Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marijkes kerstvakantie (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marijkes kerstvakantie
Afbeelding van Marijkes kerstvakantieToon afbeelding van titelpagina van Marijkes kerstvakantie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (5.40 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Corrie van der Baan



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marijkes kerstvakantie

(1963)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

6. IJspret

Marijke werd wakker uit een diepe, lange slaap. Ze keek op het klokje bij haar bed. Het was vèr over achten. Of ze ook lang geslapen had! En Clara, naast haar, sliep nu nog.

Daar sloeg een klok. Nee, het was geen slaan. 't Was spelen. Er klonk een liedje in de lucht.

Marijke sprong het bed uit. Het raam, hoog in het doktershuis, keek uit op lage daken. Een forse toren stak daar hoog bovenuit. Het jonge licht uit het oosten scheen op de leien, op de appel en de spits.

Die toren zong. 't Was of de klanken uit de galmgaten over de daken huppelden. Toen het lied uit was, stapten er negen slagen achteraan. Daarna begon een andere toren, minder hoog en verder weg, te zingen, een liedje van de zee. Wat een muziek in het oude stadje!

Marijke rilde van de kou. Op deze zolderkamer vroor het vast nog harder dan op haar kamer thuis. Ze sprong weer in bed en kroop zo diep onder de dekens dat zelfs haar neus eronder dook. Daar kraakte de trap. 't Was tante Truus met een blaadje, waarop twee kopjes thee en twee beschuiten.

Clara werd wakker. ‘Is... is het al zo laat?’ vroeg ze doezelig.

‘En òf... Jullie hebben een gat in de dag geslapen. Als jullie nog willen schaatsen...’

Ha, schaatsen! De beide meisjes waren opeens klaar wakker en uit bed.

‘Beneden staat het ontbijt voor jullie klaar,’ zei tante Truus, terwijl ze wegging.

De meisjes durfden niet zeggen dat ze zich thuis, nu het zo koud was, beneden mochten wassen en kleden. Doorbijten maar! Ze trokken hun pyjama's uit. Brrr... Nu hadden ze het nòg kouder. Ze trokken hun kousen aan. Marijke draaide aan de kraan van

[pagina 28]
[p. 28]

de wastafel. Er kwam geen druppel water! De leiding was bevroren. Toen moesten ze zich toch beneden wassen.

 

Oom Simon kwam na het spreekuur in de huiskamer.

‘En halen jullie nu je schaatsen maar voor de dag. Dan zullen wij eens onderzoeken of jullie op het ijs vertrouwd zijn.’

Ze hoefden hun schaatsen niet meer voor de dag te halen. Die hadden ze al klaargelegd. Ze hunkerden ernaar om te gaan rijden. Met z'n vijven stapten ze de deur uit, allen schaatsen in de hand. Ze liepen naar de vestingwal. Die lag van oude tijden af nog altijd om het stadje: een hoge wal met op de hoeken bastions. Als sterren sprongen deze uit het vijfkant.

In het stadje was het luw, maar op de vest woei een venijnig scherpe oostenwind. Die blies dwars door Marijkes jack heen. Haar verlangen om te gaan schaatsenrijden slonk. Als ze tegen zo'n felle wind in rijden moest...

‘Maak je niet ongerust,’ zei oom. ‘We gaan in de luwte schaatsen.’

Ze liepen voor de wind uit tot aan de punt van een bastion. Daar rende oom met een vaartje door de sneeuw de hoge wal af naar beneden. Zijn logeetjes volgden hem, in één ruk door een rietveld tot op het gladde ijs.

Hier, achter de hoge vestingwal, was geen wind. Het ijs was hard en spiegelglad. Er werd heel druk geschaatst.

Oom en de jongens hadden hun schaatsen zo maar onder. Zij zwierden al, toen Clara en Marijke nog aan het onderbinden waren.

Maar nu was Marijke toch ook klaar.

Met stijve benen stond ze op van de walkant. Hee, wat deden die schaatsen raar op het gladde ijs! Ze gleden in een andere richting dan zij wilde. Had ze misschien de linkerschaats onder haar rechtervoet gebonden? Ze scharrelde terug, liet zich weer op de walkant vallen en bond de schaats af. Nee, er stond een R in het

[pagina 29]
[p. 29]

hout onder haar rechtervoet. Dan had ze ze stellig niet stevig genoeg gebonden. Stijver maar.

Clara krukte ook, maar dat was te denken. Pas twee jaar geleden had ze leren schaatsen. Eer ze zich op de gladde ijzers redden kon, was het gaan dooien en verleden jaar was er geen ijs geweest. Marijke echter kon al lang behoorlijk rijden. Het lag stellig aan haar schaatsen. Die waren vast te stomp voor het harde ijs. ‘Hee, nichtjes, nog niet op de baan?’

Het was oom Simon, die, nadat hij een rondje had gereden, bij de meisjes stopte.

‘Die schaatsen,’ pruttelde Marijke. ‘Ze deugen niet.’

Oom lachte. ‘Welja, het ligt natuurlijk aan de schaatsen en helemaal niet aan de rijdster... Je hebt ze in elk geval te stijf gebonden.’

Oom knielde bij haar neer en maakte de banden los. ‘Kind, véél te stijf. Je bloed kan zo niet stromen.’

Hij bond de schaatsen zoals het behoorde. ‘Zo, nu maar eens proberen. Kom, kruiselings.’

Marijke legde haar kleine handen in ooms grote en zo reden ze samen op. Oom regelde zijn streek naar die van haar. Nu ging het vanzelf! Geen schaats schoot los. Ze zweefde over de baan. Verrukkelijk ging het. Het was straks alleen onwennigheid geweest. Ze kon best schaatsenrijden...

Na het baantje met Marijke nam oom Simon Clara bij de hand. Met haar ging het niet zo goed als bij Marijke. Zij reed een scheve schaats. Maar oom gaf haar stevig steun en al spoedig ging het beter. Ook zij zou wel gauw de slag te pakken hebben. Nu oom Simon Clara bij de hand had, reed Marijke alleen. Drie slagen gingen goed; toen schoot haar been uit. Het was of ze een stoot in de rug kreeg. Ze stak haar armen wijd uit om zich overeind te houden. Het lukte, maar meteen zat haar linkerschaats naast haar voet. Zie je wel, oom had ze straks te los gebonden. Ze bond ze vaster. En nu vooruit. Het knelde wel wat

[pagina 30]
[p. 30]

op haar wreef, maar dat moest je er maar voor over hebben. Daar gaapte een scheur in het ijs. Met oom Simon was ze er straks luchtig overheen gereden. Nu was het of ze erheen getrokken werd. Haar ene schaats raakte erin. Haar andere been schoot uit. Daar lag ze languit op haar rug.

‘Je bent een prul, Marijke,’ zei Frans onbarmhartig, terwijl hij stopte met een korte zwaai en een scherpe kras.

‘Die scheur,’ pruilde ze. ‘Die schaats...’

‘Die Marijke!’ spotte Frans.

Hij hielp haar overeind. ‘Rijd maar eens achter mij. Misschien gaat het dan beter.’

Hij legde de handen op de rug. Ze hield die vast en hij trok. Nu ging het opeens weer goed. Ze zwierde wel niet zo breed als met oom Simon - Frans reed een strakke, korte slag - maar het ging vlug en stevig. Geen stoten in de rug, geen scheuren, die nu op haar loerden. Zij schoten oom Simon en Clara, die samen langzaam en voorzichtig reden, snel voorbij.

Daar greep iemand Marijke in de rug. Het was Henk, die hen was achterop gereden. Frans trok. Henk duwde. Marijke daartussen in, kreeg de slag ook steeds beter te pakken. Ze stoven met z'n drieën langs de baan, namen met een scherpe zwaai de bocht en reden toen opnieuw weg, nog sneller.

Daarna, terwijl Clara even rustte bij een koek-en-zoopje, kwam oom voorrijden. Hij was de locomotief en zij waren de wagons. Met korte halen bracht hij de trein op gang. Het ging sneller en sneller met vaste streken, die allengs breder werden. Zo ging het de hele baan langs, van het bastion, waarlangs de wind in het noorden blies tot het bastion aan de zuidkant van de stad, de hele lange vestinggracht. En daarna terug. Het was verrukkelijk. Toen moest oom weg, naar zijn patiënten.

‘Wel, jullie kunnen nu op eigen benen staan. Clara ook, als jullie haar wat helpen. Zo'n dwarskijker als ik ben, hebben jullie niet meer nodig. Veel genoegen, jongens. Tot etenstijd.’

[pagina 31]
[p. 31]

Ze reden met z'n viertjes. In het gelid kon Clara al best mee. Het ging baan na baan. Moe streken ze eindelijk bij het koek-en-zoopje neer waar Clara straks al eens had gerust. De chocolademelk was gloeiend heet. Marijke brandde haar tong. Toch vond ze het hete vocht lekker.

Een groep jongens en meisjes, die in een lange sliert gereden hadden, streek ook bij het koek-en-zoopje neer.

‘Doen jullie straks mee?’ vroeg een van hen aan het viertal.

‘Mogen we?’ vroeg Frans.

‘Vanzelf! Hoe meer hoe beter.’

Toen de groep opnieuw gevormd werd, greep Frans de laatste van de rij als voorman. Daarachter haakten Clara en Marijke in. Henk sloot de lange rij.

Er zaten beste trekkers in de groep. Het ging àl harder, scherend door bocht na bocht. Ze naderden het einde van de baan, waar je niet rijden kon vanwege hoge hopen opgewaaide sneeuw.

Daar stopte de trekker met een scherpe zwenking. De sliert maakte een zwaai. Hoe verder achterin hoe groter de zwaai en hoe sneller de vaart werd. Het viertal aan de staart kreeg de allerhoogste vaart. Frans trachtte zijn voorman vast te houden. Het ging niet. De middelpuntvliedende kracht was veel te groot. Hij glipte los en ons viertal vloog uit de bocht, recht op de hoge sneeuwbank aan. Ze vlogen erin. Alle vier over de kop. Er staken acht benen uit de bank omhoog.

Puffend en blazend krabbelde Frans overeind. En daarna Henk. De meisjes niet. Die waren over de bank heen gerold. Alleen hun voeten staken er boven uit.

De nieuwe vriendjes schoten snel te hulp.

Eerst kwam Marijkes rode schaatsbroek boven de sneeuwbank uit. Daarna Clara's groene. Toen volgden het blauwe jack van Marijke en het gele van Clara. En eindelijk hun beide hoofden. De mutsen en de haren van de meisjes waren wit van de sneeuw. Maar hun wangen waren rood. En ze lachten allebei. Het

[pagina 32]
[p. 32]

sneeuwbad had hun helemaal geen kwaad gedaan. Zij en de jongens reden opnieuw mee in de lange sliert.

Het werd een fijne ijsdag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken