Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zarco, de zeevaarder (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zarco, de zeevaarder
Afbeelding van Zarco, de zeevaarderToon afbeelding van titelpagina van Zarco, de zeevaarder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

Scans (9.65 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Illustrator

Dick de Wilde



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zarco, de zeevaarder

(1967)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

17 Conflicten

Er werd op de deur van de admiraalskajuit geklopt. Ben Said kwam buigend binnen.

‘Zo, kom je nog terug op het zinkende schip?’ vroeg Vasco da Gama hem op sombere toon.

De tolk vond dat de admiraal zich te zeer terneer liet slaan. Ook andere vreemdelingen waren vaak grof bejegend door de vorst van Calicoet, zelfs de afgezanten van de Grote Turk. Toch hadden de Turken en Arabieren hier goede zaken kunnen doen. Dat konden de Portugezen ook. Hij, Ben Said, wilde hen graag helpen.

‘Hoe kun je dat als de zamorin niets met ons te maken wil hebben?’ vroeg Dom Vasco.

‘Dat zal mijnheer gewaar worden als ik mijn gang mag gaan.’

Hij kreeg fiat.

De volgende dagen kwamen er telkens bootjes langszij de Gabriël en de Michaël. Kleine handelaars boden partijtjes peper, kaneel, foelie, kruidnagels en andere specerijen aan. Anderen brachten fraaie kleden. Weer anderen hadden goud en edelstenen. Vaak was het lang loven en bieden, maar doorgaans kwam de factoor met hen tot een akkoord. Het ging bij kleine beetjes en het zou lang duren eer de schepen op deze manier hun lading hadden, maar allengs raakte toch het ene ruim na het andere gevuld. De zamorin scheen deze handel oogluikend te gedogen.

Plotseling kwam er een einde aan. Een kordon van gewapende boten werd rondom de Portugese schepen gelegd. Geen koopman kon ze meer bereiken.

Een langer verblijf in Calicoet had nu geen nut. Ben Said ried Vasco da Gama aan naar een andere haven te vertrekken.

Zij gingen ankerop maar konden niet direct het zeegat uit omdat de wind recht op de baai stond. Dus gingen zij vóór in de baai van Calicoet opnieuw ten anker.

Terwijl zij daar wachtten op een gunstige gelegenheid kwam er een zwerm boten op hen toe. Ze waren van hetzelfde slag als die van het kordon, maar nu veel talrijker. Zarco telde er wel zeventig, alle vol sol-

[pagina 119]
[p. 119]

daten. Hij waarschuwde de admiraal. Intussen liet hij klaarmaken voor het gevecht.

Vasco da Gama wachtte af. Hij wilde niet de strijd beginnen. Misschien was de zamorin alleen van plan een nieuw kordon om zijn schepen te leggen. Had hij andere oogmerken, er was nog tijd.

De boten sloten de Gabriël en de Michaël dicht in. Nu was het, meende Zarco, toch wel duidelijk dat er kwade bedoelingen voorzaten.

De admiraal bleef echter koel afwachten.

Toen kwam er een dichte zwerm pijlen op de schepen af.

‘Ziet u nu wel!’ riep Zarco uit.

‘We hebben er geen last van,’ zei Vasco da Gama bedaard.

En dat was zo. De pijlen raakten niemand en deden hoegenaamd geen schade. Ze bleven als stekels in de dikke wanden van de schepen steken.

Vasco da Gama had nu echter het bewijs dat het een aanval was. Hij commandeerde vuur uit alle stukken.

Het kanongebulder, in Indië nog nooit gehoord, bracht de Calicoeters in paniek. Zij vluchtten in verwarring, voorzover zij konden vluchten. Want zes boten waren in de grond geboord en hun bemanningen verdronken. En in de andere boten waren verscheidene doden en gewonden.

Vasco da Gama had geen behoefte aan verder geschermutsel. De trotse zamorin was voldoende afgestraft en hij kon weg. Tijdens het gevecht was de wind gedraaid. Hij liet zeil zetten en koos zee.

De zamorin liet het er echter niet bij zitten. Woest over de geleden nederlaag zond hij zijn zeegaande vloot de Portugezen achterna: acht grote barken, welbezeild. Zij haalden de Portugezen in. In volle zee kwam het tot een treffen.

Zowel aan volk als aan schepen was de Indische overmacht viervoudig, en de barken hadden dikke huiden en scherpe stevens. Als zij met die stevens de Portugezen konden rammen!

Vasco da Gama stond onbeweeglijk bij de grote mast. Hij hield nauwlettend de vijand in het oog. Eén bark kwam van stuurboord op de Gabriël af, een andere naderde aan bakboord.

Zarco verkeerde in de grootste spanning. Die barken hadden het duidelijk op hen gemunt; zij wilden rammen. En de admiraal deed niets. Hij liet niet wenden om te ontkomen; hij liet niet schieten. Hij stond daar als een stenen beeld. Nog een ogenblik en zij werden in de grond geboord. De scherpe stevens kwamen heel dicht bij...

‘Zet ons schip er tussen, stuurman,’ beval Vasco da Gama.

Zarco wist was hem te doen stond. ‘Hard bakboord!’ riep hij naar

[pagina 120]
[p. 120]

de mannen aan de kolderstok. ‘Zeilen brassen!’ schreeuwde hij naar het volk aan de vallen en op de raas. Het schip zwenkte.

‘Opkomen je roer!... Recht zo ie gaat!!’

De ramstevens schoten doelloos langs de Gabriël heen. Deze schoof tussen de barken. De drie schepen lagen naast elkander bijna boord aan boord.

Vasco da Gama had met de manoeuvre precies bereikt wat hij bedoelde: het rammen ontlopen en tegelijk de vijand vlak voor zijn kanonnen krijgen.

Hij commandeerde: ‘Vuur!!’ voor al de stukken van zijn brede zijden. De kogels regenden op beide barken.

Gekrijs van schrik ging bij de Calicoeters op. Verscheidene zeilen vlogen aan flarden. Op de ene bark wankelde de grote mast. Op de andere was de scheepshuid op de waterlijn doorschoten; het water stroomde er binnen.

De Gabriël zeilde op twee andere barken af die naderden, om deze aan te vallen.

Het kwam niet meer tot vechten. Het lot van hun twee sterkste schepen had de Indiërs de angst in het lijf gejaagd. Tegen de vuur en ijzer brakende duivels uit het westen konden zij niet op. Ze sloegen op de vlucht.

Vasco da Gama liet hen lopen. Hij zeilde naar de Lakadiven om zijn schepen daar een fikse schoonmaakbeurt te geven; hun kielen waren in de tropische wateren duchtig aangegroeid, waardoor hun snelheid had geleden.

Het eiland was klein en onbewoond; van de wal af hadden zij hier niets te duchten. De admiraal nam toch de voorzorg om eerst het ene en daarna het andere schip op het strand te zetten voor het reinigen van de bodem. Zo hield hij steeds een schip zeeklaar.

Eens op een dag kwamen twee barken aanzeilen. De Portugezen waren op hun hoede. Op de Gabriël, die zijn schoonmaakbeurt gehad had, stonden de konstabels bij de stukken. De naderende schepen waren echter allerminst op vechten uit. Zij waren behangen met vlaggen en banieren en er werd aan boord muziek gemaakt. Zij praaiden de Gabriël en zeiden dat zij vrede en vriendschap wensten, en zij voegden daaraan toe dat zij christenen waren, dus broeders in het geloof.

‘Komt u uit het land van priester Johannes?’ liet Vasco da Gama hen door zijn tolk vragen.

Het antwoord was bevestigend.

Vasco was blij. ‘Zeg hen dat zij welkom zijn,’ droeg hij Ben Said op.

[pagina 121]
[p. 121]

In plaats van te vertalen waarschuwde de tolk zijn meester. ‘Het is bedrog, heer.’

De admiraal maakte een gebaar van ergernis. Moest deze moslim hem waarschuwen tegen christenen? ‘Vertaal wat ik je heb gezegd,’ zei hij gramstorig.

Ben Said boog. Als de admiraal het wilde...

Zarco was op de kampanje. Hij nam de bijliggende schepen met aandacht op. Had hij ze eerder gezien? Ze leken veel op de Calicoetse barken, tegen welke zij hadden gevochten. Maar alle barken leken op elkaar in Europese ogen. Hij was niet zeker van zijn zaak.

Daar, op de voorplecht van de voorste bark! Er stond een officier met het lidteken van een sabelhouw dwars over zijn gezicht. Geen twijfel mogelijk! Dat was de commandant van de lijfwacht van de zamorin die hem had af gescheept, toen hij aan het paleis belet vroeg voor Vasco da Gama. ‘Heer, het is verraad!’ waarschuwde hij de admiraal.

Vasco da Gama liet zijn illusies vallen. Hij gaf bevelen: ‘Alle hens!’ en ‘Anker op!’ De kanonniers staken hun lonten aan.

De Calicoeters zagen de beweging op de Gabriël. Zij roken lont. Hun list had gefaald. Ze waagden zich niet nog eens aan een krachtmeting. Haastig maakten zij zeil en voeren weg.

 

Amper een dag later kwamen er alweer Indische schepen naar de Portugezen op hun eenzaam eiland. Zij waren uit Goa. In naam van hun koning nodigden zij de witte heren uit naar deze stad te komen. In Goa waren alle Indische produkten tenminste even ruim voorhanden als in Calicoet en hun koning zou de vreemdelingen graag ontvangen.

Na zijn ervaringen in Calicoet stond Vasco da Gama argwanend tegenover alle Indische verlokkingen. Ben Said dacht echter dat het aanbod van de radja van Goa best gemeend kon zijn. Deze en de zamorin van Calicoet leefden in onmin met elkaar. Als de een de ander een vlieg afvangen kon, zou hij het niet laten. Hij gaf de raad de uitnodiging te aanvaarden. Vasco da Gama volgde dit advies. Zodra ook de Michaël een schone kiel had zeilden ze naar Goa.

De stad was kleiner dan Calicoet, het paleis van de vorst bescheidener. Maar de ontvangst verschilde hemelsbreed. De radja kwam zelf op de Gabriël om Vasco da Gama als een geëerde gast te groeten. In zijn paleis ontving hij de scheepsoverheid hoffelijk en hartelijk. Met de geschenken toonde hij zich zeer ingenomen. Vasco da Gama was trouwens zo wijs geweest niet weer met fluweel en linnen aan te komen, maar de

[pagina 122]
[p. 122]

vorst een rijkbewerkte gouden beker aan te bieden, zomede enkele flessen oude wijn. De koning gaf verlof tot vrije handel.

En toen bleek dat het kleine Goa tenminste evenveel te bieden had als Calicoet. Tientallen bootjes vol koopwaar kwamen naar de schepen. De handelaars boden zijde en porselein uit China aan, kleden uit Perzië, mocca uit Arabië, kaneel uit Ceylon, kruidnagels en muskaatnoten uit de Molukken. De ruimen raakten goed gevuld. Vasco da Gama dacht er aan de thuisreis te beginnen.

Toen kwam er een uitnodiging van de radja een feest te vieren in zijn paleis. Alle witmensen moesten komen, niet alleen de overheid, maar ook het scheepsvolk. Het zou een groot verbroederingsfeest zijn.

Dom Vasco nam de invitatie aan, verheugd dat de verstandhouding met de radja zo hartelijk was. Hij gaf order de pronkgewaden van de overheid en de livrei van de gezellen klaar te maken. Te Calicoet had hij bij hun aankomst de glans van Portugal tentoongespreid, hier wilde hij ermee besluiten. En daarna naar het vaderland terug. De schepen waren volgeladen.

En Vasco da Gama hoopte nog meer naar huis te brengen dan een rijke lading. Hij had een verdrag opgesteld van vriendschap en wederzijdse handel. Ben Said had het voor hem vertaald van het Portugees in het Indisch. Het zou Portugal en Goa voor eeuwig aan elkaar verbinden. Het verbroederingsfeest bood een prachtige gelegenheid het verdrag te beklinken. Als schoonste trofee van zijn geslaagde reis hoopte hij het stuk straks aan koning Manuel te kunnen overhandigen.

Op de dag voor het feest kwam een Joodse koopman op de Gabriël een partijtje robijnen en emeralden aanbieden. Ze waren wel afgeladen maar een zakje edelstenen kon er natuurlijk nog wel bij. Na loven en bieden kocht de factoor de partij. Toen de zaken waren gedaan vroeg de Jood de admiraal te spreken. Dat kon. Hij werd bij Vasco da Gama toegelaten.

‘Zal Abraham ben Mordechai u niet waarschuwen, edele heer? Zal hij niet zeggen dat u niet naar dat feest moet gaan?’

‘Waarom niet?’ vroeg de admiraal.

‘Zal de edele heer zich laten doodslaan?’

Vasco da Gama haalde de schouders op. ‘De radja en ik zijn goede vrienden.’

De koopman keek naar de deur of die wel goed gesloten was. ‘Zal ik geen goede zaken met u hebben gedaan, edele heer? En zal ik niet weer zaken met u doen als u terugkomt voor de tweede en derde keer, en als

[pagina 123]
[p. 123]

uw natie heer en meester wordt in dit land? En zal ik de radja niet kennen? Zal Abraham ben Mordechai niet weten dat het feest een valstrik is? De soldaten zullen klaar staan. Als u aan het eten en drinken is zullen ze u overvallen. Daarom hebben ze u allemaal gevraagd te komen, de heren en de gezellen. Ze willen u in één slag grijpen. En dan moogt u kiezen: soldaten worden van de koning om voor hem te vechten, of slaven worden van de koning om voor hem het vuilste werk te doen. En anders slaan ze u allemaal het hoofd af. Bij mijn baard, dit hangt u en de uwen boven het hoofd. Zal Abraham ben Mordechai u niet waarschuwen? Zal je je leven niet redden, edele heer?’

Vasco da Gama luisterde met ongeloof en tegenzin. Hij had geen enkele reden de radja te wantrouwen. En hij wilde dat verdrag sluiten:

...De koningen van Portugal en Goa sluiten eeuwige vriendschap en beloven elkander hou en trouw. Zij komen overeen dat zij tezamen handel zullen drijven met uitsluiting van alle andere koningen en vorsten...

Als hij die overeenkomst aan koning Manuel kon overhandigen! Dan had hij niet alleen de zeeweg naar Indië gevonden en een rijke lading thuisgebracht, maar dan had hij ook de zekerheid dat Goa voortaan alle oosterse produkten aan Portugal zou leveren en niet aan de Arabieren, niet aan de Turken en ook niet aan de Spanjaarden, als die nog ooit in Indië zouden komen. Met uitsluiting van alle andere koningen en vorsten,’ had hij daarom uitdrukkelijk in het ontwerp-verdrag geschreven.

En nu ontried die Jood hem om te gaan. Nu hing hij hem een gruwelverhaal op. Waar haalde hij het vandaan? En wat voor drijfveer had hij om het op te hangen? Hij wilde straks weer zaken met hem doen. Best! Maar daarom behoefde de goede verhouding met de radja niet bedorven te worden. Als hij wegbleef van dat feest zou de radja beledigd zijn en was de kans op een contract verkeken.

Hij vroeg toch aan Ben Said om raad. Die zei de Jood te kennen als een eerlijk man en hij ried Dom Vasco aan zijn raad te volgen. Met stille trom vertrekken, dat was het beste.

Het stuitte Vasco da Gama tegen de borst er stilletjes vandoor te gaan. Hij kon de kans op het contract ook moeilijk laten schieten. Maar hij moest erkennen: het was gevaarlijk zich met al zijn manschappen in de macht van de radja te begeven. Op de schepen was hij sterk, dank zij de kanonnen. Maar in het paleis zou hij met z'n handjevol matrozen niets vermogen tegen de duizenden soldaten van de koning.

Hij riep de scheepsraad bijeen. Ook kapitein Coelho, ook Pero de Alquemer en Zarco kozen voor de veilige weg. Zij mochten het lot van

[pagina 124]
[p. 124]

zich en de bemanning niet in de waagschaal stellen voor een stuk perkament en nog minder voor een feest.

Daarop vroeg de admiraal aan de piloten of zij de oversteek naar Afrika durfden maken zonder loods. De Ethiopische loods was namelijk van Calicoet op een ander schip naar zijn vaderland gereisd.

Pero zag ertegen op; Zarco ook. Hun kennis van de Indische Oceaan was nog gering. Maar als het moest...

Zij dienden snel te handelen, wilden ze bij de koning niet het vermoeden wekken dat ze achter zijn plannen gekomen waren. Vasco da Gama liet Ben Said een briefje schrijven: ...Bijzondere omstandigheden nopen mij tot overhaast vertrek. Daarom kunnen mijn mannen en ik geen gebruik maken van de vriendelijke uitnodiging voor uw feest, dat wij anders gaarne met u hadden gevierd. Ik zal bij mijn koning melding maken van de hartelijke ontvangst die wij aan uw hof genoten hebben en van de goede handel, in uw stad gedreven. Zo spoedig mogelijk komen wij in Goa terug. Wij hopen u dan in gezondheid weer te zien en nieuwe zaken met u te kunnen doen...

De volgende morgen las de koning van Goa deze brief. Toornig gaf hij bevel aan zijn soldaten: ‘Naar de haven en verniel ze!’

Na verloop van tijd keerde de troepencommandant terug met de mededeling dat 's konings bevelen niet konden worden uitgevoerd omdat de witte vreemdelingen in alle stilte 's nachts vertrokken waren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken