Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die kwajongens! (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die kwajongens!
Afbeelding van Die kwajongens!Toon afbeelding van titelpagina van Die kwajongens!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (3.24 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die kwajongens!

(1970)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]

1. Klaas durft!

‘Jongens, ìk weet wat! Ik wéét wat!’

‘Wat weet je, Klaas?... Wat dan?... Wàt weet je?’ vragen drie, vier makkers.

‘We zullen ouwe Jochum, die brombeer, er eens lekker tussen nemen.’

‘Ha, goed!... Net goed! Die ouwe brombeer!’ roepen Gerrit, Dirk, Kees en Laurens door elkaar. ‘Maar hoe, Klaas? Hoe?’

Klaas blijft stilstaan midden op de weg. Ginds is het huisje van ouwe Jochum. Het staat heel eenzaam aan de stille weg. 't Staat aan de rand van het bos. Erachter is een schuurtje.

‘We halen zijn geit uit het schuurtje,’ zegt Klaas.

De jongens houden de adem in. Dùrft Klaas dat? Om bij het schuurtje te komen moet je langs het huis van ouwe Jochum. En Jochum mag oud zijn, hij is sterk. Ze hebben hem verleden week nog een vracht hout uit het bos naar huis zien kruien. En Jochem heeft een dikke stok. En als ie boos is, kan hij ook hard lopen.

‘Durf je, Klaas?’ vragen de jongens. ‘Dùrf je?’

‘Ik durf bèst,’ zegt Klaas trots. ‘Jullie niet?’

De makkers zeggen er niets op. Ze kijken naar Jochums huisje. Het is een klein, oud huisje. Het lage dak hangt scheef en de kleine ramen staan ook scheef. Net ogen, die een beetje scheel zien. En de deur is wrak.

Ze zien ouwe Jochum niet. De deur is dicht en er hangen gordijntjes voor de ramen. Maar zou ouwe Jochum hèn niet zien? Als hij eens achter die gordijntjes staat te gluren? Als hij eens achter de deur staat met zijn dikke stok?

[pagina 8]
[p. 8]


illustratie

Laurens durft helemaal niet. Hij is niet zo groot als Klaas. Hij is ook niet zo dapper. Hij is wel een beetje bang. Hij durft niet over het erf te sluipen langs het huis naar het schuurtje.

‘Durven jullie niet? Dan doe ik het alléén,’ zegt Klaas.

En daar gaat hij. Het hek door, het erf over. Nu is hij vlak bij het huisje.

Laurens' hart staat bijna stil. Als ouwe Jochum nu de deur uitkwam met zijn stok!

Maar de deur blijft dicht.

Klaas sluipt verder. Nu is hij tussen het huis en het schuurtje. Als Jochum nu naar buiten komt, kan Klaas niet weg. Dan zit hij in de val.

Maar Jochum komt niet.

Klaas is bij het schuurtje. Hij licht de klink.

Als oude Jochum eens in het schuurtje is! Als hij daar op de loer ligt!...

Klaas trekt de deur open. Hij verdwijnt in het schuurtje.

‘Mè... è... è,’ mekkert de geit luid.

[pagina 9]
[p. 9]


illustratie

Laurens schrikt ervan. O, Jochum zal dat gemekker horen. Nu komt hij vast. Klaas zit ertussen.

De jongens op de weg staan klaar om weg te rennen. Maar Jochum komt niet voor de dag. Klaas komt uit het schuurtje met de geit aan het touw!

Klaas is nu zeker toch een beetje bang. Hij loopt gejaagd. Hij geeft de geit een klap. Die rent. Daar zijn ze het hek uit bij de jongens. Hoera! Maar opeens blijft de geit stokstijf staan, de poten scheef, de

[pagina 10]
[p. 10]

kop omlaag. En hoe Klaas trekt, en hoe de jongens duwen, ze doet geen stap.

‘Mè... è... è... è...!’ mekkert ze luid.

O, nu is 't mis. Dit hoort de ouwe Jochum vàst. Klaas, weg! Laat staan die geit. Laat staan! En weg!

De jongens gaan al hollen.

Doch Klaas geeft de geit een harde klap. En dan rent het dier opeens zo hard, dat hij haar amper houden kan.

De jongens rennen met de geit de weg af. Nu zijn ze niet bang meer. Nu zijn ze blij en trots. Ze hebben de geit. Ze hebben ouwe Jochum een poets gebakken. Wat zal die ouwe brombeer brommen! Maar waar moeten ze met de geit naar toe? Ze moeten naar school. Ze kunnen de geit niet mee naar school nemen. De meester zou raar kijken.

‘Ik weet het,’ zegt Klaas. ‘Ik weet, waar de geit heen moet.’

‘Waarheen dan?’

‘Naar ons hol.’

Ja, ja, naar hun hol. Dat is een beste plaats.

Zij hebben een prachtig hol. Een rovershol. Het ligt in het bos, verscholen achter dikke struiken. En er is een luik voor. Het hol is een beste stal voor de geit en ouwe Jochum zal het dier er nooit vinden. ‘We zetten hem daar vast!’ zegt Laurens. ‘En dan gaan we er om vier uur heen en we gaan hem melken en dan drinken we de melk op. Er is een kroesje in het hol. Fijn, zeg, fijn! Dan zijn we nog veel echtere rovers dan verleden week.’

‘Ja,’ zegt Klaas. ‘En als we hem eerst gemolken hebben, gaan we hem slachten en dan gaan we hem braden aan het spit. Dan zijn we helemaal echte rovers.’

Hiervan schrikt Laurens. Slachten? Dat is naar.

Maar de andere jongens roepen: ‘Ja, fijn! En dan eten we hem op!’ Ze lachen en ze wrijven met hun handen op hun buik. Lekker... Laurens lacht niet. Hij is niet blij, zoals zo pas. Hij kijkt naar de geit, die nu geduldig meeloopt. Ze heeft een lange sik en grote, goede ogen en ze mekkert zo bedroefd.

Ze gaan het bos in met de geit. Ze komen bij de struiken, die het hol verbergen. 't Zijn dichte struiken en ze hebben dorens. Hoe

[pagina 11]
[p. 11]

krijgen ze de geit daardoor?

Kees, Dirk, Gerrit en Laurens gaan twee aan twee aan een kant staan om de takken achteruit te drukken. Zo maken zij een pad, waar Klaas met de geit door kan. Zo komen ze bij het hol.

Ze trekken het luik open.

‘Vort, sik,’ zegt Klaas.

Maar de geit blijft staan met stijve poten. Ze wil niet in het donkere hol.

‘Met z'n vijven, jongens!’ zegt Klaas.

Ze pakken de geit met z'n vijven bij de staart en bij de haren. Eén, twee, hup! Het dier is in het hol. Het luik gaat dicht. Ze zetten het vast met een stuk ijzerdraad.

Nu is de geit goed opgesloten.

‘Naar school, jongens. Het is gauw twee uur.’

De jongens rennen. Eén keer kijkt Laurens om.

‘Mè... è... è... è...,’ blaat de geit in het hol. Het klinkt zo klagend.

Hij heeft geen tijd ernaar te luisteren. Het is erg laat. De school zal zó beginnen en ze zijn nog ver.

De jongens rennen, hijgen, zweten. Als ze bij het dorp zijn, kunnen ze niet meer.

Maar de torenklok wijst één voor twee. Nog éven, jongens!

Ze rennen weer. Kees heeft geen adem meer. Dirk steekt de milt. En Laurens struikelt haast van moeheid.

‘Ringeling! Ringeling!’ Dat is de schoolbel. Ze horen hem in de verte. Ze zijn nog niet op het plein.

Nog éven, jongens!

Als ze op het schoolplein komen, stromen de kinderen naar binnen. Ze zijn de laatsten, maar nog nèt op tijd.

Laurens zit in zijn bank. Hij veegt z'n bol af. Hij veegt nog eens en nog eens. Zijn haren worden steeds weer nat. Er lopen aldoor kleine straaltjes langs zijn voorhoofd. Hij hijgt en puft...

‘Laurens, kom eens hier bij 't bord en maak die aftrekking.’

Laurens krijgt een schrik. Hij heeft niet opgelet bij het bespreken. Hij weet niet hoe de som moet. Op goed geluk zet hij een paar cijfers op het bord.

[pagina 12]
[p. 12]

‘Mis!’ zegt de meester. ‘Ga naar je plaats en let beter op.’

Laurens probeert op te letten. Maar het gaat moeilijk. Hij moet steeds denken aan de geit, die zij geroofd hebben en die nu in hun hol is. De ouwe Jochum, die brombeer, zal op z'n neus zien als hij straks in zijn schuurtje komt. Net goed, net goed. Zo'n brombeer moet eens wat te brommen hebben. Alleen dat ‘mè... è... è... è... è...’ van de geit in het hol klinkt Laurens niet prettig in de oren. 't Was net of het beest verdriet had. En de jongens willen het straks... Hij wil er niet aan denken. Geiten hebben geen verdriet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken