Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Corrie en de kaboutertjes (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Corrie en de kaboutertjes
Afbeelding van Corrie en de kaboutertjesToon afbeelding van titelpagina van Corrie en de kaboutertjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (13.46 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Illustrator

A. Wijthoff



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Corrie en de kaboutertjes

(1923)–Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Hoofdstuk VI. [Na regen komt zonneschijn]



illustratie

Maus en Corrie hebben ingespannen zitten luisteren en als Lili ophoudt met vertellen, zegt Maus:

‘Ik heb nog steenen in den grond gezien daar boven in den weg.’

Corrie ziet naar boven in de boomen en vraagt:

‘Zou die harp er nog zitten?’

‘Ik weet het niet,’ zegt Lili lachend, ‘maar zie eens hoe de zon schijnt, mijn jurk wordt alweer een beetje droog.’

Maus en Corrie loopen rond.

‘Een slak, nog een slak!’ zegt Corrie, ‘o, zie eens, nog een! hoe gek, anders zie ik ze hier nooit.’

‘Dat komt van de nattigheid; nu kunnen ze kruiken, anders blijven ze in het mos zitten. Hoor! een lijster, kijk daar loopt hij onder die struiken, hij

[pagina 27]
[p. 27]

pikt wat van den grond. O, nu vindt hij veel slakken en wormpjes, die door den regen uit den grond komen.’

‘Een konijn,’ roept Corrie, ‘kijk, kijk, daar gaat hij, nog een! zie je ze wel?’

Lili rekt haar hals uit, maar ze ziet ze niet.

‘Ik zit hier zoo laag, ik kan niet zoo veel zien als jullie.’

‘Zullen wij je opbeuren?’ vraagt Maus medelijdend.

‘O, neen, ik kan het mij best voorstellen, ik zit hier goed.’

‘Ik geloof dat ik het vreeselijk naar zou vinden om niet te kunnen loopen,’ zegt Corrie.

Lili krijgt een kleur en de tranen springen haar in de oogen.

‘Ik wil het niet naar vinden; Mama zegt, dat er bij elk verdriet een geluk komt.’

‘Ja? welk geluk heb jij dan?’ vraagt Corrie nieuwsgierig.

Lili telt op haar vingers: ‘Vooreerst heb ik een lieven vader en een lieve moeder.’

‘O, die heb ik ook,’ zegt Corrie haastig.

[pagina 28]
[p. 28]

‘Ten tweede heb ik twee grootmoeders en een grootvader.’

‘Ik heb maar éen grootvader en éene grootmoeder,’ zegt Corrie, ‘maar ik heb Oom Frits, en die heb jij niet.’

‘Oom Frits? die is ook van mij.’

‘Welneen,’ zegt Corrie beslist, ‘Oom Frits is geen Oom van jou.’

Lili kijkt verbaasd en zegt:

‘En ik heb altijd Oom gezegd.’

‘O ja,’ zegt Maus, ‘iedereen zegt Oom, Leonard zegt het ook en al die jongens en meisjes die Oom kennen, maar Oom is alleen een echte wezenlijke Oom van Jaap, Corrie, Robbie en mij en van de nichtjes Stevens.’

‘Dus, dat geluk heb jij niet Lili.’

‘Och, ik zeg toch Oom en Oom is altijd zoo lief voor mij en ik heb nog zooveel andere prettige dingen.’

‘Ja, ik ook,’ zegt Corrie, ‘maar wat heb jij, dat ik niet heb?’

‘Ik weet het,’ zegt Maus, ‘tante heeft het gezegd. Lili kan altijd wat prettigs bedenken; als het

[pagina 29]
[p. 29]

regent vindt zij het prettig, omdat dan alles zoo frisch wordt, en als het hard waait, kijkt zij zoo graag naar de takken en dan verbeeldt zij zich mooie muziek te hooren en dan bedenkt zij mooie geschiedenissen en dat kunnen wij niet.’

‘Ja, ik kan mij altijd mooie, prettige dingen voorstellen. Toen het zoo hagelde, dacht ik aan St.-Nicolaasavond, als er gestrooid wordt, dan kletteren de suikerboonen en ulevellen zoo gezellig tegen de deur en het behang en tegen de kachel. Verleden jaar vond ik een chocolaadje in den aschbak, het smaakte maar een klein beetje naar asch. Hè, ik verlang alweer naar St.-Nicolaas; maar neen, eerst moeten we nog veel pret hebben van den zomer. Wat zitten we hier nu heerlijk, ik word alweer warm en droog van de zon; wat schitteren de droppels aan de takken, precies diamanten. Ik wou, dat we nu eens kaboutertjes zagen.’

‘En je hebt gezegd, dat er geen kaboutertjes waren,’ zegt Corrie.

‘O ja, niet in de werkelijkheid, maar wel in de verbeelding. Kijk, daar zou juist een mooie dansplaats zijn. Maar ik weet niet of kaboutertjes dan-

[pagina 30]
[p. 30]

sen; misschien wel met de boschnimfen. Die hebben altijd dunne dansjaponnetjes aan van witte spinnewebben, met schitterende regendroppeltjes in het haar en kransjes van boschanemonen en, in plaats van kant en borduursel, hebben ze fijne varentjes op de japon. De waternimfen bij de beek, hebben vergeet-mij-nietjes in het haar en rokjes van waterlelies. Ze hebben vleugeltjes zooals de glazenmakers, zoo glanzend en doorschijnend. Ik denk dat ze altijd dansen en vroolijk zijn. Zie je daar die paddestoelen? daar gaan ze op zitten en dan brengen de bijen haar een beetje honig en de eekhorentjes plukken beukenootjes voor haar en de vogeltjes zingen voor haar en....’

‘Hei! ho! waar zit jullie?’

‘Hier!’ roept Maus verheugd, want daar hoort hij de stem van Lili's vader, die met Jaap naar hen toe komt.

Gerrit de knecht volgt hen met de hittenkar.

Maus en Corrie loopen hem te gemoet.

‘Hier zijn we, Oom; het heeft zoo gehageld en geregend en we zijn zoo nat geweest, maar we zijn bijna weer droog.’

[pagina 31]
[p. 31]

‘Waar is Lili? o ik zie haar al; mijn lieve schat, mijn kleine meisje, wat zijn we ongerust geweest!’

‘O papa, het was voor ons lang zoo erg niet als voor u; het duurde niet lang en toen was het zoo mooi en Corrie is niet bang meer.’

‘Lili heeft ons zoo prettig verteld van den Rouwenberg en van de kaboutertjes en de nimfen, het was leuk!’ zegt Corrie.

‘Ja, Lili is een schat, en een zonnetje, zij is altijd tevreden; maar wat scheelt er aan je hand?’

‘Toen ik uit den wagen viel, heb ik haar bezeerd, ik zal er nog wat koele blaadjes op leggen.’

‘Laat eens zien,’ zegt mijnheer Bantam en wil haar hand nemen, maar Lili trekt haar angstig terug en wikkelt er voorzichtig den zakdoek af.

‘Doet het zoo'n pijn?’

‘Ja, Papa.’

De hand is rood en opgezwollen.

‘Dat lijkt wel gekneusd, dat doet zeker geduchte pijn?’

‘Ja Papa.’

‘We dachten, dat het heelemaal beter was, want

[pagina 32]
[p. 32]

zij vertelde ons zoo prettig, en zij klaagde in het geheel niet,’ zegt Maurits.

‘Hoe kon je dat toch doen. Lili?’

Nu barst Lili in tranen uit; ze heeft zich zoo lang goedgehouden om Maurits en Corrie gerust te stellen, maar nu dat niet meer noodig is, kan zij zich niet meer bedwingen. Haar Papa neemt haar in zijne armen, want ze is erg klein en teer, en hij noemt haar zijn klein dapper meisje. Na een diepe snik herstelt zij zich en haar Vader plaatst haar in de hittenkar, en daar gaan ze zoo vlug mogelijk den berg af en terug naar de Steeg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken