Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Corrie en de kaboutertjes (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Corrie en de kaboutertjes
Afbeelding van Corrie en de kaboutertjesToon afbeelding van titelpagina van Corrie en de kaboutertjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (13.46 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Illustrator

A. Wijthoff



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Corrie en de kaboutertjes

(1923)–Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina IV]
[p. IV]


illustratie

[pagina 1]
[p. 1]

Hoofdstuk I. [Op den Rouwenberg]



illustratie

‘Daar zitten we nu weer! Heerlijk! Wat hebben we den heelen vorigen winter naar dit bosch verlangd. Ik geloof dat dit het mooiste stukje van de heele wereld is.’

Zoo spreekt een meisje van ongeveer 12 jaar dat gezeten is in een duwwagentje naast een bank, op een met zware boomen begroeide hoogte.

‘Ben je nu gelukkig, Lili?’ vraagt haar nichtje Corrie, een meisje van acht jaar, dat op de bank naast den wagen zit.

‘Zeker, heel gelukkig.’

Corrie ziet een oogenblik met een ernstig gezichtje naar de dunne beenen van het meisje in den wagen en zegt dan aarzelend:

‘Maar Lili, je kunt toch niet loopen.’

[pagina 2]
[p. 2]

‘Och,’ zegt Lili lachend, ‘jullie vindt het nog erger dan ik zelf; 't is zoo heel erg niet, ik heb daardoor veel meer pretjes dan jullie en iedereen is lief voor mij. Als je mijn wagen niet wildet duwen en trekken, ja, dan zou ik misschien wel verdrietig zijn, want dan kon ik niet in de mooie bosschen komen, maar je bent allemaal zoo goed voor mij; nu merk ik het bijna niet, dat ik niet loopen kan. Als ik nu maar niet te zwaar word; ben je erg moe Jaap?’

Jaap, een stevige jongen van 14 jaar, is bezig zijn roode gezicht af te vegen en zich daarna koelte toe te wuiven met een niet al te schoonen zakdoek.

‘Dat laatste eindje tegen den berg op, dat was een heele vracht, maar ik denk nu maar, dat jij het kalfje bent, en dat geeft mij moed.’

‘Het kalf?’ vraagt Lili verbaasd.

‘Ja, je weet wel; daar was immers een man, die een os kon dragen, omdat hij begonnen was hem elken dag te dragen toen het nog een kalfje was.’

‘Dan is Lili nu nog een kalfje,’ zegt Corrie, ‘maar later als zij zoo wordt als Oom Jan!’

[pagina 3]
[p. 3]

‘Dan is zij de os, en dan kun jij met haar naar de kermis gaan,’ zegt Maurits, de negenjarige broer van Jaap en Corrie.

‘Nu, ik wou wel dat ik heel, heel sterk werd, dan kon ik de aardige menschen verdedigen en de schurken met een pink het raam uit gooien.’

‘Dat zou je toch niet doen,’ zegt Lili lachend.

‘Niet doen? nou, dat zou je eens zien! ik zou ze zoo door elkaar schudden dat ze rammelden!’

‘Hè Jaap!’

‘Kom,’ zegt Jaap lachend, ‘vertel nu je droom, Lili.’

‘Laten we eerst nog eens in het rond kijken; ik zie den IJsel en den toren van Rheden; kun je de torens van Arnhem daar zien Jaap?’

‘Ja,’ zegt deze, die opgestaan is en op den rand van den Rouwenberg staat, ‘ik zie ze duidelijk; nu ga ik links den toren van Doesborgh zoeken. De boomen zijn alweer gegroeid sedert verleden jaar, je kunt niet zoo ver meer uitkijken.’

‘Zie ik daar een trein?’ vraagt Lili.

‘Neen, dat is een boot op den IJsel, die gaat naar Doesborgh en Zutfen en Deventer.’

[pagina 4]
[p. 4]

‘Met welken trein komt Oom Frits morgen?’ vraagt Corrie.

‘Oom komt met de stoomtram uit Velp, om drie uur.’

‘Leuk, hè?’ zegt Maurits, terwijl hij in zijn handen wrijft. ‘Zou Oom chocolade meebrengen? Zoo'n dikke rol, of flikjes?’

‘Al bracht Oom niets mee, dan zou ik het nog heerlijk vinden,’ zegt Corrie verwijtend.

‘O ja, natuurlijk; dacht je dat ik het leuk vond om het lekkers? ik vind Oom Frits den leuksten vent die er bestaat.’

‘Foei Maus, wat praat je oneerbiedig,’ zegt Lili.

‘Och, dat lijkt maar zoo, ik heb voor Oom Frits evenveel eerbied als jij, en als ik iemand zag die niet aardig tegen Oom Frits was, dan zou ik hem!’

‘Waar zou Oom uitstappen?’

‘Ik denk aan ‘den Engel,’ zegt Lili, ‘want daar logeert Oom.’

‘Dan gaan we morgen allemaal naar den Engel, om Oom te begroeten, dan moeten we met

[pagina 5]
[p. 5]

de heele bende gaan en dan neem ik de trompet mee.’

‘Jaap,’ zegt Maus, ‘mag ik dan dat fluitje van je leenen?’

‘O ja wel, hoe meer leven hoe beter, ik zal aan Leonard vragen of hij zijn harmonica mee wil brengen.’

‘Edzard heeft een occarina,’ zegt Corrie ‘en Jan Bamstien heeft een trom.’

‘Van avond,’ zegt Jaap ‘zullen we ze allemaal oproepen, ze komen toch spelen in den tuin van Athlone.’

Lili kijkt naar de lucht en zegt: ‘Ik geloof dat we niet te lang hier moeten blijven, we krijgen regen.’

‘O, zoo gauw nog niet,’ zegt Jaap, die te lui is om rond te kijken, ‘vertel ons nu eerst je droom.’

De kinderen schikken zich om den wagen en Lili begint:


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken