Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het inwendig leven van Paul (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het inwendig leven van Paul
Afbeelding van Het inwendig leven van PaulToon afbeelding van titelpagina van Het inwendig leven van Paul

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.37 MB)

Scans (5.19 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het inwendig leven van Paul

(1923)–Karel van den Oever–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XIV Paul en de Heilige Communie

Het gebeurde telkens bij een vol-maan-avond dat Paul op zijn mansarde voor het venster stond en het nachtelijk werk Gods bewonderde; de wereld daarbuiten: een groot en geheimzinnig vertrek, blauw en zilver behangen, verlicht door een groene luchter die hing aan de hand des Vaders.

Paul was er verbaasd over dat wanneer hij op zijn mansarde-kamer in Gods tegenwoordigheid bad, God de Vader hier evenveel zijn gebed hoorde als in Australië of elders: niets meer en ook niets minder;

[pagina 45]
[p. 45]

zijn gebed was bij Jezus' Vader even sterk hoorbaar in de Pampas als in de Siberische Steppen, tot voorbij al de sterren, ja voorbij de ruimte buiten welke God steeds evenveel aanwezig bleef.

Zoo was Paul gelijk de Psalmist zegt, ‘des nachts in bedenking met zijn hart’ en hij smachtte naar de omhelzing Gods. Morgen ochtend zou hij de Heilige Communie ontvangen; hij wilde altijd onmiddellijker denken: Jezus, de levende Zoon Gods zelf. Zooals allerlei fijne vruchten, in suiker geconfijt, daardoor bewaard blijven aldus werd de ziel van Paul telkens door de Heilige Eucharistie ‘ingemaakt’ en bleef hij: zonder bederf. Het viel hem elken ochtend bitter en hard het warme bed te verlaten; vooral in de koele jaargetijden was het voorafdenken aan de grafachtige verkleuming der groote kerk hem een felle hindernis; slaperig en kouwelijk kon hij soms op zijn stoel knielen, afwezig aan elke devotie maar met den hardnekkigen geloofswil Jezus te eeren in zijn allerliefst Geheim.

Wie onder de menschen zou zijn eucharistische

[pagina 46]
[p. 46]

hartstocht begrijpen? Vreemd: Paul zelf begreep daarvan niets. De eucharistische ervaring was een omhelzing Gods en dit was Paul genoeg.

Soms onderging hij deze buitengewone omhelzing niet onder de Heilige Communie, maar dikwijls laat in den dag tijdens zeer gewone bezigheid. Zij overviel hem ook des nachts: de randen zijner ziel werden dan van vér aangelicht door de rijzende zon Christi.

Zijn eucharistisch verlangen was zoo fel dat hij bereidwillig elke ochtend geld zou gegeven hebben om de sacramenteele Jezus te bezitten zelfs dan wanneer hij wist daardoor de armste mensch der aarde te worden. Elke keer dat Paul de Heilige Communie ontvangen had was het de gansche dag alsof er in zijn lichaam een zachte lamp brandde die hem gansch verlichtte.

Het bijwonen der Heilige Mis zonder persoonlijke communie was hem ontoereikend en éen dag zonder beiden gaf hem een onophoudende zielspijn. ‘Percussus sum sicut fÅ“num quia oblitus sum manducare panem meum’, zuchtte hij de H. Schriftuur

[pagina 47]
[p. 47]

na, zoodat hij ervaarde de eenzame verlatenheid van een zondaar. Nooit kon Paul éen nederlandsch woord vinden om iets uit te drukken van die geheimzinnige Tegenwoordigheid na de Heilige Communie. ‘Dominus illuminatio mea’: aan het woord ‘illuminatio’ kon hij niets bijvoegen.

De bezoeking Gods scheen: een fijne vuur-regen op zijn geest die eindelijk daarvan gloeide; zijn hart kreeg een groote uitgebreidheid; inwendig ondervond hij God als een heilig wandelaar; de blijde God overtrof in hem zijn ziel want Jezus was hooger dan de hemel, dieper dan de afgrond, langer dan de aarde, breeder dan de zee. Paul was erg schuw deze inwendige toestand aan andere menschen te verklaren: de vernietiging van zijn ziel in het hart van God den Vader, haar ‘geheime dood’ in de duisternis Gods, haar vlammende ijver, haar geestelijke verkwijning en wegsmelting, haar geestelijke dronkenschap, haar innerlijke stilzwijgendheid; de kus des Woords, ontroering, verrukking, stilstand en vele onuitsprekelijke toestanden die als geziene voorwerpen in hem verbleven.

[pagina 48]
[p. 48]

Met die ontzaggelijke aanwezigheid Gods in hem bleef Paul naar buiten staren voor het klein en duister vensterraam zijner mansarde; nogmaals overzag hij den arbeid Gods in het groot en geheimzinnig vertrek der wereld waarin die groene luchter brandde en hij bad: ‘Van waar komt zoo groot een genade dat mijn Heer mij bezoekt?’

Hij keek, vereerend Gods Schepping, naar de zilveren damasceering der sterren op den blauwen wand van den nacht; de vier hoeken van het stille wereld-vertrek waren ernstig en ademloos, Paul zag beneden hem op den grooten vloer een onnoembare rommel neergestort: de ‘stad’.

Een vleermuis schreef over de melk-reine daken haar zwarte arabesken die Paul beangstigden. Waarom? Was hij niet de gele zon-bloem steeds zijn God toegewend? Moest hij iets vreezen? De vleermuis fladderde langs de vol-maan: een zwarte zonde. Meteen werd Paul zich bewust van de groote ontsteltenis die hij bijwijlen onderging vóór de Heilige Communie; de wijde, verre angst die hem soms uit on-

[pagina 49]
[p. 49]

herkenbare richtingen aanwaaide; door roode pijlen uit een onbekende duisternis werd hij aangeschoten en de zwarte tegenstand in en rond zijn hersens deed hem zuchten uit benauwdheid dat God op hem vertoornd was. Paul herinnerde zich zijn groote afkeer die hij dikwijls had van den priester die hem de Heilige Communie uitreikte, de vreeselijke vloeken die hij inwendig hoorde toen hij op de communiebank aanzat, ook het naakte meisje dat achter de Heilige Kelk te voorschijn kwam zoodat Paul gruwelijk verward werd. ‘Ik geloof, Heer, help mijn ongeloof’, bad hij vurig.

Toen ondervond Paul de aanwezigheid van zijn Engelbewaarder die uit Isaïas hem toesprak: ‘De Heer zal U altijd rust geven en uwe ziel vervullen met een klaren schijn’.

Paul keek met groote vroomheid zijwaarts naar de kerk, rechts. Een smaragdgloor hing als een damp over het kerkdak; meteen ervaarde hij de sacramenteele blijdschap die hij soms na de Heilige Communie onderging.

[pagina 50]
[p. 50]

Er gleed een vale wolk over de vol-maan en op al de daken der stad kwam weer de oude, zwarte nacht; slechts de smaragd-gloor bleef boven het kerk-dak gloeden en Paul begreep fel dat de zaligmakende liefde van den Zoon Gods een voortzetting is in de kerken van de scheppende liefde van God den Vader die elke dag zon en maan over den ronden aardbol opheft. ‘Herzliebster Jezu’, fluisterde hij Bach na; Paul boog eerbiedig in de richting der kerk, rechts.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken