Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrolijke jongensstreken (ca. 1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrolijke jongensstreken
Afbeelding van Vrolijke jongensstrekenToon afbeelding van titelpagina van Vrolijke jongensstreken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (14.49 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrolijke jongensstreken

(ca. 1950)–J.F. Oltmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

Hoofdstuk V.
Bram wordt ziek.

Enige maanden later, het geval met de afsluitbomen was alweer vergeten, toog Bram met z'n kornuiten weer eens oud-den Helder in. Nadat ze daar een tijdje hadden rondgezworven en van alles hadden geprobeerd, besloten ze, op voorstel van Jan Tomée, die die dag dikker leek dan ooit, naar 't kanaal te gaan, waar een massa houtvlotten lagen, bestemd voor een dicht daar in de buurt te bouwen fabriek en welke, vooral in de ogen van de roekeloze en nergens gevaar ziende jeugd, een ideale speelplaats was. In een draf, luid schreeuwend, zodat de mensen verwonderd bleven staan, denkende dat er iets gebeurd was, renden ze naar 't kanaal. Daar gekomen werd eventjes krijgsraad gehouden, waarna besloten werd om krijgertje te spelen. Weldra was dit spelletje in volle gang en het vereiste van de jongens een zekere behendigheid, om op de steeds weer wegschietende, slibberige balken, staande te blijven. Ik weet niet, of jullie wel eens zo ondeugend geweest bent om op die z.g. heipalen te spelen. Ik heb me er in mijn jongensjaren dikwerf aan bezondigd. Had ik toen geweten, hoe gevaarlijk dit was, zeker had ik het nagelaten, maar ja, in de dartele jeugd......

De jongens waren een tijdje aan het spelen, toen

[pagina 25]
[p. 25]

plots Bram, die juist wou wegspringen, missprong en tussen de balken in het kanaal viel. Dat was me een consternatie. De jongens renden verschrikt heen en weer en verloren, zoals het bij dergelijke gelegenheden gewoonlijk gaat, direct het normaal gebruik, van hun denkvermogen. Behalve één. De dikke Jan. Die liet zich plat op het dek vallen, snauwde de rooie en een ander toe de balken van elkaar te houden en pakte, juist toen Bram's donkerbruine krullebol even boven kwam, hem bij zijn haren en trok hem op 't vlot. 't Was op 't nippertje. Bram voelde zich vreselijk naar en vond 't kanaalwater schijnbaar niet erg lekker, tenminste hij spoog; en dit hoogstwaarschijnlijk tot dank aan Jan Tomée, die over hem heen gebogen stond, een dikke straal van dit water pal in zijn snuit.

‘Dat is m'n dank’, pruttelde Jan, terwijl hij z'n gezicht afdroogde. ‘Je denkt zeker dat ik me vanmorgen niet gewassen heb.’

Nu werd er krijgsraad gehouden, wat of ze met Bram zouden doen.

‘Naar huis brengen!’, sprak er een.

‘Be je gek, jôh! Niet doen. Krijgt hij nog een pak slaag van z'n moeder. Lopen met hem’.

‘Lopen? Lopen?’ zuchtte dikke Jan. ‘Jij hebt makkelijk smoezen, sprinkhaan. Nou.... lopen.’ Maar 't eind van 't liedje was dan toch, dat er met Bram flink tegen de wind in gelopen zou worden, zodat hij vanzelf weer zou drogen.

Die avond werd Bram hard ziek. Z'n handjes en z'n gehele lichaam gloeiden en z'n gebruinde jongenskop vertoonde fel rode plekken.

Bram had koorts. En in z'n ijlen riep hij steeds over het kanaal en krijgertje spelen. De door moeder ontboden geneesheer, die Bram onderzocht, trok een bedenkelijk gezicht en verklaarde 's nachts nog even terug te komen. Hij schreef Bram pillen en 'n drankje voor en waarschuwde moeder hem vooral warm in te

[pagina 26]
[p. 26]

pakken. Die nacht gaf dokter hem een spuitje en bleef tot het licht werd bij hem. Toen knikte hij moeder vriendelijk toe. 't Komt voor elkaar, vrouw Schenk. Hij gaat slapen. Ik kom straks weer.’

Als versuft bleef moeder bij 't bed zitten. - Wat nu weer. Haar arme jongen.

's Morgens, voor schooltijd, kwamen de vriendjes, heel schuldbewust, even naar Bram kijken. Ze hadden het reeds gehoord.

En zenuwachtig, pet in de hand, stonden ze om z'n bedje. 'n Zielig troepje.

's Middags onderzocht de dokter Bram en constateerde dat de longen iets aangedaan waren en dat Bram hoogstwaarschijnlijk een bronchitis hiervan zou overhouden. Moeder was radeloos. Wat zou vader wel zeggen, als die over een paar dagen binnenliep en 't zaakje hoorde. Bram was zijn lieveling en de hofmeester was niet gemakkelijk als er iets met hem gebeurde. Intussen bleef de koorts maar aanhouden. Dokter kwam tweemaal per dag en de houding der kameraadjes was ontroerend. Van hun snoepcenten hadden ze, botje bij botje leggend, een grote tros druiven gekocht en de Rooie en de dikke rustten niet, of ze moesten er ieder voor de patient een paar pellen en in z'n mond steken. En bij moeder al haar angst, deed het haar toch goed, te zien hoe al de jongens van haar Bram hielden. 't Was toch zo'n lieverd hè.

Vier dagen na 't gebeurde, kwam hofmeester Schenk thuis, bepakt en beladen met allerlei snuisterijen voor Hetty, Moeder, maar bovenal voor Bram. Neen, die schrik en de ontsteltenis te beschrijven van de hofmeester bij 't horen van de jobstijding, 't is niet doenlijk. Als waanzinnig rende hij de kamer op en neer. Wel, kon je nou geen voet op zee zetten, zonder dat er iets gebeurde? Dat was je toch wat. Zijn Bram, zijn jongen, die hij als 't licht

[pagina 27]
[p. 27]

zijner ogen lief had. Waar was hij nu? Boven!?! Prachtig, dan er direct heen.’

Boven op de kamer waar het jonske onrustig lag te woelen in z'n koortsachtige sluimering, werd de ruwe bast, weer direct de man die hij eigenlijk was, namelijk een echte, ronde zeeman, met een heel grote mond, maar met een hart van goud. Zuiver achttien karaats goud. Vlug ontdeed hij zich van zijn schoenen en op kousenvoeten, om maar vooral dat schattejong niet wakker te maken, liep hij naar 't bedje.

‘Gunst wat was dat kind warm. 's Jonge, dat was slecht weer. En wat 'n kleuren hè? Om d'r compleet akelig van te worden, zo rood!’

En voorzichtig, met een handigheid, die men niet achter hem zoeken zou, streek hij met z'n harde vereelte vingers een paar klefnatte haren van Brams voorhoofd weg. Dit was echter niet zó zacht gebeurd, of Bram schrikte uit zijn sluimer en blij z'n armen uitstekend, riep hij: ‘Dag vaat!! Dag vatie! Ben je weer thuis? En ga je nou niet zo gauw weg. Toe zeg nou nee? Zeg dat je voorlopig binnen blijft?’

En de hofmeester, z'n jongen in z'n armen houdend, z'n heerlijke eigen jongen, was zo ontroerd, dat hij plots een paar natte druppels over z'n wangen voelde. Had hij zich niet goed gewassen toen hij van boord ging. 't Smaakte zo zout in z'n mond. En z'n jongen.. o ja, die had hem wat gevraagd. Of tie nou lang binnen bleef. 's Jonge, s' jonge, dat was je toch wat. Hij moest volgende week weer weg, 't was maar voor 'n korte reis. Maar ja, als zijn jongen nou wou dat hij thuis bleef. Weet je wat, even naar ‘de ouwe’ toegaan en vragen of die op kantoor z'n voorspraak wou zijn. Zouden ze hem niet weigeren als z'n Bram ziek was. Nooit in al die jaren had hij iets gevraagd. Kom, 't moest maar. Wat had dat kereltje van hem toch een mooie ogen, hè? Compleet 'n paar Arabieren-ogen. Zo..... ja, wat zo'n paar amandelvormige. Enne.... wat een gloed lag daarin. Och, Bram was een mooi

[pagina 28]
[p. 28]

kind. Daar was nou compleet heel den Helder het over eens, hè? Wat zeg je, jongen? Of vader droomt? Welnee. O ja.... jongen. Natuurlijk zal vader zien of hij lange tijd hier kan blijven. Wacht, laat vader je nou eens lekker onder de wol stoppen. Dan ga ik even naar 't kantoor en dan nemen we al'res een paar zalige weken van, hoor, jongske. Ga ik je mooie verhalen vertellen. Maar nu, maffen geblazen. Straks komt moeder met lekkere bouillon en dan moet je eens zien hoe fijn en heel gauw of je opknapt. Nou, tabe toewan, slamat. (Dag mijnheer, veel geluk!)

Buiten de deur wiste vader 't zweet van z'n voorhoofd. 's Jonge, was me dat een karwei. Nou maar naar 't kantoor toe. Alweer praten en smeken. De kapitein, die toevallig ook binnen was, ging direct met hofmeester mee en zorgde ook dat de zaak in orde kwam. Er zou een ander invallen en dan moest Schenk maar eens een tijdje bij z'n zieken jongen blijven.

En op de terugweg maakte hofmeester een omweg door de Spoorstraat heen, daar had je zo een mooie speelgoedzaak. Daar zou wel iets voor Brammetje bij zijn. Na veel wikken en wegen, kocht vader een geweer met zo'n pijl waarmee hij vanuit z'n bed op 'n plakkaat kon schieten.

Thuis gaf de mededeling dat vader voorlopig thuis bleef, een ware opluchting. Het meest in de wolken was echter Bram. Nu zou hij gauw beter worden, want vaat was bij hem. En die zou hem allemaal leuke verhalen vertellen. Bram wist wel, dat vader dat niet allemaal werkelijk beleefd had, maar je, 't was toch leuk. En een grimassen dat hij er bij maken kon. Neen, jongen, dat was kolossaal. Je werd er soms akelig van. En vader, de jongen graag in alles zijn zin gevende, beloofde maar wat hij vroeg. Nu is verwennen voor jongens niet juist, maar jullie zult het met me eens zijn, dat Bram hier toch wel geëxcuseerd mocht worden. Want, nietwaar, het is heus geen lol-

[pagina 29]
[p. 29]

letje om zo erg ziek te zijn en dat terwijl buiten je kameraadjes heerlijk spelen en ravotten. Maar, had vader gezegd - vanavond komt er niets van, jôh! Eerst is het eerst. ‘Slamatan’, hetgeen betekent een godsdienstige maaltijd bij belangrijke gelegenheden in 't dagelijkse leven; (en jullie zult het met mij eens zijn, dat het die dag een belangrijke gelegenheid was) en dan slapen. Maar morgen, morgen zou vader vertellen.

En met die belofte sliep Bram in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken