Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrolijke jongensstreken (ca. 1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrolijke jongensstreken
Afbeelding van Vrolijke jongensstrekenToon afbeelding van titelpagina van Vrolijke jongensstreken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (14.49 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrolijke jongensstreken

(ca. 1950)–J.F. Oltmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

Hoofdstuk VIII.
Bram voor het eerst op school.

Het was op het tijdstip, dat Bram hard naar de zes jaar toeging, toen vader en moeder er over dachten hem naar school te zenden. Reeds eerder was er al sprake van geweest, om hem naar een Fröbelinrichting te zenden, maar moeder kon van haar jongske niet scheiden en dan daarbij, in het najaar en in het voorjaar had Bram steeds last van bronchitis. Maar nu werd het toch langzamerhand tijd en de eerste de beste keer, dat vader binnen was, stapte hij met Bram naar de school. Het was bepaald amusant, wanneer men vader en zoon zag lopen. Hofmeester Schenk met zijn lange, slingerende stappen, gewend aan het lopen op het dek van een steeds in beweging zijnd schip, en daarnaast de korte dribbelpasjes van Bram. Menigeen bleef staan, om dit leuke tweetal na te ogen.

Toen ze aan school waren, trok vader vervaarlijk aan de bel, waarna met ongewone spoed de deur geopend werd en een verschrikte schooljuffrouw - wie zou bij zo'n gebel niet schrikken? - vader vroeg, wat of hij wenste.

‘Ik mot de bov.. meester hebben, zussie,’ antwoordde vader en scheen in het geheel niet te bemerken, dat de juffrouw over dat minzame ‘zussie’ geheel rood werd. Integendeel, vader maakte later tegenover moeder de opmerking, dat die juffrouw er

[pagina 51]
[p. 51]

voor een huismus tamelijk gezond en blozend uitzag.

‘Nou, hoort u me niet? Ik zei de bovenmeester!’ herhaalde vader.

‘Pardon, u bedoelt het hoofd der school,’ zei de juf, vader even terechtzettend. ‘Ik zal eens zien, of hij er is. Wie kan ik zeggen, dat u is?’

‘Hoofd! der school? Hoofd der school!? Vroeger zeiden we nooit anders dan bovenmeester. Maar, vooruit maar, Kerlieneke! Je zin, hoofd der school dan. Zeg maar, dat Schenk er is. Hofmeester Schenk, vroeger Pietje Schenk, die nog bij meester in de klas zat, toen hij nog bovenmeester was.’

Even later vroeg de juffrouw, of vader en Bram maar even mee wilden gaan. Ze liet hen in een eenvoudig, doch smaakvol gemeubileerd kamertje, waar een kaalhoofdige mijnheer naar vader toekwam, hem de hand drukte en zo maar, tot Bram's grote verbazing, vroeg: ‘Wel, Pietje. Ondeugd, hoe maak je 't? Gaat 't goed?’

‘Best, meester,’ sprak vader. ‘Goeie wind en bolle zeilen, en - hier wees hij op Bram - goeie lading ook.’

‘Zo, zo. En, waar kan ik je mee van dienst zijn?’

‘Wel, meester. Bram mot naar school. Hij wordt straks, in Juni, zes jaar, en nou dachten moeder en ik, dat we maar eens naar de bovenmeester moesten. Ik zei zo tegen m'n ouwe: kap, ik zal je eens wat zeggen. Bram gaat en moet naar school. Bestig! Maar dan gaat hij bij dezelfde meester, waar ik bij geleerd heb. Die zal ons helpen, van onze jongen een nuttig lid van de maatschappij te maken. Dat is d'r ook eentje van recht door zee, daar bereik je alles mee - en nou -ben ik hier. En dat is Bram. M'n jongste. M'n oudste gaat op de jongejuffrouwenschool.’

‘Wel,’ zei meester, dat kan, Pietje. Maar is hij al gevaccineerd?’

‘Ge.... wat?’ vroeg vader. ‘Kan je dat eten, meester? Wat betekent dat? Gevaksioneerd.....?’

[pagina 52]
[p. 52]

‘Ik vroeg, of Bram al ingeënt is. Je weet wel, tegen de pokken. Jij bent toch ook ingeënt?’

‘Weet ik niet, meester. Ze hebben me al zo vaak in m'n body geprikt op 't schip. Tegen malaria, tegen gele koorts en weet ik veel al niet meer. Ik dacht al zijn leven, dat die dokter er op uit was, om de hele bemanning te ojoureren. Maar van Bram weet ik 't niet. Dat zou ik aan moeder moeten vragen. Ik ben zo vaak buitengaats, dat ik daarvan niets afweet.’

‘Ja, Piet, dan moet je maar eerst eens horen en kom dan vanmiddag maar eens terug. Dan zullen we de zaak in orde maken. Nou, tot kijk, hoor!’

‘Dag meester! Kom, Bram, zeg meester gedag!’

Doch Bram hoorde het maar half. Ingeënt? Geprikt Wat bedoelden zo toch? Natuurlijk had hij prikken gehad. Eén keer van Hetty, met een speld en.... enne.... één keer zelfs met een puntige spijker. Zou hij het vader eens zeggen? Maar neen, die liep al de kamer uit. En wat vader deeed, zou wel goed zijn.

Thuis vroeg vader aan moeder: ‘Heb je Bram laten laxeren?’

‘Laxeren?’ vroeg moeder verbaasd. ‘Laxeren? Waarom? Het kind heeft toch geen pijn in z'n lijfje?’

‘Wat pijn in z'n lijfje?’ meende vader. ‘Ik bedoel, of je hem hebt laten prikken.... inenten!’

‘O, zeg dat dan dadelijk. Jij met je laxeren! Natuurlijk heb ik dat. Moet je z'n pokkenbriefje hebben? Hier is het. Ga het maar brengen.’

's Middags kwam de zaak voor elkaar en zo zagen we op een mooie Junidag Bram, vergezeld van moeder en omhangen met een hagelnieuwe schooltas, waarin een dito sponsendoos en een glimmende doos met griffels - een geschenk van Oom Jan - naar school wandelen. Maar toen ze in de buurt van de school kwamen, begon zijn grote mond te verminderen en angstig hield hij moeders hand vast. En hij vond het reuze heerlijk, dat moeder even mee naar

[pagina 53]
[p. 53]

binnen mocht. Ze bracht hem zelf in de klas.... en toen begon het Brammetje benauwd te worden. Veel benauwdeá¹™, dan toen hij aan de spoorbomen hing en ook nog benauwder, dan toen hij in het kanaal lag. Met tranen in zijn ogen klemde hij zich ran moeder vast. ‘Niet weggaan, moessie! Niet... aan Bram alleen laten!.... Ik wil mee naar huis!’

Doch de juffrouw trok Bram heel zachtjes uit moeders armen en beduidde moeder om vlug heen te gaan. Bram was woest, vocht en sloeg om toch maar los te komen on mee te gaan met moeder. Moeder, die altijd voor hem zorgde, moeder, die hem beschermde. En in zijn kinderlijke teleurstelling leek ieder hem vijandig, die hem van z'n moeder afhield. Maar met veel tact, liet de juffrouw Bram maar stil begaan. En toen er na een half uur nog geen notitie van hem genomen werd en z'n ogen dik waren van de tranen, bemerkte Bram tot z'n niet geringe schrik, dat het hier heel anders was dan thuis. Daar hoefde hij maar te huilen en hij kreeg z'n zin, en hier... Toch zag die juffrouw er wel aardig uit. Zou ze lief zijn? En juf, als 't ware Bram's gedachten radend, kwam naar hem toe, streek hem eens liefkozend door zijn bruine lokken en merkte als terloops op: ‘Ja, hoor, Bram, juf is ook wel lief.’ Hierna gaf ze hem een lei en toen mocht Bram vrijuit zitten tekenen. Nou, dat was een kolfje naar Bram zijn hand. Hij tekende, dat het een lust was, en vanzelfsprekend vond juf alles even mooi. Toen het speeltijd was, het uurtje, waarnaar door de meeste kinderen reikhalzend werd uitgezien - al strekt hun dit niet tot ere, te vergeven is het - nam juf Bram's hand en in de tuin gekomen, gaf ze hem een hoepel en een stok en mocht Bram fijn een kwartiertje hoepelen. En na het spelen ging juf verhaaltjes vertellen van Moeder de Gans en Roodkapje en Bram kwam tot de conclusie, dat hij het helemaal niet zo erg meer vond om op school te gaan. Hij vond de juffrouw nu be-

[pagina 54]
[p. 54]

paald een schat. En dit was wel de hoogste graad, welke men in Bram's achting bereiken kon.

Toen moeder hem dan ook om twaalf uur kwam halen, was ze opgelucht, toen ze bemerkte, dat d'r jongen het nogal kalm opnam en onderweg naar huis praatta Bram honderd uit over die leuke juf, die toch zo aardig met hem wist om te gaan. ‘Weet je wat,’ verzekerde Bram plechtig aan zijn moeder: ‘Als ik groot ben, dan ga ik met die juffrouw trouwen. Vast, dat doe ik.’

‘Malle jongen,’ lachte moeder. ‘Die juffrouw is misschien al zes en twintig en jij bent pas zes.’

‘Hindert niets,’ zei Bram. ‘Dan wacht ze maar tot ik ook zesentwintig ben. Dat duurt niet zo lang, hé moesepetoes? En dan ga ik veel geld verdienen en dan trouw ik met de juffrouw.’

's Middags ging Bram heel opgeruimd naar school. Toen de bel om vier uur ging, hield de juf hem even tegen en vroeg belangstellend: ‘En Bram, hoe vind je het nu op school? Prettig?’

‘Nou en of,’ biechtte Bram. ‘Ik vind het hier reuze lollig en ik vind u reuze lief.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken