had bekeerd. Ik werd er wel eens een beetje moe van. En ik was niet de enige. Vooral met zijn complotterige verhalen over hoe hem als journalist het werken onmogelijk werd gemaakt door ‘die smerige’ Staat verspeelde hij zijn toegang tot de media. Geen hond die het allemaal geloofde. Ook ik had mijn bedenkingen, maar Willem wist zo nu en dan documenten boven tafel te krijgen die weldegelijk wezen in de richting van ambtelijke samenzwering. Een vertrouwelijke telex bijvoorbeeld van Buitenlandse Zaken, waarin de Nederlandse ambassade in Washington orders kreeg om de ‘renegade journalist’ Oltmans te toegang te ontzeggen tot een diplomatieke receptie met prinses Beatrix.
Ik verhuisde van Vrij Nederland naar de verslaggeverij van de Volkskrant, en de zaak Willem Oltmans verkaste mee. Niet tot ieders genoegen aan de Wibautstraat, maar ik wist hoofdredacteur Pieter Broertjes ervan te overtuigen dat het zaakje stonk, een half uur in de wind op z'n minst. ‘Gewoon blijven schrijven,’ oordeelde Broertjes, waarmee Willem zijn toegang tot een belangrijk landelijk medium wist veiliggesteld.
Intussen verlegde Oltmans zijn erotische belangstelling een beetje plagerig van mij naar mijn zoon. Of die jongen al ‘panklaar’ was, informeerde hij met enige regelmaat. ‘Nee Willem, nog even geduld, hij is net vijf geworden.’
Willem raakte bijna aan de bedelstaf. Uitgekotst door de vaderlandse journalistiek wist hij geen droog brood meer te verdienen en omdat hij lang in het buitenland had gewoond, moest hij zich redden met een gekorte aow-uitkering. Ik heb hem daar nooit over horen klagen. Willem droomde liever vooruit. Als hij ‘die smerige schoften van de Staat’ eenmaal een schadeloosstelling hadden betaald, zou hij onmiddellijk ‘een nieuwe vleugel’ aanschaffen.
Het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk haalde hij glorieus zijn gelijk en moest de Staat hem acht miljoen gulden betalen. Toen Willem er lucht van kreeg dat de Maxima, de verse verloofde van kroonprins Willem-Alexander, haar oog had laten vallen op een fraai appartement in het centrum van Amsterdam, deed Oltmans bij de makelaar meteen een bod flink boven de vraagprijs. Gewoon om te jennen.
Ik was inmiddels terug bij mijn oude liefde Vrij Nederland en maakte een lang interview met hem. Niet, zoals de eerste keer in een nederig koffiehuis, maar in het deftige Amstel Hotel, een passende omgeving voor een welgesteld persoon. Een week later stonden de priemende blauwe ogen van ‘De Man van Acht Miljoen’ op de cover van Vrij Nederland.
Het was mijn laatste gesprek met Willem Oltmans.