Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arendsoog (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arendsoog
Afbeelding van ArendsoogToon afbeelding van titelpagina van Arendsoog

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arendsoog

(1935)–J. Nowee–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

II. Het Arendsnest

‘Mijn jongen, ik voorzie, dat je nog eens in ernstige moeilijkheden zult raken door die dolle waaghalzerijen! Waarom laat je toch die dingen niet en blijf je niet bij ons. Er is hier toch ook nog genoeg te doen?’

Arendsoog stond tegen de deurpost geleund en staarde somber voor zich uit.

‘Moeder, u weet, dat ik, toen vader stierf, vermoord door zo'n troep van diezelfde schurken, bij mezelf het voornemen heb gemaakt, om me in dienst van de politietroepen te stellen en zoveel mogelijk andere vreedzame ranchers tegen dergelijke misdadigers te beschermen....’

‘Mijn kind,’ de stem der vrouw beefde, ‘ik heb me al zo dikwijls afgevraagd, of geen enkele wraakgedachte ....’

‘Geen enkele, moeder! Op mijn woord van eer! U weet ook wel, dat er van al die schurken, die vader vermoordden, niet één door mijn toedoen zijn gerechte straf heeft gekregen. En toch hebben ze die straf voor en na ontvangen.... op één na....’

‘Fred Moulders. Ik weet het, jongen.... En juist voor hem ben ik het meeste bang! Wacht je voor hem! Fred Moulders heeft een dodelijke haat gezworen aan ons allen, en zeker zouden je zusje en ik....’

‘Ja moeder, wij kwamen nog maar juist bijtijds, om u te ontzetten! Ik zie u nog staan voor het schietgat in onze farm, bij vader, die daar op de grond lag, en ik weet nog, dat het eerste, wat me opviel, was, u, onze zachte moeder, daar te zien met de nog rokende buks in de hand....’

‘Ik moest onze kleine Ann verdedigen,’ zei de moeder eenvoudig.

[pagina 13]
[p. 13]

‘Zie, moeder,’ Arendsoog ging vlak voor haar staan, ‘dat beeld is me steeds bijgebleven. En nu is het alleen mijn bedoeling, te voorkomen, dat het anderen zo gaat.’

‘Ja maar, jongen, je eigen veiligheid....’

‘Ik heb me in dienst van de mensheid gesteld, moeder! Als ik val, zal het zijn in de wetenschap, dat ik mijn plicht heb gedaan!’



illustratie

Op dit ogenblik kwam een meisje de hoek van de blokhut om en snelde op Arendsoog toe.

‘Zo, mijn dappere Arendsoog! Ik wist niet eens, dat je thuis was.’

Ze vloog hem om de hals, en de ernstige trekken van den jongen man ontspanden zich.

‘Anneke-lief....’

‘Anneke!.... Ik ben al twaalf geweest!’

Arendsoog lachte.

‘Neem me niet kwalijk, juffrouw Ann!’

‘Hè nee! Je plaagt me maar. Bob!’

‘Heus niet!’

‘Wel! Je bent haast nooit thuis, en als we je eindelijk eens zien, dan doe je niets anders, dan plagen!’

Moeder stond op.

‘Komt, kinderen, tijd om te eten!’

Ze ging hen voor naar binnen, en de twee volgden schertsend.

[pagina 14]
[p. 14]

De blokhut was gebouwd tegen een helling van het gebergte. Ofschoon omringd door een flinke open ruimte, onttrok toch het daaromheen oprijzende zware geboomte de woning aan het oog. De enige toegang tot het erf was een nauw, kronkelend pad, waarschijnlijk alleen bekend bij de bewoners van de blokhut en enkele vertrouwde Indianen.

Meermalen had Bob, alias Arendsoog, moeten vluchten voor een overmacht van vijanden, en tot nog toe was het hem wonderwel gelukt, zijn spoor te verbergen, en ongemerkt het huis te bereiken. Dit dankte hij in de eerste plaats aan de snelheid van zijn paard. Bovendien was er in de wijde omtrek misschien geen betere ruiter dan Arendsoog. Als kleine jongen toch leerde hij reeds het paardrijden, en toen hij nauwelijks tien jaar was, volgde hij zijn vader dikwijls op diens dagenlange ritten over het gebied van de ranch. En hij kende geen grotere verrukking, dan in een dolle galop het vee in de goede richting te drijven.

Tot een vreselijk voorval hun geluk kwam verstoren.

Een bende bandieten maakte de omtrek onveilig, en terwijl Bob met de cow-boys naar een afgelegen weideplaats was gereden, deden de schurken, die dit ogenblik blijkbaar hadden afgewacht, een aanval op de farm. Wanhopig verdedigde Stanhope, Bobs vader, zijn eigendom, totdat hij, dodelijk getroffen, op de vloer ineen zonk. En, zoals we reeds weten, nam zijn vrouw onmiddellijk zijn taak over, en slaagde er in, de bende op een afstand te houden, tot de cow-boys haar ontzetten.

Bob was toen zestien, en nu, drie jaar later, uitgegroeid tot een flinken jongen man, volvoerde hij nog altijd de taak, die hij toen vrijwillig op zich had genomen.

Op een goede keer werd in alle stilte de ranch, die voor een aardige prijs verkocht was, verlaten en betrok de familie

[pagina 15]
[p. 15]

de hierboven genoemde blokhut. Slechts twee bedienden gingen mee, een bejaarde man, die echter nog krachtig genoeg was, om een massa werk te verzetten en wiens oog en hand nog met grote zekerheid de buks konden richten, en een oude dienstbode.

Jim verzorgde de tuin, verrichtte het zwaardere huiswerk, en nam altijd nauwgezet de bewaking op zich, als Arendsoog er weer op uit trok voor zijn strijd tegen de misdadigers.

Niemand, ook Bobs moeder niet, wist, dat de jonge man reeds dikwijls een eervolle betrekking bij het Noordamerikaanse politieleger was aangeboden. Hij had echter steeds geweigerd, wilde liever geheel vrij zijn in zijn doen en laten.

Eenmaal buiten zijn gebied, had Arendsoog zonodig een staf van vertrouwde en bij uitstek deskundige medewerkers: een troep Indianen, die voor hem, als het moest, door het vuur zouden gaan. Een van hen, Witte Veder, was zijn trouwe metgezel op zijn gevaarvolle tochten.

Niet voor niets droeg Bob de bijnaam van ‘Vriend der Roodhuiden’. Immer stond hij klaar, dit arme, uitstervende ras te beschermen en te helpen, waar hij kon. En dezen, daarin een voorbeeld gevend aan zo vele blanken, wisten, wat dankbaarheid was. Nooit deed Arendsoog tevergeefs een beroep op hen, als hij bij zijn onderzoekingen of zijn plotselinge overvallen hun hulp nodig had.

Nog één vriend had hij, en hij verzuimde nimmer, als hij in de stad kwam, die op drie dagreizen van de hut was gelegen, hem te bezoeken. Die vriend was Pater Boyle, die den jongen man met vaderlijke genegenheid leidde, en er in de eerste plaats voor gezorgd had, na de dood van zijn vader de zo natuurlijke wraakgedachten uit zijn gemoed te verdrijven.

[pagina 16]
[p. 16]


illustratie
Ik heb gehoord dat hier de buurt zo'n beetje onveilig gemaakt wordt. (Blz. 18)



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken