Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stuurman Aart (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stuurman Aart
Afbeelding van Stuurman AartToon afbeelding van titelpagina van Stuurman Aart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stuurman Aart

(1949)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 240]
[p. 240]

Scheepstermen en uitheemse woorden

Astrolabium - oudste instrument voor breedtemeting (2de eeuw voor Christus door Hipparchus reeds gebruikt)
bak - houten balie, waaruit de matrozen de warme spijs oplepelen; ook: groep matrozen, die aan één balie eten
bakboord - linkerzijde van het schip, van achteren naar voren gezien
balie - spijsbak
balie(verse) - scheepsjongen
bas - ouderwets scheepskanon
behoud - de vordering van het schip
Berlinga's - reeks klippen bij Lissabon; scheipunt van Kleine Vaart (naar Portugal en door Straat Gibraltar) en Grote Vaart
bezaantje - klein zeil op het achterschip, dat, meer dan voor de voortbeweging, gebruikt werd om het schip te sturen, tot hulp van het smalle roer
blak - windstil
blakte - windstilte
bloedloop - buikloop, dysentherie
blok - katrol voor het hijsen en vieren van de zeilen
boegseren - een schip al roeiende voorttrekken
boegspriet - liggende mast, over de voorsteven uitstekend
boevennet - rooster in het scheepsdek, waaronder de bemanning zich bij een gevecht in geval van nood terugtrok, om door de gaten de opgedrongen vijand te bestoken
bolder - paaltje om de touwen aan te bevestigen
bonnetten - mooiweerlappen, zeilen, die bij zwakke wind boven het normale tuig werden uitgehangen (men reefde in het laatst der 16de en het begin der 17de eeuw de zeilen nog niet)

[pagina 241]
[p. 241]

bramzeil - topzeil, heel boven in de mast
bramzeilskoelte - zwakke wind (waarbij de bramzeilen worden gevoerd)
brasem - halfwas scheepsmaat
brassen - de zeilen richten naar de wind
bras - een der twee touwen, waarmee men de raas omhaalt of draait
breedte - afstand van de evenaar (NB Noorderbreedte ZB Zuiderbreedte)
Breeveertien - letterlijk: een zandbank voor de Nederlandse kust; de - opgaan: zee kiezen, fig.: los gaan leven
buis - vissersvaartuig voor de haringvangst, voorloper van de logger
bijbrassen - zeilen bij de wind zetten (wanneer men bij tegenwind scherp bij de wind op zeilt)
caeck - tropische storm, die snel opsteekt en even snel weer luwt. Ook: travade
derde waak - derde stuurman
doft - roeibank
droge vaart - koopvaardij, in onderscheiding van natte vaart: visserij
embarkeren - aan boord gaan
fellah - Egyptische boer
flapkan - inhoudsmaat (1.2 L.)
fluit - koopvaarder (de eerste werd in het laatst der 16de eeuw te Hoorn gebouwd)
Fransvaart - vaart op de Franse havens
gamelan - Javaans orkest
gamelle - eetketel, ook: keukenafdeling
gangspil - staand windas
gekrengd - krengen, het droog en op z'n zijde zetten van het schip, om dat deel der huid, dat onder de waterlijn ligt, te kunnen reinigen
glazen - halve uren, elk halfuur werd de zandloper gekeerd. Een scheepswacht duurt acht glazen (vier uren)
goteling - gietijzeren scheepskanon (middelzwaar geschut)
gijpen - het plotseling omslaan van het zeil, wanneer men voor de wind zeilt. Het laten gijpen bij sterke wind is een gevaarlijke manoeuvre
Haf - strandmeer
handspaak - houten stok, die in de kaapstander wordt gestoken en waarmee deze wordt rondgedraaid

[pagina 242]
[p. 242]

harpuis - mengsel van teer en hars, door elkaar gekookt, waarmee boord en masten bestreken worden
Heeren XVII - de 17 bewindhebbers der Verenigde Oostindische Compagnie.
Heeren XIX - de 19 bewindhebbers der Westindische Compagnie
helmstok - de stok, waarmee het roer bewogen wordt
hoeker - vissersvaartuig voor de haringvangst, van ietwat ander model dan de buis
hondenwacht - scheepswacht van 12 tot 4 uur 's nachts. Men onderscheidt: eerste wacht 8u. - middernacht, hondenwacht: 12-4 uur, dagwacht 4-8 uur, voormiddagwacht 8 uur tot middag, achtermiddagwacht 12-4 uur, platvoetwacht 4-8 uur n.m.
Hoofden (tussen de) - het Nauw van Calais
Itinerario - beroemd werk van Jan Huygen van Linschoten over Indië en de vaart op het Verre Oosten
Jacobsstaf (of graadstok) - instrument voor breedtemeting, in 1574 uitgevonden door Johan van Palm. Vooral op slingerend schip en bij lage zonnestand gemakkelijker te hanteren dan het astrolabium
jonker - adelborst, stuurmansleerling
kaag - platboomd binnenvaartuig met één mast
kaapstander - windas
kampanje - het hoge opperdek op het achterschip, vanwaar de navigatie en het gevecht geleid werden
kapseizen - overzijvallen, zozeer dat het schip zich niet weer oprichten kan
kardoes - zakje met kruit dat achter de kogel in het kanon geschoven wordt en welks ontploffing het projectiel uitdrijft
kartouw - bronzen scheepskanon (grof geschut)
karveel - koopvaardijschip uit de 15de en 16de eeuw
knoop - zeemijl, 1855 meter
kolderstok - helmstok op een groter schip (het stuurrad is van later datum)
komaliewant - eetgerei aan boord
kombaars - deken
kommies - koopman-aan-boord. Voordat in de havens van bestemming factorijen en agenten wa-

[pagina 243]
[p. 243]

  ren, voeren er kooplui met de scheeplui mee, om lading te kopen en verkopen
konstabel - geschutsmeester; ook kanonnier
korvijnagel - houten, ijzeren of koperen pen, gestoken in een nagelbank (onder aan mast of want) en dienend om touwen te beleggen (vast te zetten)
kraaiennest - uitkijkpost in de mast
kraak - groot koopvaardijschip, bij de Portugezen in de vaart
kuildek - het lage middendeel van het scheepsdek
kwartiermeester - korporaal
laveren - zigzaggend tegen de wind op zeilen
lengte - afstand van de nulmeridiaan (Greenwich) OL Oosterlengte, WL Westerlengte
Levant - het Oostelijk deel der Middellandse Zee, de Griekse en Turkse havens
loef - zijde, waar de wind vandaan komt
loevert(te) - aan de windzijde
lij - zijde, waar de wind heenblaast
Majores - bewindhebbers der O.I. Compagnie
mangat - opening in dek of boord zo groot, dat er een man doorheen kan
mars - uitkijkpost in de mast, mastkorf, kraaiennest
marszeil - het zeil aan de marsera, het tweede zeil van onderaf. Volgorde: schoverzeil, marszeil, bramzeil
mastkorf - uitkijkpost in de mast, mars, kraaiennest
mokka - koffie
mutsken - inhoudsmaat (1 d.L.)
natte vaart - visserij, in onderscheiding van de droge vaart: koopvaardij
Oostvaart - vaart op de Oostzee
opperdek - het hoge achterdek, vanwaar de navigatie en het gevecht geleid werden
paard - het touwwerk onder de ra, waarop de matrozen staan bij het werken aan de zeilen
pajong - Javaans zon- en regenscherm
pangoran - Javaans vorst, regent
passaat - vaste wind naar de evenaar toe
passar - Javaanse markt
presenning - stuk zeildoek
provoost - gevangenis aan boord, ook: persoon belast met de justitie aan boord
putger - lichtmatroos

[pagina 244]
[p. 244]

ra - dwarse mast
raasdonders - grauwe erwten
reaal - Portugees geldstuk. Was in het Verre Oosten standaardmunt en algemeen ruilmiddel
roede van justitie - teken van waardigheid van de man, met de justitie aan boord belast
roer (vuurroer) - geweer
rolpaard - verplaatsbaar affuit van scheepsgeschut
rood melesoen - bloedloop, buikloop, dysentherie
sawah - bevloeid rijstveld
scheg - houten klamp aan de voorsteven onder de waterlijn, dienend (evenals de zwaarden) om bij de wind te kunnen zeilen
scheurbuik - ziekte uit bloedbederf. Tot ver in de 19de eeuw de meest verspreide ziekte onder schepelingen veroorzaakt, door gebrek aan verse groenten
schoverzeil - het onderste zeil aan de mast
Scylla en Charybdis - Scylla, gevaarlijke klip bij Messina, tegenover de draaikolk Charybdis, overdrachtelijk: in een moeilijke situatie verkeren.
smak - binnenschip, veel gebruikt voor de beurtvaart op de Zuiderzee
spiegel - de achterwand van het schip
Spiegel der Zeevaart - beroemd zeevaartkundig werk van Lucas Jansz. Wagenaar. Met het Tresor der Zeevaart in de 17de eeuw het voornaamste handboek van de Zeevaart
spier - houten stut
splitsen en knopen - touwbewerkingen
staalever - Zuiderzeevissersvaartuig uit 16de en 17de eeuw, voorloper van de botter
steenstuk - licht scheepskanon, waaruit met schroot geschoten werd
steng - bovenste deel van de mast
Straatvaart - de vaart op de Middellandse Zee, door de Straat van Gibraltar
stootgaren, op - leven in alarmtoestand
stuurboord - rechterzijde van het schip van achteren naar voren gezien. In oude tijden bevond zich het roer aan de rechterzijde van het schip
tingan - inlands bootje
travade - tropische storm (zie caeck)
Tresor der Zeevaart - beroemd Zeevaartkundig werk (zie: Spiegel der Zeevaart)

[pagina 245]
[p. 245]

tussendek - overdekte ruimte boven de ruimen. Op de Oostinjevaarders was het scheepsvolk in het tussendek gehuisvest
vallen - touwen, waarmee de zeilen van boven worden vastgehouden
vastwerken - ophouden met werken
verlijeren - afzakken, door windstilte of tegenwind
vervorderen - voortgang maken
victalie - eigenlijk: victualiën, mondvoorraad
vlet - roeiboot
volbrassen - de zeilen naar de wind richten, (wanneer men voor de wind zeilt)
V.O.C. - Verenigde Oost-Indische Compagnie
waarloos doek - reservezeilen
wind: aan de wind zeilen - zo scherp mogelijk bij de wind zeilen. Voor de langs getuigde schepen is dit ongeveer vier streken minder dan recht tegen de wind; voor de vierkant getuigde schepen ongeveer zes streken. De tegenwoordige gaffelschepen kunnen dus bij Noordenwind nog Noordoost- of Noordwest zeilen. De raschepen van vroeger hoogstens Oostnoordoost of Westnoordwest. Wil men scherper gaan zeilen dan houdt men geen wind en gaan de zeilen killen (d.i. klapperen.)
bij de wind zeilen - tegen de wind zeilen in deze zin, dat de wind voorlijker dan dwars inkomt
door de wind gaan - zwenken met de kop in de wind


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken