Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrolijke jongensstreken (ca. 1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrolijke jongensstreken
Afbeelding van Vrolijke jongensstrekenToon afbeelding van titelpagina van Vrolijke jongensstreken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (14.49 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrolijke jongensstreken

(ca. 1950)–J.F. Oltmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Hoofdstuk IV.
Bram fungeert als seinpaal.

Bram was vier jaar oud, toen hij reeds met geen stokslagen thuis was te houden. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zwierf hij met z'n buurtgenoten langs de straten. Uren en uren brachten ze zoek in oud-den Helder en waren daar in de vissershuizen graag geziene gasten. Immers de jongens waren leuke schavuiten, doch geen belhamels. Ze hielden van 'n guitige kwajonggensstreek, doch zouden nooit en te nimmer een minderwaardige of laffe daad doen. Ook bezochten zij vaak de erg drukke haven.

Maar laten we niet afdwalen. Het was op een van die zwerftochten, dat ze bij de spoordijk belandden waarvan de bomen van de overweg juist gesloten waren. In 'n wip zaten ze allen op 't hek en wiegden dit onder een zwaar Indianengehuil heen en weer. Ha, dat was heerlijk. Bram genoot er van. Kijk! Daar kwam van de richting Alkmaar de sneltrein aan. Nu goed uitkijken en dan, wanneer de trein voorbij ging, flink met je pet zwaaien en hard ge-dag schreeuwen. Dan keken al de mensen, die in de trein zaten, natuurlijk erg verwonderd, omdat ze zich niet konden begrijpen wie of die kinderen waren en hoe of dezen hen kenden. De trein donderde de bomen voorbij, ‘'s Jonge, 's Jonge,’ dacht

[pagina 21]
[p. 21]

Bram, ‘wat gaat dat hard.’ Harder dan 'n auto. 't Moest toch wel lekker zijn op zo'n ijzeren paard te staan en dan maar voort te jagen langs de velden. Nou die mannen die zo'n ding bedienden, die zagen toch wel wat. Ja, als hij, Bram, groot was, dan werd hij ook koetsier op zo'n spoording. Laten we eerlijk zeggen, dat Bram voor z'n vier jaren al minstens twintig beroepen gekozen had.

Terwijl hij echter zo zat te peinzen, waren z'n kameraadjes voorzichtig van 't hek gestapt en lieten Bram, die aan 't boveneind vertoefde, rustig zitten. Toen dan ook de wachter de bomen omhoog deed, in de veronderstelling dat het jongske er wel af zou springen, vloog Bram, tot zijn niet geringe ontzetting, de lucht in. In z'n angst en om niet te vallen, greep hij de boom vast en begon onderwijl hartverscheurend te gillen. Z'n kameraadjes, bemerkende dat hun als pret bedoelde streek een ernstig karakter ging aannemen, holden naar de seinhuiswachter, die tevens de bomen bediende en smeekten hem om hun vriendje te verlossen. De wachter echter wilde hen plagen en zei - ‘Vriendje? vriendje? Ik zie geen vriendje. Waar zit hij dan?’

‘Och mijnheertje! Goeie, beste, brave mijnheertje. Hij zit boven in die boom!’ antwoordden de jongens.

‘Wel, als hij in een boom geklommen is, dan moet hij er maar weer uitklimmen ook. En laat hij het dan maar gauw doen, want als de politie het ziet, dan is hij nog niet gelukkig en moet hij misschien mee ook. Reken maar van Jetje.’

‘Maar hij zit niet in 'n gewone boom, mijnheer. Hij hangt aan de spoorboom. Kijk, ziet U maar zelve. Och, toe nou, mijnheertje. Plaagt U ons nou niet. Als er iets met Bram gebeurt, durven we niet thuiskomen. Hij is de jongste van allen. Och, heus, mijnheertje, we zullen het nooit meer doen. We beloven 't U.’

‘Nou,’ zei de wachter lachende, ‘als ik dat nou

[pagina 22]
[p. 22]

maar geloven mag, dan wil ik 't wel doen. Kijk jongens, daar gaat hij dan voor niks.’ En warempel, daar kwam Bram weer op de begane grond terecht. Hij werkte zich los en ging aan de kant op het gras zitten, doodsbleek. ‘Hu,’ wat voelde hij zich miserabel akelig. Zo'n wee gevoel dat hij kreeg in z'n maagstreek. En - o - jee - wat 'm nu gebeurde. - De luid schreeuwende en zingende jongensgroep achterna gezeten door de wachter, kwam op een draf aan en plofte toen bij Brammetje neer.

‘Je hebt je toch niet bezeerd, jôh?’

‘Voel je je niet erg lekker?’

‘Kom, Brammetje. Sta maar op. 't Zal wel over gaan.’

Zo probeerden ze hun vriendje op te beuren. Plots schreeuwde echter Freek - ‘Zeg jongens, wat 'n rare lucht is het hier. Er is toch geen mesthoop hier in de buurt.’

‘Ja, nou je 't zegt, ruik ik 't ook,’ riep er een.

Daar ging Freek, de bijdehande rekel, een licht op. ‘Hé, zeg es Bram.... je hebt toch niet.... eh.... je weet wel?’

‘Neen - eh - neen hoor,’ ontkende Bram flauwtjes en probeerde langzaam uit de kring te komen.

‘Hé, daar jongens,’ hernam Freek, ‘zet dat kereltje eens overeind. Vooruit! Van je één, van je twee, van je drie! Mooi zo. Omdraaien!’ En toen barstte een gierend en onbedaarlijk gelach los. De jongens lagen met paarse gezichten over de grond te rollen en dikke tranen rolden uit hun ogen. Eén er van, Jan Tomée, bijgenaamd de dikkert, kreeg het zo benauwd en maakte zo'n potsierlijke kronkelingen, dat hij in de naast de weg gelegen greppel rolde en hierdoor nog een paar natte voeten opliep. Waarom ze zo'n pret hadden? Wel, toen Bram - tegen wil en dank - omgekeerd werd, zat op de plaats in z'n broek, waar hij anders op placht te zitten, een bolle uitwas, welke hoogstwaarschijnlijk ontstaan was door

[pagina 23]
[p. 23]

de doorgestane angst en emotie. Zie, dat was nou niet zo erg leuk van de jongens, maar 't was dan toch ook zo een potsierlijk gezicht. Toen Bram echter, hij was nog maar een klein kereltje, begon te huilen, kwamen hun kameraadschappelijke gevoelens weer boven en besloten ze hem te helpen. Vlug, Brammetje tussen hen in, liepen ze naar 'n nabij gelegen sloot. Daar gekomen stroopten ze Brams broekje af en begonnen hem, als echte trouwe makkers, schoon te maken. Het broekje werd in de sloot uitgespoeld en daarna in de wind gedroogd. Na verloop van een uurtje kleedden ze Bram weer, zo goed en zo kwaad als het ging aan en togen stadwaarts. Bram smeekte de jongens om toch vooral niets aan moeder te zeggen, daar hij anders nooit meer mee mocht. Ze beloofden dit, doch vergaten echter die belofte. Want ja, kinderen zijn maar kinderen. Want al spraken ze er niet over, zingen deden ze echter te meer. Bram kon geen jongen van de buurt tegen komen of hij hoorde zingen op de wijs van de zilveren vloot:

 
‘Heb je niet gehoord van die Brammetje Schenk,
 
die wou voor seinpaal gaan spelen.
 
Hij hing met z'n jas daar boven aan de boom
 
't leek wel of ze hem gingen kelen.
 
Bram Schenk, Bram Schenk,
 
die heeft toen iets gedaan
 
'n hele goeie daad, alleen die rook zo kwaad,
 
hij maakte fijne chocolaad.

In de beginne was Bram woest geworden. Later, bemerkend dat de jongens het zo kwaad niet meenden, had hij meegezongen en zo was dit gebeuren ook langzamerhand in 't vergeetboek geraakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken