kol.) (De hier beginnende reeks hangt niet meer af van ‘berooft te sijne’); lachter: smaad; achterclap: laster
[tekstkritische noot]15. gheluckich - T gheluchich
11. aenschouwen. - T aenschouwI. 20. den seluen - T den selnen
voetnoot1-2
En acht op - niet: bekommer u niet om (‘en’ maakt met ‘niet’ deel uit van de ontkenning en mag dus niet als voegwoord worden opgevat)
voetnoot1
de vlieghende Fortune: de snel-wegvliegende Fortuna (godin van het wisselvallig geluk)
voetnoot2
suldy: zult gij (ook in reg. 9, 18 en 2 vlg. kol.)
voetnoot3
gheacht: geëerd
voetnoot4
vrij: onbekommerd, blij
voetnoot5
boyen: boeien
margenoot*
[N.4.ro]
voetnoot6
vranck: vrij
voetnoot12
op den cleynen voet: op kleine schaal; ghenompt moghen wesen: genoemd kunnen worden
voetnoot12-13
Ghy sult Priesters sijn: vgl. Openbaringen 1:6a (‘die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijnen Vader’)
voetnoot13-14
achtende te wesen: vgl. Lucas 17:10 (‘Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan hetgeen wij schuldig waren te doen’)
voetnoot14
cleyne: onbelangrijke
voetnoot16
wel: zeer
voetnoot17
sonder verdrayt (= op een dwaalspoor geraakt)... te keeren: vgl. Efeziërs 4:14a (‘opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer’); keeren: draaien, veranderen
voetnoot18
by v seluen blijuen: u aan uzelf houden, uzelf blijven; gheenderhande: generlei; nijdt: haet, wrok
voetnoot1 (vlg. kol.)
pyne: leed; letten: hinderen, deren
voetnoot3-4 (vlg. kol.)
uwe wandelinge (= levenswijze).... wesen: vgl. Filippenzen 3:20a (‘Maar onze wandel is in de hemelen’)
voetnoot4
ende sult: en gij zult
voetnoot4-5
soo nauwe ende wel: zo nauwkeurig en goed
voetnoot5
bemercken: aanschouwen
voetnoot6
niet: niets; moghen: kunnen
voetnoot7-9
maer voortgaende.... meer ende meer: (in deze vorm is de zin zeker corrupt. Waarschijnlijk is er iets weggevallen, b.v. ‘suldy allenskens meer ende meer voorderen’ = zult gij allengs meer en meer vorderen. Vgl. de Franse versie, O.iij. vo, ‘ains allant de bien en mieux, profiterez peu à peu’)
voetnoot9
tot dat: totdat het
voetnoot10-11
aensicht aen aensicht: van aangezicht tot aangezicht (vgl. 1 Corinthiërs 13:12b, ‘alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht’)
voetnoot11
welcker: (datiefvorm) welke
margenoot*
[N.4.vo]
voetnoot12
wil: (conjunctief-vorm) moge willen
voetnoot13
ons Heeren Iesu Christi: (genitief-vorm) van onze Heer Jezus Christus; deur: ter wille van (ook in reg. 19)
voetnoot14
des selfden... Soons: van deze Zijn enige, uitverkoren Zoon
voetnoot16
grootmakinghe: verheerlijking
voetnoot16-17
alle goede gheloouighe: (datief-vorm) aan alle goede gelovigen
voetnoot20
den seluen: deze

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Het theatre oft toon-neel

  • Het bosken en Het theatre


auteurs

  • W.A.P. Smit