Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arendsoog (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arendsoog
Afbeelding van ArendsoogToon afbeelding van titelpagina van Arendsoog

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arendsoog

(1935)–J. Nowee–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

I. In Mining-Valley

Een mijndorp, zoals er in de dagen van de goudkoorts vele waren. Het voornaamste punt van samenkomst was de herberg of ‘bar’. Ofschoon het daar gewoonlijk niet al te kalm toeging, scheen er, te oordelen naar de grote luidruchtigheid der bezoekers nu toch iets bijzonders aan de hand te wezen.

‘En ik zeg je, dat ik voor den duivel nog niet bang ben, laat staan voor dien Arendsoog van jullie!’

Het was een grote, fors gebouwde kerel, die dit zei. Zijn ruw behaard gezicht drukte minachting uit, minachting niet alleen voor Arendsoog, zoals hij daareven zei, maar ook voor alle mogelijke menselijke en goddelijke wetten, als die in zijn kraam niet te pas kwamen. Hij sloeg met de vuist op de toonbank, waartegen hij leunde, en zag uitdagend in het rond.

Even viel een stilte op zijn woorden. De anderen keken elkaar aan, schuw, bevreesd.

‘Als ik jou was, vreemdeling,’ zei er toen een, ‘dan zou ik niet zo hard spreken. De muren hebben hier oren.’

‘Kom, kom!’ was het schamperlachende antwoord.

[pagina 6]
[p. 6]


illustratie
En ik zeg je, dat ik voor den duivel nog niet bang ben...... (Blz. 5)


[pagina 7]
[p. 7]

‘Ik meen het!’ zei de ander weer. ‘Zorg maar, dat je niks op je gemoed hebt, dat Arendsoog te weten kan komen. Vooral niet met betrekking tot de Roodhuiden.’

‘Ja,’ viel de barhouder bij, ‘Arendsoog wordt algemeen de Vriend der Indianen genoemd.’

De vreemdeling lachte schaterend.

‘Nou wordt ie helemaal goed!’ riep hij uit. ‘De Vriend der Indianen! Nou, als hij het zoekt bij die schurftige honden, dan kan hij zelf ook niet veel zijn. En wat je zegt van iets op je geweten hebben....’ hij keek de groep onderzoekend aan, ‘zijn jullie allemaal zulke brave jongens?’

Er school veel waarheid in zijn woorden. Wat in die dagen goudzoeker werd, was gewoonlijk een mislukkeling in de maatschappij, te lui om te werken, verlangend zo spoedig mogelijk rijk te worden. En als dit niet gelukte met goudzoeken, (en hoe weinigen vonden goud) dan probeerden ze het op andere manieren. Met de eerlijkheid, om nog niet te spreken van erger dingen, werd het dan zo nauw niet genomen.

Degene, die den vreemdeling het eerst van antwoord gediend had, nam zijn glas op, wipte de inhoud naar binnen, en terwijl hij den barhouder wenkte om bij te vullen, keek hij den man naast hem onderzoekend aan.

‘Vreemdeling,’ zei hij met nadruk, ‘ik weet niet, of je bekend bent hier in de omgeving....’

De vreemde schudde het hoofd.

‘Nou dan, luister goed. Er was hier een man, Bill Sanders....’

Een gemompel ging door de omstanders.

‘Jullie weten het nog wel, hè jongens? Bill Sanders was de schrik van Mining-Valley. En ook ver daarbuiten. Vechten kon hij als de beste. En zijn revolver zat erg los. Bijna

[pagina 8]
[p. 8]

iedereen wist, dat de overval op de postwagen verleden jaar het werk was van Bill. Maar niemand had de moed, hem dat te vertellen. Je kon er zeker van zijn, dat je het geen tweede keer zou zeggen. En te bewijzen was er niets. Trouwens, wie zou de eerste zijn, om de hand op hem te leggen?

Op een avond stond hij hier, ongeveer op dezelfde plaats, waar jij nou staat, vreemdeling. Hij had flink gedronken, en wij bleven zoveel mogelijk uit zijn buurt. Want als hij ruzie zocht.... Afijn, zover kwam het niet. Juist, toen hij weer stond te razen en te tieren, ging de deur open, en een grote kerel stond daar.

‘Bill Sanders,’ riep hij, ‘kom hier!’

Bill draaide zich langzaam om, terwijl zijn handen naar zijn pistoolholsters gingen.

‘Nee Bill,’ riep de man weer, ‘dat hoef je niet te proberen. Hands up! zeg ik je, en gauw. Gauw een beetje!’

Nou, de grote Bill Sanders ging als een klein kind met allebei z'n handjes in de hoogte staan.

‘Ik moet je hebben voor die overval op de postwagen,’ zei de man weer.

‘Daar kun jullie me niks van bewijzen!’ schreeuwde Bill.

‘Ik wel,’ zei de man. ‘Ik ben Arendsoog, als je het soms nog niet weet.’

Bill wist het wel, want we hadden hier al genoeg gehoord van Arendsoog. Maar Bill had geen zin om mee te gaan.

‘Ik vertik het!’ riep hij. ‘Ik ga niet mee!’

Arendsoog ging naar hem toe, en had in minder dan geen tijd allebei z'n revolvers te pakken. Toen draaide hij zich naar ons.

‘De eerste de beste, die ons probeert te volgen, is nog niet gelukkig!’ waarschuwde hij, en tegelijk had hij netjes

[pagina 9]
[p. 9]

Bill z'n arm op een handige manier omgedraaid, zodat Bill het uitschreeuwde van pijn, maar niks terug kon doen. Bill vloekte en schold, maar het hielp hem niks. In volle vaart ging het de deur uit. Even later hoorden we hoefgetrappel.... en op het ogenblik zit Bill voor de nodige jaren opgeborgen.’

De vreemdeling haalde glimlachend de schouders op.

‘Dan had je het geval met Mill Sundred en zijn troep,’ vervolgde de ander vlug. ‘Hadden hun slag geslagen in een Indianenkamp. O, het waren geen Apachen, hoor! Die kunnen gewoonlijk zich zelf wel helpen. De een of andere vredelievende stam....’

‘Tula's waren het,’ zei er een.

‘Kan wel. In ieder geval waren er vier doden gevallen en een paar vrouwen en kinderen ernstig mishandeld. Op een avond was het hele stel hier.... en Arendsoog pikte ze er uit en nam ze mee.’

‘Voor zo'n paar armzalige Roodhuiden!’ riep de vreemdeling.

‘O,’ haastte de ander zich te zeggen, ‘wij vonden het ook niet zo erg. Die kerels zijn de grond niet waard, waarop ze leven.’

‘Daar geef ik je gelijk in! Ze horen het land aan ons te laten! En als ze het niet goedschiks doen, dan maar kwaadschiks!’

‘Voor zo'n geval wou ik je nou juist hebben, Duncan!’ klonk opeens een heldere stem bij de deur.

Allen wendden zich met een ruk om.

‘Arendsoog!’ fluisterde er een.

Maar de vreemdeling, die door Arendsoog met Duncan werd aangesproken, gaf zich niet zo gauw gewonnen. Bliksemsnel had hij zijn revolver getrokken, liet zich tegelijk op de grond vallen....

[pagina 10]
[p. 10]

Het schot, dat Arendsoog tezelfdertijd loste, deerde hem niet. Maar zijn kogel zou Arendsoog ook niet treffen. Want die was zo plotseling van de deur verdwenen, alsof de aarde hem verzwolgen had. Stom-verwonderd keek Duncan naar de deur, dan naar het enige venster, dat de bar rijk was. De andere bezoekers, die bij de plotselinge schietpartij zo spoedig mogelijk dekking hadden gezocht achter kisten en tafels, gluurden nu voorzichtig in het rond. Duncan kroop vlug achter een kist.

‘Wat voor kerels zijn jullie!’ schreeuwde hij. ‘Voor één man kruipen ze in d'r schulp. Help liever een handje!’



illustratie

‘Hij heeft gelijk!’ klonk een stem van achter een tafel, die op de kant geworpen was. ‘We hebben al lang genoeg last van hem gehad!’

Meerdere stemmen lieten zich nu horen.

‘Vooruit dan!’ riep Duncan. ‘Naar de deur! Voorzichtig aan! Eens kijken, of wij met z'n allen geen klopjacht op dien meneer Arendsoog kunnen houden!’

Plotseling klonk weer een schot. Het vensterglas rinkelde aan scherven, en tegelijk was het steendonker in de gelagkamer.

[pagina 11]
[p. 11]

‘Pas op!’ hoorden ze de stem van Arendsoog weer. ‘Denk er om, dat ik heel goed in het donker kan zien. Wie zich verroert, krijgt een kogel. Als Duncan niet binnen vijf tellen bij de deur staat, gebeuren er rare dingen met hem. Ik heb je hier prachtig onder schot, Duncan! Je zit daar mooi achter die kist, hè....’

‘Vervl....!’ bromde Duncan, en wilde zich in veiligheid stellen.

‘Halt! Niet wegkruipen, of ik schiet! Je mag alleen opstaan. Dus, Duncan, ik tel.... Eén.... twee.... drie....’

Als door een onzichtbare macht gedreven, stond Duncan op, en begon voorzichtig zijn weg naar de deur te tasten.

‘Zo is het goed, Duncan!’ riep Arendsoog. ‘Maar zou je die revolver even willen laten vallen?’

Kletterend rolde de revolver over de vloer.

‘Mooi zo. En nu naar de deur!’

Duncan vervolgde zijn weg. Nog was hij echter niet bij de deur, toen hij plotseling van twee zijden werd beetgepakt, naar buiten geduwd, en de trap van de veranda afgesleurd, die voor de bar was aangebracht.

Een poosje later klonk hoefgetrappel....

Iemand in de gelagkamer streek een lucifer aan. De barhouder verving zijn stukgeschoten lamp door een andere, terwijl een voor een de goudzoekers uit hun schuilplaatsen te voorschijn kropen.

Niemand sprak. Allen staarden naar de deur, of naar het vernielde vensterglas....

---------------------

In de duisternis reed een kleine troep in volle galop voort....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken