Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verscheyden bruyloft dichten ende liedekens ghedicht ende gecomponeert by verscheyden gheesten (1611)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verscheyden bruyloft dichten ende liedekens ghedicht ende gecomponeert by verscheyden gheesten
Afbeelding van Verscheyden bruyloft dichten ende liedekens ghedicht ende gecomponeert by verscheyden gheestenToon afbeelding van titelpagina van Verscheyden bruyloft dichten ende liedekens ghedicht ende gecomponeert by verscheyden gheesten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (83.32 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verscheyden bruyloft dichten ende liedekens ghedicht ende gecomponeert by verscheyden gheesten

(1611)–Jan Jansz. Orlers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

Cupido Spreeckt.

 
VAn vlieghen ben ick moed', ick moet my hier wat rusten
 
Hier in dees velden groen, wie sou sich niet verlusten,
 
Aensiende dees Landou, verciert met groen weyden,
 
En wateren visscherijck, die haer seer wijt verpreyden,
 
Maer boven al dees stadt, in welck dat zijn vergaert,
 
Dochters aen wiens schoonheyt natuer niet heeft ghespaert,
 
T'sa langh ghenoech gherust, ick moet my weer op maken,
 
Tot mijn ghewoonlijck werck, maer hoe sal ick gheraken,
 
Tot een bequame plaets, daer ick met dees twee pylen,
 
Mijn crachten thoonen can, dit seggend' heeft met ylen,
 
Sijn koker op ghedaen, sijn booch in d'hant ghenomen,
 
Als hy dus stont ghereet, sach hy van verren comen,
 
Veel jonghe Dochters schoon, veel Iongmans deur de weyden,
 
Die haer met snaren spel, vermaeckten in vermeyden,
 
Hy heeft terstont sijn ooch, op een Ionck paer gheslaghen,
 
Een paer dat vriendelijck, malcanderen aensaghen,
 
Hier heb ick seyd' hy nu, al lachende ghevonden,
 
Daer ick na heb ghewenst, dit paer moet ick doorwonden,
[pagina 25]
[p. 25]
 
Hey lustich toont u macht, ghy hebt vvel connen temmen,
 
Leandrum door u cracht, dat hy door Zee moest swemmen,
 
Ghy hebt oock met u pijl, den helschen Godt gheraeckt,
 
Dat hy Proserpinam haer moeder heeft ontschaeckt,
 
Hoe vaeck heeft Iupiter, dijn crachten oock beproeft,
 
En d'ander Goden me, vvat ist dat ghy nu toeft.
 
Als hy dat had gheseyt, spand' hy terstont zijn booch,
 
En schoot een pijl seer stijff, die stil end' heymelijck vlooch,
 
Voort in des Ionghmans hert, het vyer heeft hem bevanghen,
 
Soo dat hem gans de spraeck, end' verwe zijn ontganghen.
 
Die pen viel uyt zijn handt, daer met hy lieflijck speelde,
 
Dat snaren spel hield op, veel dinghen hy inbeelde,
 
Nu docht hem vvas hy blindt, dan docht hem vvas hy stom,
 
Nu docht hem vvas hy cranck, eyndelijck keerd hy hem om,
 
Hy sach onder den hoop zijn Catharina staen,
 
Hy prees haer boven al, hy sach haer ooghen aen.
 
Doen sprach hy in sicch selfs, Cupido spaert u schichten,
 
Dees ooghen vvonden my, die als twee sterren lichten,
 
Dees ooghen vvonden my, daer toe t'lieflijck gheclanck,
 
Van haer keel overwint, der Musen soet ghesanck,
[pagina 26]
[p. 26]
 
O liefelijck ghesicht, o liefelijcke vvanghen,
 
Hoe ben ick dus verblint, hoe is mijn hert bevanghen,
 
My dunckt dat Venus selfs, in menschelijcken schijn,
 
Verandert voor my staet, vvie soudet anders zijn,
 
Een mensch? ick loove niet, dat m'oyt een heeft ghekent,
 
Die soo schoon vvas begaeft, als men hier siet present.
 
Als nu Cupido sach, Mathias hert met brant
 
Ontsteken, heeft hy flucs, sijn booch op nieuws ghespant,
 
Deurschoot Cathrinam me, dees branden oock terstont.
 
Haer aensicht vverde bleeck, als die niet vvas ghesont.
 
Dus vvas dat soete paer, gheknoopt door langhe tijden,
 
Met Venus banden sterck, (vvie soudse connen myden?)
 
Tot dat sy na veel cruys, na lyden ende pijn,
 
Ghecreghen hebben beyd',van Venus Medecijn,
 
Belovende malcaer, op dat sy mochte blusschen,
 
Des liefden vierich brandt. Cupido daerentusschen,
 
Is na des Hemels troon, seer snellijck opghevloghen,
 
Hy riep Apollinem, end' hielt hem daer voor ooghen,
 
Hoe dat Mathijs van Foort, al haest sijn Bruyd soud trouwen,
 
Tot Leeuvvard seyd hy oock, sal men de Bruyloft houwen,
[pagina 27]
[p. 27]
 
Stelt daer u const te vverk, eerst roept u Susters t'samen,
 
Daer sy vergadert sijn, in laetse daer by namen,
 
T'geselschap met een liedt, (dit is al mijn begheeren)
 
Maer boven al de Bruydt, en Bruydegom vereeren,
 
Apollo is terstont, na Helicon ghedaelt,
 
Daer hy de Musen vondt, sy hebben hem onthaelt,
 
Sy vraechden hen terstondt, vvaerom dat hy soo ras
 
Boven uyt s'hemels throon, tot haer ghecomen vvas,
 
Als hy t'haer had verclaert,elck een hem prepareerde,
 
Tot dese groote feest, elck een vast laboreerde,
 
Als elck een vvas ghereet, is Phaebus inghetreden,
 
En heeft met soet gheluyt ghesproken dese reden.
 
 
 
Apollo Spreeckt.
 
Geluck en vreed, die hier ter steed, t'saem zijn gheseten,
 
Wensch ick u vry, met herten bly, sonder vermeten,
 
V al verheucht, in eer en deucht, vvilt u verblijden,
 
Schout swaer verdriet, in droefheyt vliet, set cruys besijden,
 
Bruyckt spijs en dranck, met loff en danck, drinckt groote roomers,
 
Ghevolt met vvijn, op dit termijn, sidt niet als dromers,
[pagina 28]
[p. 28]
 
Welck slapen ras, als sy een glas, hebben ghedroncken,
 
Ghy hebt daer nu, Vrijsters by u, en vvilt niet proncken,
 
Maer die aenveeert, en cortiseert, t'can alle daghen,
 
Gheen Bruyloft zijn, dus drinckt de wijn, en vvilt niet vraghen,
 
Ist al een vuyr, en vveest niet stuyr, laet u niet binden,
 
Aen een glas bier, maer meackt goed cier, cont ghy niet vinden,
 
Dat ghy begheert, vraecht na den vveert, men salt u gheven.
 
Dees nacht verslijt, met herten blijt, weest sonder sneven,
 
Hey Bruydegom siet doch eens om, aensiet u gasten,
 
Hoe lustich sy van herten bly, nae't eten tasten,
 
Dit is den dach, dit ist ghelacht, daer ghy te voren,
 
Hebt na ghewacht, dit is den nacht, (wilt hier na hooren,)
 
Daer ghy ten minst, hebt na ghewinst, wilt vreucht voortbringhen,
 
Comt Susters al, met blyd' gheschal, en wilt nu singhen,
 
Een liet eerbaer, ghy syt voorwaer, daer in vervaren,
 
Begint met ijl, ick sal ter wijl, spelen op snaren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken