Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marijkes kerstvakantie (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marijkes kerstvakantie
Afbeelding van Marijkes kerstvakantieToon afbeelding van titelpagina van Marijkes kerstvakantie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (5.40 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Corrie van der Baan



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marijkes kerstvakantie

(1963)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

16. Volk

‘Hoor, daar is volk!’ onderbrak Henk grootvader.

Ze luisterden allen met gespitste oren.

Zou het oom Simon zijn? dacht Marijke een ogenblik. Maar meteen onderdrukte zij die gedachte. Dat kon natuurlijk niet.

Niemand hoorde iets, behalve de harde stoten van de storm, die om het huisje gierde.

‘Verbeelding, jongen,’ zei de oude man. ‘Wie zou er kunnen komen bij dit weer?’

‘De kinderen,’ zei de oude vrouw.

‘Die komen niet, moeder. Anders waren ze er al lang geweest. Ze kunnen er niet door.’

Grootvader vertelde door. Maar Henk luisterde niet meer mee. Hij bleef gespitst op geluiden van buiten. En Marijke dacht aan oom en tante, die over hen in ongerustheid zouden zitten. Klop! klop! klonk het op de deur.

‘Hoort u het nu?’ riep Henk. ‘Ik heb het zo pas wel goed gehad.’

Marijke verschoot van kleur. Zou het voor hen zijn? Zou oom hen gevonden hebben? Het kon haast niet.

‘Het zijn de kinderen,’ verzekerde de oude vrouw. ‘Ik wist wel dat ze zouden komen.’

Ze trok het raamgordijn omhoog. Van licht in donker kon je niets zien. Maar er klonken buiten kinderstemmen. ‘Oma! Opa!’

‘Zie je wel! Doe ze gauw open, vader!’

De man was al in het portaal. ‘Ja... ja... Die sneeuw... Wat moet ik ermee aan?’

[pagina 79]
[p. 79]

‘Wacht even!’ riep een mannenstem van buiten. ‘Wij hebben schoppen bij ons. Eerst zullen we wel ruimte maken.’

Je kon horen dat er buiten sneeuw werd weggeschept.

‘Zo... voor mekaar. Doe nu maar open, vader,’ zei de mannenstem.

Grootvader draaide de deur van het slot.

Een jongen en een meisje sprongen over de drempel. Ze hadden dikke mutsen op en dikke dassen om. Alleen hun ogen, neus en mond waren te zien.

‘Dag opa!’ Het meisje gaf haar grootvader een zoen. Haastig gingen ze beiden naar de kamer.

‘Dag oma! 't Was zo'n reis,’ vielen ze met de deur in huis. ‘We...’

Verwonderd braken ze af. Kinderen!... Vreemden!... Dat was het laatste wat ze bij grootvader en grootmoeder hadden verwacht.

‘Het zijn ijslopers,’ zei hun grootmoeder. ‘Ze zijn uit Friesland naar ons toe gekomen. En nou hebben ze alle oliebollen opgegeten, die ik voor jullie had gebakken.’

‘O!’ schrok Clara met haar vinger tegen haar mond.

Sijtje en Maarten keken beteuterd naar de lege schaal.

Marijke lachte. Zij wist beter.

‘Gekheid, kinderen,’ grapte de oude vrouw. ‘Ik heb er in de keuken nog veel meer. Jullie kunnen smullen zoveel als je maar wilt. Oliebollen, appelflappen...’

Een man en een vrouw kwamen de kamer binnen. Zíj had een dikke wollen doek om haar hoofd en híj droeg een zware duffel. Zij keken even verbaasd naar het viertal als hun kinderen zo pas. ‘Hee, hebben jullie gasten?’ vroeg de vrouw. ‘Wie zijn dat?’ Haar moeder vertelde. ‘IJslopers uit Friesland...’

‘Ei!’ zei de vrouw verrast. ‘Zijn jùllie dat? Zijn jullie hier verzeild? Ben jij dan soms Marijke?’

‘Ja,’ zei Marijke. ‘Maar hoe denkt u dat?’

[pagina 80]
[p. 80]

‘En jij bent Clara,’ ging de vrouw voort.

‘Ja,’ antwoordde Clara. ‘Maar hoe weet u dat?’

‘En jij bent Frans.’

‘Nee,’ zei Henk, ‘dat is hij.’

‘Dan ben jij Henk.’

Henk knikte. Zij stonden er alle vier versteld van dat deze voor hen vreemde vrouw hun namen kende. Hoe kon dat?

‘Het bericht is via de radio bekendgemaakt,’ zei de moeder van Maarten en Sijtje. ‘Een politiebericht. Jullie zijn opgegeven als vermist op het IJsselmeer. Een ieder die inlichtingen kan geven moet het aan de politie zeggen.’

Marijke luisterde met opengesperde ogen. Als dit bericht via de radio bekendgemaakt was, wist iedereen dat zij vermist waren. Dan waren niet alleen oom Simon en tante Truus, maar ook vader en moeder dodelijk ongerust. Dan moesten die dadelijk weten dat ze behouden aan wal en onder dak gekomen waren.

‘De politie moet het weten,’ zei Maartens vader.

Marijke knikte ijverig. Juist, de politie moest het weten.

‘Het kan niet,’ zei de grootvader. ‘De veldwachter woont in het dorp. Je kunt er bij dit weer nooit komen.’

‘Nee,’ gaf de vader van Sijtje toe. ‘Dat is geen doen.’

Marijke werd wanhopig. Vader en moeder, oom en tante zouden dus in angst moeten blijven zitten.

‘De machinist van het gemaal...,’ opperde zij verlegen. ‘U zei...’ Zij keek grootvader aan.

‘Ja, die heeft telefoon. Maar daar kun je ook niet komen, met die sneeuw.’

‘Daar zeg je wat,’ zei de jonge boer nadenkend. ‘De machinist van het gemaal...’

‘Het gaat niet, Harmen,’ hield de oude vol. ‘Op de dijkweg liggen banken, metershoog.’

‘Op de dijkweg, ja. Maar over het ijs zal het wel gaan.’

[pagina 81]
[p. 81]

‘Niet doen!’ waarschuwde de oude man. ‘Veel te gevaarlijk bij dit weer en in het donker.’

‘Och kom.. ik ken de weg. En ik heb een goeie zaklantaarn.’

‘Zal ik... mag ik met u meegaan?’ bood Marijke ijverig aan.

‘Jij mee?’ vroeg de boer. ‘Heb je nog niet genoeg van het ijs?’ Marijke rilde. Ze zou het verschrikkelijk vinden als ze weer in die vreselijke storm het ijs op moest. Maar vader en moeder... en oom en tante...

‘Nee, meiske, blijf jij maar lekker bij de kachel. Ik zal wel zorgen dat je vader en moeder en je oom en tante op de hoogte worden gebracht.’

Hij ging.

‘Voorzichtig, Harmen,’ riep zijn schoonvader hem nog na.

 

Marijke keek voortdurend naar de klok. Zij was erg ongerust. Het was al een uur geleden sinds de vader van Sijtje en Maarten de deur uit was gegaan. En het gemaal was een kwartier lopen, had grootvader gezegd. En het was nu stikdonker buiten. De storm woedde nog erger dan straks; dat kon Marijke horen aan het gieren om en het rukken aan het huisje. Boer Harmen was vast verdwaald in het verschrikkelijke weer. Hij zwierf nu op het ijs. En dat om hen...

De anderen speelden een spelletje. Behalve Marijke deed ieder eraan mee. De moeder en de grootmoeder ook. Zouden zij niet ongerust zijn?

Kijk, nu zag Sijtjes moeder ook naar de klok. En nog eens. Zij was ook ongerust. En grootmoeder verbroddelde haar spel. Die werd erg stil, terwijl ze zo pas nog grapjes maakte. En grootvader liep keer op keer de kamer uit. Hem duurde het ook te lang.

De kinderen snapten en lachten bij hun spel. Die hadden nergens erg in.

Op een gegeven ogenblik keek Frans naar Marijke, verbaasd om haar beangst gezicht. Had zij, die straks zo flink was, nu alweer

[pagina 82]
[p. 82]

wat? Maar toen kreeg hij in de gaten dat de ouderen allemaal in spanning waren en hij begreep waarom. Nu vergaten al de kinderen het spel. Maarten ging met zijn grootvader mee naar de donkere keuken om vandaar uit te kijken. Sijtje kroop tegen haar moeder aan. ‘Komt pappa gauw, mammie?’

Grootvader en Maarten kwamen in de kamer terug. Zij hadden geen lichtje ontdekt.

Sijtjes moeder probeerde de anderen op te monteren. ‘Vader loopt heus niet in zeven sloten tegelijk.’ Maar het ging haar niet goed af. Zij was zelf te bezorgd.

Henk met zijn scherpe oren meende iets te horen. ‘Luister!’ Ze hielden zich allen stil, maar hoorden enkel het loeien en gieren van de wind.

Grootvader ging weer in de keuken kijken. Behalve Maarten ging Henk dit keer ook mee. Zij zagen niets dan het vage wit van hoge banken en telkens wolken sneeuw die langs het venster stoven. Geen licht. Geen mens.

Opnieuw kwamen ze in de kamer terug. Aan hun gezichten kon Marijke zien dat er nog niets was. Het meisje werd krijtwit. Zij was de schuld van alle ellende, meende ze.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken