Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde
Afbeelding van Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefdeToon afbeelding van titelpagina van Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

Scans (2.82 MB)

ebook (13.58 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. van Leuvensteijn



Genre

drama

Subgenre

klucht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hans van Tongen en De wanhébbelyke liefde

(2014)–Jillis Noozeman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Ga naar margenoot+Eerste Vytkomst.

Hans van Tongen, uyt.
 
INdien de liefde blint was, gelijck de ouwe wyve seggen,
 
Soo souse mijn, die nu siende ben, dus niet ghevangen leggen:
 
Want had ick mijn oogen ghesloten doen ick dit vroutjen sagh,
 
Soo waer ick soo haest niet verlieft geworden, och! desen dagh,
005[regelnummer]
Dit uurtje, is mijn soo qualijckGa naar voetnoot6 bekomen,
 
Dat ick ben of ick van de aerd was op-enomen.
 
In mijn jonckheyt, doenme aerdige Truytje soo geweldigh na liep,
 
Onse Petemoey-deuvicx-nichtGa naar voetnoot7, en kreunden ickme niet, wat se
 
riep,
 
Noch hoese mijn vleyden, met woorden uyt het beste vaetjeGa naar voetnoot8:
010[regelnummer]
Doen docht ick kijntje, neury al voort, jou schort een praetje,
 
Ick weygerje ditmael, mijn lust niet anjeGa naar voetnoot9, ick wil geen vrou;
 
Dat ick dit nou oock soo bedencken konGa naar voetnoot10, daer mijn 't niet
 
willen wel te pas komen sou,
 
So waer ick luckighGa naar voetnoot11: maer hoe! mijn oogen wierden van een
 
hemels vyerGa naar voetnoot12 ontsloten,
 
Doen sy haer verweende lonckjesGa naar voetnoot13 op mijn schoot, och! ick
 
worden over-goten
015[regelnummer]
Met sulcken vreemden soetigheyt, dat ick niet weet waer ick ben,
 
En hoe'k hier quam, en of ick Hansje van Tongen mijn eyghen
 
selfs ken.
[pagina 71]
[p. 71]
 
Hoe seele-weekesGa naar voetnoot14 komt ien dat hittigh minnen oock bekruypen,
 
't Is aers noch aers ghelijck ien dief inde nacht, die komt sluypen,
 
Omje rijckdom en u vryheyt te steelen, tot datje nietGa naar voetnoot15 enGa naar voetnoot16
 
behout;
020[regelnummer]
Maer wat duysent suyckerde ertenGa naar voetnoot17, ick bin immers ghetrout,
 
En dan kan ick mijn groenigheyt met eeren gien ander gevenGa naar voetnoot18,
 
Of ick sou in Luysefaers huys-boeckGa naar voetnoot19 raecken, en al mijn leven
 
Een bol-wurm dragenGa naar voetnoot20, want die eens steelt is altijdt een dief:
 
Wat, een vijgh mit die malle achterdochtGa naar voetnoot21, ick heb Haesje lief,
025[regelnummer]
En selder een deunGa naar voetnoot22 sien mee te krijgen al soutme berouwen,
 
Jae al sou mijn wijf, en ick, noch soo de tooren van Babel
 
bouwenGa naar voetnoot23:
 
't En kan niet schaen; en of HeeromGa naar voetnoot24 seyt, die quaet doet vaert
 
inde hel,
 
Sy maecken ons soo wat wijs, want selver doen sy 't wel;
 
Ick wil Terentius gheloofGa naar voetnoot25 voortaen ter herten nemen,
030[regelnummer]
En swagerlijcke ghemeenschapGa naar voetnoot26 gebruycken: wech, wech, met
 
bestevaers temenGa naar voetnoot27,
 
Ouwe kost word men sat, maer 't soete nieuwe niet.
[pagina 72]
[p. 72]
Ga naar margenoot+Lichthart, uyt.
 
LICHTHART
 
Wel sie, daer staet den uylGa naar voetnoot28, wat of hem is gheschietGa naar voetnoot29?
 
Hoe nu mijn groote maet, wat schortje weer te droomenGa naar voetnoot30.
 
HANS
 
Ja Lichthart, ick kantje niet seggen, mijn is soo wat aen-gekomen.
 
LICHTHART
035[regelnummer]
Wat is 't, een poplecyGa naar voetnoot31? of hebje de duyvel ghesien?
 
HANS
 
Het is soo 't een of 't aer, gantsch bloemendal, ick mien
 
Hadje hier strack gheweest ghy souter je hemt om verkoopen,
 
O 't was sulcken nickertjeGa naar voetnoot32, men souwer mee in een helletje
 
loopen.
 
LICHTHART
 
Ick loof niet datje een vrou-mensch meent.
 
HANS
 
Ghy slaet de spijcker op sijn hooft:
040[regelnummer]
Een menschen hart is geen backstien.
 
LICHTHART
 
Benje van u sinnen berooft!
 
Wel Hans, hebje gien wijf?
 
HANS
 
Jae'k, en tot mijn leetwesen.
 
LICHTHART
 
Krijght dit de Schout inde neusGa naar voetnoot33, waer me selje de breuck
 
genesenGa naar voetnoot34?
 
Begint dat werck niet, want het is al te leelijck ghedaenGa naar voetnoot35.
[pagina 73]
[p. 73]
 
HANS
 
Leelijck of niet leelijck, ick meenderGa naar voetnoot36 hier soo menigh staen,
045[regelnummer]
Die niet vies en sijnGa naar voetnoot37 alsser soo maer wat liefsGa naar voetnoot38
 
mach ghebeurenGa naar voetnoot39,
 
Dat noch al fijne mannen willen wesenGa naar voetnoot40, och, hoe hiet
 
souwenser aen peurenGa naar voetnoot41,
 
Quam 't maer eensjes slaeghsGa naar voetnoot42; doch Lichthart, binje trouGa naar voetnoot43,
 
Ick selje als een vrient op-biechten, en noemen de vrou,
 
Dieme soo drommelachtigh begeerlijckGa naar voetnoot44 maeckt, dat ick het niet
 
langer aen kan leggenGa naar voetnoot45.
 
LICHTHART
050[regelnummer]
Ick ben soo dicht als een gate-betielGa naar voetnoot46, kan jy swijghen, ick sal
 
nietGa naar voetnoot47 seggen.
 
HANS
 
Flus, soo ick om water gingh, soo komt hier Haesje ghegaenGa naar voetnoot48,
 
Dat lieve lammetje, ick besachse, en sy keeckme soo vriendelijck
 
aen,
[pagina 74]
[p. 74]
 
Dat mijn, dat's nou alliensGa naar voetnoot49, sulcken bekooringhGa naar voetnoot50 overquam,
 
ghelijck of al mijn leden
 
In een stiene pylaer veranderden, van boven tot beneden,
055[regelnummer]
Mijn geest vloogh op die tijd, ick weet niet waer, om een hoeck,
 
Ick was te yselijck ontsteltGa naar voetnoot51, en wat ick socht, of wat ick soeck
 
'k En vind mijn verstant niet weer, ick loof het moet sijn
 
ghetogen
 
In haer lieve in-gewant, door heur ghebenedijde oogenGa naar voetnoot52.
 
Wil ick dan mijn wijsheyt weer hebbenGa naar voetnoot53, soo moet ick voor alle
 
dingh
060[regelnummer]
Haer schoonheytGa naar voetnoot54 te kennen geven wat een hart-vangh datme
 
bevingh,
 
Doen sy meGa naar voetnoot55 betoverde; meughelijck salse dan dit troostelijckGa naar voetnoot56
 
woort segghen,
 
Och Hansje ick hebje geest, en voelse inme legghen!
 
Kom haeltser weder uytGa naar voetnoot57: gortGa naar voetnoot58 Lichthart, had jyse ghesien,
 
Se was as ien lely, die roos van JerichoGa naar voetnoot59, men macher met recht
 
eere bienGa naar voetnoot60,
065[regelnummer]
Ghelijck een santinnetjeGa naar voetnoot61; daer nae ginckser om-keeren,
 
En trad de deur in, och docht ick, nu gaet mijn sonne-schijn hem
 
verneeren
[pagina 75]
[p. 75]
 
In een slagh-regenGa naar voetnoot62, dat starretjen, dat het blincken maer
 
begonGa naar voetnoot63,
 
Ga naar margenoot+Dat doock, ghelijck een Clipsis inde Maen, of in de SonGa naar voetnoot64.
 
O speciaelGa naar voetnoot65 wistje hoe vleysighGa naar voetnoot66 datGa naar voetnoot67 ick om mijn hart ben, ghy
 
soud seggen en dencken,
070[regelnummer]
Soo die wellustigheyt langh duurt het sal sijn sinnen krenckenGa naar voetnoot68:
 
Het is ofme met een stock het binnenste in mijn lijf hiel
 
omroertGa naar voetnoot69,
 
Ick loof niet ofse kon Ocus bocusGa naar voetnoot70, dat sy mijn dus heeft
 
vervoertGa naar voetnoot71.
 
LICHTHART
 
Wel schaemtje, 't Heerschops wijfGa naar voetnoot72! ghy sult voorseker maken
 
Dat wy, in korten tijdt, uyt al dit werck gheraken,
075[regelnummer]
En waer krijgen wy dan weer aer? het beschiet toch niet veel
 
Voor onsGa naar voetnoot73, die maer uyt-hangh-borden, en tappers deure
 
schilderen: de pinceel
[pagina 76]
[p. 76]
 
Wort nou soo ghemeenGa naar voetnoot74 dat de minste kladder wel een meester
 
wil verstreckenGa naar voetnoot75,
 
Daer sullender ten lesten soo veel komen datm'er kack-huysen
 
me sullen deckenGa naar voetnoot76,
 
En jy stelt het noch dus leelijck op het wiltGa naar voetnoot77.
 
HANS
080[regelnummer]
IgortGa naar voetnoot78 word ick eens EuvermanGa naar voetnoot79 van het Schilders gilt,
 
Ick sel die lievenheers baesjesGa naar voetnoot80 wel aers nemen te quellen,
 
Ick souwer by de vijfmentenGa naar voetnoot81 een meester-stuck op gaen stellen,
 
En die dat niet en dee ghelijck 't van ons worden begeert,
 
Die souwe wy seggen, reyst met de Heer van GentGa naar voetnoot82, 't is best
 
datje noch leert:
085[regelnummer]
Ick wed om een vries-oortjeGa naar voetnoot83 daer souwer soo menigh niet
 
komenGa naar voetnoot84;
 
Maer evenwel, ick ben verlieft, en heb het so puur-stekenGa naar voetnoot85op
 
genomen
 
Dat ick'er niet uyt-scheyen kan.
 
LICHTHART
 
En so het Philippus dan hoort,
 
Soo hebje al nootGa naar voetnoot86 gheluck datGa naar voetnoot87 hy jou niet op staendeGa naar voetnoot88 voet
 
vermoort:
[pagina 77]
[p. 77]
 
Jae dat Hansje voor-open noch leefde hy lietje ruynen of
 
kapoenenGa naar voetnoot89.
 
HANS
090[regelnummer]
Dat is geen swarigheyt, als ick haer maer mach soenen,
 
Al quam Heyntje-man met sijn pick-stockGa naar voetnoot90, soo wasser geen
 
noot:
 
Och, om jouwent-halven, mijn alder-liefste lief, en sal ick
 
noch doot,
 
Noch kyven vanme wijf, noch al de orlementenGa naar voetnoot91 niet vreesen.
 
LICHTHART
 
En doe jy 't dan, soo meughje denckenGa naar voetnoot92 datje ontrou selt wesen.
 
HANS
095[regelnummer]
Ick segh noch, haddense alle houte neusen die 't doenGa naar voetnoot93, en
 
kreegh ick'er oock ien,
 
Soo souter niet om achter-blijvenGa naar voetnoot94, als 't maer kon gheschien:
 
Daerom weetje eenigen raet, soo laet my niet verlegenGa naar voetnoot95.
 
LICHTHART
 
Wouje van mijn een koppelaer maecken? hadje dat gheswegen,
 
Soo sou 't niemant gheweten hebben, maer nou hebje mijn te
 
dapper onteertGa naar voetnoot96.
 
HANS
100[regelnummer]
Och, weetje eenigen raet, ick selje geven watje begeert?
 
Ghy sijt al vry wat arghGa naar voetnoot97, en je weet veel vreemde slagenGa naar voetnoot98.
[pagina 78]
[p. 78]
 
LICHTHART
 
Ick mach de geck voort helpenGa naar voetnoot99. Maer als ickje kom vragen
 
Om u vrou te leen te hebben, selje dan al sijn ghereetGa naar voetnoot100?
 
HANS
 
Jae dat beloof ickje, duympjen opGa naar voetnoot101, is dat geen grooten eed?
 
LICHTHART
105[regelnummer]
Maer Hans, dese saeck is vry al wat te schromenGa naar voetnoot102,
 
Want ick kan wat duyvel-jagenGa naar voetnoot103, en door tovery most het
 
by-komenGa naar voetnoot104,
 
Ga naar margenoot+En ofjeGa naar voetnoot105 dan wat leelijcksGa naar voetnoot106 saeght, souje oock sijn vervaert?
 
HANS
 
Geen sorgh, ick ben rechtevoort bylooGa naar voetnoot107 van aert,
 
Dat soo de pickeGa naar voetnoot108 mijn sagh hy sou verby passeerenGa naar voetnoot109,
110[regelnummer]
En dencken deze veugel is te heet, twee vurenGa naar voetnoot110 kunnen menkaer
 
niet deeren:
 
't Is best dat ick kaes koop daer is gheen bien in,
 
En soeck een aerGa naar voetnoot111, hoo je weet niet wat man ick nou bin;
 
Daerom weetje wat raet, soo laet mijn niet verlangen?
[pagina 79]
[p. 79]
 
LICHTHART
 
Wel als 't wesen moet, soo mostje mijn tavont een
 
vleermuysGa naar voetnoot112 gaen vangen,
115[regelnummer]
En brengense aen mijn huys, dan selje daer eens sien
 
Wat voor gheheyme kracht door mijn al kan gheschien:
 
Al was Haesje als een pylaer, soo salse niet konnen laten
 
OfGa naar voetnoot113 geven jou haer liefde.
 
HANS
 
Wat meughje oock al praten,
 
Heb ick dan sulcken bevalligheyt?
 
LICHTHART
 
Ick selje een briefje geven en dat sel het doen,
120[regelnummer]
Ick weet het wis ghy krijgt wel duysent soentjes en dat voor
 
een soen.
 
HANS
 
Gort broertjeGa naar voetnoot114, is dat seker?
 
LICHTHART
 
Ghy sult het soo bevinde.
 
HANS
 
Beloofje mijn dan dat ick mijn schone, moye, braveGa naar voetnoot115, wel
 
beminde,
 
Tot mijn wil sal hebbenGa naar voetnoot116?
 
LICHTHART
 
Ick heb het eensGa naar voetnoot117 gheseyt,
 
Maeck slechts u dingen klaer, 'k heb hier te langh verbeytGa naar voetnoot118,
125[regelnummer]
Ick gae weer nae ons werck, en sal te nachtGa naar voetnoot119 op-passen.
Binnen
[pagina 80]
[p. 80]
 
HANS
 
't Is wel; en ick sal sienGa naar voetnoot120 een Vleer-muys te verrassen:
 
Maer hoe raeck an, dat ick eens by Jan-baes ginghGa naar voetnoot121 dat is toch
 
een gastGa naar voetnoot122,
 
Die versien is van snorre-pypenGa naar voetnoot123, daer hy meer als op sijn
 
Aptekers-winckel past;
 
O die vent isser oock te malGa naar voetnoot124 mee: laet sien, of ick eens gingh
 
leggen
130[regelnummer]
Mijn hooft op een luyfel, of op een pot-huysGa naar voetnoot125, want ick heb wel
 
hoore seggen,
 
Dat die dieren garen in 't ruyghGa naar voetnoot126 nestelen; schijt, schijt,
 
ick weet beter raet,
 
Een raegh-bol aen een stock ghebondenGa naar voetnoot127, en loopen tavont laet
 
Sien of ick'er een knappenGa naar voetnoot128 kan; ghy vryersGa naar voetnoot129 het sijn niet die
 
vlier-muysen,
 
Dieje 's avonts inde uyle-vluchtGa naar voetnoot130 loopt vangen, in eenige huysen,
135[regelnummer]
Of inde kalver-straet, of ontrent den dam, dat sijnse niet die ick
 
meen,
 
Want die ick soeck die byten wel, maer d'aere maken ongesonde
 
leenGa naar voetnoot131.
Binnen. Robbert en Lichthart, uyt.Ga naar voetnoot132
[pagina 81]
[p. 81]
 
ROBBERT
 
Maer voerje soo met hemGa naar voetnoot133?
 
LICHTHART
 
't Is als ick u vertelden:
 
En Haesje sey 't was wonderGa naar voetnoot134 so als hem die bloet-beuling
 
aen-steldenGa naar voetnoot135
 
Doen hy haer sagh; daerom vind ick gheraen,
140[regelnummer]
Datmen sijn wijfGa naar voetnoot136 op 't alder-vuylsteGa naar voetnoot137 doet verstaen
 
Dat haer man hem soo verlooptGa naar voetnoot138.
 
ROBBERT
 
Ick wil dat wel beschickenGa naar voetnoot139,
 
Ga naar margenoot+Want ick ken een wijfje dat verstaet haer te lydighGa naar voetnoot140 op
 
die stickenGa naar voetnoot141,
 
Sy kanje daer met een Avecaets backusGa naar voetnoot142 soo veul doen
 
met een woort,
 
Als ick of ghy met hondert, mijn vrientje, sy weet hoe 't hoortGa naar voetnoot143.
 
LICHTHART
 
145 Salse wel willigh sijnGa naar voetnoot144?
 
ROBBERT
 
Laet ghy mijn daer voor vreesenGa naar voetnoot145,
[pagina 82]
[p. 82]
 
MaerGa naar voetnoot146 'k sorgh dat JuffrouGa naar voetnoot147 ons niet sal wille
 
dienstigh wesenGa naar voetnoot148.
 
LICHTHART
 
'k Sprack haer daer daet'lijck van, het beviel haer heel wel,
 
En wou haer man oock flus beweghen tot dit spel,
 
Sy wasser lustigh toeGa naar voetnoot149, en datGa naar voetnoot150 de vrouwen dryven,
150[regelnummer]
Dat sal de man om de vree niet laten achter-blyvenGa naar voetnoot151:
 
En oock is Haesje vooghtGa naar voetnoot152, nae dat ick wel kan sien.
 
ROBBERT
 
Wel hey, wat meughje praten, datGa naar voetnoot153 is hiel Hollant deur ghemien.
 
LICHTHART
 
't Is slim ghenoegh, maer hoor, weet jy 't nou soo te klaren,
 
Dat het sijn wijfGa naar voetnoot154 wort aen-gedient, soo selw'er voort me
 
varen?
 
ROBBERT
155[regelnummer]
O jae, ick weet dat onse Peete-MarryGa naar voetnoot155 dat genoegh bestellen sal,
 
Het mach'er hiel wel beurenGa naar voetnoot156, sy doet toch niemendal.
 
LICHTHART
 
Sy sal 't om jouwent-halven wel doen, want jy pleeghje
 
by de wijfjesGa naar voetnoot157 te voegen,
 
Hoe komt het, kunnen haer praetjes u beter als
 
de mannen genoegen?
 
ROBBERT
 
Dat soumen seggen, want waer hebje kloecker beleyt,
160[regelnummer]
Om landen te regeeren, dan inde tegenwoordigheyt
[pagina 83]
[p. 83]
 
Van haere raet, en 'k geloof niet dat de korantiersGa naar voetnoot158 so veel
 
t'same schryven
 
Als syGa naar voetnoot159 wel nieuwe tijnckjesGa naar voetnoot160 verhalen, sy weten al watGa naar voetnoot161 de luy bedryven:
 
Dan een reys uyt het nay-manckje ghepraetGa naar voetnoot162, dat een menschen hart verquickt die 't hoort,
 
Dan een reys weer op de hoovaerdy gheschroltGa naar voetnoot163, dat die dus
 
gaet gheboortGa naar voetnoot164,
165[regelnummer]
Of 't een Lackey van een HeerGa naar voetnoot165 was, dat een aer
 
draegt sulcke kragen,
 
Diens ouwers wel blaeuwe moddetjes plegen te dragenGa naar voetnoot166;
 
Heer, seyde Kniertje, ick hou veel van Weyntje, se is soo
 
gheleert,
 
Want sy heeft een ceelGa naar voetnoot167 soo langh als de hiele Warmoes-straet, daer staense op diese heeft bekeert;
 
Dat is waer, sey Gerbrigh, ick hoorden heur lest eens met
 
dat dicke aller-wijfGa naar voetnoot168 spreken,
170[regelnummer]
Ja wel men docht in'er hooft moet een was-tobbe vol
 
wijsheyt steken:
 
En nouse de wijde groote straet van ontucht ghesuyvert heeft,
 
Besoecktse steeghjes en slopjes, om te sien hoe men daer leeft.
 
En dan isser noch een and're soort van vrouwen,
 
Die altijdt een heele hoop jonghe luy aen-houwen,
[pagina 84]
[p. 84]
175[regelnummer]
Om de vrye smeeringhGa naar voetnoot169, en soo haest en binnense niet deurGa naar voetnoot170,
 
Of 't is dan after de rughGa naar voetnoot171, kijck dat was een Monseur,
 
Hy was te grootsGa naar voetnoot172 dat hy 'tGa naar voetnoot173 mijn eens brocht, maer ick sal 'tGa naar voetnoot174
 
gedincken:
 
Wat, noch prijs ick Lijntje, se helpt de luytjes wel eten en
 
drincken,
 
Maer sy klapt niet uyt school, jae ick seghje recht uyt,
180[regelnummer]
Hadse somtijdts gelt se sou wel mee toe-leggen tot haer
 
leste duyt.
 
LICHTHART
 
Nou praet-vaer, 't is genoegh, de tijdt sal ons ontbreecken,
 
Laet Marry Montjes stracks met Giertje Goris spreecken,
 
Ga naar margenoot+En segghen haer mans doen, beduyt het heur van als,
 
Soo krijght ons aller Hans de nicker op sijn halsGa naar voetnoot175.
Binnen.
Hans, met een Vyool inde hant, de Vleer-muys ghevangen hebbendeGa naar voetnoot176, uyt.
185[regelnummer]
Ick heb hem al, sey de man, en hy ving een rot op een
 
onbequame steeGa naar voetnoot177:
 
Wat het mijn dit dier al moeyten ghekost, maer wat ick dee
 
Ick sprack niet, en slachtenGa naar voetnoot178 de luy die om bevaert peurenGa naar voetnoot179;
[pagina 85]
[p. 85]
 
Doen quam mijn een sacreedeGa naar voetnoot180 droncke boer steuren,
 
En riep, sie, sie, die man het een sinjeurs hooft op sijn stockGa naar voetnoot181,
 
dat's soetGa naar voetnoot182,
 
190 Ick docht, immers is een boer geen mensch als een aer, gantsch
 
bloetGa naar voetnoot183
 
Seyd hy, nou moet het waer sijn dat Kees Jan Cooten ClaesGa naar voetnoot184
 
mijn het verslagen,
 
Dat de heerschippen om de moyigheyt duske ruyge dingen
 
dragenGa naar voetnoot185:
 
Daerom loofGa naar voetnoot186 ick dat Dirck Truyen Jan mee vande hoogheyt isGa naar voetnoot187,
 
Want die draeght een bonteGa naar voetnoot188 muts, van 't beste, soo ick gis;
195[regelnummer]
Gort huysmans-seuntjeGa naar voetnoot189 swijght, seyd ick, of 't selje berouwen,
 
Hy deed': ick docht oock begin ick hier te touwenGa naar voetnoot190,
 
Soo word ick licht ghetuchtGa naar voetnoot191 door een heylighe-weghGa naar voetnoot192,
 
Daerom is 't best dat ick mijn haestigheytGa naar voetnoot193 wat neer legh,
[pagina 86]
[p. 86]
 
Mijn lust niet te woonen inde grimmighe LeeuwenGa naar voetnoot194,
200[regelnummer]
't Moeter niet goet sijn, om dat de beed'laers, die'er nae toe-gaen,
 
soo leelijck schreeuwen;
 
En 't is oock seecker, dat de kale vechterGa naar voetnoot195 soo wort begeertGa naar voetnoot196,
 
Datse Sinte Raspynis en sijn CloosterGa naar voetnoot197 vry kost en slapen
 
vereert.
 
Nou, met vallen en op-staen quam de man te RoomenGa naar voetnoot198,
 
Soo bin ick oock ten lesten aen dit dier ghekomen,
205[regelnummer]
En eer ick het mijn tovenaer brengh, vind ick voor al gheraen,
 
Dat ick een MallebadeGa naar voetnoot199 voor mijn liefjes venster speelen sal
 
gaen.
 
Hier dunckt me dat het is, och! al mijn leden beven,
 
Ick krijgh een koors op men lijf; hoe! selme nou de moet
 
begeven?
 
Dat was niet ridderlijckGa naar voetnoot200, neen, ick selder gaen onder singen met
 
een moet,
210[regelnummer]
En komtse dan veur, sprekense an, met een eerbiedighe groet.
[pagina 87]
[p. 87]
Hy singht, en speelt, dit nae-volgende.

I.

 
'tHAesje hoeft niet meer te lopenGa naar voetnoot201,
 
Nu sy selfs den jager aen
 
Hare banden weet te knoopen,
 
Dat hy moet gevangen gaenGa naar voetnoot202:
215[regelnummer]
Want die haer siet, ontkomtGa naar voetnoot203 het niet,
 
Maer blijft als ick in groot verdriet.

II.

 
Haesje wilje gaen uyt jagen,
 
'k Sal u minste dienaer sijn,
 
En u wiltGa naar voetnoot204 wel helpen dragen,
220[regelnummer]
Hooren-beest, of schuw Konijn:
 
En lustje danGa naar voetnoot205, wat vande man,
 
Van my ghy alles krijgen kan.

Ga naar margenoot+III.

 
'k Wed de boome souwe pracchenGa naar voetnoot206,
 
Om een strael van onse vreught,
225[regelnummer]
't Lage reygtGa naar voetnoot207 sou woelend'Ga naar voetnoot208 lacchen,
 
Sijnd' in 't binnenste verheught:
 
O schoone vrou, ick wed ick sou,
 
Mijn brant verruylen voor u kou.
[pagina 88]
[p. 88]

IV.

 
Laet mijn dan niet meer verlangen.
 
230 'k Ben de gene die u dient,
 
Haesje heeft met min bevangen,
 
Een die haer uyt minne mientGa naar voetnoot209:
 
Al ben ick blooGa naar voetnoot210, 't leyt in my soo,
 
Dat duurt het lang ik raeck op strooGa naar voetnoot211.
235[regelnummer]
Dat is uyt, doch beter dat als een goed man bey sijn oogenGa naar voetnoot212.
Haesje spreeckt uyt het venster.
 
HAESJE
 
Wie raest dusGa naar voetnoot213 voor mijn deur?
 
HANS
 
Genadighste vol vermogenGa naar voetnoot214,
 
Het is uwe eer-waerde, wel-waerdighe knecht,
 
DiensGa naar voetnoot215 leven aen een syen-draetjen hanght, 't en sy datje seght,
 
Dat ghy raet sult doen, of geven, in syn doodelijcke smarten.
 
HAESJE
240[regelnummer]
Wel, hier woont gien Doctoor, wat sinne dit voor partenGa naar voetnoot216?
 
Loop nae d'eene pis-besie'er of d'aerGa naar voetnoot217, is 't datje wat schortGa naar voetnoot218.
[pagina 89]
[p. 89]
 
HANS
 
Als ick mijn leven sat waer soo kon ick het niet beter doen te kortGa naar voetnoot219,
 
Dan gunden ick de miestersGa naar voetnoot220 liever 't gelt, want een party
 
gaenGa naar voetnoot221 nou so studeeren,
 
Datse in korten tijd, van Barbier, voor Doctoor, wel meughen
 
passeerenGa naar voetnoot222:
245[regelnummer]
Ga naar voetnoot223Die hebben dan dubbelde kennis, dat is gheen nootGa naar voetnoot224,
 
Al krygense eens een dutjeGa naar voetnoot225, wat muur breeckt vande eerste
 
stoot.
 
HAESJE
 
't Is al beter een pols-tasterGa naar voetnoot226 als pleyster-leggerGa naar voetnoot227
 
te wesen.
 
HANS
 
Jae dat 's waer, want die kunnen de luy van de geel-sucht
 
genesenGa naar voetnoot228,
 
Welcke sy willigh over-nemen, en 't is oock wel ghedaenGa naar voetnoot229,
250[regelnummer]
Datse de rijckdom quijt maecken van daerse mee sijn belaenGa naar voetnoot230:
 
Dan weten sy dese geluw door de Lapis Philosophorum soo te
 
calcineeren,
 
Dat die sieckte wel haest in klincklaer gout komt te
 
transformeerenGa naar voetnoot231,
[pagina 90]
[p. 90]
 
Daer maeckense dan gulde ketens of, en hangense om haer hals,
 
Als Pieter den Deen dee, goe knechtGa naar voetnoot232, al was het sijneGa naar voetnoot233 vals.
 
HAESJE
255[regelnummer]
Is 't de kroonGa naar voetnoot234 niet te nae dat sulcke Geleerde aen 't knippe
 
tyenGa naar voetnoot235?
 
HANS
 
'k Meen jae, want Tobias hont kon hem wel tot dat ambacht
 
vlyen,
 
Als me droncke Heerschip op den dijck lagh en sliepGa naar voetnoot236, hiel
 
besevert om sijn montGa naar voetnoot237,
 
Doe quam stae-byGa naar voetnoot238 sijn kalf op-licken, hy ontwaeckte, en sey,
 
ick ben den hals-heer van PierlepontGa naar voetnoot239,
 
Miester scheerme wat moyGa naar voetnoot240, maer toen hy begon tot sijn selfs te
 
komen,
260[regelnummer]
Sach hy wel wat vreemde schraperGa naar voetnoot241 hem steurde
 
in sijn droomen:
 
Wat dunckje, was die Barbier niet onbeleeft, hy liet de parsoon
 
geen spiegel sien,
 
Maer deed het by de ruyghtGa naar voetnoot242, en teegh weer op de bienGa naar voetnoot243.
[pagina 91]
[p. 91]
 
HAESJE
 
Wat sinje voor een lanstGa naar voetnoot244?
 
HANS
 
U.l. SchilderGa naar voetnoot245, 'k ben een PoëetGa naar voetnoot246.
 
Ga naar margenoot+HAESJE
 
Dat binnen immers praetjens,
 
Sin jy een Poëet, waerom staje dan niet inde Linde-blaetjensGa naar voetnoot247?
 
HANS
265[regelnummer]
Wel dat is oock een vraegh, soudense alle daer in staen
 
Die in dese tijdt wel voor Poëten deur gaen,
 
Soo dienden TijsGa naar voetnoot248 dat boeckje wel soo groot ghemaeckt te
 
hebben als een Bybel,
 
Nou wort de kunst openbaer, die te veure liep in versybelGa naar voetnoot249;
 
En meenje dat het al groote eerGa naar voetnoot250 is die hy in sommige rymen
 
stelt,
270[regelnummer]
O daer staet'er soo menigh in, mochtense uyt-koop doen met
 
geltGa naar voetnoot251,
 
Sy souden haer niet lang beraen, maer de schryver met een
 
bedancken:
 
Mijn uyt-ghelese schoonheyt, sieje niet hoe ick hier ga janckenGa naar voetnoot252,
 
Gelijck een reutje om een teefjes deur, jae soo ickje langer derf,
[pagina 92]
[p. 92]
 
Soo gelooft dat ick, als katoentjeGa naar voetnoot253 daer de oly uyt branghtGa naar voetnoot254, ten
 
lesten sterf.
 
HAESJE
275[regelnummer]
Men siet immers nietGa naar voetnoot255 aen u, en ghy praet van sulcke
 
ghebrekenGa naar voetnoot256.
 
HANS
 
Wanneer een pijpje met toback is op-ghesteken,
 
Soo verbrant het gheen daer in is ten lesten tot niet,
 
En de pijp blijft heel en goet, datm'erGa naar voetnoot257 van buyten maer wat
 
swarts aen siet,
 
Soo lijck ick oock wat, maer daer leyt het mijn, sey Marry
 
Correns, en sal 't in me graf dragenGa naar voetnoot258.
 
HAESJE
280[regelnummer]
Een schoone ghelijckenis, wel seecker ghy sijt te beklagen.
 
HANS
 
Jae schoonste, de brant is al om mijn hart, kijck de roock vlieght
 
uyt mijn mont.
 
HAESJE
 
Had jyse onder u kouse-bant gebondenGa naar voetnoot259 eerje u soo vermeestert
 
vontGa naar voetnoot260.
 
Trouwe de kalven rechte kuren uytGa naar voetnoot261, soo doen de mannen oock
 
alsse sijn beschonckenGa naar voetnoot262.
 
HANS
 
Och mijn ghesuyckerde liefje, ick heb te veel ghedroncken
[pagina 93]
[p. 93]
285[regelnummer]
Van u soete minne-vyer, en sal noch metter tijdt,
 
Soo 'k gheen verlichtingh krijgh, mijn sinnen raecken quijt,
 
Daerom laet u gebenedyde erbarminghGa naar voetnoot263 mijn in gerustheyt
 
stellen.
 
HAESJE
 
Wel wat is 't datje dan begeert, en daerje mijnGa naar voetnoot264 om komt
 
quellen?
 
HANS
 
MaerGa naar voetnoot265 dat u l.Ga naar voetnoot266 mijn met minnelijcke vreughtGa naar voetnoot267 onthaelt,
290[regelnummer]
En seght, weest wellekom mijn hartje, waer hebje so langh
 
gedwaelt,
 
Kom kust mijn eens; dan sou ick jou soo seele-weekes
 
vriendelijckGa naar voetnoot268 vatten,
 
Datter ien de tanden of waet'ren sou die 't sachGa naar voetnoot269, ick seghje
 
datteGa naar voetnoot270,
 
Het souder aers toe gaen als menigh een wel mient.Ga naar voetnoot271
 
HAESJE
 
Nou dan, je keunt meer als broot etenGa naar voetnoot272, wel trouwe vrient,
295[regelnummer]
Ghy seght het of het leefdenGa naar voetnoot273, men soutje niet aen sien.
[pagina 94]
[p. 94]
 
HANS
 
Jae ick legh op mijn luymenGa naar voetnoot274,
 
Al roep ick niet luyt, ick heb het inwendigh, en slacht de
 
bier-en-broots kruymenGa naar voetnoot275.
 
HAESJE
 
't Is aende luy niet te sien: maer wat kunsten kanje al?
 
HANS
 
Kunsten! ick kanse jou niet alGa naar voetnoot276 noemen, wat is 't hier
 
van 't malGa naar voetnoot277?
 
Ick kander wel hondert duysent, ick kan wel negen-en-tnegentigh
 
kabeljauwen springenGa naar voetnoot278,
300[regelnummer]
Ga naar margenoot+En tick-tackenGa naar voetnoot279, troeven, nege-stickenGa naar voetnoot280, lechtse mijn daerGa naar voetnoot281, en
 
moytjes singen,
 
Ghelijckje selfs ghehoort hebt, soo dat ick verseecker schat,
 
Dat ick'er wel soo veel queelen sou, trots een wijf inde
 
baecker-mat,
 
Met een quaet kijntGa naar voetnoot282; godin, ick kan voorje nietGa naar voetnoot283 verborgen
 
houwen,
 
Mijn heymlijckheytGa naar voetnoot284 moet ick u openbaren, jae in trouwen:
305[regelnummer]
En daerom sal ickje eens een staeltje van me dansen laten sien.
[pagina 95]
[p. 95]
Hy danst.
 
HAESJE
 
Isser wel grooter geck!
 
HANS
 
Wat dunckje, ben ik niet rat ter bien?
 
HAESJE
 
Te schrickelijckGa naar voetnoot285, 'k loof niet ofje moet met de googhelaers
 
verkeerenGa naar voetnoot286.
 
HANS
 
O moer, soo langh men noch jongh is soo kanmen soo veel
 
leeren.
 
HAESJE
 
Maer eelen baesGa naar voetnoot287, hoe benje dus stoutGa naar voetnoot288 en onghemaniert,
310[regelnummer]
Datje mijn komt bestormenGa naar voetnoot289, sonder yemant te hebben
 
uyt-gestiertGa naar voetnoot290?
 
HANS
 
Wel mijn uyt-gelesen parrel, ick heb die vryheyt aen mijn selfs
 
genomen,
 
Want een bloot-hartGa naar voetnoot291, kan by dese tijd, hiel quaetGa naar voetnoot292 aen sijn
 
liefjeGa naar voetnoot293 komen.
 
HAESJE
 
313Ga naar voetnoot294 Maer ick ben getrout, daerom is 't best datje u lusten temt.
[pagina 96]
[p. 96]
 
HANS
 
Och wat schaet hetGa naar voetnoot295 watertje datter somtijdts een Eentje in
 
swemt,
315[regelnummer]
Het kroos wort'er te beter uyt geschoveGa naar voetnoot296: sooje mijn nu wilt
 
stellen te vreden,
 
Ghy sult de grootste dagh-werckGa naar voetnoot297 doen, dieje van u leven
 
deede;
 
Ick selje soo knoffelen, soo vleyen, en vryen, datje selfsGa naar voetnoot298
 
seggen selt,
 
EelGa naar voetnoot299 is de man sijn hart, het moeytmeGa naar voetnoot300 dat ickje soo heb
 
ghequelt.
 
HAESJE
 
Wel mijn ridder van Sint JorisGa naar voetnoot301, ghy keunt met een
 
lammere tongh smeken,
320[regelnummer]
Ick moet nou na beneen, maer wy sullen mekaer wel weer
 
spreken.
Bin[nen].
 
HANS
 
Men seyt van een schoonheyt die Lucresias vryer bevinghGa naar voetnoot302,
 
Of se meuge seggen dat Troyen om een moye vrou vergingh,
 
Maer haddense dit juweeltje gesien, sy souwen voorseker seggen,
[pagina 97]
[p. 97]
 
Schijt, schijt, de onse mogen by dit wijfje de broeck wel
 
leggenGa naar voetnoot303;
325[regelnummer]
Dat 's dan alliensGa naar voetnoot304, nou ick soo veel van haer verkregen heb,
 
Dat sy mijn wel mach sien, is 't tijdt dat ickme wat rep,
 
En peur nae Lichthart toeGa naar voetnoot305, die soo veel door sijn tovery sal
 
maken,
 
Dat ick tot het uyterste tipje van mijn wensch mach raken.
 
Hier woont hy; hou, 'k segh houGa naar voetnoot306, waer binje allegaer?
Hy klopt; Lichthart doet open.
 
LICHTHART
330[regelnummer]
Maeck niet teveel gherucht. Weest welkom, benje daer?
 
Hebje de Vleer-muys al?
 
HANS
 
O jae man.
 
LICHTHART
 
Wilt dan swijgenGa naar voetnoot307,
 
Op dat ons niemant hoort, ick sal mijn goet gaen krijgen.
 
Hy gaet binnen, en komt weer uyt.
 
Wel nu, eer dat ick mach aen dese dinghen gaenGa naar voetnoot308,
 
Soo moetje eerst u lief, schoon 't swaer valt, heel versmaenGa naar voetnoot309:
335[regelnummer]
Ga naar margenoot+Leght haer drie straffenGa naar voetnoot310 op, of ick mach niet beginnenGa naar voetnoot311.
[pagina 98]
[p. 98]
 
HANS
 
Wel, als 't wesen moet; soo wensch ick dat haer sinnenGa naar voetnoot312,
 
Soo seer nae mijn joockenGa naar voetnoot313 als ick nae haer, dat isser eenGa naar voetnoot314.
 
Ten tweeden begeer ick dat sy haer naeckt sal ontkleen,
 
En datse op bey heur bloote knien mijn om genaGa naar voetnoot315 moet komen
 
smeken.
340[regelnummer]
Ten derden wil ick dat sy van al datse doet niet een enckel woort
 
moetGa naar voetnoot316 spreken,
 
Want op de werrelt isser voor het vrou-volck geen grooter
 
verdriet,
 
Als dat sy niet meugen klappenGa naar voetnoot317 van 't geen'er is gheschiet.
 
LICHTHART
 
Dat 's wel, klopt driemael op u borst, en stampt dan met u
 
voeten.
 
HANS
 
Is 't nou u sin?
 
LICHTHART
 
O jae; 'k sel u nu driemael moeten
345[regelnummer]
Bestrijcken, met een kruyt dat 'k hier toeGa naar voetnoot318 heb ghestooft,
 
En schryven tot besluyt drie letters voor u hooft. (S O TGa naar voetnoot319)
 
Nu treck ick aen mijn werck.
Lichthart steltGa naar voetnoot320 een pot, daer hy twee duyvels eer-sgaetjesGa naar voetnoot321 aen hanght, en bos-kruytGa naar voetnoot322 rontom strooyt.
[pagina 99]
[p. 99]
 
HANS
 
Wel seecker dat komt properGa naar voetnoot323;
 
Wat binje voor een slagh, een waer-segger, een hant-kijckerGa naar voetnoot324, of
 
een nestel-knooperGa naar voetnoot325?
 
LICHTHART
 
Dat 's jou alliens: maer hoor, en spreeck mijn niet eer aen,
350[regelnummer]
Voor ick 't begeer, en dat mijn dinghen sijn ghedaen.
 
HANS
 
't Is wel, segh hoeje 't hebben wilt, aers sal het wesenGa naar voetnoot326;
 
Wat praet hy binnens mont? 't schijnt of hy sijn getyde begint te
 
lesenGa naar voetnoot327:
 
Ey siet hem eens drayen, hey! slincx om keerje, dan stil staenGa naar voetnoot328,
 
dat 's een fatsoen,
 
Daer weer wat preutelen, ick loof hy sal jonge nickers broenGa naar voetnoot329:
355[regelnummer]
Nou staet hy weer soo stemmigh trots eenigh Beniste leeraerGa naar voetnoot330.
 
LICHTHART
 
Weest welkom HecateGa naar voetnoot331, ick meen dat ghy noch veer waer,
 
Nu sie 'k dat ghy mijn dientGa naar voetnoot332, 'k besweerjeGa naar voetnoot333 datje gaet
 
In dien besloten pot, die hier te koocken staet,
 
Ontsteecktse door u geest, laet hem 'er oock in blyven,
360[regelnummer]
Tot dat het kruyt gaer is, want 'k wil 'er me gaen schryven,
[pagina 100]
[p. 100]
 
Een ceel van groote krachtGa naar voetnoot334, vertreckt dan metter spoet.
 
HANS
 
Steckter met eenen nadel op, poep, soo gaeter de wint oetGa naar voetnoot335.
Lichthart treet aen de pot.
 
LICHTHART
 
Hoe of hem nu de droes mach inde pot ghevoelen?
 
Sacht, sacht, ick hoor hem, daer begint hy te krioelen.
Hy ontsteeckt het vuur-werck.
 
HANS
365[regelnummer]
Kruysje voor 't toverenGa naar voetnoot336, benedijsteGa naar voetnoot337, och! ick ben mijn lijfGa naar voetnoot338
 
al quijt.
 
LICHTHART
 
Daer vloogh de geest om hoogh, nu Hans, weest nou verblijdt,
 
De kompostGa naar voetnoot339 is al gaerGa naar voetnoot340; wel knecht, kunje niet spreken?
 
HANS
 
Dat loof ick wel, ick wil my mijn leven om een vrou in sulcken
 
noot niet meer stekenGa naar voetnoot341.
 
Ga naar margenoot+LICHTHART
 
Het loon sal d'arrebeyt versoeten, en u pijnGa naar voetnoot342:
370[regelnummer]
Sie daer, ick sal noch meer nu tot u dienste sijn,
 
Met dit sap sal ick gaen een deel caractersGa naar voetnoot343 maecken,
 
Op dit pampier, en wie datj'er mee aen selt raecken,
[pagina 101]
[p. 101]
 
Al was het self een man, die wort op u verlieft.
 
HANS
 
Wel als dat dan soo is, soo is het hiel ondieftGa naar voetnoot344;
375[regelnummer]
Wel hey, ben ick oock geck, waer in mach ick my bedroevenGa naar voetnoot345?
 
LICHTHART
 
Daer is het ceeltje, en wilje, ghy meught het aen my beproeven;
 
Maer eerje het begint soo moet ghy onthouwen dit woort:
 
Que mine fait un soGa naar voetnoot346, want als de verliefde dat hoort,
 
Die ghy hebt aen-gheraeckt, soo sal hy stracksGa naar voetnoot347 bedaren,
380[regelnummer]
Sijn min sal over gaen.
 
HANS
 
Ick sal 't aen jou eens klarenGa naar voetnoot348:
 
Sie daer, ick raeck u aen.
 
LICHTHART
 
Mijn uytverkoren hart,
 
Och Engel! kust mijn doch, hoe boertje met mijn smartGa naar voetnoot349,
 
Ick brant, mijn lief, ick brant!
 
HANS
 
Wel hoe, ick sie geen voncken,
 
En waer mee heb ickje aen branden ghemaeckt?
 
LICHTHART
 
Och liefste! door u loncken,
385[regelnummer]
Mijn soetert, ick ben van swavel, en soo ick u aensach,
 
Raeckten ick inde vlam; indien ick dan wat aen u vermachGa naar voetnoot350,
 
Soo blust mijn brant, mijn lief, of anders moet ick stervenGa naar voetnoot351.
[pagina 102]
[p. 102]
 
HANS
 
't Soume van harten leet wesen dat ghy om mijn soud
 
bedervenGa naar voetnoot352:
 
Que mine fait un so, ey sie, hoe staet hy nou.
 
LICHTHART
390[regelnummer]
Wel, kom ick uyt een droom! Hans was hier stracks geen vrou?
 
HANS
 
Neen broertje, 't was het ceeltjes schultGa naar voetnoot353.
 
LICHTHART
 
Soo machGa naar voetnoot354 ick seggen
 
Datter in dit briefje moet groote verburgentheytGa naar voetnoot355 leggen.
 
HANS
 
Wel nou bedanck ick u, en selje bedancken na mijn doot,
 
Ghy verlicht al mijn lyden, jy verlost mijn uyt de noot,
395[regelnummer]
Daer ick tot de keel toe in stack, en watje nou wilt begeerenGa naar voetnoot356,
 
Dat sel ickje geven, bin ick aers een man van eerenGa naar voetnoot357.
 
LICHTHART
 
Ick sal sien ofje u woort houwen sult, nu Hans, goenacht,
 
't Is tijdt dat ick gaen moet, mijn dingen sijn volbracht:
 
En ghy kunt u saecken soo haest als je wilt in 't werck stellenGa naar voetnoot358.
Binnen.
 
HANS
400[regelnummer]
Ghy spreeckt wel. Och! 'k begin de oogenblicken al te tellen!
 
Dat ick mijn soete Haesje weer sien machGa naar voetnoot359;
 
Waer blijfje nou jy Venus-janckersGa naar voetnoot360, kom eens voor den dagh,
 
Ick tartjeGa naar voetnoot361 allegaer, hoe seerje kunt stuypenGa naar voetnoot362, buygen en nygen,
[pagina 103]
[p. 103]
 
En de dochters met ferwiele woortjes payenGa naar voetnoot363, om tot u wil
 
te krygenGa naar voetnoot364:
405[regelnummer]
Ick heb een andre kunst, die steelt op staende voet,
 
Sonder een woort te spreecken, de vrysters haer ghemoetGa naar voetnoot365;
 
Ick hoef de meyden gien steeck-penningen te geven om mijn
 
woort te houwen,
 
Dit ceeltje is mans genoegh, en begooghelt stracksGa naar voetnoot366 de vrouwen.
 
OfferGa naar voetnoot367 op de werrelt wel leeft gheluckiger mensch,
410[regelnummer]
Als ick, als mijn persoon, die 't soo heeft nae sijn wensch?
 
'k Looft niet: kom nou, ghy die by heele nachten,
 
Loopt over straet swieren, en op de Juffers poorten wachtenGa naar voetnoot368,
 
[B3v]
 
En kussen de klinck vande deur, ick selje voor een kleyne prijs
 
Mijn briefje wel verhuuren, als ick het self een reysGa naar voetnoot369
415[regelnummer]
Gebeesicht heb: soo dat dan beurt, o bloet, hoe wiljeGa naar voetnoot370 mijn
 
bedancken;
 
Hoe menigh sitter daer boven, mochtense om twee of drie
 
blancken,
 
Soo wel meysjes als knechts, mijn ceel eens hebben te lienGa naar voetnoot371,
 
Ick wed sy souwen 't willigh geven sonder eens om te sien.
 
Waer blijfje nou ghy koppelaersters, ick sieje met de rugh an,
420[regelnummer]
Jou kunsjes doogen niet, al konje praten als Brugh-man,
[pagina 104]
[p. 104]
 
En toov'ren gelijck een scheel varcken, neen jonge luy, looftGa naar voetnoot372
 
haer niet,
 
Mijn dingen gaen vasterGa naar voetnoot373, ghelijckje selver siet.
 
IgortGa naar voetnoot374 had ick wat veel van dit goetjeGa naar voetnoot375, een rijckdom wasser uyt
 
te halen,
 
Ick gingh 's maendaghs op de Nieuwe-marckt staen, en doenme
 
wel betalen,
425[regelnummer]
En soo'cker quam, 'k sou wel klanten krijgen, 'k wed
 
om een duytGa naar voetnoot376,
 
DatGa naar voetnoot377 ick mier ontfanghen sou als de Quacksalver van al sijn
 
wurmkruytGa naar voetnoot378,
 
Hoe briet dat hy oock veur staetGa naar voetnoot379, waer meughen de luy haer
 
gelt aen gevenGa naar voetnoot380.
 
Of dat ick een bortjen uyt-hinghGa naar voetnoot381, daer sou'er menigh by mijn
 
komen strevenGa naar voetnoot382,
 
Van jonge stekel-baersjesGa naar voetnoot383, Cassiertjes, en groote Monseurs,
430[regelnummer]
Ick wed ick soo grooten handel dreef als yemant op de Beurs:
 
Nou dat is tot daer-en-toe, ick mach ginse wat leggen rustenGa naar voetnoot384,
 
Op dat ick flus dan te beter mach grasen in mijn lustenGa naar voetnoot385.
Binnen.
[pagina 105]
[p. 105]
Giertje Goris, met een Stoffer, uyt.
 
Heer! Wat leyt het hier morsichGa naar voetnoot386, nou ick selfs de hoecken begin
 
deur te sienGa naar voetnoot387,
 
Kan ick my niet genouch kruysen en segenenGa naar voetnoot388, dan vind ick hier
 
het ien,
435[regelnummer]
Dan daer het aer, ick weet niet hoe het onse Trijn dus het wegh
 
kunnen vlyenGa naar voetnoot389,
 
Wat vond ick daer flus een kelderGa naar voetnoot390; nou ick kanme niet ten
 
vollen verblyen,
 
Dat ick van sulcken Bely klontersGa naar voetnoot391 verlost ben:
 
Sy sel soo licht gheen huur kryghenGa naar voetnoot392, kennen haer alle luy soo
 
wel als ickse ken;
 
Wat hetse mijn wel een goetGa naar voetnoot393 soeck emaekt. schoonGa naar voetnoot394 de deur
 
toe’Ga naar voetnoot395 was,
440[regelnummer]
Soo stack sy 't haer laerystersGa naar voetnoot396 uyt de veynster toe, deynckt
 
hoe'ck te moe’ wasGa naar voetnoot397,
 
Doen ick het te weten quam: ick sey, Tryntje, neemtje pack
 
En wandelt nou inde naemGa naar voetnoot398, ick geefje de sack,
[pagina 106]
[p. 106]
 
Doen greenseGa naar voetnoot399 als een hof-hont; daerom jy meysjes trots u
 
leven geen vrouwenGa naar voetnoot400,
 
Hebje een goet hock in, siet datjer u in keunt houwenGa naar voetnoot401,
445[regelnummer]
Dientje volckGa naar voetnoot402 trou, ghelijck dat meysje in onse buurt,
 
Ga naar margenoot+Goe moerGa naar voetnoot403, een hielen tijd leytse en schrobt, of wascht, of
 
schuurtGa naar voetnoot404,
 
De pot daerse haer maeghdelijcke waterGa naar voetnoot405 in sel maken,
 
Moet elcken reysGa naar voetnoot406 van buyten en van binnen klaerGa naar voetnoot407 sijn, en
 
meer sulcke saken;
 
Jae sy schuurt de pan van achteren, en souse met schoene over
 
de vloer gaen,
450[regelnummer]
Dat isser veer ofGa naar voetnoot408, ick seg altemets, Giertje, de kou sal omje
 
hart slaen;
 
Wat sel ick doen, seytse, ick mach geen vullisje op de vloer sien
 
leggenGa naar voetnoot409:
 
Wijstme noch eens sulcke tienGa naar voetnoot410, wat gaen de mieste part
 
seggenGa naar voetnoot411,
[pagina 107]
[p. 107]
 
Men moet de huysen soo niet vierenGa naar voetnoot412, woonen wy nou hier, op
 
een aer jaer op een aerGa naar voetnoot413,
 
En dat duncktme is onredelijck, want recht uyt ghekalt, ick bin
 
vry wat klaerGa naar voetnoot414:
455[regelnummer]
Al heb ick nou met onse sackereerde morsighe wobbenGa naar voetnoot415,
 
(Dat mijn leed ghenoegh is) dus moeten dit jaertje tobben,
 
Dat klappen noch dat snappenGa naar voetnoot416 en nam sijn leven geen end,
 
Wat het mijn die schant-vleck wel by de eerelijcke luyGa naar voetnoot417
 
gheschentGa naar voetnoot418,
 
Men wetenGa naar voetnoot419 altemet niet waerom de menschen ons soo oversijts
 
aenkijcken,
460[regelnummer]
En dat komt nieuwers anders deur als dat ons
 
die bedel-brockenGa naar voetnoot420 soo uyt-strijckenGa naar voetnoot421;
 
Heer se was soo snoepigh, ick lagh eens in de kraem, en had
 
een vaetje Spaense-wijn,
 
Daer ick de wijfjes meGa naar voetnoot422 meenden te onthalen, maer
 
dat besuckteGa naar voetnoot423 swijn
 
Gingh met de bewaerster, en noch een, en snapten 't opGa naar voetnoot424,
 
en lieten ons op den duym fluytenGa naar voetnoot425,
[pagina 108]
[p. 108]
 
Daerom beurt het weerGa naar voetnoot426, ick sel als aere burgers,
 
mijn leckre dinghen op-sluyten:
465[regelnummer]
Ginghse na de vis-marckt, en sey ick, Trijntje hoe veel
 
mostje besteen,
 
Sy noemden 't, gafje niet minder, seyd ick; wat meenje, seyse,
 
neen:
 
Dat lieghje, docht ick altemetGa naar voetnoot427, deurje diefsche darmenGa naar voetnoot428,
 
Maer hoe het was, of niet en was, daer vloogh altijdt wel
 
een witje veur HarmenGa naar voetnoot429.
Marry Monckjes, uyt.
 
Wel wie komt hier? E je! Marry MonckjesGa naar voetnoot430, wel waer kom jy
 
van daen?
 
MARRY
470[regelnummer]
Ick kom eens sien hoeje al vaertGa naar voetnoot431, en bin schier moe ghegaen.
 
GIERTJE
 
WisGa naar voetnoot432, wis moer, ouwe luy valt de gangh suur, kom ick selje een
 
stoel langenGa naar voetnoot433,
 
Setje wat neer, ey laetme jou huyckjeGa naar voetnoot434 wat op gaen hangen.
Binnen, en weer uyt.
 
MARRY
 
Heer wat sinje vol-doendeGa naar voetnoot435, noch een stoof!
[pagina 109]
[p. 109]
 
GIERTJE
 
Ja niet waer:
 
Hoe weynigh komje oock uyt, 't is rechtevoortGa naar voetnoot436 wel
 
een half jaer
475[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat ickje lest ghesien heb, jy begint my al wat te ontvallenGa naar voetnoot437.
 
MARRY
 
Jae kijnt, de ouderdom komt met veel ghebreecken, wat meughje
 
kallenGa naar voetnoot438,
 
Ick word te met goet ouwersGa naar voetnoot439.
 
GIERTJE
 
Is de werrelt niet gheweldigh verandert in u tijdt?
 
MARRY
 
Souse nietGa naar voetnoot440, te schrickelijck! 't lijckt langer niet een mijtGa naar voetnoot441,
 
Als de menschen pronckenGa naar voetnoot442, en soo als de jonge luy
 
op-gevenGa naar voetnoot443,
480[regelnummer]
Die (mochtmense noemen) haer ouwersGa naar voetnoot444 wel vande goe-luytjes
 
moesten levenGa naar voetnoot445:
 
O, die in mijn tijdt een wit schortel-doeckGa naar voetnoot446 droegh, was mier as
 
al den daghGa naar voetnoot447.
 
GIERTJE
 
En ick seghje die nou geen platte kantenGa naar voetnoot448 draecht dat die niet
 
deur en mach.
[pagina 110]
[p. 110]
 
MARRY
 
Dat komt by om dat wy al datwe wonnenGa naar voetnoot449 onse ouwers t'huys
 
brenghen mosten,
 
Maer nou leggen 't dese proncksters allegaer an'er gat
 
te kostenGa naar voetnoot450.
 
GIERTJE
485[regelnummer]
Se moeten 't alGa naar voetnoot451 hebben, lieve schaep, 't is dan een toers of
 
een sy-grofgreyn jackGa naar voetnoot452,
 
Met een rock van 't selve slach, en steecken soo verweent
 
in 't packGa naar voetnoot453
 
Of 't rijcke dochters waren: 't is dan een paer gouwe
 
halve-manen aen d'ooren,
 
En neus-doecken met schuyntjesGa naar voetnoot454, of brieGa naar voetnoot455 soomen, jae
 
sy kunnen niet hooren,
 
Eenighe nieuwe snoffe kanckjesGa naar voetnoot456, of het moeter aen staenGa naar voetnoot457:
490[regelnummer]
Daer moet dan silver-tuyghjeGa naar voetnoot458 by, en een barren-stieneGa naar voetnoot459
 
kettingh of 't mach niet gaenGa naar voetnoot460;
 
Jae moer de meysjes sijn huydendaeghs soo met Luysefaers
 
sieckte besetenGa naar voetnoot461,
 
Dat sy liever moy gaen en een stick te minder eten.
 
Oock is dit ghebreck onder 't man-volck al mee,
 
't Is al van 't hof, blaes ofGa naar voetnoot462, 't moet mit elck nae de nieuwe snee:
[pagina 111]
[p. 111]
495[regelnummer]
Maer den Adel hebben rechtevoort wel voor gheslagenGa naar voetnoot463,
 
Op dat het de Gemeent niet me doen souwenGa naar voetnoot464, datse duske
 
langhe roo manghtelsGa naar voetnoot465 dragen,
 
Daer hoort vry wat stof toe, Jan-hagel denckt die druyven binnen
 
te suur,
 
Het hart dat treckter wel toe, maer 't laecken is te duur;
 
En so gaet het inde werrelt, die niet kan sijn selfs moytjes
 
op makenGa naar voetnoot466,
500[regelnummer]
Wort achter de banck geschovenGa naar voetnoot467, en kan niet licht aen
 
een groot hylick raken.
 
MARRY
 
Neen kijntGa naar voetnoot468, doen mijn seun Lubbert Claesen hylicken wou,
 
Soo seyd'ick, lieve knecht, doetje moers sin, en siet nae een vrou
 
Die op-gepronckt is met deughden, niet met strickjes,
 
of quickjes, dese dingen
 
En souwe jou niet dienen: schoon hayr, en wel te singen
505[regelnummer]
Is verganckelijck; want alsje nae u sin al sulcken moyen
 
dierGa naar voetnoot469,, had,
 
C[1r]
 
Ghy souter me bewaert wesenGa naar voetnoot470 ofje met bey u beenen
 
in 't vyer,, sat:
 
Want als dat goetje ghetrout is dan laten sy 't gat soo
 
sluyck hangenGa naar voetnoot471
 
Ofse niemant toe en hoorden, noch sy weten niet aen te vangen,
 
Puntighe vrijstersGa naar voetnoot472, slordighe vrouwen.
[pagina 112]
[p. 112]
 
GIERTJE
 
Och, de kyeren luysteren niet langer nae een mensch.
 
MARRY
510[regelnummer]
Ick heb geen klagen, ick kreegh het redelijck nae mijn wensch.
 
GIERTJE
 
Drinckt hy oock?
 
MARRY
 
Neen, neen ick sagh hem noyt beschoncken;
 
Maer wat had hemGa naar voetnoot473 Jan Floore lest vol Brandewijn
 
ghedroncken,
 
Hy viel op de vloer als doot, men wist niet hoe 't quam,
 
sy maeckten geen ghetrantelGa naar voetnoot474,
 
Maer liepen na Heer KrelisGa naar voetnoot475, wel hy quam, met sijn Lieven-heer
 
onder de mantel,
515[regelnummer]
Doch hy deed geen mirakel, dat viel Peet-neelGa naar voetnoot476 hiel suur,
 
Sy gonsde als een warp-tol, wat soumen doen, goe raet
 
was'er duur:
 
Men vond gheraen, voor alGa naar voetnoot477, Jan Floore op een bed te leggen,
 
En die hem het hooft op tilde, wist alder-eerst te seggen
 
Ho, ho, hy is over-ghekomenGa naar voetnoot478 van te veel Brandewijn,
520[regelnummer]
Stracks gootense hem een deel water in, en alle dingen raeckten
 
weer fijn.
 
Och kijnt, de dronckenschap veroorsaeckt veul ghebreeckenGa naar voetnoot479,
 
Als schelden, hoere-jagen, vechten, doot-steecken.
 
GIERTJE
 
Ghy seght daer van schelden, dat moet ickje seggen, 't is niet
 
langh gheleen,
 
Dat er drie Eerwaerdige Mannen haer langhs Buyck-slooter-dijck
 
gingen vertreen:
[pagina 113]
[p. 113]
525[regelnummer]
SooGa naar voetnoot480 sey d'een tegen d'aer, durfje dusGa naar voetnoot481 me gaen, denckje niet
 
dat Lammetjes moerGa naar voetnoot482 byje vrou is,
 
Dat speetGa naar voetnoot483 die goe man, en docht, seghje dat mijn wijf mijn
 
ontrou is,
 
Dat selje deur u harsebecken liegenGa naar voetnoot484, jou rechten schavuyt;
 
Hy verbeet hem datse in een herbergh quamen, doen
 
borst hy uyt,
 
Als een versteurde leeuw, en teegh aen 't smyten en
 
aen 't touwenGa naar voetnoot485,
530[regelnummer]
Dat de derde, die'er by was, genoegh te doen had omse
 
van menkaer te houwen;
 
t'Huys komende, soo ginck die goe heerGa naar voetnoot486 sijn vroutje verslaenGa naar voetnoot487
 
Met wat een Romeynsche dapperheyt hy haer eerbaerheyt had
 
voorghestaenGa naar voetnoot488:
 
Sy loech'er eens om, en docht wilje al de luy haer praetjes
 
aen trecken,
 
Soo geef jyse wel dubbelt reden om metje te gecken.
 
MARRY
535[regelnummer]
Maer Giertje, is dat waer?
 
GIERTJE
 
Ja kijnt, en ick kanGa naar voetnoot489 noch wel meer
 
Sulcke kloecke helden, die ick niet noemen wil om de eer.
 
MARRY
 
De mans rechten wat uyt.
[pagina 114]
[p. 114]
 
GIERTJE
 
Tegen een goe, sinnenderGa naar voetnoot490 veel die niet en stuytenGa naar voetnoot491.
 
MARRY
 
Al sachjensGa naar voetnoot492 moer, jy hebt oock groen hout inje kuypGa naar voetnoot493,
 
later de goe buyten.
 
GIERTJE
 
Wel ick segh immers niet allegaerGa naar voetnoot494.
 
MARRY
 
Maer hoe vaert het met jou manGa naar voetnoot495?
 
[C1v]
 
GIERTJE
540[regelnummer]
Jae soo tamelijck, ick wensten 't somtijds wel beter,
 
maer men kan
 
Het niet al nae sijn sinGa naar voetnoot496 hebben.
 
MARRY
 
SoecktGa naar voetnoot497 hy somtijds gheen vreemde vrouwen?
 
GIERTJE
 
Dat ick weet niet, maer wat, ick kan hem dat niet
 
toe vertrouwenGa naar voetnoot498.
 
MARRY
 
Betrout niet te veel, ick heb eertijds een Benist vroutjeGa naar voetnoot499
 
ghekent,
 
Die soo vuyl van'er man bescheeten is, och! hoe komt sy noch
 
aen haer ent!
 
GIERTJE
545[regelnummer]
Maer, Marretje! waerom seghje dat?
[pagina 115]
[p. 115]
 
MARRY
 
Och kijnt, 't is maer een wyve praetjen.
 
GIERTJE
 
Neen, dat hetGa naar voetnoot500 wat meer voeten inde aerd, jy bint al
 
een argh vaetjeGa naar voetnoot501.
 
MARRY
 
Jae wel, wilGa naar voetnoot502 ick het seggen, en toch wat leyter mijn oock an.
 
GIERTJE
 
Ey lieve, biecht recht op, wat weetje van mijn man?
 
MARRY
 
Sal ick dan quaet rockenenGa naar voetnoot503, en of ick het sey, souje oock
 
versteuren?
 
GIERTJE
550[regelnummer]
Neen, en als 't al gebeurde, ick ben niet swaerGa naar voetnoot504, daer is nou
 
geen verbeurenGa naar voetnoot505.
 
MARRY
 
Wel Giertje, tusschen ons gheseyt, jou man is hiel op 't wiltGa naar voetnoot506,
 
Want daer is een vrou, daer hy me hoereertGa naar voetnoot507, niet alleen in stilt,
 
Maer in het openbaer, en hy sal het ten lesten noch soo maken,
 
Datter de Schout noch mee eten salGa naar voetnoot508, of hy mocht wel
 
in 't Rasp-huysGa naar voetnoot509 raken.
 
GIERTJE
555[regelnummer]
Wat seeckerheyt hebj'er van? foey overgeven bloetGa naar voetnoot510.
[pagina 116]
[p. 116]
 
MARRY
 
Sekerheyt, ick weet wel vijf-en twintigh luy die haer hebben
 
gemoetGa naar voetnoot511
 
Daer sy t'samen mont aen jans-kint speeldeGa naar voetnoot512, jae dat meer is,
 
ick wilje brengen,
 
Ter plaetse, daer sy haer soo goddeloos t'samen vermengenGa naar voetnoot513.
 
GIERTJE
 
Och ongeluckige vrou! hoe word ick dus gheschandeliseert,
560[regelnummer]
Wat sellen mijn vrienden seggen dat mijn eygen man mijn dus
 
onteert?
 
Och! Ick hebber mijn moye goetjenGa naar voetnoot514 in gebrocht, en noch was 't
 
te degenGa naar voetnoot515,
 
Had ick rechtevoort dese ongeluckighe bootschap niet
 
gekregen.
 
MARRY
 
Jae wel, het moeytmeGa naar voetnoot516 dat ick die booGa naar voetnoot517 ben aen jou.
 
GIERTJE
 
En ick weet het u van herten danck, mijn lieve ouwe trou:
565[regelnummer]
Sou jy 't mijn niet geseyt hebben, het sou conscienties werck
 
wesenGa naar voetnoot518,
 
Ghy hebt als een eerelijcke vrou gedaenGa naar voetnoot519, daerom sinje
 
ghepresen,
 
Maer elck moeyt sijn schaeGa naar voetnoot520, och! me dunckt dat ick
 
men sinnen mis.
[pagina 117]
[p. 117]
 
MARRY
 
Wel sooje wilt mee gaen, ick selje leyden daer hy metterGa naar voetnoot521 is.
 
GIERTJE
 
Sou ick niet me gaen, niet me gaen, och jae'ck, en kan ickse
 
betrapen,
570[regelnummer]
Sy meugen deyncken datter voor haer-luy geen booser dagh
 
en is geschapenGa naar voetnoot522:
 
Kom, ick selje huyck halen, en setten mijn kaperGa naar voetnoot523
 
op mijn hooft.
Binnen, en weer uyt.
 
MARRY
 
Wat maecken de mannen de vrouwen sinnen dickwils berooftGa naar voetnoot524.
 
GIERTJE
 
Kom gaenweGa naar voetnoot525, och! me dunckt datter geen grooter spijtGa naar voetnoot526,, is.
 
MARRY
 
Wel, we sellen tot onsent wat wachten,en peurenGa naar voetnoot527 daer nae toe
 
als 't tijdt,, is.
Ga naar margenoot+Philip, Haesje, Lichthart, Robbert, uyt.Ga naar voetnoot528
 
PHILIP
575[regelnummer]
Maer volck, sou 't geen schant sijn datje die goe slockerGa naar voetnoot529
 
so bedrooch?
[pagina 118]
[p. 118]
 
HAESJE
 
Schant wesen, daer staen ick u borgh veur.
 
PHILIP
 
Huys-vrouGa naar voetnoot530, spreeck niet te hoogh.
 
LICHTHART
 
SinjeurGa naar voetnoot531 moet weten dat dese kastydingh bewijsen de straffenGa naar voetnoot532,
 
Dat niemant met u vrou, als ghy, en hebt te schaffen.
 
PHILIP
 
Ghy, en uws gelijck, verheught u soo garen in een anders leet,
580[regelnummer]
En dat het u oock eens over quamGa naar voetnoot533.
 
ROBBERT
 
Ey Heerschop, niet en beetGa naar voetnoot534,
 
Wy maecken 't te eerelijck dat ons yemant sou bedriegenGa naar voetnoot535.
 
PHILIP
 
O guyt-sackGa naar voetnoot536, die u eer vangt heeft so veel als een hand vol
 
vliegen;
 
Was dat eerbaer ghedaen, doenje met Vranck peurden uytGa naar voetnoot537,
 
En datje soo veel te weegh bracht, inde ring-sloot, dat de schuyt
585[regelnummer]
Om raeckte, daer die goe heerGa naar voetnoot538 sat met het vis-kaerGa naar voetnoot539
 
tusschen sijn beenen,
 
Dat de bockseGa naar voetnoot540, het hemt, en dorst ick het seggen, met eenen
 
Sijn ouwe ysegrimmenGa naar voetnoot541 waren soo verkleumt en nat,
 
Dat hyse most gaen droogen inde Son, en waerom deedje dat?
[pagina 119]
[p. 119]
 
ROBBERT
 
Dat sal ickje seggen: wy deden 't om datGa naar voetnoot542 hy sou weten,
590[regelnummer]
Dat hy met ons uyt-geweest was, hy mocht het aersGa naar voetnoot543 vergeten.
 
PHILIP
 
Broeders, broeders, ghy valt inde faluacyGa naar voetnoot544 soo veel asenGa naar voetnoot545
 
te licht.
 
LICHTHART
 
Dat schildert wel, want soumense alle verkoopen by 't gewicht,
 
Men souder weynigh vinden swaer ghenoegh te wesenGa naar voetnoot546.
 
HAESJE
 
Nu liefste, laet ons met dit stuck begaen, ghy hoeft niet
 
te vreesen,
595[regelnummer]
Dat ick eenighe begeerlijckheyt sal krijgen tot syn vleys.
 
PHILIP
 
Dat hoop ick immersGa naar voetnoot547, wel doet dan de saeck sijn eysGa naar voetnoot548,
 
Ick sie toch datj'er op belust bent, u kijnt mochter een mael
 
of dragenGa naar voetnoot549.
 
LICHTHART
 
O grooten danck.
 
ROBBERT
 
Wy sullen voortaen in alles u soecken te behagen.
 
HAESJE
 
Wel Lichthart, is sijn wijf de weet nu al ghedaen?
 
LICHTHART
600[regelnummer]
O jae, sy is hier dichte by, en als 't werck aen sal gaen,
 
Soo sal Robbert haer roepen.
[pagina 120]
[p. 120]
 
HAESJE
 
Datmen al de Henne-tasters soo kosten uyt-strijckenGa naar voetnoot550,
 
Die over al 't finael of willen wetenGa naar voetnoot551, en in anders potten
 
kijckenGa naar voetnoot552,
 
Ick meen de sneuckelaersGa naar voetnoot553 die souden op het lest
 
Gien vreemde vrouwen meer versoeckenGa naar voetnoot554, maer
 
speulen, laten bestGa naar voetnoot555.
 
PHILIP
 
605Ga naar voetnoot556 De mannen wort de schult gegeven, maer somtijds is de vrou
 
oorsaeck.
 
HAESJE
 
'tIs bestGa naar voetnoot557 datje dat seght, wees jy'erGa naar voetnoot558 noch een voor-spraeck;
 
De mannen hooren wyser te wesen, en deyncken een vrou is
 
een swack vat,
 
Laet ick haer kranckheytGa naar voetnoot559 verbeteren, maer neen,
 
in plaets van dat,
 
Soo doense haer uyterlijcke best om onse swackheyt te vangen,
610[regelnummer]
En gaen 't dan noch, als sommige, wel aende klock-reep
 
hangenGa naar voetnoot560.
 
PHILIP
 
Vier dingen kunnen 't niet licht verbeurenGa naar voetnoot561: de Winter,
 
een Varcken, een Boer, en een Vrou.
 
HAESJE
 
Waerom dat?
[pagina 121]
[p. 121]
 
PHILIP
 
Maer al brenght ons de winter noch sulcken kou,
 
[C2v]
 
En onweerGa naar voetnoot562, soo seghme, 't is Winter; een Varcken kan 't oock
 
niet verkerven,
 
Al wentelt hy hem in sijn dreck, en al gaet hy al sijn kost
 
bederven,
615[regelnummer]
Soo seytmen mee, 'tis een Varcken; dus is 't oock met een Boer,
 
gelijck ick lest sach,
 
Die met sijn melck-emmeren by een Varcken op een sleeGa naar voetnoot563 lach:
 
En al riepen de jongens, een droncke Boer, de luy gingen 't
 
mekaer voor geen nieuws schryven,
 
Maer seyden, een Boer is een Boer, en al was 't op een Paes-dagh
 
soo sal hy een Boer blyven.
 
En al verpeutertGa naar voetnoot564 het een wijf noch soo, 't isGa naar voetnoot565 se is onnooselGa naar voetnoot566
 
en swack,
620[regelnummer]
Sy moet pijnGa naar voetnoot567 en armoet genoegh uyt-staen, laetse wat wil
 
hebbenGa naar voetnoot568, die lieve sackGa naar voetnoot569:
 
En daer by hebbense dan noch dat voordeel, datse haer selfs
 
seer schoon weten te kallenGa naar voetnoot570,
 
Een man mach wat praten, maer wil de vrou soo moet hy
 
deur de mant vallen,
 
Sy sijn mondigh, dat wijst de Hal, de Vis-marckt, en
 
de Erf-huysen wel uytGa naar voetnoot571.
 
HAESJE
 
En ick kanGa naar voetnoot572 wel mannen die over al by benne met de snuyt,
[pagina 122]
[p. 122]
625[regelnummer]
Waer wat te snappen isGa naar voetnoot573, ick wed haer het schortel-doeck
 
soo wel sou passen,
 
TrotsGa naar voetnoot574 de beste dienst-meyt die de schottelen loopt wassen.
 
PHILIP
 
Wel set dat dan tegen mekaer, de mans de doeck, en de vrouwen
 
de broeck,
 
Want waer wat te gouverneerenGa naar voetnoot575 is daer valje ons veel te kloeck;
 
Maer sacht, wie komt ons hier op 't onversiensteGa naar voetnoot576 naderen?
 
HAESJE
630[regelnummer]
Och mijn suyck're-menghtsGa naar voetnoot577-liefste, het is
 
onse Heer van bladerenGa naar voetnoot578.
 
PHILIP
 
Ey siet hem eens gelijck een groote mast in een schuyt met drek
 
staen.
 
HAESJE
 
Niet waer, het hooft past hem tusschen de schouwers als
 
een JaponsGa naar voetnoot579 varcken; wacht, 'k sal halen gaen
 
Mijn naey-goet, en komen hier wat nae mijn vermogen
 
queelenGa naar voetnoot580.
 
PHILIP
 
Soo meughje (is hy half sot) sijn sinnen heelendal steelen.
 
LICHTHART
635[regelnummer]
Ick bid u, laten wy wat aen een sy gaen op dat hy ons
 
niet sien en kan.
 
PHILIP
 
Wel kom, ick moet ghelijck als ghy eens sien, hoe dese man
 
Hem in sijn liefde hout, want onder alle dieren,
[pagina 123]
[p. 123]
 
En sijnder geen soo malGa naar voetnoot581 als die de minne vierenGa naar voetnoot582.
Binnen.
Haesje gaet sitten naeyen, en singht.Ga naar voetnoot583
 
CameniertjeGa naar voetnoot584, Cameniertje, gaet eens met een gauwe treeGa naar voetnoot585,
640[regelnummer]
Na mijn Heer den Advocaet, en seght mijn man is niet in stee:
 
Oui, oui, hola, hola,
 
Chambriêre, chambriêre, chambriêre vene saGa naar voetnoot586.
Ga naar margenoot+Hans van Tongen, uyt.
 
HANS
 
Och dat is een keeltje, nou is 't oock puur met mijn ghedaen,
 
Wil ick haer aen-raeckenGa naar voetnoot587? neen, ick wil eerst een goet gebeetje
 
spreken gaen
645[regelnummer]
Aen de liefde, op datGa naar voetnoot588 sijn mannelijckeGa naar voetnoot589 wil ghelieft
 
te ghehengenGa naar voetnoot590,
 
Dat ick voor dit briefje mijn lust ten end mach brengen.
 
Hy valt op zijn knien
 
O heylige liefde, ick bidje inder liefde dat ick mach,
[pagina 124]
[p. 124]
 
Deur jouwer liefde, en heurder liefde, mijnder liefdeGa naar voetnoot591,
 
desen dagh
 
Ten vollen believenGa naar voetnoot592, want inde liefde sal ick anders sterven,
650[regelnummer]
En souje wel willen dat jou liefde, in mijn liefde,
 
soo sou bedervenGa naar voetnoot593:
 
Dat was heel qualijck, want wat soutje baten dat ick in het graf,
 
Al onse liefde aende liefde van de wurmpjes gaf?
 
Daerom bid ick eenmael, en andermael, och! opent u ooren,
 
Laet u liefde mijn liefde aen-nemen, wilt mijn verhooren,
655[regelnummer]
Besegelt mijn ceeltje, want het is niet ghesacreertGa naar voetnoot594,
 
Verhoort mijn doch ten lesten, want sooje nou van me keert,
 
Soo meughje denckenGa naar voetnoot595 dat ick soo langh uyt liefde sal schreyen,
 
Tot datmen mijn liefde, u liefde, en haer liefde, uyt mijn siet
 
verscheyen.
Hy staet op.
 
Daer ben ick soo op gehartGa naar voetnoot596 of mijn nu al de werrelt
 
te hulp quam,
660[regelnummer]
Dat gaet'er dan nae toeGa naar voetnoot597, met sulcken heeten vlam
 
Als of ick vol gloeyende kolen was. Eerwaerdige, deughtsame,
 
En eerbare vrou-mensch, ick wensch u, en d'uwe, en by name
 
U groote schoonheyt, goeden dagh.
 
HAESJE
 
En ick u desgelijck.
 
HANS
 
Dus besich, alder-schoonste, daer soo menigh groote Rijck
665[regelnummer]
Om vernielt sou worden, datje de Koningen sagenGa naar voetnoot598?
[pagina 125]
[p. 125]
 
HAESJE
 
Daer wilmeGa naar voetnoot599 Sint Albrecht voor bewaren, ten soume niet
 
behagen.
 
HANS
 
Wat naeyje al, een open soompje, of schuyntjeGa naar voetnoot600, ghy naeyt
 
heel wit,
 
Heer wat een sindelijck spaensjeGa naar voetnoot601, maer hoe net dat dit reeghje
 
parreltjesGa naar voetnoot602 sit.
 
HAESJE
 
Kijck hanne-vaerGa naar voetnoot603, waer mach hy hem mee bemoeyenGa naar voetnoot604.
 
HANS
670[regelnummer]
Maer soete Haesje, die mijn sieltje dus komt boeyenGa naar voetnoot605,
 
Salje mijn niet lief hebben, och! hoe stae ickje an?
 
HAESJE
 
Schaemje datje 't seght, denckt omje vrou, en ick om mijn man.
 
HANS
 
Sooje dan niet wilt, soo sel ick het aers aen leggen,
 
En raecken u met dit ceeltjen aen, en sien watje dan sult seggen.
Hy raeckt haer aen, sy smijt het naey-goet wech, en schiet hem toe.
 
HAESJE
675[regelnummer]
Och Hansje, ick bekent, ick heb soo qualijck ghedaenGa naar voetnoot606,
 
Dat ick jou goe eyschGa naar voetnoot607 soo smalijck gingh versmaen.
[pagina 126]
[p. 126]
 
Ga naar margenoot+HANS
 
Wel scheeren wy mekaerGa naar voetnoot608, mijn dunckt het sinne droomen!
 
HAESJE
 
Loop nietGa naar voetnoot609, mijn hart, mijn is sulcken beseeten liefde
 
aen-gekomen.
 
HANS
 
Ick moet me wat druyghGa naar voetnoot610 houden, die men niet en wacht,
 
die men niet achtGa naar voetnoot611.
 
HAESJE
680[regelnummer]
Och Hans! ick word soo begeerigh nae u dat ick schier
 
versmachtGa naar voetnoot612,
 
Laetme nou toch niet verlegenGa naar voetnoot613, mijn struyf-montGa naar voetnoot614,
 
ick salje geven
 
Wat datje hebben wiltGa naar voetnoot615.
 
HANS
 
Hoe ben ick nou verhevenGa naar voetnoot616,
 
Soenen en gelt toe krygen, dat is al meer als ghemienGa naar voetnoot617.
 
HAESJE
 
Nou mijn uyt-genomeGa naar voetnoot618 engel, wiltme eens vriendelijck
 
aen-sienGa naar voetnoot619,
685[regelnummer]
Hoe meughjeGa naar voetnoot620 mijn dus quellen, en soo langh laten pracchenGa naar voetnoot621?
[pagina 127]
[p. 127]
 
HANS
 
Het was'er een meysje van seventien jaer, haer maegdom
 
woegh'er haer al te swaerGa naar voetnoot622, nou wilGa naar voetnoot623 ick barsten van lacchen.
 
WelGa naar voetnoot624 machmen segghen als een wijf tochtigh is, soo is'er
 
gheen houwen an.
 
HAESJE
 
Mijn hartje BarentsGa naar voetnoot625, kom, ey kom, mijn eygen sint JanGa naar voetnoot626.
 
HANS
 
Ick kan niet langer veynsenGa naar voetnoot627, mijn soete butter doosjeGa naar voetnoot628.
Sy vlieght hem om den hals.
 
HAESJE
690[regelnummer]
Mijn gesuyckerde lief.
 
HANS
 
Mijn hartje.
 
HAESJE
 
Och mijn troosje?
 
Sy smijt hem onder de voet, en gaet op sijn lijf sitten.
 
Wat bin ick geluckigh, mijn harderGa naar voetnoot629, och! je bent soo soet,
 
Ick hebje soo lief dat ickje schier doot soenen moet.
 
HANS
 
Ghy duwt mijn neck schier stuckenGa naar voetnoot630, soo blijfje daer aen
 
hangen.
[pagina 128]
[p. 128]
 
HAESJE
 
O lieffelijcke mont wat most ick nae u verlangen,
695[regelnummer]
Eer ickje eensjes kussen mocht, och ick sal eeuwigh de uwe sijn,
 
Soo aengenaem sinjeGa naar voetnoot631, mijn troost, mijn medecijn.
 
HANS
 
Nou Haesje, laet men opGa naar voetnoot632, wy sellen dan meerder
 
vreught bedryven.
 
HAESJE
 
Het is onmogelijck dat ick vanje af kan blyven,
 
Mijn hartje springht van vreught.
 
HANS
 
Ey lieve laet me gaen.
 
HAESJE
700[regelnummer]
Het is me niet moghelijck dat ickje kan ontslaenGa naar voetnoot633,
 
Je bent soo soet, soo soet, soo soet, jae soeter als een suyckerGa naar voetnoot634.
 
HANS
 
Ick bidje laet mijn op, je breeckt mijn hals, wat duyckerGa naar voetnoot635.
Giertje Goris, uyt.
 
GIERTJE
 
Daer sinnenseGa naar voetnoot636. Hange-bastGa naar voetnoot637, luys-hont, bloet-suyper,
 
scharluynGa naar voetnoot638.
 
HAESJE
 
Ick pack mijn spillen opGa naar voetnoot639.
Binnen.
[pagina 129]
[p. 129]
 
GIERTJE
 
Hanghje dus u siel over een tuynGa naar voetnoot640,
705[regelnummer]
Hoereerder, bordiel-polGa naar voetnoot641, beedel-brock, funGa naar voetnoot642, guyt der guyten.
 
HANS
 
De duyvel moet men wijf hier ghebrocht hebben.
 
GIERTJE
 
Dat der buytenGa naar voetnoot643,
 
De nickerGa naar voetnoot644 het mit mijn niet te doenGa naar voetnoot645, maer hy soeckt jou,
 
Echt-breecker, op-maeckerGa naar voetnoot646, leefje dus met een vrou,
 
Segh droncke drincker, en verteert haer gelt met
 
hoeren en snoerenGa naar voetnoot647?
710[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ick selje daer een schut voor schietenGa naar voetnoot648, jy selt de beurs
 
niet meer voeren,
 
Ick selje op een aere kam scheerenGa naar voetnoot649, bin ick aers
 
Goris en GiertGa naar voetnoot650.
 
HANS
 
Schaemje, wat meugen de luy dencken, datje hier dus tiert.
 
GIERTJE
 
Schamen! jy soutje schamen, en u goddeloose lust temmen,
 
Stucke-diefs, jy hebt al groot geluck dat ickje de baert niet gae
 
kemmenGa naar voetnoot651,
715[regelnummer]
Luysebos, en haelje de oogen en dat hayr uyt jou beseten kopGa naar voetnoot652,
[pagina 130]
[p. 130]
 
Durf jy van schamen seggen, wel wat komtme noch al op,
 
Jou eer-vergeten beest, die noch wel op een kaeck mocht
 
raeckenGa naar voetnoot653,
 
En ick versweer het niet jou een plaets in 't tucht-huys te laten
 
makenGa naar voetnoot654.
 
HANS
 
Nou Giertje, bedaertje, het is mijn van herten liet,
720[regelnummer]
Dat is al even-eensGa naar voetnoot655, 't is wel gedocht, maer de saeck is
 
niet geschietGa naar voetnoot656.
 
GIERTJE
 
O galligh-veugelGa naar voetnoot657 wat hoef jy jou met andre te vermengenGa naar voetnoot658?
 
Je hebt t'huys wercks ghenoegh, en hoeft niet uyt te brengenGa naar voetnoot659,
 
Wat duyvel schortme meer als een aer, ben ick scheef of lam?
 
Segh dras-broeckGa naar voetnoot660, gat-vinckGa naar voetnoot661, doenje mijn eerst nam
725[regelnummer]
Was ickje goet ghenoegh, en 't is noch niet bedurvenGa naar voetnoot662,
 
Och wat bedroefder vrou ben ick, was ick sleghts gesturven
 
Doen ick mijn beenen de alder-eerste-mael byje onder-stackGa naar voetnoot663,
 
So sou ick dese hartseer niet beleven.
 
HANS
 
Nou Giertje, met gemack.
[pagina 131]
[p. 131]
 
GIERTJE
 
't Is wel gheseyt, och, och, och, hoe sel ick het langer
 
aen-stellenGa naar voetnoot664?
730[regelnummer]
Goedeloos, en eereloosGa naar voetnoot665.
 
HANS
 
Jy moetje soo niet quellen:
 
Sie daer, ick beloofje, vergeeft het mijn nou, en soo het dan weer
 
geschiet,
 
Soo doet metme watje wilt, en vergeeft mijn u levenGa naar voetnoot666 niet.
 
GIERTJE
 
Och Hans, Hans, hoe selje dit kunnen verantwoordenGa naar voetnoot667.
 
Deynckt om het eynd dat soo langh isGa naar voetnoot668, och! datj'er eens na
 
hoordenGa naar voetnoot669,
735[regelnummer]
Ghy wort te metGa naar voetnoot670 een dachjen ouwer, en je valt al van quaet,
 
in quaet,
 
Wat selje dan ten lesten worden, segh booswicht, onverlaetGa naar voetnoot671?
 
HANS
 
Kan ickje tot geen ghenade bewegen, daerjeGa naar voetnoot672 mijn dus siet
 
schreyen?
 
GIERTJE
 
Jae Crokedils tranen, ick weet wel vanje vleyen,
 
Jou hart is een afgront van valsheyt, soo bedrieghje mijn altijdt,
740[regelnummer]
Want ghy speult een mans leugen is een vrouwe troostGa naar voetnoot673,
 
maer o spijt,
 
By een hoer te loopen, een hoer, sie daerGa naar voetnoot674 had ickse ghekregen,
[pagina 132]
[p. 132]
 
'k Souwer soo ghehane-veugeltGa naar voetnoot675 hebben, datse op geen wegenGa naar voetnoot676
 
Daer van roemen sou, dat sy onder mijn handen had geweest,
 
Dat wou ickje wel gheswooren hebbenGa naar voetnoot677, ghy overgeven beestGa naar voetnoot678,
745[regelnummer]
Deynckje niet dat een stadt om duskeGa naar voetnoot679 dingen kan
 
verdrinckenGa naar voetnoot680.
 
HANS
 
Ick bidje, moertje Goris, laet jou haestige moetGa naar voetnoot681 wat sincken.
 
GIERTJE
 
Nou flucks me nae huys, 't het hier langh ghenoegh gheduurt,
 
Wy sellen mekaer noch meer spreecken in onse buurt:
 
Ick sel mijn Krelis-oom ontbien, en al dese dingen seggen,
750[regelnummer]
Die selje dan de Text en 't besluytGa naar voetnoot682 noch wel beter uyt-leggen.
Binnen
Ga naar margenoot+Lichthart en Robbert, uyt.Ga naar voetnoot683
 
LICHTHART
 
Deur gaense, armen bloet, hy had het soo niet ghedocht.
 
ROBBERT
 
Kom margen vry weer, ghy hebt u ey wel om een braspenningh
 
verkochtGa naar voetnoot684.
 
LICHTHART
 
Het viel hem een duur soenen, ick sou wel durven achten,
[pagina 133]
[p. 133]
 
Dat hy hem voortaen het loopenGa naar voetnoot685 met dese reys wel sal
 
wachtenGa naar voetnoot686.
 
ROBBERT
755[regelnummer]
Hy is uyt-gestreeckenGa naar voetnoot687, soo dat hy neffens hemGa naar voetnoot688 andre
 
leeren kan,
 
Dat het vreemde vrouwen vervolgen niet en past voor
 
een getrout man.
 
LICHTHARTGa naar voetnoot689
 
Ofje segghen wout, de vryers hebben wat vrydom, als
 
de vrouwen selfs soo sot sijn datse ons beminnen;
 
Nou kom, al langh ghenoegh, 't Heerschop en de VrouGa naar voetnoot690
 
wachten ons daer binnen.

EYNDE.

[GRAFISCHE VERSIERING met beer, twee slangen en symmetrische bladermotieven]

margenoot+
A2[r]
voetnoot6
slecht.
voetnoot7
de drankzuchtige (mogelijk: hete) dochter van onze peettante; deuvik - pin die een vat afsluit, wellicht erotische toespeling.
voetnoot8
uyt ... vaetje: Bet.: de allermooiste (meest vleiende) woorden.
voetnoot9
mijn ... anje: ik heb geen zin aan jou; lusten is hier een onpersoonlijk werkwoord.
voetnoot10
Dat ... kon: Kon ik dit nu ook [maar] zo beseffen (mij realiseren).
voetnoot11
gelukkig.
voetnoot12
vuur.
voetnoot13
haar stralende (lust opwekkende) blikken; toespeling op de pijlen van Cupido.
voetnoot14
Verbasterde vloek; hier met temporele -s uit de absolute genitief van tijd; oorspr. bet.: (bij) Gods heilige week.
voetnoot15
niets
voetnoot16
Expletief negatie partikel
voetnoot17
Verbasterde vloek waarin we nog sacramenten kunnen herkennen
voetnoot18
dan ... geven: Dan kan ik mijn minnelust niet met behoud van eer aan een ander betonen; de ontkenning in gien heeft een bereik over de hele zin
voetnoot19
Lucifers notitieboek
voetnoot20
en ... dragen: Bet.: en mijn hele leven voor gek verklaard worden; bol-wurm - de larve van deze ingewandsworm ontwikkelt zich in de hersenen van schapen en veroorzaakt een draaiziekte.
voetnoot21
een vijgh ... achterdocht: weg met die dwaze vrees
voetnoot22
een pleziertje
voetnoot23
de tooren ... bouwen: tegen elkaar schreeuwen, ruzie maken
voetnoot24
Heer oom, meneer pastoor
voetnoot25
Terentius'credo
voetnoot26
geslachtelijk verkeer van meer dan één man met één vrouw
voetnoot27
opa's geteem
margenoot+
[A2v]
voetnoot28
de domkop
voetnoot29
wat ... gheschiet. wat zou hem overkomen zijn?
voetnoot30
wat ... droomen: wat mankeer je? Droom je weer?
voetnoot31
een beroerte?
voetnoot32
zo'n duiveltje
voetnoot33
Krijght ... neus: Krijgt de schout hier de reuk van, komt de schout dit te weten; overspel hoefde niet tot justiti?le vervolging te leiden: het kon bij de schout worden afgekocht
voetnoot34
de breuck genesen: de echtbreuk helen
voetnoot35
het .. ghedaen: Het is heel schandelijk als je het zou doen
voetnoot36
ick meender: ik vind van hen (van dat soort); meen + epenthetische d + er (gen.pl. pers.vnw. 3de pers.)
voetnoot37
die ... sijn: die niet afkerig zijn
voetnoot38
iets amoureusachtigs
voetnoot39
(toevallig) gebeurt (hen overkomt)
voetnoot40
Dat ... wesen: (Mensen) die voor nogal gedistingeerde, edele mannen willen doorgaan
voetnoot41
hoe ... peuren: hoe gedreven zouden ze er zich op toeleggen
voetnoot42
Quam ... slaeghs: 1. als de kans zich maar eens voordeed; 2. als het maar eens tot een vrijpartij kwam
voetnoot43
betrouwbaar
voetnoot44
drommels (enorm) begerig
voetnoot45
aen kan leggen: kan beteugelen
voetnoot46
vergiet
voetnoot47
niets
voetnoot48
Flus ... ghegaen: Zojuist, toen ik water ging halen, komt hier Haesje aanlopen; soo (2de) - expletief samenvattend bijw.
voetnoot49
dat's ... alliens: - dat is nu precies zo -; geïntercaleerde zin
voetnoot50
verleiding; hier dus verliefdheid
voetnoot51
Te... ontstelt: vreselijk van mijn stuk
voetnoot52
ick loof ... oogen: ik geloof dat het dóór haar ogen heen in haar lieve binnenste moet zijn binnengedrongen
voetnoot53
Wil ... hebben: Wil ik dan mijn gezond verstand terug hebben; wijsheyt - equivalent van geest (vs. 55) en verstant (vs. 57)
voetnoot54
Haer schoonheyt: haar; vgl. het gebruik van aansprekingen in de 3de pers. Als Hare Excellentie
voetnoot55
De tekst meldde ten onrechte mee; de versie van 1660 vermeldt me
voetnoot56
vertroostend
voetnoot57
haeltser weder uyt: haal haar (t.w. het gezonde verstand) er weer uit
voetnoot58
Bastaardvloek voor God.
voetnoot59
De lelie gold als toonbeeld van zuiverheid; de roos van Jericho is een woestijnroos die zich bij vocht snel in al haar schoonheid kan ontplooien
voetnoot60
eere bien: vereren, aanbidden
voetnoot61
een kleine of beminde heilige
voetnoot62
nu ... slagh-regen: nu zal mijn stralende zon (aanduiding voor geliefde) door een slagregen verduisteren
voetnoot63
dat starretjen ... begon: Dat sterretje (geliefde) dat nauwelijks begon te stralen
margenoot+
A3[r]
voetnoot64
Dat ... Son: Dat verdween als bij een verduistering van de maan of de zon
voetnoot65
beste vriend
voetnoot66
erotisch belust, zie WNT vleezig 3,b.
voetnoot67
Expletief steunpronomen bij hoe
voetnoot68
Soo ... krencken: Als die begeerte naar zingenot aanhoudt, ... het zal mij uitzinnig maken; de woordorde toont emotionaliteit
voetnoot69
Het ... omroert: Contaminatie van ‘Het is of me een stock het binnenste in mijn lijf hiel omroert’ en ‘Het is of me met een stock het binnenste in mijn lijf omgeroert wort’; ook dit verschijnsel wijst hier op emotionaliteit
voetnoot70
Ick ... bocus: Ik ben er zeker van dat ze kon toveren
voetnoot71
heeft vervoert. in vuur en vlam heeft gezet
voetnoot72
Wel ... wyf!: Schaam je erover, de vrouw van de eigenaar-opdrachtgever; schaemtje - schaem + het + je
voetnoot73
het ... ons: het levert voor ons toch niet veel op; het - voorl. ond. voor die ... schilderen
voetnoot74
gangbaar, populair
voetnoot75
een meester wil verstrecken: voor een meester wil doorgaan
voetnoot76
datm'er ... decken: bet. enorm veel; een gangbare uitdrukking voor ‘algemeenheid’, zie WNT kakhuis, 6de schrapje.
voetnoot77
En ... wilt: en jij legt het nog zo risicovol op het wild (een liefje) aan; en jij bent nog zo gevaarlijk op een vrijage uit; zie WNT wild (I) 2a en leelijk B2
voetnoot78
Bastaardvloek
voetnoot79
hoofdman
voetnoot80
beunhazen
voetnoot81
Bastaardvloek uit vijf wonden en sacramenten
voetnoot82
Reyst ... Gent: bet. Vertrek!
voetnoot83
om een kwart stuiver; Van Gelder 1976, 245
voetnoot84
Hoofdzinsorde met bijzinsfunctie
voetnoot85
hardstikke
voetnoot86
bepaald, stellig; de versie van 1660 vermeldt groot in plaats van noot
voetnoot87
als
voetnoot88
De versie van 1644 en die van 1660 vermelden ten onrechte op-staende
voetnoot89
dat ... kapoenen: als je geslachtsdeel nog functioneerde, dan zou hij je laten kastreren
voetnoot90
Heyntje-man ... pick-stock: De duivel met zijn pekstok; de met pek besmeerde fakkelstok is een vast duivels attribuut
voetnoot91
De hele santekraam; orlement is een verbastering van element
voetnoot92
meughje dencken: mag je [wel] bedenken
voetnoot93
haddense ... doen: zouden al degenen die het doen [nl. overspel plegen] houten neuzen krijgen
voetnoot94
Soo ..achter-blijven: Zo zou het er niet om achterwege blijven
voetnoot95
laet ... verlegen: laat mij niet in verlegenheid; vrij: help mij
voetnoot96
nou ... onteert: nu heb je mij in hoge mate beledigd
voetnoot97
Ghy ... argh: Jij bent heel erg doortrapt; al vry wat - understatement
voetnoot98
listen
voetnoot99
Ick...voort helpen: Ik zou de gek behulpzaam zijn?; Lichthart veinst een afwijzend antwoord. Ook de volgende zin dient men zo te verstaan.
voetnoot100
selje...ghereet?: zul je (daartoe) dan geheel bereid zijn?
voetnoot101
duympje op: bekrachtiging van een gelofte; oorspr. een parodie op de eedaflegging.
voetnoot102
dese saeck...schromen: deze zaak is werkelijk heel gevaarlijk
voetnoot103
oorspr. duivelbannen, bij uitbreiding: toveren
voetnoot104
en...by-komen: - en door toverij zou het (t.w. de liefdevolle ontmoeting) moeten plaatsvinden -
margenoot+
[A3v]
voetnoot105
als je
voetnoot106
iets afschuwwekkens (nl. de duivel)
voetnoot107
waarlijk; byloo - bastaardvloek om een uitspraak te bekrachtigen
voetnoot108
de duivel
voetnoot109
Contaminatie van passeren en voorbij gaan
voetnoot110
Nl. het liefdevuur van Hans en het hellevuur van de duivel
voetnoot111
't Is ...aer: bet. (verwijtend) Het is het beste dat ik problemen voorkom en een ander (liefje) zoek? Vgl. Stoett 1943, dl 1, nr 174
voetnoot112
Dit diertje werd verbonden met nachtbrakerij, duistere zaken en allerlei onverstand. Hans neemt de opdracht letterlijk.
voetnoot113
dan
voetnoot114
Gort: verbastering van God; broertje: aanduiding van nauwe band met zijn vriend
voetnoot115
struise
voetnoot116
Tot ... hebben: tot geslachtsgemeenschap zal brengen?
voetnoot117
eenmaal; ter aanduiding dat de belofte gestand wordt gedaan
voetnoot118
te langh verbeyt: te veel tijd verloren, te lang gedraald
voetnoot119
vannacht
voetnoot120
sal sien: zal proberen
voetnoot121
dat ick...gingh: als ik eens naar Janbaas zou gaan
voetnoot122
kerel
voetnoot123
prullaria, rommel
voetnoot124
-er ... mee: er erg verzot op
voetnoot125
Laag aanbouwtje bij een huis, oorspr. om potten e.d. op te bergen
voetnoot126
in 't ruygh: in het met wild gewas doorgroeide (rieten dakje)
voetnoot127
Een ... ghebonden: Laat ik een ragebol aan een stok binden
voetnoot128
te pakken krijgen
voetnoot129
Tot publiek gericht
voetnoot130
inde uyle-vlucht: bet. tijdens de avondschemering
voetnoot131
maken ... leen: veroorzaken geslachtsziektes
voetnoot132
In de versie uit 1660 komt Robbert niet voor. Daarin ontbreken de verzen 137 tot en met 184
voetnoot133
voerje ... hem: ging je zo met hem om
voetnoot134
verwonderlijk, idioot
voetnoot135
so als...aen-stelden: zoals die bloedworst (vrij: Hansworst) zich aanstelde
voetnoot136
echtgenote, vrouw
voetnoot137
op de meest smerige wijze
voetnoot138
te buiten gaat
voetnoot139
regelen
margenoot+
[A4r]
voetnoot140
bijzonder goed
voetnoot141
op dat terrein
voetnoot142
een advocatensmoel, een uitgestreken gezicht
voetnoot143
hoe 't hoort: wat daartoe nodig is
voetnoot144
Salse ... sijn: Zal ze (hiertoe) wel bereid zijn?
voetnoot145
zorg dragen
voetnoot146
Ter aanduiding van een nieuw gespreksthema
voetnoot147
Aanduiding van de echtgenote van de opdrachtgever
voetnoot148
sal ... wesen: niet van dienst zal willen zijn, niet zal willen helpen
voetnoot149
Sy ... toe: Zij had er zin in
voetnoot150
wat
voetnoot151
nalaten
voetnoot152
is ... vooght: is Haesje de baas in huis
voetnoot153
T.w. dat de vrouwen het in het huwelijk voor het zeggen hebben
voetnoot154
T.w. de vrouw van Hans
voetnoot155
Peettante Marry
voetnoot156
Het ... beuren: het kan haar heel goed passen
voetnoot157
bij de (oude) vrouwtjes; wijfjes heeft hier een negatieve connotatie
voetnoot158
krantenuitgevers
voetnoot159
M.b.t. de wijfjes
voetnoot160
nieuwe tijdinkjes, nieuwtjes
voetnoot161
alles wat
voetnoot162
uyt ... ghepraet: uit het naaimandje gepraat, een scabreus verhaal verzonnen; vgl. WNT naaien 8 en onder samenst. ‘naaimand’
voetnoot163
op ... gheschrolt: op de hoogmoed geschimpt
voetnoot164
een zodanige kraag draagt; een handgebaar kan het ‘zodanige’ verduidelijken
voetnoot165
Hier man met adellijke titel
voetnoot166
Diens ... dragen: Wiens ouders wel blauwe doekjes gewoon zijn te dragen; moddetjes - vgl Spaansche Brabander vs. 1658
voetnoot167
Lijst, opsomming op papier
voetnoot168
die dikke hoer
voetnoot169
om gratis te eten en te drinken
voetnoot170
binnense niet deur: zijn ze (t.w. de jonge mannen) niet weg
voetnoot171
achter hun rug
voetnoot172
te hooghartig
voetnoot173
T.w. het eten en drinken
voetnoot174
Nl. dat hij niets aanbood
margenoot+
[A4v]
voetnoot175
de ...hals: de duivel op zijn nek, zijn straf
voetnoot176
de Vleer-muys ... hebbende: met de gevangen vleermuis
voetnoot177
Ick...stee: een zgn. zei-spreuk of apologisch spreekwoord; ‘ik heb hem (t.w. de rat) al’, zei de man, en hij had hem in een privaat gevangen
voetnoot178
geleek op
voetnoot179
om ... peuren: ter bedevaart begeven
voetnoot180
vervloekte; bastaardvloek afgeleid van fr. sacré
voetnoot181
M.b.t. de ragebol die Hans gebruikt om een vleermuis te vangen, waar de boer een pruik in meent te zien
voetnoot182
leuk, grappig
voetnoot183
Bastaardvloek uit Gods bloed
voetnoot184
Klaas van Kees van Jan Coote; Coote duidt op een kleine boerderij of boerenhuisje, vgl. WNT kot (I) 2
voetnoot185
Dat ... dragen: dat de hoge heren om de mooiïgheid zulke ruige dingen(nl. pruiken) dragen
voetnoot186
geloof
voetnoot187
dat ... is: dat Jan van Dirk Truyen een man van aanzien is
voetnoot188
van bont gemaakte
voetnoot189
boerenzoontje; een huisman was een welgestelde boer
voetnoot190
vechten
voetnoot191
De tekst vermeldt ten onrechte met hoofdletter Ghetucht, de versie 1660 Getucht
voetnoot192
Ghetucht ... heylighe-wegh: Gestraft met ‘een tot geestelijk heil voerende weg’; toespeling op het tuchthuis aan de Heiligeweg te Amsterdam, het zgn. Rasphuis
voetnoot193
ongeduldigheid, drift
voetnoot194
Mijn...Leeuwen: ik heb er geen zin in om in het tuchthuis te wonen; boven de poort van het tuchthuis bevond zich nl. een relief, voorstellende een door vier leeuwen voortgetrokken kar met rasphout
voetnoot195
De broodarme vechtersbaas
voetnoot196
soo wort begeert. zo wordt gewenst (ironisch), er zo veel vraag is naar
voetnoot197
Datse ...vereert: dat Sinte Rasphuis en zijn klooster hen (de vechters en bedelaars) gratis kost en inwoning schenken; het Rasphuis werd in 1595 in het voormalige Clarissenklooster gehuisvest
voetnoot198
met...Roomen: algemene aanduiding voor het leveren van een zware inspanning
voetnoot199
Verhaspeling van het woord aubade met toespeling op ‘dwaasheid’. Deze aanduiding werd gebruikt voor de begrippen ‘aubade’ en ‘serenade’ (Veldhorst [2004], 113).
voetnoot200
dapper; toespeling op het ouder gebruik van edelen die hun geliefde een aubade brachten

voetnoot201
vluchten
voetnoot202
Dat ... gaen: zodat hij als gevangene moet lopen
voetnoot203
De tekst vermeldt onkomt. Ik volg hier de versie-1660

voetnoot204
uw wild, uw vangst van de jacht
voetnoot205
lustje dan: heb je dan wel zin in, begeer je daarna

margenoot+
B[1r]
voetnoot206
smeken
voetnoot207
het struikgewas
voetnoot208
door elkaar heen

voetnoot209
Een...mient. Iemand die haar uit liefde begeert, op het oog heeft
voetnoot210
bedeesd
voetnoot211
ik ... stroo: dan zal ik sterven; gestorvenen werden op stroo gelegd
voetnoot212
doch...oogen: maar beter dát, dan dat een brave borst zijn beide ogen uitgedoofd zijn.
voetnoot213
Wie ... dus: Wie gaat zo als een idioot te keer?
voetnoot214
barmhartigste, vervuld van macht; vol vermogen (zijnde) - Noseman kiest ironiserend een overdreven hoog, religieus getint taalregister
voetnoot215
wiens
voetnoot216
wat...parten: wat zijn dit voor loze streken?
voetnoot217
d'eene ... d'aer: de een of andere piskijker; hatelijke benaming voor ‘arts’
voetnoot218
is...schort: als je wat mankeert
voetnoot219
soo...kort: dan zou ik het niet beter te kort kunnen doen (nl. door naar de piskijker te gaan)
voetnoot220
de artsen
voetnoot221
een party gaen: een deel van hen gaat; incongruentie van het getal van het ond. en dat van de pv.
voetnoot222
meughen passeeren: mogen doorgaan
voetnoot223
Vss. 245b tot en met 271 staan niet in de versie van 1660
voetnoot224
dat ... noot: dat maakt niets uit, dat betekent niets
voetnoot225
Al...dutje: al letten ze wel eens niet op, al maken ze wel eens een foutje
voetnoot226
een arts
voetnoot227
een chirurg
voetnoot228
die...genesen: die kunnen de mensen van hun geelzucht en gouden munten afhelpen; geel-zucht heeft een dubbele betekenis, zie WNT geelzucht 1 en in aansluiting bij 2
voetnoot229
gebeurd
voetnoot230
Datse ... belaen: dat ze uit datgene waarmee ze zijn belast (t.w. de ziekte) geld zoek maken (ontvreemden)
voetnoot231
Dan ... transformeeren: Dan weten zij deze geelheid door de ‘steen der filosofen’ zo uit te gloeien, dat de ziekte bijna in klinkklaar goud transformeert; Lapis Philosophorum - steen der filosofen; deze werd in de ME door alchemisten gezocht, omdat zij onedele metalen in goud zou kunnen omzetten, verder zou daarmee een levenselixer bereid kunnen worden
voetnoot232
beste kerel; pred. toev. bij Pieter den Deen
voetnoot233
T.w. zijn goud
voetnoot234
De eer van de overheid; toespeling op kroon als munt
voetnoot235
dat ... tyen: dat deze artsen en chirurgen mensen in de val lokken; zie WNT knip (IV) 2
voetnoot236
Als ... sliep: Toen mijn dronken meester op de dijk lag te slapen; lagh en sliep - verbale hendiadys
voetnoot237
hiel ... mont: vol schuimend kwijl om zijn mond
voetnoot238
- let wel -
voetnoot239
De Heer van Pierlepon; den bevat een genus-n; hals-heer - oorspr. de bezitter van een heerlijkheid met de bevoegdheid het halsrecht uit te oefenen; Pierlepont refereert aan de hoofdpersoon in de Kluchtige tragedie: Of den Hartoog van Pierlepon van M. Gramsbergen
voetnoot240
Miester ... moy: (tot het kalf dat zijn gezicht aflikt)
voetnoot241
wat vreemde schraper: wat voor een vreemde barbier
voetnoot242
grofweg
voetnoot243
teech ... bien: ging weer staan
voetnoot244
Wat ... lanst: Wat ben je voor een kerel?; lanst - uit lansert 'lansdragende soldaat'
voetnoot245
uw schilder; U.l. - Uwe Liefde[s], iets gemeenzamer aansprekingsvorm dan U.E., Uwe Edelheid[s]
voetnoot246
weesrijm
margenoot+
[B1v]
voetnoot247
M.G. Tengnagels Aemsterdamsche Lindebladen, Amsterdam 1640, waarin de schr. op tal van dichters en toneelspelers toespelingen maakt
voetnoot248
De voornamen van Tengnagel luidden Mattheus Gansneb
voetnoot249
tegendraads, niet volgens de regels
voetnoot250
al groote eer: uitsluitend hoge waardering
voetnoot251
mochtense ... gelt: konden zij (de passages over hun werk of persoon) afkopen
voetnoot252
ga jancken: verlang; gedreven door zinnelijke lust, zie WNT janken 1,c en vgl. venusjanken
voetnoot253
pit van een olielamp
voetnoot254
brandt; Hollandse velarisering van de nasaal voor t
voetnoot255
immers niet: volstrekt niets
voetnoot256
zo grote behoeftes
voetnoot257
datm'er: terwijl dat men er; zie WNT dat (II) 13
voetnoot258
daer ... dragen: een zgn. zei-spreuk of apologisch spreekwoord; het mijn - t.w. mijn lichaam
voetnoot259
Had ... gebonden: Had jij de liefdesbrand (maar in een kous) met een kouseband (dicht)gebonden; in aansluiting bij het volksgeloof om je zo van een ziekte te bevrijden, vgl. WNT kouseband 1, vijfde schrapje
voetnoot260
eerje ... vont: voordat je overmeesterd werd (door brandende liefde)
voetnoot261
Trouwe ... uyt: Waarachtig, kalveren halen gekke streken uit
voetnoot262
De tekst vermeldt ten onrechte beschoucken; de versie van 1660 vermeldt beschoncken
voetnoot263
uw gezegende erbarming (ontferming); tegelijkertijd aanduiding van de geliefde in de derde persoon, vgl. in vs. 289 u l.
voetnoot264
daerje mijn: waar je mij
voetnoot265
Wel,
voetnoot266
u; afkorting van u(we) liefde
voetnoot267
een vreugdevolle liefde; vgl. voor de omzetting van kern en bepaling Weijnen Zev. taal., par. 72
voetnoot268
zo verdomd hartstochtelijk; seele-weekes - de s- kan een restant van Gods zijn en eele een verbastering van heilige; zie Van Sterkenburg Vloeken 365
voetnoot269
Datter ... sach: Dat (er) iemand die het zou zien, de tanden ervan zouden wateren; incongruentie van getal bij de pv; ien [...] die 't sach is nl. datief object bij sou en de tanden subject
voetnoot270
ick seghje datte: dát verzeker ik je; datte - verzwaarde vorm van dat, hier mede t.g.v. rijm; vgl. WNT zeggen (I) II, 7, d
voetnoot271
verwacht, zich voorstelt
voetnoot272
je ... eten: je kunt meer dan in je onderhoud voorzien; vgl. WNT brood I,A,1,e
voetnoot273
of het leefden: of je (van je begeerte) vervuld bent, of je (ervan) trilt; vgl. WNT leven (I) A, 13 eerste citaat
voetnoot274
ick ... luymen: ik loer op mijn kans
voetnoot275
slacht ... kruymen: ik ben er grauw van gekleurd; vgl. WNT bierenbrood onder Samenst.
voetnoot276
allemaal
voetnoot277
wat ... mal: Wat? Houd je mij voor de gek?
voetnoot278
Ick ... springen: Ik kan wel 99 kabeljauwen (door springen) in een ton beklemmen; vgl. WNT springen B, 1 'Haring springen', tnegentig - mogelijk met tals in tachtig (vgl. oudsaksisch ant-)
margenoot+
B2[r]
voetnoot279
Een dobbelspel
voetnoot280
Spel met negen damschijven
voetnoot281
lechtse ... daer: leg ze daar voor me neer
voetnoot282
trots ... kijnt: niet onderdoende voor een baker met een ontevreden kind in een lage mand of houten bak; hierin verzorgde de baker het kind op de schoot
voetnoot283
niets
voetnoot284
Mijn verborgen gave
voetnoot285
Heel schrikaanjagend!
voetnoot286
'k loof ... verkeeren: ik ben er zeker van, dat je met goochelaars omgaat; letterlijk: ik geloof niet (anders dan) dat je...
voetnoot287
nobele man; het hoge register is ironisch gebruikt, vgl Oudemans 1857, s.v. Elenbaas
voetnoot288
hoe ... stout: waarom ben je zo vrijpostig?
voetnoot289
overvallen
voetnoot290
sonder ... uyt-gestiert: zonder je komst te hebben aangekondigd; dit gebruik gold in de hogere kringen van de maatschappij
voetnoot291
een bloodaard, een bedeesde
voetnoot292
moeilijk
voetnoot293
aan een liefje voor hem
voetnoot294
De vss. 313 t/m 318 ontbreken in de versie van 1660
voetnoot295
het + enclitisch 't
voetnoot296
Och ... geschoven: scabreus beeld voor coïtus
voetnoot297
Het zwaarste werk verrichten; dagh-werck (lett. 'arbeid voor een hele dag') is hier een femininum, zoals uit de en het relativum die moet worden afgeleid
voetnoot298
zelf
voetnoot299
edel
voetnoot300
het moeytme: het bezwaart me
voetnoot301
mijn lieve lansridder; gemoedelijke aanspraak tot een minnaar, vgl. ook Spaansche Brabander vs. 1362; het WNT vermeldt onder Joris betekenissen als ‘bevrijder’, ‘verlosser’
voetnoot302
Men ... bevingh: Men spreekt van een schoonheid die de verkrachter van Lucretia overmeesterde; Lucretia werd - volgens de traditie - in 510 door Sexus, de zoon van koning Tarquinius Superbus onteerd
voetnoot303
de onse ... leggen: de onzen (nl. Lucretia en Helena) doen voor dit vrouwtje (in schoonheid) onder
voetnoot304
Dat 's ... alliens: Dat doet er niet toe
voetnoot305
En ... toe: en me naar Lichthart haast
voetnoot306
'k segh hou: ik zeg: ‘Hé’
voetnoot307
Wilt dan swijgen: Zwijg dan
voetnoot308
eer ... gaen: voordat ik aan deze dingen mag (ev. kan) beginnen
voetnoot309
verstoten, afwijzen
margenoot+
 
[B2v]
voetnoot310
Penitenties
voetnoot311
of ... beginnen: of (anders) kan ik niet beginnen
voetnoot312
haar zinnelijke driften
voetnoot313
jeuken
voetnoot314
dat ... één: t.w. één van de penitenties
voetnoot315
vergiffenis (voor weerzin tegen iemands wil), WNT genade 2, b
voetnoot316
mag
voetnoot317
kletsen, kakelen
voetnoot318
voor dit doel
voetnoot319
Toneelaanwijzing: Lichthart schrijft deze drie letters op het voorhoofd van Hans
voetnoot320
plaatst
voetnoot321
duivels achterwerken; mogelijk een type spuitend vuurwerk
voetnoot322
buskruit
voetnoot323
goed
voetnoot324
toekomst voorspeller
voetnoot325
tovenaar; oorspr. iemand die een man sexueel onmachtig kan maken door een knoop in de nestel te leggen. Vgl. citaat uit Cats in WNT nestel 1, 1ste schrapje
voetnoot326
aers ... wesen: het is om gek te worden, vgl. WNT aêrs
voetnoot327
sijn getyde ... lesen: zijn gebeden begint te brabbelen
voetnoot328
slincx ... staen: Ingeschreven toneelaanwijzing: Hans doet al sprekend de bewegingen van Lichthart na
voetnoot329
jonge nickers broen: duiveltjes baren
voetnoot330
soo ... leeraer: zo vroom, niet onderdoende voor een Menisten voorganger; benist - de Noord-Hollandse vorm van Menist (volgeling van Menno Simonsz)
voetnoot331
Godin van de onderwereld, ook van de hekserijen en toverkunst, wat hier van toepassing is
voetnoot332
dat ... dient: 1. dat gij mij van nut zijt, 2. dat gij mij onderworpen zijt
voetnoot333
'k besweerje: ik beveel je, WNT bezweren 2
voetnoot334
Een ceel ... kracht: een brief met wonderbaarlijk vermogen
voetnoot335
Steckter ... oet: spreekwoord ter aanduiding van ongeloof; nadel - naald
voetnoot336
Kruysje ... toveren: (ik sla) een kruisje tegen het toveren
voetnoot337
Volkstaalvorm voor Benedicite (domino), het begin van een gebed, hier verzwakt tot uitroep van ontsteltenis
voetnoot338
leven
voetnoot339
De moes (van gekookte bladeren)
voetnoot340
1. reeds gaar, 2. helemaal gaar
voetnoot341
my mijn leven ... steken: mij nooit meer om een vrouw in zo'n gevaar begeven
margenoot+
B3[r]
voetnoot342
jouw angst
voetnoot343
een aantal letters
voetnoot344
soo ... ondieft: dan is het (nl. mijn vrees) geheel ten onrechte
voetnoot345
waer in ... bedroeven: waarover zou ik me zorgen maken
voetnoot346
Que ... so: want minne maakt een zot; verhaspeling van Frans en Nederlands (met dank aan dr. Reinier Lops)
voetnoot347
meteen
voetnoot348
aen ... klaren: jou eens aandoen, op jou eens toepassen
voetnoot349
hoe ... smart: waarom scheer je de gek met mijn (liefdes)verdriet?, waarom neem je mijn (liefdes)verdriet niet serieus?
voetnoot350
indien ... vermach: indien u mij dan iets vergunt
voetnoot351
moet ... sterven: zal ik zeker sterven
voetnoot352
overlijden
voetnoot353
de schuld van het briefje; het ceeltje krijgt als groep een genitief-s
voetnoot354
kan
voetnoot355
een grote, verborgen kracht
voetnoot356
wilt begeeren: mocht wensen
voetnoot357
bin ... eeren: of anders ben ik geen man van eer
voetnoot358
in 't werck stellen: beginnen
voetnoot359
sien mach: zal zien
voetnoot360
jullie vrouwengekken, rokkenjagers
voetnoot361
daag jullie uit
voetnoot362
hoe ... stuypen: hoe goed jullie (ook) een buiging kunnen maken
voetnoot363
de dochters ... payen: de meisjes met fluwelen woordjes (kunt) inpalmen; WNT verweel en paaien (I) 2, b
voetnoot364
om ... krygen: om (ze) tot geslachtsgemeenschap te bewegen; contaminatie van ‘om (ze) tot u wil te krygen’ en ‘om tot u wil te komen’
voetnoot365
het hart van de vrijsters
voetnoot366
ogenblikkelijk
voetnoot367
(Vraag je) of er ...; elliptische zin
voetnoot368
op ... wachten: bij de poorten van de jonge dames wachten; te denken valt aan de poort in de muur om de tuin aan de achterzijde of de zijkant van een huis; Juffer - beschaafde jonge vrouw of een van aanzienlijke geboorte
voetnoot369
een keer
voetnoot370
wilje: zullen jullie
voetnoot371
Hoe ... lien: Hoe velen - zowel meisjes als jongens - zouden daar boven (in het huis) zitten, als ze voor een gering bedrag mijn brief eens te leen mochten hebben; een blanck - 3/4 stuiver (zilveren munt, in 17de eeuw slechts rekeneenheid)
voetnoot372
gelooft
voetnoot373
gaen vaster: zijn betrouwbaarder
voetnoot374
Verbasterde vloek uit bi Gode
voetnoot375
wat ... goetje: t.w. heel veel van die munten
voetnoot376
om een duyt: voor een duit (1/8 stuiver of ¼ groot); Van Gelder 1976, register
voetnoot377
zodat
voetnoot378
wormafdrijvend geneesmiddel
voetnoot379
Hoe ... staet: Hoezeer hij er zich ook op beroemt
voetnoot380
waer ... geven: Waar geven de mensen toch hun geld aan uit!
voetnoot381
Of dat ... uyt-hingh: Zou ik eens een uithangbordje plaatsen?; elliptische zin. Vrijer: Als ik eens een bordje uithing, dan...
voetnoot382
by ... streven: naar me toe snellen
voetnoot383
pubertjes
voetnoot384
ick ... rusten: ik heb zin om daar wat te gaan rusten; ingeschreven toneelaanwijzing
voetnoot385
grasen ... lusten: mijn hartstocht kan botvieren
voetnoot386
vuil
voetnoot387
nou ... sien: nu ikzelf de moeite neem de hoeken te controleren
voetnoot388
Kan ... segenen: bet.: sta ik stomverbaasd; eig.: is mijn ontzetting zo groot, dat ik een aantal malen een kruis sla en goddelijke hulp voor mij inroep
voetnoot389
het ... vlyen: het (vuil) heeft kunnen wegstoppen
voetnoot390
flus een kelder: zojuist stinkend vuil
voetnoot391
Aanduiding van een smerige vrouw
voetnoot392
gheen huur kryghen: geen baan met woongenot krijgen
voetnoot393
een bezit
voetnoot394
ofschoon
voetnoot395
De dubbele komma markeert dubbelrijm
voetnoot396
haar babbelaarsters; Oudemans 1857 larijster en WNT lariën
voetnoot397
deynckt ... was: je kunt je indenken in wat voor een stemming ik verkeerde; stel je voor hoe kwaad ik was
voetnoot398
neemtje ... naem: neem je bezittingen en ga in godsnaam weg; woordgebruik in aansluiting bij de bijbeltaal
voetnoot399
griende ze
voetnoot400
trots ... vrouwen: verzet jullie nooit tegen jullie mevrouwen (of tegen jullie mevrouw; vrouwen - opgevat als gen.sg. van vrouwe)
voetnoot401
Hebje ... houwen: bet.: Werk je in een goed huis, zorg dat je er in kunt blijven; contrair in WNT hok (I) 2 ‘Het hok ‘in’ hebben (houden), (ergens) de baas zijn (blijven)
voetnoot402
de familie waar je voor werkt; WNT volk 7, d
margenoot+
[B4r]
voetnoot403
Uitroep van verbazing uit aanroeping voor hulp van ‘goedertieren moeder Maria’
voetnoot404
leytse ... schuurt: is ze aan het schrobben of wassen of schuren; verbale hendiadys (pv van werkw. van lichaamshouding + en + pv van werkw. van handeling)
voetnoot405
haar urine
voetnoot406
elke keer, na elk gebruik
voetnoot407
schoon
voetnoot408
Dat ... of: Dat is er helemaal naast; vrij: Dat zal ze niet doen
voetnoot409
ick ... leggen: ik wil niet dat er iets vuils op de grond ligt
voetnoot410
Wijstme .. tien: Noem mij nog eens tien van zulke (goede meiden)
voetnoot411
wat ... seggen: Wat zal de meerderheid zeggen?; incongruentie van enkelv. ond. en meerv. pv
voetnoot412
eer bewijzen; goed verzorgen (WNT vieren (I) II, 8)
voetnoot413
in een ander (huis)
voetnoot414
ick ... klaer: veel dingen zijn me duidelijk geworden
voetnoot415
onze vervloekte, vuile kletsmeier
voetnoot416
jatten
voetnoot417
de fatsoenlijke mensen
voetnoot418
te schande gemaakt, in de goede naam aangetast
voetnoot419
Men weten: bet.: ik weet; incongruentie van ond. en pv. (constr. ad sensum)
voetnoot420
bedelaars (m.b.t. de meiden)
voetnoot421
bedriegen
voetnoot422
Daer [...] me: Waarmee
voetnoot423
vervloekte
voetnoot424
Gingh ... op: ging het met de bewaarster en nog iemand snel opdrinken; verbale hendiadys
voetnoot425
en ... fluyten: bet.: en wij kregen niets; oorspr. vogelvangers die bij gebrek aan een fluitje om de vogels ermee te lokken op hun duim blazen, echter natuurlijk zonder gewenst resultaat; Stoett 1943, nr. 508
voetnoot426
beurt... weer: als het weer gebeurt
voetnoot427
1. gaandeweg, 2. toch
voetnoot428
deurje ... darmen: bet.: wat je hebt gestolen, heb je zelf opgegeten
voetnoot429
een ... Harmen: bet.: er schoot altijd wel wat geld bij in; witje - een zilveren muntstukje (halve stuiver?); Harmen - willekeurige naam, hier voor een bedrieger
voetnoot430
E je! Marry Monckjes: Oh jee, (daar komt) Marry Monckjes; E je - oorspr. aanroeping van Jezus bij grote verbazing e.d.; moncken - mopperen, knorren
voetnoot431
hoeje al vaert: hoe het toch met je gaat
voetnoot432
zeker
voetnoot433
aanreiken
voetnoot434
mantel zonder mouwen
voetnoot435
druk bezig; vrij: beleefd, gastvrij
voetnoot436
vast wel
margenoot+
[B4v]
voetnoot437
jy ... ontvallen: bet.: ik was je al bijna vergeten
voetnoot438
wat ... kallen: Wat je zegt!
voetnoot439
te met goet ouwers: langzamerhand hoog bejaard
voetnoot440
Souse niet: bet.: Inderdaad
voetnoot441
't ... mijt: ze (de wereld van nu) lijkt er totaal niet op (nl. op die van vroeger)
voetnoot442
Als ... proncken: Zoals de mensen (thans) pronken!
voetnoot443
zich verheffen
voetnoot444
Die [...] haer ouwers: wier ouders
voetnoot445
van de goe-luytjes [...] leven: van de bedeling leven
voetnoot446
een kraakhelder schort
voetnoot447
mier as al den dagh: verzorgder dan de gewone mensen
voetnoot448
liggende kanten kraag
voetnoot449
verdienden
voetnoot450
leggen ... kosten: besteden het allemaal aan zichzelf
voetnoot451
't al: alles
voetnoot452
'tis ... jack: bet.: ze moeten dan hebben een zijden of een halfzijden jak; zie WNT zijn (I) B, XII, 77, a; Tours - centrum voor zijdeproductie en - verwerking, grofgreyn - uit fra. gros grain (half zijde)
voetnoot453
verweent int pack: voornaam in de kleren (hoogmoedig gekleed?)
voetnoot454
bepaalde soort versiering
voetnoot455
brede
voetnoot456
nieuwe, modieuze snufjes
voetnoot457
of ... staen: of ze willen het dragen
voetnoot458
zilveren opsmuk
voetnoot459
barnstenen
voetnoot460
of ... gaen: of het kan er niet mee door
voetnoot461
met ... beseten: vervuld van hoogmoed; Luysefaer - Lucifer
voetnoot462
't ... of: Iedereen is ontevreden, keurt af; Stoett 1943, nr. 1201
voetnoot463
den Adel ... voor gheslagen: de adel heeft terecht ge&@#ïntroduceerd; incongruentie van ond. en pv; den bevat de genus-n van de nom. in het masc. paradigma
voetnoot464
Op dat ... souwen: - opdat het gewone volk het niet ook zou doen -
voetnoot465
zó lange rode mantels; Giertje duidt de lengte aan
voetnoot466
uitdossen
voetnoot467
achter ... geschoven: ter zijde gesteld
voetnoot468
kind
voetnoot469
zo'n knap meisje; sulcken - sulck + een; moyen - herhaling van een uit sulcken
voetnoot470
Ghy ... wesen: Je zou ermee belast zijn
voetnoot471
laten ... hangen: bet.: laten zij de sexuele begeerte zozeer toe; vgl. Oudemans 1870-1880 sluiken - overspel bedrijven
voetnoot472
kokette vrijsters
voetnoot473
zich
voetnoot474
maeckten geen ghetrantel: aarzelden niet
voetnoot475
Heer Krelis: meneer pastoor, ironische aanduiding van lage geestelijke
voetnoot476
peettante of peetmoeder Neel
voetnoot477
allereerst
voetnoot478
flauw gevallen, buiten Westen geraakt
voetnoot479
verkeerd gedrag
voetnoot480
Toen
voetnoot481
zo (met aanduiding van de richting)
voetnoot482
de moeder van Lambert; toespeling op lesbische relatie (?)
voetnoot483
ergerde
voetnoot484
deur ... liegen: door je bek liegen; harsebecken - eig. hersenpan, hier is becken met ‘bek’ geassocieerd
voetnoot485
teegh ... touwen: begon te slaan en af te ranselen
voetnoot486
‘achtbare’ man (ironisch)
voetnoot487
verslag te doen
voetnoot488
verdedigd
voetnoot489
ken
voetnoot490
zijn er
voetnoot491
die ... stuyten: die zich niet laten tegenhouden
voetnoot492
[Zeg dat] niet te hard, [Wees] voorzichtig
voetnoot493
groen ... kuyp: bet. een nog jonge echtgenoot
voetnoot494
helemaal niets
voetnoot495
Maer ... man?: contaminatie van ‘hoe gaet het met jou man’ en ‘hoe vaert jou man?
voetnoot496
geheel naar zijn wens
voetnoot497
bezoekt
voetnoot498
ick ... toe vertrouwen: ik kan dat niet van hem geloven
voetnoot499
een Menistenvrouwtje; van Menisten werd graag verteld dat zij een levenswandel hadden, contrair aan de leer van hun genootschap
voetnoot500
heeft
voetnoot501
een achterdochtig mens
voetnoot502
zal
voetnoot503
ruzie veroorzaken
voetnoot504
ick ... swaer: ik ben niet bezorgd
voetnoot505
daer ... verbeuren: het kan nu geen kwaad; WNT verbeuren 10, b
voetnoot506
1. op (vrouwen)jacht; 2. op het slechte pad gekomen, zie WNT wild (II) II, 15.
voetnoot507
daer ... hoereert: met wie hij overspel pleegt
voetnoot508
Datter ... sal: dat de schout er nog voordeel van zal hebben; men kon bij de schout een vervolging afkopen
voetnoot509
inrichting te Amsterdam waar gevangenen hard hout moesten raspen
voetnoot510
van God verlaten mens
voetnoot511
die ... gemoet: die hen hebben gezien
voetnoot512
Daer ... speelde: Terwijl zij samen minnekoosden; toespeling op ridder van St.-Jan - vrijer (Oudemans 1870-1880 Jan (St.))
voetnoot513
t'samen vermegen: samen vrijen
voetnoot514
Mijn huwelijksschat
voetnoot515
was 't te degen: dat zou niet erg zijn
voetnoot516
het moeytme: het bezwaart me
voetnoot517
bode, boodschapper
voetnoot518
het ... wesen: dan moet het (t.w. jouw mening) het werk van het geweten geweest zijn
voetnoot519
als ... gedaen: als een oprechte vrouw gehandeld
voetnoot520
elck ... schae: ieder gaat gebukt onder zijn last (hier: schande)
voetnoot521
met haar
voetnoot522
aangebroken
voetnoot523
muts (met afhangende strook over de nek, schouders en soms ook over de borst)
voetnoot524
Wat ... berooft: bet. Wat beroven de mannen de vrouwen dikwijls van hun zinnen!
voetnoot525
gaenwe: laten we gaan
voetnoot526
ergernis
voetnoot527
spoeden
margenoot+
C2[r]
voetnoot528
In de versie uit 1660 ontbreekt het personage Robbert. Daarom heeft de bewerker vss. 575 -598 en 605-628 geschrapt.
voetnoot529
die goede sul
voetnoot530
gade, echtgenote
voetnoot531
Mijnheer; Lichthart spreekt onderdanig tot zijn opdrachtgever (woordkeus en aanspreking in de derde persoon)
voetnoot532
dat ... straffen: dat de straffen de vergelding rechtvaardigen
voetnoot533
En dat ... over quam: Overkwam het jullie ook maar eens!
voetnoot534
Ey ... beet: Hé Mijnheer, helemaal niet!
voetnoot535
Wy ... bedriegen: Wij zijn te deugdzaam dan dat iemand (t.w. een vrouw) ons zou (kunnen) verleiden
voetnoot536
booswicht, huichelaar
voetnoot537
uyt: uit palingvissen ging (wsch. met de elger om aal te steken)
voetnoot538
brave burger
voetnoot539
de viskorf
voetnoot540
broek
voetnoot541
zijn oude geslachtsdelen
voetnoot542
opdat
voetnoot543
anders
voetnoot544
bij de waardebepaling of gewichtsbepaling (oorspr. van munten)
voetnoot545
gewichtseenheden
voetnoot546
Dat ... wesen: bet.: Dat is gemakkelijk gesproken, want, als men alles zou verkopen bij het gewicht, dan zou men bevinden, dat daarvan weinig zaken het juiste gewicht bezitten; -er weynigh swaer ghenoegh te wesen - accusativus cum infinitivo bij vinden
voetnoot547
Dat ... immers: Dat mag ik hopen
voetnoot548
doet ... eys: doe dan het vereiste voor deze kwestie
voetnoot549
u kijnt ... dragen: je kind kan er een merkteken van krijgen (nl. van de vrijerij met Hans)
voetnoot550
Datmen ... uyt-strijcken: Kon men alle rokkenjagers maar zo beetnemen
voetnoot551
Die ... weten: Die overal het uiteindelijk resultaat van willen weten
voetnoot552
in ... kijken: ieders geheim willen kennen; mede scabreus
voetnoot553
snoepers, vrouwenliefhebbers
voetnoot554
verleiden
voetnoot555
maer ... best: maar het beste het minnespel nalaten
voetnoot556
In de versie-1660 ontbreekt de passage 605-628
voetnoot557
het is fraai
voetnoot558
jy'er: jij voor hen
voetnoot559
zwakte
voetnoot560
aende ... hangen: aan het klokketouw hangen, publiekelijk bekendmaken
voetnoot561
verkerven, ongenoegen op de hals halen
voetnoot562
slecht weer
voetnoot563
transportmiddel, ook buiten de periode van sneeuw en ijs
voetnoot564
verprutst
voetnoot565
't is: men zal zeggen
voetnoot566
onkundig
voetnoot567
zorgen
voetnoot568
wat wil hebben: plezier hebben; achter wil ontbreekt de partitieve genitief-s
voetnoot569
dat lieve mens
voetnoot570
praten
voetnoot571
wijst ... uyt: bewijst; Erf-huysen - veilinghuizen
voetnoot572
ken
voetnoot573
Waer ... is: waar een voordeeltje te behalen is
voetnoot574
niet onderdoende voor
voetnoot575
beslissen
voetnoot576
totaal onverwacht
voetnoot577
Krachtterm uit versmelting van suikermond en sakrement
voetnoot578
Ironisch voor een schilder wiens werk afbladdert (?)
voetnoot579
Japans
voetnoot580
zingen
voetnoot581
verdwaasd
voetnoot582
die ... vieren: degenen die smoorverliefd zijn
voetnoot583
In de versie uit 1660 is het hier volgende lied door een ander vervangen. Zie de inleiding bij Hans van Tongen
voetnoot584
dienstertje voor persoonlijke verzorging en vertrouwde diensten
voetnoot585
snel
voetnoot586
chambriêre vene sa: kamermeisje, kom hier; vene - venez, sa - ça, ‘hier’ (met dank aan dr. Reinier Lops)
margenoot+
C3[r]
voetnoot587
haer aen-raecken: t.w. met het wonderbrengende papiertje
voetnoot588
opdat het; dat - dat + 't
voetnoot589
De tekst vermeldt ten onrechte mannesijcke; ik volg de versie van 1660
voetnoot590
toe te staan
voetnoot591
mijn geliefde
voetnoot592
beminnen
voetnoot593
verloren gaan
voetnoot594
gewijd
voetnoot595
Soo .. dencken: Dan dient u te bedenken
voetnoot596
Daer ... gehart: Daardoor ben ik zozeer gesterkt
voetnoot597
Dat ... toe: bet. Ik ga er dan op af
voetnoot598
Dus besich ... sagen: Zo druk bezig, allerschoonste, om wie zo menig groot rijk te gronde gericht zou worden, als de koningen u gezien zouden hebben
voetnoot599
moge mij
voetnoot600
De versie 1644 heeft ten onrechte schuynje, ik volg die van 1660
voetnoot601
wat een fraai spaansje (bepaalde versiering op linnengoed)
voetnoot602
rijtje pareltjes
voetnoot603
Kijck hanne-vaer: Let op, oude vrijer; mogelijk uit hane-vader, vgl. MNW hane
voetnoot604
waer ... bemoeyen: (tot publiek) Waar bemoeit hij zich toch mee!
voetnoot605
komt boeyen: boeit
voetnoot606
qualick ghedaen: verkeerd gehandeld
voetnoot607
jouw gerechtvaardigde verlangen
margenoot+
[C3v]
voetnoot608
scheeren wy mekaer: houden wij elkaar voor de gek?
voetnoot609
ga niet weg
voetnoot610
onbewogen, droog
voetnoot611
die ... acht: diegene acht men niets waardig, naar wie men niet verlangt; variant op Vlaamse zegswijze 'Die niet en wacht en wordt niet geacht', WNT wachten II, 15, c 3de schrapje
voetnoot612
sterf van liefdesverlangen
voetnoot613
Laetme ... verlegen: Laat me nu toch niet in wanhoop
voetnoot614
koosnaam voor geliefde
voetnoot615
Wat ... wilt: Wat je (ook maar) verlangt
voetnoot616
machtig
voetnoot617
meer als ghemien: buitengewoon
voetnoot618
verkozen
voetnoot619
wiltme ... aen-sien: heb een welwillend oog voor mij
voetnoot620
kun je
voetnoot621
smeken, vleien
voetnoot622
Het ... swaer: een liedfragment, dat hier zowel gesproken als gezongen kan worden
voetnoot623
moet
voetnoot624
terecht
voetnoot625
De keuze voor deze naam kan ik niet motiveren
voetnoot626
bet.: zoetelief; naar geliefde heiligen, nl. Johannes de Doper en de apostel Johannes
voetnoot627
(mijn gevoelens) verbergen
voetnoot628
Scabreuze aanduiding van vrouwelijk geslachtsorgaan werd aanduiding voor de gehele persoon (totum pro parte)
voetnoot629
Bet.: mijn minnaar; herder in idyllische zetting te begrijpen
voetnoot630
kapot
voetnoot631
Soo ... sinje: zo zinstrelend ben je
voetnoot632
laet men op: laat me overeind (komen); men bevat een verbindings-n voor vocaal
voetnoot633
vrij laten, bevrijden
voetnoot634
als een suyker: dan suiker
voetnoot635
wat duycker: krachtterm; duycker - verbastering van het woord duivel, waar een taboe op lag
voetnoot636
zijn ze
voetnoot637
booswicht; lett. - strop om iemand op te hangen
voetnoot638
schavuit
voetnoot639
Ick ... op: ik verdwijn met mijn naaigoed; spil - overdrachtelijk voor vrouwelijke werkzaamheden, vgl. ook WNT spil (I) 1.
voetnoot640
Heb je geen geweten? Vgl. WNT tuin 1, d.
voetnoot641
hoereerder
voetnoot642
rabouw
voetnoot643
Dat der buyten: bet. Helemaal niet!
voetnoot644
duivel
voetnoot645
niet te doen: niets te maken
voetnoot646
verkwister
voetnoot647
lichtekooien
margenoot+
[C4r]
voetnoot648
daer ..schieten: dat blokkeren
voetnoot649
op ... scheeren: bet.: op een andere manier berhandelen
voetnoot650
bin ... Giert: of ik ben niet Giertje Gorissen!
voetnoot651
dat ... kemmen: dat ik jou niet ga pijnigen; het beeld van de kam zet de toneeldichter voort; constructie met possessieve datief, nl je de baert i.p.v. jouw baert
voetnoot652
jouw duivelse kop
voetnoot653
op een kaeck [...] mocht raecken: aan de schandpaal kon geraken; bet.: publiekelijk gestraft worden
voetnoot654
ick ... maken: ik zweer niet, voor jou geen plaats in het tuchthuis te laten maken
voetnoot655
Dat ... even-eens: Dat komt op hetzelfde neer
voetnoot656
de saeck ... geschiet: bet.: ik heb geen geslachtsgemeenschap gehad. In de versie uit 1660 is hier een stukje tekst ingevoegd, waarin Hans zijn vrouw met het magische papiertje aanraakt, zodat zij weer van hem zal houden. De wonderbare kracht blijkt het echter te hebben verloren. Zie verder de inleiding bij deze klucht
voetnoot657
galgenaas
voetnoot658
met ... vermengen: met andere (vrouwen) coïtus te plegen
voetnoot659
niet uyt te brengen: niets buitenshuis te doen
voetnoot660
scheldnaam; toespeling op 'natte broek'
voetnoot661
scheldnaam; toespeling op aarsgat of vr. geslachtsdeel
voetnoot662
onbruikbaar
voetnoot663
Doen ... onder-stack: toen ik voor de eerste keer mijn benen bij jou (onder de tafel) stak; bet.: toen ik van jou afhankelijk werd, Stoett 1943, 2225
voetnoot664
aanleggen
voetnoot665
Goedeloos, en eereloos: (Ik raak) zonder bezit en verlies mijn eer
voetnoot666
zolang je leeft
voetnoot667
nakomen
voetnoot668
Deynckt ... is: Realiseer je de afloop die zo ver weg is
voetnoot669
Datj'er ... hoorden: luisterde je er maar eens naar
voetnoot670
langzamerhand
voetnoot671
trouweloze
voetnoot672
terwijl je
voetnoot673
een mans ... vrouwe troost: de leugen van de man is een vrouwenvertroosting; vrouwe troost is hier een eufemisme voor het mannelijk lid
voetnoot674
Kijk!
voetnoot675
afgerost
voetnoot676
nergens
voetnoot677
Dat ... hebben: bet.: Daar kun je volstrekt zeker van zijn
voetnoot678
van God verlaten beest
voetnoot679
zodanige
voetnoot680
ten onder gaan
voetnoot681
plotselinge of felle woede
voetnoot682
de Text en 't besluyt: de motivering en de conclusie
margenoot+
[C4v]
voetnoot683
In de versie-1660 is Robberts tekst in vs. 752 toebedeeld aan Philip en die in vss. 755, 756 aan Haesje.
voetnoot684
ghy ... verkocht: (tot publiek) u hebt uw ei wel tegen geld voor een overdadige maaltijd verkocht; vrij: u hebt groot voordeel behaald
voetnoot685
op vrijersvoeten gaan
voetnoot686
nalaten
voetnoot687
te pakken genomen, gestraft
voetnoot688
neffens hem: naast zichzelf
voetnoot689
De hier volgende slotclaus ontbreekt in de versie uit 1660
voetnoot690
't Heerschop en de Vrou: m.b.t. Philip en Haesje, de opdrachtgevers van het schilderwerk

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken