Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrolijke jongensstreken (ca. 1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrolijke jongensstreken
Afbeelding van Vrolijke jongensstrekenToon afbeelding van titelpagina van Vrolijke jongensstreken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (14.49 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrolijke jongensstreken

(ca. 1950)–J.F. Oltmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

Het toversteentje.

In het nest van elk sijsje ligt bij de eitjes een klein steentje. Dat is een toversteentje, dat maakt dat je het nest niet vinden kunt.

Als je het toevallig toch vindt, kan je het steentje gerust meenemen en het is heel gemakkelijk jezelf onzichtbaar te maken. Het gebeurde eens, dat een jongen zo'n steentje vond en al spoedig bemerkte hij, dat anderen hem vlaklangs liepen, zonder op te zien. Het zingen der vogels klonk hem ongewoon. Hij verstond de taal der vogels en was zelf volkomen onzichtbaar. In het eerst was hij daar wel blij om. Je kunt best een voetbalwedstrijd bijwonen als heb je geen geld om een kaartje te kopen overlegde hij, of als het schoolwerk moeilijk was, met sommen bijvoorbeeld had hij nog al eens last, dan kon hij stiekum in het boekje van de meester kijken en alle antwoorden overschrijven. Hij schaterlachte van ondeugende pret en schrok, dat er een paar kinderen angstig keken in zijn richting.

‘Hoorde je dat geluid?’ vroegen ze elkaar. ‘Net of daar een jongen lachte. Ga mee,’ zei een ouder meisje, ‘d'r is niemand.’

‘Zie je me niet?’ vroeg nu de jongen met het steentje in de hand. Gillend holden de kinderen weg. Ze werden natuurlijk bang, omdat ze niemand zagen en toch een stem hoorden.

[pagina 98]
[p. 98]

De jongen werd er nu zelf ook wat angstig door en ging maar vlug naar huis, naar zijn kamertje en legde het steentje in zijn schooltas. Aan tafel bemerkte niemand iets vreemds aan hem en het was dus duidelijk dat je weer gewoon zichtbaar werd als je het steentje maar niet bij je droeg.

Na de maaltijd vroeg vader: ‘Piet geef mij vlug even je schooltas, er was een riempje af nietwaar dan zal ik dat er nu aanzetten.’ Het kostte Piet heel wat moeite de schooltas weer terug te vinden, maar toen hij haar aan zijn vader wilde overreiken zag die noch de tas noch Piet. Zijn ouders schrokken vreselijk van de stem die ze hoorden, terwijl Piet nergens te vinden was.

Opeens zagen ze hem weer en Piet zei: ‘Vader de tas staat hier vlak naast mijn hand.’ ‘Waar was je daar straks?’ vroeg zijn moeder, ‘en waar is nu die tas?’ Piet's vader tuurde en tuurde. ‘Hé ja, daar staat toch de tas, je ziet dat ding haast niet.’ Maar nu schrokken Piet en zijn moeder geweldig, want vader was verdwenen en ze hoorden hem zeggen: ‘Ik zal je boeken en die andere dingetjes zolang op tafel leggen, dat stop je d'r straks maar weer in.’

Meteen was vader terug, maar nu zagen ze geen van drieën de tafel. De goede mensen geloofden niet aan spoken, maar wat er hier gebeurde hadden ze nog nooit beleefd. Toen kwam Piet eindelijk heel benauwd met z'n steentje voor de dag. Eerst wilden ze hem niet geloven, maar toen ze zagen dat je door dat steentje allerlei dingen kon laten verdwijnen, en ook je zelf, borg vader het zorgvuldig in een doosje en zette dat in een veilig hoekje, dat ze alle drie goed zouden onthouden, want je zag het doosje natuurlijk niet en kon het alleen goedschiks terug vinden als je precies de plek wist waar het stond. ‘Dit steentje kan ons geweldig te pas komen,’ zei vader. ‘We zullen eens overleggen wat we ermee kunnen winnen.’

[pagina 99]
[p. 99]

Weken en maanden verstreken er, zonder dat iets gebeurde.

‘We hebben geen haast,’ zei vader altijd. ‘De tijd zal het ons leren,’ zei moeder en zo bleef het toversteentje rustig op de plaats waar het gebracht was.

Toen gebeurde er iets vreselijks. Er kwam oorlog en de troepen van generaal Van Dalen overstroomden de ene provincie na de andere.

Gelukkig kon de vader van Piet nog blijven werken.

Maar de tijden werden al moeilijker. Het brood werd duur en de mensen konden bijna geen geld meer verdienen.

Elke avond grepen de mensen haastig naar de krant. Ze hoopten maar, dat ze lazen hoe het land nog gered kon worden. Helaas, al verder drong het leger van generaal Van Dalen op, en het zou niet lang duren of de hoofdstad werd omsingeld.

‘O, beste man,’ zei Piet's moeder, ‘wat moeten wij beginnen als het leger hier voor de hoofdstad komt?’ Vader zag somber voor zich heen. ‘Met het toversteentje is misschien nog iets te bereiken,’ zei hij op nadenkende toon. ‘Komaan, ik moest maar eens onderweg gaan.’ Op de kast langs de muren vonden ze het toversteentje en toen vader het eenmaal in de hand had, kon hij het weer duidelijk zien. Voorzichtig borg hij het in een vestzakje en toog op weg, na de beste wensen van moeder en Piet te hebben meegekregen. Nog geen uur was vader buiten de stad of daar kwamen de regimenten al aan. Ze droegen wapperende vaandels als begrepen ze reeds dat er geen tegenstand meer werd geboden. ‘Halt!’ riep vader zo duidelijk hij kon. Onmiddellijk bleven de manschappen in de voorste gelederen staan. Ze dachten ten dat het een gewoon commando was. Die daar achter liepen haalden de stilstaanden in en bleven vanzelf ook staan, zodat de compagnieën tenslotte alle, zonder dat ze de oorzaak begrepen, halt hielden.

[pagina 100]
[p. 100]

‘Breng dadelijk de hoofdman hier,’ zei vader tegen een officier, die van schrik zijn sabel liet vallen. ‘Mannen,’ riep de officier, ‘waar komt die stem vandaan?’

Vader schaterlachte. Hij zag, dat ze allen bang werden. ‘Beste man, je bent een braaf soldaatje en voor de recruten ben je een gewichtig officier. Voor mij ben je niets. Een stofje, begrijp je dat?’ ‘Eh.... eh.... bent u een spook mijnheer?’ vroeg de officier nederig. ‘Och klets niet, spoken bestaan toch niet. Ik ben de oorlogsgod Mars.’ Van ontzetting week al het voetvolk achteruit en de ruiters hadden grote moeite hun rijdieren in bedwang te houden.

‘Genadige heer Mars,’ stamelde de officier, ‘mag ik u voorgaan tot de aanvoerder?’

‘Verstandig gesproken officier,’ bulderde vader zo woest hij kon. Hij rammelde luidruchtig met zijn timmermansgereedschap, opdat de soldaten, waar hij langs liep, zouden denken dat hij een zware wapenrusting droeg.

Bij de hoofdman aangekomen boog de officier diep. Maar vader gaf hem olijk een zetje met de voet zodat de deftige kwibus omrolde.

‘Mars!’ brulde hij. Met zijn meetstok porde hij het paard in de ribben en links en rechts wierp vader een paar brandende lucifers, die op vonken geleken, die uit hem sprongen. ‘Hoort mij aan en haast u mijn bevel te gehoorzamen. Nog nimmer heeft Mars een uur met zich laten spotten!’ De hoofdman, hoewel zeer moedig, begreep toch dat er tegen deze geweldige geest niet te vechten viel. Trots en vastberaden boog hij en vroeg: ‘U wenst, machtige Mars?’ ‘Keer naar de hoofdstad van uw eigen land, want daar wacht u een nieuwe veldslag. Als ge de terugtocht in één dag haalt, zal ik zorgen dat je de komende slag wint. Dit is mijn hoog en onveranderlijk besluit. Haast u mensen, kind je bent nog niet in ongenade bij mij, want je bent een dapper aanvoorder!’ Toen

[pagina 101]
[p. 101]

zweeg vader en bleef roerloos naast een boom staan zodat niemand per ongeluk tegen hem op zou lopen. In keurige gesloten gelederen trokken de veroveraars terug. Angstig starend in de richting waar ze het laatst de bevelende stem hadden gehoord.

Des avonds al stonden de kranten vol van het wonder. Er werden allerlei gissingen gemaakt en natuurlijk nog veel meer vergissingen.

Op het laatst zag de vijand, dat wij sterker waren dan hij, schreef een opschepperig dagblad heel laconiek en zo kon de vader van Piet alweer zien hoe diep ondankbaar of sommige mensen zijn. Inplaats van te zeggen hoe het komt weten we niet maar we zijn heel blij, geloofden velen warempel, dat zij of hun hoofdman wel een grote indruk op de teruggetrokken troepen hadden gemaakt. Werkelijk moesten deze troepen voor hun terugkomst hun eigen land opnieuw veroveren en toen ze veilig en wel thuis waren hadden ze genoeg van oorlog, zodat er voortaan vrede bleef.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken