Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marijkes kerstvakantie (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marijkes kerstvakantie
Afbeelding van Marijkes kerstvakantieToon afbeelding van titelpagina van Marijkes kerstvakantie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (5.40 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Corrie van der Baan



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marijkes kerstvakantie

(1963)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

3. Op reis

‘Marijke en Clara!!’

Marijke draaide zich langzaam om in het diepe holletje, waarin ze gisteravond was gekropen. Even stak ze haar neus boven de dekens uit. Oei, wat was het verschrikkelijk koud! Behaaglijk kroop ze weer diep onder de dekens.

‘Marijke en Clare!’ riep vader voor de tweede keer. ‘Willen jullie niet op reis?’

[pagina 14]
[p. 14]

Toen schoten de meisjes alle twee overeind. Hoe was het mogelijk dat ze daar niet dadelijk aan dachten. Natuurlijk wilden ze op reis. ‘Ja, ja, we komen!’ riepen ze om het hardst. Marijke sprong uit het bed en deed het licht aan.

‘Jullie mogen je vanmorgen in de keuken wassen!’ riep vader onder aan de trap. ‘Boven is het te koud.’

‘Gelukkig,’ zei Marijke. Het vloerzeil voelde als ijs aan haar blote voeten. Op het raam schitterden de winterbloemen.

Huiverend in hun pyjama's liepen de zusjes de zolder over en de trappen af. In de keuken brandde een kacheltje met rode wangen. Daarbij was het lekker.



illustratie

Frans en Henk waren al gewassen en gekleed.

‘Een pak sneeuw, jô!’ vertelden ze aan de meisjes. ‘Wij moeten vader helpen.’

‘Sneeuw?!’ Marijke en Clara hadden dat nog niet gezien door de bevroren ramen. Nu bliezen ze een gaatje in de bloemen op het keukenraam. Het begon buiten licht te worden. 't Was alles sneeuw. Tot aan het bos en tot de spoorlijn aan de andere kant was het een witte wereld.

Marijke en Clara waren opgetogen. Door die wereld zouden zij

[pagina 15]
[p. 15]

straks reizen. Fijn! De vakantie werd nòg mooier dan Marijke gisteren had gedacht.

Tegen het huis waren hoge banken sneeuw opgewaaid. Vader en de jongens gingen naar buiten om een pad te banen over het erf. Zo kon de auto uit de garage op de weg komen. Straks, na het ontbijt, gingen zij, eerst per auto en dan per trein.

Maar toen vader met de jongens weer binnenkwam, nadat de sneeuw op het erf geruimd was, zei hij: ‘Ik weet niet of het wel lukken zal. We hebben het erf wel schoon, maar er liggen hoge banken op de weg. Daar kan de auto vast niet door.’

‘En wat dan...?’ vroegen de kinderen alle vier.

‘Dan kunnen jullie het station niet halen... Dan blijven we lekker met z'n allen thuis.’

Clara keek erg teleurgesteld. Marijke niet. Wàs het eigenlijk niet fijn om met z'n allen thuis te zijn op het Kerstfeest?

Frans zei: ‘Als de auto er niet door kan, gaan we lopend. Wij komen er best.’

‘Da's Frans,’ zei vader. ‘Die denkt dat ie alles kan. Maar als de sneeuw nu een meter hoog ligt. En als je dan een zware koffer mee moet sjouwen. En als Henk en jij er al zouden doorkomen, Marijke en Clara zeker niet...’

‘Die meiden,’ zei Frans en trok z'n neus op.

‘Kijk! Kijk!’ riep Henk.

Er reed een grote en sterke sneeuwploeg over de weg. Hij schoof de opgewaaide sneeuwhopen aan de kant.

‘Nu zal het wel gaan,’ meende vader.

Ze gingen allen mee om het viertal naar het station te brengen. Vader reed; het ging nu best. Moeder had Annètje op schoot en Klaas en Rietje zaten tussen haar en vader in. Het viertal vulde de achterbank. De auto was propvol. En het was prachtig in de winterwereld. De boerderij van Jan Derks had een witte en een zwarte kant. De bomen in het bos hadden aan de windkant witte vegen.

[pagina 16]
[p. 16]


illustratie

De trein was er nog niet. Vader, moeder en de kleintjes wachtten bij de warme kachel in de stationsrestauratie. Het viertal was daarvoor te ongeduldig. Het ging naar buiten op het winderige perron en tuurde langs de bruine staven in hun witte bed, die in de verte een streepje werden. Marijke trippetrapte, zowel van koude voeten als van verlangen om te gaan. Ze was nu weer vergeten dat het Kerstfeest thuis ook mooi kon zijn.

Daar doemde een trein op, donker en zwart tegen het witte

[pagina 17]
[p. 17]

veld. De draden van de elektrische geleiding begonnen te suizen. ‘Hij komt!... Hij komt!’ riepen Henk en Clara.

Vader, moeder en de kleintjes kwamen naar buiten. De trein stopte.

Opeens vloog Marijke op baar moeder af. ‘Mams, mams, u vindt het toch wel goed?’ fluisterde ze aan haar oor.

‘Wat bedoel je?’ vroeg moeder.

‘Dat wij weggaan, dat wij u achterlaten... Het is heus niet omdat ik het thuis niet fijn vind, hoor.’

‘Malle jut,’ zei moeder. ‘Dacht je dat ik dàt niet wist?’ En ze gaf haar een dikke zoen.

Marijke veegde vlug een traantje weg en lachte. Nu was toch alles goed.

Bij het uit- en instappen was het even dringen, maar in de trein viel de ruimte mee. Ze veroverden vier plaatsen, bij elkaar. Frans draaide het raam open voor een laatste afscheid.

Toen de trein zich in beweging zette, keek Marijke weer naar moeder. Nu viel het haar zèlf niet mee. Tien dagen weg van die fijne moeder en die leuke kleine Klaas, van bijdehante Rietje en lieve Annètje en van die allerbeste vader. En in die dagen viel nog wel het Kerstfeest. Nergens is het dan zo goed als thuis. Kijk, moeder wuifde en lachte. ‘Het beste, jongens! De groeten aan oom en tante. Veel plezier. Tot na nieuwjaar!’

Marijke wuifde wild terug.

Het perron gleed weg. Vader en moeder werden klein. Klaas en Annètje kon je al niet meer zien. Nog wuifde Marijke met haar zakdoek uit het raam.

‘Zeg, jongelui! Mag het raam nú dicht?’ vroeg een meneer, wiens dunne haren waaiden op de wind. ‘De zomer komt niet binnen, zie je.’

Ze draaiden het raam op en drukten hun neuzen tegen het glas. De trein suisde langs de baan. 't Was of een witte wereld om hen heen draaide. Een koppel schapen, bijeengekropen achter

[pagina 18]
[p. 18]

een hek, een enkel paard, mistroostig met de kop omlaag, was alles wat je in de besneeuwde weiden zag. De boerderijen hadden hoge mutsen op. Er zweefden snelle schaatsenrijders over een vaart...

Toen was het uit met kijken. Koning Winter beschilderde de ramen van de trein met zilveren bloemen. Een heel boeket distels. Frans blies er een gaatje in, maar dat was veel te klein om het land te overzien. Het vroor trouwens direct weer dicht.

De conducteur kwam kaartjes knippen. ‘Overstappen in Amsterdam,’ zei hij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken