Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zarco, de zeevaarder (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zarco, de zeevaarder
Afbeelding van Zarco, de zeevaarderToon afbeelding van titelpagina van Zarco, de zeevaarder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

Scans (9.65 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Illustrator

Dick de Wilde



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zarco, de zeevaarder

(1967)–K. Norel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 173]
[p. 173]

25 De opbouw van een rijk

Alphonso de Albequerque was zeer geboeid door het rapport dat Zarco aan hem uitbracht van de lange reis door het verre oosten. Was Malakka het knooppunt van de handel in Zuid-Azië? Dan moest daar op staande voet een factorij worden gesticht. Waren op de Molukken de beste specerijen haast om niet te koop? Dan moest die handel dadelijk in Portugese handen komen.

Zarco bewonderde de energie en de resoluutheid van de onderkoning. In de jaren van zijn reis naar China had deze in Voor-Indië veel tot stand gebracht en hij had grote plannen. Naast Cochin wilde hij ook Calicoet en Goa tot sterke vestingen der Portugezen maken. Zowel de toegang naar de Perzische Golf als die naar de Rode Zee wilde hij in handen hebben om heer en meester van de Indische Oceaan te zijn. Hij zette de Indiërs, de Turken en de Arabieren naar zijn hand. Wat zou deze sterke gouverneur zeggen van hun gedrag in China?

Zarco legde het voorzichtig aan. Hij weidde uit over de uitgestrektheid en de volkrijkdom van China, over de hoge ontwikkeling van het Chinese volk en over de macht van zijn keizer.

‘Hebben jullie een verdrag met hem gesloten dat ons het alleenrecht van de handel met dat land verzekert?’

‘Wij hebben ernaar gestreefd, excellentie. Wij hebben tot dat doel een reis van maanden over land gemaakt, naar de residentie van de keizer. Het is ons niet gelukt. De keizer weigerde en hij heeft Antonio de Serra vastgehouden.’

‘Hoe hebt ge hem weer vrij gekregen?’ vroeg de landvoogd scherp.

Zarco zweette maar het hoge woord moest eruit. ‘We hebben hem moeten achterlaten, excellentie.’

De Albequerque fronste het voorhoofd. ‘Wat hebt ge gedaan?’

Zarco aarzelde. De landvoogd zou losbranden. Hun gedweeheid jegens de Chinezen stond in scherpe tegenstelling tot de harde hand waarmee hij Indiërs, Arabieren en Turken had aangepakt.

‘Wij achtten het ongeraden een botsing met de Chinezen te riskeren, excellentie. Onze macht was klein, de hunne is onvoorstelbaar groot. Wij

[pagina 174]
[p. 174]

hebben ons beperkt tot een dringend pleidooi. Wij hopen dat Dom Antonio zal worden vrijgelaten wanneer wij China weer bezoeken.’

De Albequerque nam het beter op dan Zarco had verwacht. ‘Je moet nooit boven je macht grijpen,’ zei hij, ‘en vooral geen ruzie maken met iemand die sterker is dan jij. Vertel me meer over China.’

Daarop vertelde Zarco over de bedrevenheid van de Chinezen in allerhande ambachten en in de teelt van groenten; over de perfecte organisatie van het reizen in het grote land; over de orde en veiligheid in China. Hij raakte in geestdrift toen hij zijn bewondering liet blijken voor de Chinese ambtenaren en meedeelde dat China geen adel kende en rijkdom van geen betekenis was voor het bereiken van een hoge post, maar uitsluitend bekwaamheid en toewijding aan de keizer... Op dat moment beet hij zich op de lippen, want De Albequerque was van hoge adel.

Maar de onderkoning was een wijs man. ‘Gaat dat daar zo?’ zei hij nadenkend. ‘Ik geloof dat wij het een en ander van China kunnen leren.’

 

Na lange en goede dienst verleende De Albequerque aan Zarco verlof naar het vaderland terug te keren, als opperstuurman van een rijkbeladen vloot.

Ze staken de Indische Oceaan vlot over. Nu Zarco de stromen en passaten kende was dat geen al te zware reis. Langs de Afrikaanse oostkust voeren ze van haven op haven om hun lading aan te vullen met ivoor en koper en telkens verse leeftocht op te doen. De Portugezen waren goede vrienden geworden met de negers, die zich niet meer lieten opstoken door neringzieke Arabieren. In vergelijking met de eerste tochten naar Indië, vol gevaren van tegenstromen, ziekten, strijd en verraad, was het nu bijna een spelevaart.

Het ronden van de Kaap bleef een gevaarlijke onderneming omdat het daar een stormhoek was, maar het scheepsvolk was niet meer zo erg als in het begin bezeten van de angst voor boze geesten, en ook niet meer zo bang om van de wereld af te vallen wanneer ze ver om de zuid de Kaap voorbij zeilden.

Op deze reis was het goed weer bij Kaap de Goede Hoop en daarna vonden ze een aangename pleisterplaats op Sint Helena, een eiland in de Atlantische Oceaan, kort tevoren door een Portugese kapitein ontdekt. Voordat de scheurbuik onder het scheepsvolk kon gaan woeden sloegen ze er vers vlees en verse groenten in.

Vervolgens kwamen zij gelukkig door de stiltezônes van de linie heen.

[pagina 175]
[p. 175]

De acht schepen van de vloot kwamen behouden, het volk in goede welstand, in het vaderland.

Zarco zag Lissabon terug, veel groter en rijker dan hij het verlaten had. Er waren prachtige nieuwe paleizen en kerken gebouwd in een stijl die reeds de Emanuelstijl werd genoemd. Brede straten waren aangelegd, waaraan veel rijke koopmanshuizen stonden. Het was alles bekostigd uit de winsten op de Indische produkten.

Maar op de stoepen van de fraaie kerken lag het wrakgoed van de rijke reizen, dat in Lissabon was aangespoeld: verminkten, lammen, kreupelen en blinden, ziek thuisgevaren volk, nu allen bedelaars. Zarco bezorgde hun een goede dag door ruimschoots onder hen uit te delen van het aandeel dat hij had ontvangen uit de opbrengst van de lading van de thuisgebrachte schepen en van zijn reis naar China. Hij zocht ook de weduwe van Pero de Alquemer op en bedacht haar in haar armoede royaal.

Vervolgens trok hij naar zijn oude dorp. Zijn vader en moeder, oud geworden, waren verheugd hun zoon na zoveel jaren en zo ver zwerven weer te zien. De pastoor was trotser dan ooit op Zarco, nu óók ontdekker van de Indische archipel en China. Hij was de held van het kleine dorp.

Nog minder dan na zijn vorige thuiskomst was Zarco van plan opnieuw naar Indië te gaan. Hij had alles gezien wat er te zien viel op de wereld, nu was hij verzadigd. En er was ook nog iets anders dat hem weerhield om weer naar Indië te reizen.

Hij werd opnieuw leraar aan de zeevaartschool Prins Hendrik waar hij de jonge stuurlui weer onderwees in stromen en passaten op de Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan, en nu ook in de Zuid-Chinese en de Javazee. Niemand die van die verre wateren zoveel wist als hij.

Eens kreeg hij een verzoek om op het Indische kantoor te komen. De leider van de oosterse zaken, de hertog van Bragança had een brief gekregen van Alphonso de Albequerque, waarin de onderkoning het gewenst genoemd had dat Zarco opnieuw uitkwam.

‘Wat moet ik daarginds doen?’ informeerde hij.

‘Meehelpen Indië te veroveren voor de koning,’ zei Bragança. De havens van Voor-Indië zijn vast in onze handen. Die van Ceylon ook. Wij gaan nu op Malakka af en dan op Bantam. En daarna moeten we vaste voet in de Molukken krijgen...’

‘En dan komt China zeker aan de beurt,’ zei Zarco.

‘Allicht!’

Zarco was niet geestdriftig.

[pagina 176]
[p. 176]

‘Bang voor China?’ vroeg Bragança met een spottend lachje. Hij wist dat Zarco een Portugees edelman in Nanking in gevangenschap had achtergelaten en dat hij een bombardement van Kanton, dat Fernan Peres de Andrea wilde, had verijdeld.

‘Dat is het niet alleen. Ik ben zeeman, geen soldaat. Wij zijn naar Indië gevaren om er handel te drijven. En nu gaan wij die volken onderwerpen.’

‘Met wilden kun je alleen handel drijven als je ze onder de duim houdt,’ zei de hertog trots.

Zarco zweeg. De hertog van Brangança kon geen tegenspraak velen, zeker niet van een man die niet van adel was. Zijn opvatting was trouwens de algemeen geldende bij de Portugese adel. De volkeren in het oosten waren wilden. Maar Zarco had zichzelf een plompe pikbroek gevoeld tegenover de vorsten van Ceylon en Malakka en tegenover de hoogbeschaafde Javanen. En de Chinezen waren mannen van kunst en wetenschap waarmee Portugal zich niet kon meten.

De radja van Cochin had zich in de luren laten leggen door de Portugezen, genoegen nemend met een lekker en lui leventje en een schijn van macht... Maar in de, meestal ondoorgrondelijke, ogen van verscheiden Cochinezen had Zarco de laatste tijd soms een flits van haat gezien, die er in het begin nooit was. Zij hadden de witte vreemdelingen die handel kwamen drijven toen hartelijk begroet. Nu deze vreemdelingen in hun stad het heft in handen hadden genomen en hen tot hun knechten maakten voelden zij zich kennelijk bedrogen.

Hoe het in Ceylon en in Malakka zou verlopen wist Zarco niet. Hij dacht dat die vorsten zich minder gemakkelijk in een gouden kooi zouden laten stoppen. Maar ook al zouden de Portugezen het van hen met hun kanonnen winnen, dan deed hij daar liever niet aan mee. Met hartstocht had hij gezocht naar de Kaap, naar Indië en later naar de landen van het verre oosten. Hij was dankbaar dat hij veel ontdekt had en dat er nu een levendige handel was tussen Portugal en de ontdekte landen. Maar een veroveraar wou hij niet zijn. Zijn gesprek met de hertog van Bragança liep op niets uit. Hij bleef leraar aan de zeevaartschool.

Kort daarna kwam Zarco in aanraking met een jonge pater; Piëtro was zijn naam. Deze was zeer belangstellend naar de volkeren van het verre oosten, in het bijzonder naar hun godsdienst.

Zarco vertelde hem dat de meeste Indiërs boeddhisten waren. Op Java woonden mohammedanen. In China werd Confucius vereerd. Op vele eilanden werden de geesten van de voorvaderen aangebeden.

[pagina 177]
[p. 177]

‘Er wonen dus geen christenen,’ constateerde pater Piëtro.

Nee, christenen had Zarco niet ontmoet. Die waren er alleen in het land van de priester-koning Johannes.

De pater kwam dikwijls bij Zarco terug en de piloot zocht hem ook in zijn klooster op. Hun gesprekken gingen altijd over de landen en de volkeren van het oosten. Piëtro verlangde vurig die heidenen tot christenen te maken. Er zouden miljoenen gedoopt kunnen worden.

Zarco zag niet duidelijk hoe dat gaan moest. ‘Dan moeten ze toch christen wíllen worden,’ meende hij.

‘Zeker moeten ze dat willen. Wij gaan zoals Paulus en de zijnen gingen, zij door de landen rondom de Middellandse zee, wij door het verre oosten. Wij zullen de mensen overtuigen van het geloof. En zo zullen wij Indië veroveren, niet voor koning Manuel maar voor koning Christus!’

De jonge priester sprak met grote geestdrift. Zarco werd erdoor bekoord. Dit was een betere manier om Indië te winnen. Niet met kanonnen maar met het woord en het water van de doop. Dan werden de oosterse volken niet in slavernij gebracht maar vrij gemaakt. Vrij van hun angst voor boze geesten.

‘Doe je mee, Zarco?’ vroeg Piëtro eens.

Zarco schrok. ‘Wat moet ik doen? Ik ben geen priester; ik kan geen zendeling zijn.’

‘Je bent een eerste klas piloot. Niet één die zo vertrouwd is met het varen ginds als jij. Er gaat een grote groep van onze orde naar het oosten, een schip vol priesters. Breng jij ons over. Breng ons daarginds naar onze zendingsposten, bij havens en op eilanden. Zo dien je de goede zaak op de allerbeste wijze.’

Het was Zarco vreemd te moede. Hij had geweigerd naar Indië te gaan om de volkeren van het oosten te onderwerpen aan koning Manuel. Nu ging het er echter om die volkeren te winnen voor het rijk van koning Jezus, om deze mensen vrijheid, gerechtigheid en geluk te brengen. Het lachte hem toe.

‘Als het Indische kantoor mij voor dit doel een schip wil geven breng ik jullie overal waar je maar wenst,’ beloofde hij.

‘God zal je er voor lonen,’ zei Piëtro dankbaar.

‘Wees niet te spoedig blij,’ zei Zarco die vreesde dat hij in een opwelling meer toegezegd had dan hij waar kon maken. ‘Het zal een toer zijn het Indische kantoor hiervoor te winnen. Bragança is een harde.’

Dat hij teveel beloofd had geloofde Zarco stellig toen hij de volgende

[pagina 178]
[p. 178]

dag naar het Indische kantoor ging om daar een schip te vragen. Als Bragança kansen zag op winst of ook op roem en eer durfde hij veel in te zetten. De vloot van vijftien sterke schepen die in aanbouw was, was daar een voorbeeld van. Maar de hertog zag natuurlijk niets in de uitzending van missiebroeders naar het oosten. Die maakten Portugal niet groot en rijk. En hij, Zarco, was de meest ongeschikte man om hiermee aan te komen bij de hertog, nadat hij diens royale voorstel afgeslagen had.

Bragança keek vreemd op toen Zarco zijn kantoor inkwam. ‘Van gedachten veranderd?’

‘Ik zou toch wel naar Indië willen gaan,’ begon de stuurman.

Een triomferend lachje plooide de lippen van de hertog, nu de piloot met hangende pootjes terugkwam. ‘Je kiest dus toch maar eieren voor je geld?’

Onder Zarco's uiteenzetting van de plannen van Piëtro verdween het lachje van Bragança, maar verflauwde ook zijn belangstelling. Geeuwend keek hij het venster uit. Zarco wist nu zeker dat hij niets bereiken zou. Hij kon het beste zijn verhaal afbreken. Maar de hertog gaf geen teken dat hij op moest houden. Hij staarde alleen verveeld naar buiten.

‘En dat moet dan zeker allemaal op onze kosten,’ zei hij schamper toen Zarco uitgesproken was.

‘De paters hebben geen schepen en geen geld. En onze... pardon... úw schepen zijn op de uitreis toch slechts half beladen. Mocht er plaats zijn...’

Zarco pleitte nog, maar het was dwaasheid. Hij moest weggaan en Piëtro zeggen dat het Indische kantoor geen medewerking gaf.

‘Waar willen die paters heen daarginds?’ vroeg Bragança.

‘Naar overal waar zij maar kunnen komen, hoogheid.’

‘Ook naar plaatsen die wij nog niet in handen hebben, naar Ceylon, Malakka, Bantam, Banda?’

‘Dat is zeker de bedoeling, hoogheid.’

‘Je kunt een schip krijgen,’ zei de hertog resoluut. ‘Alle kosten voor rekening van het Indische kantoor. En jij zult kapitein zijn op dat schip.’

Zarco stond stomverbaasd.

‘Ik ben een trouw zoon van de kerk, zoals je merkt,’ voegde Bragança eraan toe.

Zarco was een beetje onzeker. Hij meende iets spottends te horen in de stem van de hertog. Ach, dat was verbeelding. Hij moest niet zo argwanend zijn. Het aanbod was geweldig. ‘Ik dank u zeer voor deze mede-

[pagina 179]
[p. 179]

werking,’ zei hij met een buiging. En daarna spoedde hij zich naar pater Piëtro om hem te melden hoe gelukkig hij was geslaagd.

Reeds na enkele dagen kreeg Zarco van het Indische kantoor bericht dat hem een schip was toegewezen. Het lag daar en daar. Onderweg erheen om het schip te bezien bekroop hem de vrees dat het een oud kavalje wezen zou, waaraan het Indische kantoor geen dure lading durfde toevertrouwen. Maar ook dit wantrouwen bleek misplaatst. Het was een zeewaardig schip, voor het doel geknipt. Zarco verweet zichzelf dat hij telkens te argwanend was jegens Bragança.

Aan het tuigen en provianderen van het schip gaf de hertog alle medewerking. Na enkele weken was het zeilree. De bruine broeders hadden op elk zeil een groot gouden kruis genaaid.

Bij de afvaart stond een gemengd gezelschap aan de oever van de Taag. Naast vele monniken die hun ordebroeders uitgeleide deden was de bisschop van Lissabon er ook. En verder vele heren van het Indische kantoor, vooraan de hertog van Bragança.

Na het losmaken van de kabels maakte de bisschop een zegenend gebaar: ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De Heer zij met u.’

‘Amen,’ zei de hertog naast hem met gevouwen handen.

Terwijl het schip naar het midden van de Taag gleed dankte de bisschop Bragança voor de ruime medewerking die hij had verleend.

‘Van harte, eminentie, van harte,’ zei de hertog. ‘Wij kunnen zeer goed samenwerken. U gaat voorop, wij volgen.’

‘Hoe bedoelt u dat?’

‘Begrijpt u het niet, eminentie? Dat is misschien maar beter ook. Elk vist op zijn getij.’

De bisschop keek hem vragend aan.

‘Wil uwe eminentie mij verontschuldigen? Mijn werk roept mij.’

Hij liep naar de werf waar de Paasvloot werd gereed gemaakt: vijftien kolossale schepen. Aan boord van de grootste kraak inspecteerde hij het geschut. Zware kartouwen stonden langs de brede zijden in rijen opgesteld; ook het voor- en achterkasteel waren van kanonnen wel voorzien. Met deze vloot kon Portugal zijn macht overal in het oosten vestigen. Zelfs China zou ervoor op de knieën gaan.

Staande op de hoge kampanje van de kraak keek Bragança de rivier af. In de verte was het schip van Zarco nog te zien. Alle doek was nu gehesen. Op de chocoladebruin getaande zeilen schitterden de gouden kruisen in de zon.

[pagina 180]
[p. 180]

‘Zij gaan voorop, wij volgen,’ mompelde de hertog voor zich heen. ‘Wij kunnen zeer goed samenwerken... De bisschop snapte het niet. Dat is maar het beste. Wij kùnnen het wel alleen maar als zij ons een handje willen helpen... Met stroop vang je meer vliegen dan met azijn. Ik ben een trouw zoon van de kerk. Ha, ha! Vooral wanneer de kerk zo aardig naar onze pijpen danst... zonder het te weten. Zij gaan vooraan, naar Ceylon, Malakka, Bantam, Banda, China... Wij volgen.’

Met de vlakke hand sloeg hij op de bronzen loop van een kanon.

Het schip met de bruine broeders en de gouden kruisen zeilde voorbij Cascais de oceaan op. Vervuld van hoge idealen reisden Zarco en Piëtro naar het verre oosten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken