Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marijkes kerstvakantie (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marijkes kerstvakantie
Afbeelding van Marijkes kerstvakantieToon afbeelding van titelpagina van Marijkes kerstvakantie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (5.40 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Corrie van der Baan



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marijkes kerstvakantie

(1963)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

5. Nova Zembla

‘Allen uitstappen!’ zei de conducteur.

Ze waren aan het laatste station, het stadje waar oom Simon dokter was.

Marijke en Clara, Frans en Henk sjorden hun koffers uit het rek en schoven ermee achter de andere reizigers aan naar de uitgang. Daar blies een ijzig koude, felle wind hun wolken fijne sneeuw in het gezicht. De sneeuwstorm was veel erger dan die waartegen ze gisteren waren opgetornd, op weg naar huis. Het leek hier Nova Zembla wel.

‘Ha, jongens, zijn jullie daar?’ kwam een vrolijke stem uit de sneeuwjacht. ‘Marijke, Clara, geef mij jullie koffers maar... Nee, Frans en Henk, àlles kan ik niet dragen. Maar jullie zijn kerels, hee. Jullie komen er best door. Kom maar gauw mee.’ Oom Simon leek een witte reus, zo was hij door de sneeuw bestoven.

Marijke en Clara grepen ieder een hand, die tegelijk hun koffer droeg. Frans en Henk kwamen er achteraan. Ze worstelden door de sneeuwstorm naar de uitgang van het station.

[pagina 23]
[p. 23]

Daar, in de luwte, was het plotseling heel ander weer. Hier sneeuwde het niet; de zon scheen.

‘Hoe kan dat nou?’ vroeg Hans.

‘Ja, ja, je dacht dat je op Nova Zembla aangekomen was,’ lachte oom. ‘Maar dat is enkel de buitenkant. Daar waait de wind en stuift de sneeuw en is het verschrikkelijk koud. Maar in ons stadje is het goed... Stap in, jongens.’

Er stond een arreslee voor het station. Het paard ervoor droeg op zijn kop een rode pluim.

De kinderen keken de ogen uit. Mochten zij daarin stappen? In die slee?

‘Ja, durf je niet? Klim in de bak.’

Of ze durfden! Marijke en Clara gingen aan de rechterkant zitten en Frans en Henk aan de linker. Oom spreidde een dikke deken over hun benen. Vervolgens nam hij plaats op de achterbank, de leidsels in de hand.

‘Vooruit, Koos!’

Het paard trok aan. De slee gleed soepel over de stevig ingereden sneeuw. Er rinkelden bellen op de paarderug. Zo gleden ze het stadje in. Uit de hoogte klonk muziek. De klokkespelen van twee torens zongen in de ijle winterlucht.

 

De slee naderde een huis met een hoge blauwe stoep en een grote deur. Midden op die deur was een koperen leeuwekop. Toen de slee voorreed, draaide de deur open. Tante Truus kwam naar buiten.

‘Ha, poolreizigers! Toch aangekomen? Kom gauw binnen. In huis is het warm.’

Ze pakte de koffers aan.

‘Helpen jullie mij nog even Koos op stal te zetten?’ vroeg oom Simon aan de jongens. ‘Of kunnen jullie niet meer na zo'n reis?’

Of ze konden! ‘Graag, oom!’

[pagina 24]
[p. 24]

Ze zwaaiden het hek naast het huis wijd open. Ze openden ook het koetshuis in de tuin. Ze hielpen het paard uitspannen: het tuig met de bellen, het hoofdstel met de pluim.

Toen gingen ze het huis binnen. Door een brede marmeren gang kwamen ze in een ruime kamer waar een grote haard heerlijk brandde. Daar zaten de meisjes al, de voeten uitgestoken naar het vuur, want ze waren koud.

‘Dat is nu jammer,’ zei tante Truus, ‘dat jullie door dat oponthoud met de trein het eten misgelopen zijn. Vinden jullie het erg?’

De vier keken elkander aan. Dit viel hen tegen, want ze waren hongerig.

‘Och nee,’ zei Marijke aarzelend. ‘Het is niet zo erg.’

De jongens zeiden niets. Henk wreef zijn buik.

‘Hebben jullie helemaal geen trek?’ vroeg tante Truus.

‘Wel... wel een beetje,’ bekende Clara.

‘Ik heb honger,’ zei Frans eerlijk.

‘Gelukkig!’ riep tante uit. ‘Waar moest ik anders met mijn pan met erwtensoep naar toe? Kom mee, jongens!’

De kinderen volgden tante naar de keuken. Die was even groot en hoog als alles in dit huis. Een tafel stond gedekt voor vier personen. Op het fornuis een grote pan. Je kon best ruiken wat daarin zat.



illustratie

Tante schepte vier borden vol en bovendien gaf zij aan ieder een stuk spek en een plak worst. De kinderen aten alle vier als wolven.

Na het eten waren ze fris als hoentjes.

Frans begon over de schaatsen, die ze meegenomen hadden. Hij wilde wel dadelijk op het ijs.

[pagina 25]
[p. 25]


illustratie

[pagina 26]
[p. 26]

‘Morgen,’ zei oom Simon. ‘Het is voor vandaag te laat geworden. Ik moet nu ook weg naar mijn patiënten. Maar morgen gaan we samen rijden.’

‘Gaat u met de arreslee, oom?’ vroeg Henk.

‘We zouden toch op schaatsen gaan?’

‘Ik bedoel nu, langs uw patiënten.’

‘Hoezo?’

‘Dan... Het ging zo fijn daarstraks...’

Aan de ogen van de jongens was te zien wat zij bedoelden. ‘Ah zo! Nee, jongens, dat duurt te lang. En jullie zouden koud worden. Ik ga per auto. Maar maken jullie je niet ongerust. Als het winteren blijft, gaan we heus nog wel eens arren.’

Oom ging. De kinderen bleven thuis. Uit de achterkamer keken ze uit op de tuin. Daar schommelden meesjes aan een touwtje, waaraan pinda's geregen waren. Er pikten merels aan een klompje vet. En uit de voorkamer keken ze in de straat. Daar gleden sleden over de sneeuw. Er kwamen ook jongens en meisjes langs met schaatsen in de hand, terug van het ijs.

Het werd al spoedig schemerig. Toen draaide tante Truus de lampen op en schoof de gordijnen dicht. Het werd nu erg gezellig in de kamer.

Tegen het avondeten kwam oom Simon thuis. Daarna deden ze met z'n zessen spelletjes. Eerst gingen ze er allemaal in op, maar Clara begon al gauw te knikkebollen en Henk ook. Ze werden alle vier erg slaperig.

‘Naar bed, jongens,’ zei tante Truus daarom al gauw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken