Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Corrie en de kaboutertjes (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Corrie en de kaboutertjes
Afbeelding van Corrie en de kaboutertjesToon afbeelding van titelpagina van Corrie en de kaboutertjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (13.46 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Illustrator

A. Wijthoff



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Corrie en de kaboutertjes

(1923)–Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

Hoofdstuk V. [De legende van den Rouwenberg]



illustratie

‘Heel lang geleden, wel drie of vierhonderd jaar, woonde hier ergens in de buurt een edelman met zijne vrouw en een' eenigen zoon. Ze waren schatrijk en ze waren heel gelukkig; nooit hadden ze nog verdriet gehad. De zoon was braaf en goed; hij had veel geleerd; hij kon ook op de harp spelen en mooi schilderen.

Als nu de edelman, zijne vrouw Clotilde en zijn zoon Bruno, in de lange winteravonden bij den haard zaten, waar groote beukenblokken op lagen te branden, dan keken ze in de vlammen en naar de dansende vonken en dan maakten ze plannetjes voor de toekomst. Want Jonkheer Bruno was verliefd op Octavia, de dochter van een' ridder in de buurt van Doesborgh.

[pagina 20]
[p. 20]

Octavia had beloofd over een jaar met hem te zullen trouwen, en nu zou er een kasteel gebouwd worden, boven op dezen berg, op het hoogste punt, waar men een prachtig uitzicht had over de rivier en over de bosschen en bergen van den omtrek, en waar Octavia het kasteel van hare ouders duidelijk zou kunnen zien.

Bruno, die zoo goed kon teekenen en schilderen, maakte teekeningen van het groote gebouw; er zou een groote muziekzaal zijn en een schilderijenzaal en een snoezig boudoirtje voor zijn jonge vrouw. Ook een hooge toren, met een wenteltrap er in en boven in een kamertje voor den torenwachter, die altijd uit moest kijken of er ook roofridders in aantocht waren. Ook zouden er stallen voor wel dertig prachtige paarden gebouwd worden.

Er werden knappe bouwmeesters en werklui besteld, en toen het voorjaar werd en de sneeuw gesmolten was, stegen de edelman, zijne vrouw Clotilde; en Bruno en Octavia te paard en reden door de bosschen naar dezen berg. Twee pages en eenige knechten reden achter hen. Ze hadden puntige stokken in de hand.

[pagina 21]
[p. 21]

‘Dierbare Octavia,’ sprak Bruno, ‘wijs mij de plaats waar het kasteel moet staan.’

Octavia liet haar spierwit paard steigeren en galoppeerde over de open vlakte boven op den berg. Met de hand boven de oogen keek zij overal in het rond, liet het paard telkens stil staan en in het rond draaien en zei eindelijk:

‘Hier, liefste Bruno, hier zullen wij gelukkig zijn.’

Nu naderde een page, sprong van zijn paard en bood Octavia een' langen, spits gepunten stok aan.

‘Hier,’ sprak zij, ‘moet de toren staan, hier, naar Doesborgh gekeerd; en de muziekzaal komt op het Zuidwesten en de schilderijenzaal op het Noorden.’

Nu kwamen twee knechten, sprongen van hunne paarden, maakten elk een spade los die aan het zadel bevestigd was, en begonnen een gat te graven op de plaats die hun aangewezen was. Toen het gat diep genoeg was, wierp Bruno er een zilveren munt in, zeggende:

‘Voor de goede aardmannetjes.’

[pagina 22]
[p. 22]

Octavia maakte den sluier van haren hoed los, wierp dien in het gat en sprak:

‘Voor de lieve boschnimfen.’

De oude edelman wierp zijn zakmes in den kuil, zeggende:

‘Opdat het schadelijk gedierte verdwijne.’

Vrouw Clotilde wierp een ruikertje van sneeuwklokjes in de aarde, zeggende:

‘Voor de bloemen en planten van het lieve bosch; mogen ze elk voorjaar een gelukkig jaar inluiden.’

Toen plantte Octavia den langen stok, de knechten maakten den kuil dicht en schaarden zich allen om den stok, en deden een stil gebed voor den voorspoed van den bouw, en het geluk van zijn bewoners.

Toen reden ze naar huis en den volgenden dag kwam de bouwmeester met zijn werkvolk, en op de plaats die er voor aangewezen was, begonnen ze te bouwen. En van heinde en verre werden steenen en hout en ijzeren bouten aangevoerd, en eindelijk de leien voor het dak en voor den toren.

En Bruno en Octavia gingen dagelijks kijken naar den bouw van hun kasteel, en toen het bijna klaar

[pagina 23]
[p. 23]

was beschilderde Bruno zelf de muren van Octavia's kamer. En Octavia stemde zelve de snaren van een Aeolus harp, die in een der ramen van den toren zou opgehangen worden, opdat de wind er op zou kunnen spelen.

En toen het heele kasteel gereed was, gemeubeld en met gordijnen en tapijten behangen, de wijn in de kelders en de paarden in de stallen, toen trouwden Bruno en Octavia, en ze gingen een huwelijksreis maken in vreemde landen, ver over de zee.

En op den avond, toen ze terug zouden komen, waren de oude edelman en Clotilde in het nieuwe kasteel, en ook de ouders van Octavia en haar broertjes en zusjes waren er. En het kasteel schitterde van pracht en weelde en allen bewonderden het, en de kinderen liepen overal rond en beklommen zelfs den toren.

Maar plotseling kwamen allen de wenteltrap afstuiven en kwamen doodsbleek in de muziekzaal bij hunne ouders, roepende:

‘O Vader en Moeder, O! o! o!’

‘Wat is er, wat is er?’ riepen deze verschrikt.

‘O Vader, o Moeder, er is een klagelijk geluid

[pagina 24]
[p. 24]

boven in den toren, het is of er iemand jammert en huilt.’

Allen zagen verwonderd en beangst, totdat de oude edelman begon te lachen, zeggende:

‘Het is de Aeolusharp, de wind speelt er op.’

Nu zijn allen gerustgesteld en ze zitten gezellig bij elkaar.

‘Hoe moet het kasteel nu heeten? vraagt Octavia's vader.

‘De Geluksberg,’ zegt de oude edelman, ‘dat brengt geluk aan.’

De vader van Octavia schudt twijfelend het hoofd en op hetzelfde oogenblik stormen er eenige knechten binnen, jammerend en verschrikt:

‘Jonkheer Bruno! o onze edele heer!’

‘Wat is het met hem?’

‘Hij is dood!’

‘En Octavia?’

‘Ook dood! ze zijn in zee verdronken, een bode bracht het bericht.’

Nu zijn allen verslagen en wanhopig en het is hartverscheurend de droefheid aan te zien.

Eindelijk vermant zich de oude edelman en zegt:

[pagina 25]
[p. 25]

‘Nu is het de Rouwenberg.’

‘De Aeolusharp heeft het voorspeld,’ roept de oudste broer van Octavia; hij snelt de wenteltrap van den toren op, rukt de harp los en slingert haar zoo ver hij kan van zich af in de boomen van het woud.

Den volgenden dag moet de bouwmeester komen met al het werkvolk, en het heele kasteel wordt afgebroken en alle steenen en al het hout en ijzer en de leien van het dak, alles wordt van den berg afgevoerd en niets blijft er over. Alleen de Aeolusharp hebben ze niet kunnen vinden, maar als de wind uit het zuidwesten blaast, hooren de menschen die in het bosch wandelen een klagelijk geluid op den Rouwenberg en dat is de Aeolusharp, die ergens in een boom zit, ze weten niet waar.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken