Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marijkes kerstvakantie (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marijkes kerstvakantie
Afbeelding van Marijkes kerstvakantieToon afbeelding van titelpagina van Marijkes kerstvakantie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (5.40 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Corrie van der Baan



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marijkes kerstvakantie

(1963)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

2. Strenge winter

Ze waren voor het laatst naar school geweest in het oude jaar. De kerstvakantie was begonnen. Met hun rapporten in de tas liepen ze met z'n vieren de lange weg naar huis.

Gewoonlijk merkten de kinderen er niets van dat het een eind lopen was.

's Zomers ontmoetten ze vast op de thuisweg boer Jan Derks, die z'n koeien ging melken en dikwijls bakker Westerkerk, op de terugweg van zijn verst verspreide klanten. Als de bramen rijp waren, plukten zij ze van struiken langs de weg en in het voorjaar verzamelden zij hele bossen pinksterbloemen. In het bos keken ze naar de eekhoorntjes, die vliegensvlug langs gladde stammen klommen en met grote sprongen van de ene boomkruin naar de andere zweefden, hun dikke staart achter hen aan. Als zij toch eens zó klimmen en zó springen konden!

Vaak bromde moeder bij hun thuiskomst: ‘Wat zijn jullie laat!’ Dan keken ze verbaasd, maar de klok vertelde hun vaak dat ze langer dan een uur onderweg waren geweest. Voor hun besef had het helemaal niet lang geduurd. 't Was fijn om elke dag een ferme wandeling naar school te maken.

Maar nu... Een dag of wat was het al winterweer geweest, maar niet zo koud als nu. Een harde en scherpe oostenwind blies hen venijnig in het gezicht. Clara zocht de luwte achter Henks brede rug. Marijke wilde niet achter Frans wegkruipen. Zij was de oudste. Dan schuil je niet achter een broer.

[pagina 11]
[p. 11]

Het was echter net of er scherpe naaldjes in haar wangen prikten. De wind beet door haar dikke wanten heen.

De storm roezemoesde in de kale kruinen van het bos. 't Was net of er daarboven honderd honden woedend gromden en honderd katten nijdig bliezen. Ook werd het al donker. Wat kwam daar aan tussen de stammen? Waren het wilde dieren? Marijke hield zich groot. In de bomen bliezen geen honden en katten. En tussen de stammen slopen geen wolven. Het was de wilde wind, die loeide in de kruinen. Het was alweer de wind, die de struiken zwiepen deed. En toch klopte haar hartje bang.

Ze waren aan het einde van het bos. Marijke haalde ruimer adem. Gelukkig, geen geblaas en geen geloei meer en geen zwiepende struiken.

In het open veld woei het echter nog veel harder, recht in hun gezicht. Het was nu net of er heel scherpe messen in hun wangen sneden, zo fel en ijzig koud was hier de wind. Marijke hing voorover om ertegen op te tornen.

Opeens had ze geen adem meer. Hijgend bleef ze staan en draaide zich om met haar rug naar de wind. Zo kon ze weer lucht happen. Zo hield het snijden in haar gezicht ook even op. De jongens deden hetzelfde.

Maar van het stilstaan werd je vreselijk koud. De wind blies op je rug of je geen kleren aan had. Clara begon te huilen. Marijke had ook wel kunnen huilen van kou en narigheid. Maar ze zette haar tanden op elkaar en sloeg haar arm om Clara heen om haar te troosten. ‘Houd mij maar vast. Van achteren bij mijn jas. Ik trek jou wel. We zijn zó thuis.’

Ze gingen verder, stap voor stap tegen de bulderende wind in.

Marijke kon hun huis zien liggen in de schemer op het wijde land. Een gouden vak zat in de muur. Dat was het venster van de huiskamer. Moeder had het licht al opgestoken. Het was net of ze daarmee zei: ‘Kom gauw, kinderen! Als jullie koud zijn, hier is warmte. Als jullie bang zijn, hier is veiligheid.’

[pagina 12]
[p. 12]

Op andere dagen was het helemaal niet ver, de weg van het bos tot aan hun huis. Maar tegen deze felle wind in, schoten ze niet op. Het lichte venster kwam niet dichterbij.

Clara hing aan Marijkes jas, schreiend van kou en moeheid. Toen namen Frans en Henk haar bij de hand tussen hen beiden in. Marijke worstelde voorop.

‘Toet... toet... toet..!’

De kinderen weken haastig uit voor het getoeter achter hen. Maar de auto reed hen niet voorbij. Hij stopte. Het was vader! ‘Stap gauw in, jongens!’ zei hij.

Of ze het vlug deden! 't Was net of ze in een warm holletje belandden na de felle kou. Toen vader gas gaf, floot de wind langs de portieren, maar in de wagen had je daar geen last van en de auto had geen hinder van de wilde wind. Hij stoof de weg langs. In een oogwenk waren ze nu thuis.

En daar was het heerlijk na de barre tocht. De lamp brandde helder. De kolen gloeiden in de haard. Moeder had voor de meisjes warme pantoffels klaargezet.

De kinderen waren in een ogenblik de koude en de woeste wind vergeten. Ze haalden hun rapporten voor de dag. Vader en moeder moesten ze dadelijk zien.

‘Wat krijg ik toch een knappe dochter,’ zei vader, toen hij Marijkes cijfers zag. ‘En wat een knappe zoons,’ zei hij van Henks en Frans' rapporten. ‘En onze Clara! Die steekt warempel boven de groten uit. Wel! wel!’

Vader tastte in zijn portemonnaie. Alle vier kregen ze een gulden voor de spaarpot.

Toen waren de kou en de storm helemáál vergeten. Ze dansten en sprongen van plezier en de kleintjes, Rietje en Klaas, dansten mee en heel kleine Annètje probeerde het ook, maar die viel om. Daar rinkelde de telefoon.

Marijke nam de hoorn op. ‘Hallo!... Houden jullie toch eens op met dat lawaai!’ riep ze naar haar broers en zusjes.

[pagina 13]
[p. 13]

‘Met wie?... Ik kan u niet verstaan. Die kinderen maken zo'n herrie... O, oom Simon! Ha!... Jongens, oom Simon aan de telefoon.’

De groten waren plotseling stil. Klaas en Annètje, eerst wild gemaakt, hieven kraaien, maar zij kregen van Frans en Henk de pen op de neus.

Marijke luisterde.

‘De schaatsen mee? Is er hij u goed ijs? Ha, fijn! Natuurlijk doen we het. En morgen komen we. We vinden het zó fijn!... Wilde u vader spreken? Ja, hij is hier... Dag, oom!... Paps!’ Zij bood hem de hoorn aan.

Terwijl vader praatte, maakten de kinderen nog meer lawaai dan straks. Schaatsenrijden in het waterland waar oom en tante woonden! Dat zou me een vakantie worden! Ze gingen nú al schaatsenrijden, op kousevoeten en pantoffels op het gladde zeil van de kamervloer, achter elkaar.

‘Hee, zevental!’ riep vader. ‘Mag ik nog een woordje wisselen met oom Simon?’

Toen hielden ze zich in. Maar zodra vader de hoorn op het toestel legde, barstte de vreugde weer los. Een wintervakantie bij oom Simon en tante Truus. Die werd vast nòg mooier dan de vakantie op het eiland afgelopen zomer!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken