Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.80 MB)

Scans (10.35 MB)

ebook (8.69 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerrit Borgers



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten

(1996)–Paul van Ostaijen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

(Verzameld werk deel 1 + 2)


Vorige Volgende
[pagina 509]
[p. 509]

Verantwoording

1. Wijze van uitgeven

Zoals reeds in de verantwoording bij de eerste druk werd vermeld, is het de opzet van de Verzamelde gedichten de nagenoeg onbereikbaar geworden publikaties van Paul van Ostaijen te vervangen en aan te vullen met nog niet eerder in druk verschenen werk. Wil deze vervanging ook werkelijk volledig zijn, dan is een strikt diplomatische uitgave noodzakelijk. Natuurlijk staan er echter drukfouten in de voorafgaande uitgaven en tijdschriftpublikaties en ook zijn er plaatsen die door een wijziging de bedoelde lezing van het gedicht of het proza kennelijk meer nabij komen. De Verzamelde gedichten is ten slotte geen herdruk van drukfouten en biedt gelegenheid tot correcties: zo zijn dus in deze definitieve editie de noodzakelijke wijzigingen opgenomen en de gemaakte drukfouten vanzelfsprekend verbeterd. Om hierdoor het diplomatisch karakter van deze uitgave niet verloren te laten gaan, is iedere afwijking van de oorspronkelijke publikatie of van het weergegeven manuscript in onderstaande verantwoording vermeld. Tevens wordt bij iedere tekst opgegeven welke publikatie of welk handschrift is gevolgd en ook welke andere uitgaven vóór 1929 of welke handschriften hiervan bekend zijn en in hoeverre deze van de afgedrukte tekst afwijken.

Aangezien deze zesde druk volgens een fotografisch procédé is vervaardigd, is het tekstgedeelte ongewijzigd gebleven op enkele kleine correcties na. Voor de medewerking bij het signaleren van drukfouten in de eerste druk van de Verzamelde gedichten ben ik dank verschuldigd aan Prof. dr. H. Uyttersprot te Gent, die mij vooral op enkele onjuiste spellingen in citaten en eigennamen, die ongewijzigd uit de bundels van Van Ostaijen waren overgenomen, opmerkzaam heeft gemaakt. Verder moest ook de volgorde der teksten door de wijze van herdrukken ongewijzigd gehandhaafd. In de verantwoording worden echter alle dateringen in de later teruggevonden handschriften vermeld.

2. Spelling

Paul van Ostaijen heeft van zijn eerste publikatie af de spelling-Kollewijn gebruikt. Enige maanden voor zijn dood, op 27 oktober 1927, schreef hij aan E. du Perron: ‘Ik ben geen partijganger van de persoonlike vrijheid in de orthografie... Bij jou (d.w.z.E.d.P.) is het gebruik van de kollewijnse

[pagina 510]
[p. 510]

weer een soort verzet tegen het gezag, tegen het geadmitteerde, tegen de gemeenplaats, de routine enz. - Je vergist je: die mijnheer Kollewijn stel ik me als een vervelende vent voor, alleen moet ik toegeven dat men zijn orthografie gebruiken kan.’

De bundel De Feesten van Angst en Pijn is in facsimile afgedrukt en Bezette Stad is geclicheerd naar de oorspronkelijke uitgave; beide bundels staan dus onvermijdelijk in de door Van Ostaijen gebezigde spelling, zodat er alle reden voor was ook het overige werk in zijn oorspronkelijke spelling te laten en zodoende de eenheid van spelling binnen de Verzamelde gedichten te handhaven.

Ten opzichte van de spelling der bastaardwoorden houdt Paul van Ostaijen zich niet geheel aan de ‘officiële’ spelling-Kollewijn, zoals die is vastgesteld in de Nederlandse Woordelijst volgens de beginselen van de ‘Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal’, samengesteld door Dr. R.A. Kollewijn, Dr. F. Buitenrust Hettema en Dr. J.J. Salverda de Grave (Zwolle, 1903).

Ook vertoont de orthografie van Van Ostaijen in dit opzicht verschillende inconsequenties en is hij op dit beperkt gebied toch een ongewilde ‘partijganger van de persoonlijke vrijheid in de orthografie’ geworden. Ten einde ook op dit punt het principe van de eenheid van spelling binnen de Verzamelde gedichten te handhaven, is zoveel mogelijk de spelling der bastaardwoorden in de bundels De Feesten van Angst en Pijn en Bezette Stad als criterium voor het overig werk genomen. Ook de hiertoe noodzakelijke wijzigingen worden echter in deze verantwoording ter plaatse vermeld.

3. Ongepubliceerde jeugdverzen

Er zijn enkele jeugdverzen in hand- en machineschrift bewaard, die Van Ostaijen noch in zijn eerste dichtbundels, noch afzonderlijk heeft gepubliceerd. Kennelijk achtte hij ze hiertoe ongeschikt, zoals blijkt uit het feit dat hij van de eerste reeks dezer verzen slechts één strofe als afzonderlijk gedicht in Music-Hall opnam en de rest achterwege liet.

Deze eerste reeks bestaat uit een aantal getypte verzen op vier, tot een bundeltje van acht bladzijden dubbelgevouwen, foliovellen gevergeerd papier en één gelinieerd half blocnotevel. Bij het opruimen van Van Ostaijens bureau in het stadhuis te Antwerpen zijn deze door een collega meegenomen en ze bevinden zich thans in het bezit van Mr. René Victor. Op blz. 1 en 2 van het bundeltje staat het gedicht Mort, op blz. 3 Avondlast, blz. 4 is blanco, op blz. 5 Nu ben ik een Pacha..., blz. 6 blanco, op blz. 7 Pasto-

[pagina 511]
[p. 511]

rale en blz. 8 blanco. Op het afzonderlijk blocnotevel staat het gedicht Ik heb mijn venster...

De tekst van deze gedichten volgt hier ongewijzigd met Opmerkingen van de tekstverzorger:

Mort

 
Par l'immensité
 
Les Wagons roulent, roulent,
 
Dans l'éternité,
 
Leurs lumières croulent, croulent. -
 
 
 
L'allumette flamboie comme mon coeur,
 
Oh, ma pipe mon unique douceur.
 
 
 
Vois ce demi-litre, il faut l'achever,
 
Puisque nous l'avons acheté,
 
Oh, mon ami,
 
Si tendrement trahi. -
 
 
 
J'ai tant bu et si suis si plein,
 
Que j'n'entends pas mon coeur qui se plaint
 
Du grand vide, qu'a laissé cette femme livide
 
Passant dans un Wagon extra-rapide. -
 
 
 
Ah, voici l'heure,
 
Mon coeur
 
Pleure
 
Une fleur
 
Dont l'âme est la soeur
 
de l'âme
 
De la femme livide;
 
 
 
Oh, mon ami,
 
Si tendrement trahi,
 
Buvons encore un verre,
 
Avant de nous en aller en terre. -
[pagina 512]
[p. 512]

Opmerking: Tussen de titel en de tekst staat de geschreven opdracht: Aan René Victor. Door haken is aangegeven dat de verzen 3 en 4 van de eerste strofe verwisseld moeten worden. De vierde strofe begint op de tweede bladzijde.

Avondlast

 
De klokke tikt in dwaas geraas, bommend, rillend, tril-
 
lend, schril gillend, soms stillend, dan weer beukend,
 
op de beukenlanen van mijn ziel.
 
 
 
Ach mijn ziel is louter klanken,
 
In dit uur van louter kleuren,
 
Klanken, die omhooge ranken
 
In een dolle tuin van geuren. -
 
 
 
Oh! dit is nu wel een dwaas gekriel
 
Van woorden in mijn ziel.

Hove, 24/5/14. -

Opmerking: De tweede strofe van dit gedicht is als Avond opgenomen in de bundel Music-Hall, zie blz. 90 van deze uitgave.

 
Nu ben ik een pacha in dees nieuw ontdekte landen,
 
En weet 'k geene stad, waar mij een glazen harem is,
 
Met danselende vrouwen, wit en gele kanten,
 
Toch leeft en joelt in mij, een jonge blijdenis. -
 
 
 
Want nu ben ik d'uitverkoorne in de meisjesharten
 
Van dees luidë en laaie baaierende landen;
 
Nu weet ik mij een kind uit adellijke standen
 
Met glanzengouden vreugd, na witte zilvren smarten. -

Pastorale

 
La petite marquise
 
Est allée à l'église,
 
Dans sa main gauche
 
Elle avait sa sacoche
[pagina 513]
[p. 513]
 
Pleine de brioches
 
Pour les mioches. -
 
 
 
Dans sa main gauche,
 
Elle portait son coeur,
 
Pour l'offrir à la Sainte Vierge,
 
Et toute blanche,
 
Comme un cierge,
 
Etait son innocence
 
Sous son costume à franges. -

Opmerking: vergelijk deze tekst met Archaiese Pastorale op blz. 456 van deze uitgave.

 
Ik heb mijn venster wijd opengezet,
 
in d'avend, op endlooze korenvelden
 
die zwelde, in groenig fluweelen gewelden.
 
 
 
Op en neere; net 'n barkje komt gevaren
 
klievend, door 't klamme klotsen van de baren,
 
glimt deinend, in de vernte, een lantaren.

Opmerking: rechts naast dit gedicht stond geschreven: Hove mei 14.

Verder bevindt zich een handschrift op een half ongelinieerd kwartovel, met zwarte inkt beschreven, in het bezit van H. Goris. Etienne Schoonhoven, die dit gedicht het eerst in het Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. VIII, nr. 10, blz. 1143-1144, publiceerde, dateert het, m.i. terecht, vermoedelijk uit de jaren 1916-1917. De tekst hiervan volgt zonder wijzigingen:

 
Tot wie spreek ik heden?
 
De harten zijn driest
 
Eenieder neemt het goed van zijn naaste
 
 
 
Tot wie spreek ik heden
 
Hij die zacht is gaat onder
 
De drieste is overal tot gast
 
 
 
Tot wie spreek ik heden
 
Er zijn geen rechtvaardigen
 
De aarde is een voorbeeld van zij die het boze doen
[pagina 514]
[p. 514]
 
De dood staat tans voor mij
 
Zo is het wanneer een zieke geneest
 
Zo is het wanneer men opstaat na de ziekte
 
 
 
De dood staat tans voor mij
 
als de reuk van myrrhen
 
Zo is het wanneer men bij wind onder het zeil zit.
 
 
 
De dood staat tans voor mij
 
Als de geur van lotosbloemen
 
Zo is het wanneer men aan het oever van dronkenheid zit.

Dit gedicht is vertaald naar Gespräch eines Lebensmüden mit seiner Seele, een oud-Egyptische tekst, die door Adolf Erman is vertaald en gepubliceerd in: Adolf Erman und Fritz Krebs, Aus den Papyrus der königlichen Museen, Berlin, 1899, blz. 56-59.

4. Music-Hall

De tekst en de volgorde van de gedichten op blz. 15 t/m 90 van deze uitgave is - behoudens de hieronder vermelde afwijkingen - geheel gelijk aan die in de bundel: Music-Hall, Verzen, Antwerpen, Gust Janssens, 1916.

128 blz., ingenaaid in blauwgrijs omslag van 17 × 21,5 cm, bedrukt in blauw met tekst, gelijk aan die op titelblad, in lijst. Colofon op blz. 2: ‘Van dit boek werden gedrukt zes eksemplaren op Japans papier, genummerd van 1 tot 6. De twee honderd in de handel gebrachte eksemplaren zijn genummerd van 7 tot 206. Dit is nummer...’ Colofon op blz. 127: ‘Gedrukt ter drukkerij Gust Janssens, Kerkstraat, 13, te Antwerpen, in de maand April 1916.’

Van de gedichten uit deze bundel zijn slechts twee handschriften teruggevonden, die hieronder - met hun afwijkingen ten opzichte van de hier afgedrukte tekst - worden vermeld.

De punten achter de titels der gedichten, achter de dateringen en achter de opdrachten in de oorspronkelijke uitgave werden hier weggelaten, de Romeinse cijfers boven de onderafdelingen van eenzelfde gedicht werden vervangen door Arabische.

De jaartallen in de dateringen, die in de oorspronkelijke uitgave alle zijn afgekort, uitgezonderd die op de bladzijden 41, 42, 70 en 84 van deze uitgave, zijn hier steeds voluit gedrukt ('14 werd 1914 enz.).

[pagina 515]
[p. 515]

bladzijde

Music-Hall 3

18vers 4 en 5 werden afgesloten door een komma.
18vers 14: Ten allen kant.
20vers 10 van Intermezzo: achter ‘In de week’ stond een komma.
20vers 13 van Intermezzo: Ouwe heer met centen,
20vers 15 van Intermezzo: 'k Zal nogtans...
21vers 12, 15 en 17 werden afgesloten door een komma.
22vers 4: Zó kwaad
22vers 11: Vreedheid,
23vers 24: Doet dat toch zó mooi.
24vers 6: Zó gaat in kring
24vers 16 werd afgesloten door een komma.
24vers 29: Smart, zó troosteloos.
25vers 4: En zó heeft ook gedacht de jongeling,
25vers 8: Er is niet meer de ziel van deze of geen man,
25vers 21: Nietmeer.
26vers 3 werd afgesloten door een komma.

Music-Hall 5

29vers 19: Zó vrolik de zaal doorschenen,
30vers 9: Zó is gevallen
30datering: Juni-September '15.

Fietstocht

31vers 2: Zó is doorheen de Winter, de Lente...
31vers 17: Zó wordt het land een nieuwe lust
32vers 9: Die is een man zó koud
32vers 10: Gelijk de Winter, en zó oud

Ridderstijd

35vers 14: Zal ook van nacht de minnaar zijn;
35vers 21: Met vrede zin.
37vers 8: Zeide zij vreed en zacht.
37vers 27: In een nachtelik duël vermoord.
39vers 16: Met vrede zin,
39vers 22 werd afgesloten door een komma.
39vers 28: Die zo vreed,
41vers 1: Van het duël
41datering: Juni 1915.
[pagina 516]
[p. 516]

bladzijde

Herfst 1

42vers 10: Maar zó kan ik de Herfst...
42vers 12: Zó was het misschien vroeger;...

Herfst 2

43vers 13: Vaart. Ziekelik-energieloos, zelfs zonder de vrede wil

Herfst 3

Boven dit deel van het gedicht stond: IV.

46:de datering boven dit deel luidde: 25ste November '15.

Verzen voor de Prinses van Ji-Ji

47vers 3: Du bist für mir kein...

Nieuwe Weg 2

50vers 1: Mijn hart is zó
50vers 13: En zó volgen haar...
51vers 7: Zij luisteren toe, zóals gister in de straat,

Twist met Grete

52vers 5: Wordt je meegevoerd. Om welke reden
52vers 16: De muur, zó opgebouwd,
52vers 22: Zó herrijst, traag maar zeker, de twist

Twist met Grete 2

53vers 6: Zó werd de scherts 'n metselaar,

Twist met Grete 3

54vers 9: Zó is mijn betrouwen in 't leven groot

Vergelding

56vers 12: Dikwijls heb ik tot mezelf gezegd:
57vers 10: Heeft de korte angst van 't pijnlijk wachten

Wederzien

61vers 9: Ik ben zó'n arme boeteling

Plakkage Nr 2

62motto, vers 4: Und die grosse Trunkenheiten.
62vers 2: Want 't is de tweedemaal

Fragmenten 3

63vers 18: Voor mijn vreed lief.

Ik sta nu eenmaal voorbij de grens...

65vers 6: Maar het lot, - of wie? - heeft het zó gewild,
65vers 16: Enkel zeer moeie bloemen groeien dan. -

Wederkeer

69vers 2: Zelfverlochening,
[pagina 517]
[p. 517]

Dit gedicht werd vóór de verschijning van Music-Hall gepubliceerd in De Goedendag, orgaan van Jong Vlaanderen, Algemeen Verbond van de Vlaamse studenten (M.N.O.), 22ste jrg. (1915-1916), nr. 4, blz. 46 en 47. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

69vers 2: Zelverlochening,
69in vers 7, 10 en 21 stonden geen komma's.
69vers 12: achter ‘Aarzelend’ stond geen komma.
69vers 18: ...zich weerom naar zijn lief begeeft.
69vers 24 werd afgesloten door een komma.
70vers 3 werd afgesloten door een komma.
70vers 5: En wijkt en vlucht. Hoe voor mezelf,...
70vers 6: ...oh, m'n nieuw en groot geloof.

Aan m'n vriend René Victor

71vers 18: Zó sterk als 'n leger,

Van dit gedicht bestaat een handschrift op de achterzijde van een fotobriefkaart met het portret van de naar rechts kijkende Van Ostaijen met bontmuts, in het bezit van Mr. René Victor. Dit hs. is rechts onder gedateerd: 9-XII-15 en wijkt op de volgende punten af van de tekst in deze uitgave:

71titel: aan René Victor
P van Ostaijen
71vers 2: 'n Groot, wijd-open
71de verzen 3 t/m 6, 8 t/m 11 en 13 beginnen met een kleine letter.
71vers 4 werd afgesloten door een komma.
71vers 6: met knappe stap,
71vers 8: zal, door Winter en door Wind,
71vers 15: En tot 'n sterke boom snel opgegroeid,
71vers 16: 'n Boom die...
71vers 18: Zó sterk als een leger

Herinnering

72vers 33: Zó leek het toen, een liefde voor mekaar,
73vers 6: Al blijkt zó'n vertrouwen later wel erg dol. -
73vers 17: Dat hoorde zó bij mijn jonge dichterswaan.
73vers 32: Ze te gemoet in mijn herinnering, -
74vers 4: Hij, die bemindt,
[pagina 518]
[p. 518]

bladzijde

Een Herfstdag

75vers 2: Zonnedraden, zilver-bepereld, zijde regenrag.
75vers 3: Goude zon op...

Valavond

76vers 4: De laatste van die dag, ter aardewaard.
76vers 6: Haar stervensweeë goude praal
76vers 7: Verzameld in een glaze tremportaal.

Stemming

77vers 10: Korenkopre pracht.

Noceur

79vers 3: Die spreidt zó wit, zijn wit gelaat
79vers 13: Ik ben zó droef, omdat 'k geen jongen,
79vers 22: Een pijnlijk, armzalig poseur, -

Verveling

80vers 4: En verveling, maar alles zó onbewust.
80vers 21: Zó stijgen uit m'n rook...

Juffer Lola

81vers 13: Zó bont.
81vers 22: Zó goed
82vers 8: Moed bij het duël.
82vers 13: In mijn hart zó lang...

Jonge Lente

83vers 14: Op verkiezingenplakkaten.
83vers 15: Terwijl ik zó langs de straten dwaal,

Liedje

84vers 9: Zó ben ik weer in 't leven gans alleen,
84vers 11: Zó spoedt m'n leven als 'n sneltrein heen,
84vers 15: Nu hoop 'k: komen zal 'n nieuwe lievekijn

Dronkenmanstemming

85vers 5: Of wou je dat ik meê kwam dansen
85vers 8: In jullie wijdse, gekke kransen?
85datering: Juni '14.

De onbekende Vrouw

86vers 14: Latend ontgocheling,
87datering: Juni '14.

Eentonig ziek zijn al de stonden...

88vers 3: Mijn ziel is nu zó leeg, als...
[pagina 519]
[p. 519]

bladzijde

88vers 24: En nu zódanig heeft geschreid,
88vers 25: Omdat ze haar eere kwijt
89vers 6: En laten ontgochelingen
89,datering: Juli '14.

Avond

Dit gedicht werd behalve in de bundel Music-Hall ook gepubliceerd in Vlaamsch Leven, zelfstandig Vlaamsch geïllustreerd weekblad, 2de jrg., nr. 34, Zondag 27 mei 1917, blz. 542. Voor het typoscript van dit gedicht zie de beschrijving van het gedicht Avondlast in de voorafgaande paragraaf van deze Verantwoording, Ongepubliceerde jeugdverzen.

5. Het Sienjaal

De tekst en de volgorde van de gedichten op blz. 93 t/m 163 van deze uitgave is - behoudens de hieronder vermelde afwijkingen - geheel gelijk aan die in de bundel: Het Sienjaal, 1918, Uitgave ‘Het Sienjaal’ Antwerpen.

74 bladzijden, ingenaaid in wit-beige omslag van 17 x 22 cm, waarop een linoleumsnee in zwart is afgedrukt met daarin de tekst: Het Sienjaal/Paul van Ostaijen. Colofon op blz. 4: ‘Van dit werk werden gedrukt: 25 eksemplaren op “Moyen-Age”-luksus papier, op één enkele zijde gedrukt, versierd met een linoleum-snee omslag en een portret van de dichter, beide door Floris Jespers en beide door hem met de hand gekleurd en geparafeerd. Deze 25 eksemplaren zijn genummerd van 1 tot 25 en geparafeerd door de dichter; 15 ervan werden in de handel gebracht; en 200 eksemplaren op gewoon papier, met een linoleum-snee omslag door Floris Jespers. Deze eksemplaren zijn genummerd van 26 tot 225. Dit is nummer...’

Deze bundel verscheen in oktober 1918.

Van de gedichten uit deze bundel is slechts één handschrift teruggevonden.

De punten achter de titels der gedichten, achter de dateringen en achter de opdrachten in de oorspronkelijke uitgave werden hier weggelaten.

De jaartallen in de dateringen, die in de oorspronkelijke uitgave alle zijn afgekort, uitgezonderd die op de bladzijden 95, 98, 107, 119 en 163 van deze uitgave, zijn hier steeds voluit gedrukt ('17 werd 1917 enz.) en bovendien zijn alle dateringen, die de oorspronkelijke uitgave in kleine letter heeft, hier geheel in hoofdletters afgedrukt.

[pagina 520]
[p. 520]

bladzijde

Zomerregenlied

96vers 17 werd niet afgesloten door een komma.
96vers 22: ...Het snikkende signaal viert feest,
96vers 23: ..., zò betuigt het blije blaffen...
97vers 3: stappen van een pygmeën-leger,...
97vers 23: Zò regen: opperste reiniging in mij.
98vers 10: onwerkelike werkelikheid, zò onverwacht,
98vers 15: op en naar een grote plein,
98vers 22: zò als het plein te midden...
98vers 23: Over zò'n strijd onthutst,...

Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in De Goedendag, 24ste jrg. (1918), blz. 13-15. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

96vers 7: na ‘omhelzing’ stond geen komma.
96vers 10: rei van reiniging
96vers 12: na ‘koffiehuizen’ stond geen komma.
96vers 17 werd niet afgesloten door een komma.
96vers 20: voorzichtig het riet terzijde schuift,
96vers 22: ...Het snikkende signaal viert feest,
97vers 3: stappen van een pygmeën-leger,...
97vers 7: ...in het begeren van den wind,
97vers 11: de slotwoorden ‘van verlangen.’ stonden op een volgende regel.
97vers 31: als ik in dit heilige bad...
97vers 32: Grootste wandeling: bewuste, uiterlijke ritmus
98vers 1: ...van het innerlijke denken.
98na vers 2 volgde een regel wit.
98na vers 6 volgde een regel wit.
98vers 7: Nieuwe werkelijkheid:...
98vers 8 werd afgesloten door een komma.
98vers 9: frisheid van mijne handen...
98vers 15: op en naar het grote plein,
98vers 22: zo als het plein...
98vers 24: Denken dat zich een oogenblik...
98vers 26: Over zo'n strijd onthutst,...

Avondlied

99vers 1: Wachtend laten enige...
[pagina 521]
[p. 521]

bladzijde

99vers 9: rond de tafel, midden in het namiddag licht geplaatst,...
99vers 17 begon met een hoofdletter.
100vers 6: En blauwer dan het licht van uw naïve ogen
100vers 20: Een lichte sluier, fijne rouw sluier,
100vers 24: Of een grote vergaarbak is de stad: Regelmatige drop,...
101vers 22: D'onzekerheid...
102vers 9, 11 en 12 begonnen met een hoofdletter.
102vers 11: Kranteventer, hond, tremsignaal,...
102vers 21: dan de slag instrumenten:...
102vers 27 begon met een hoofdletter.
103vers 12: De sjofele jacht: Miserere:
103vers 13 begon met een hoofdletter.
103vers 14: betaald met een souper,...
103vers 23: Terwijl hij paradeert in caki,...
104vers 7 begon met een hoofdletter.
104vers 19 begon met een hoofdletter.
105vers 6: is er stilte over de stad: Een angelus...
106vers 2 begon met een hoofdletter.
106vers 6: de laatste uur der jacht.
106vers 7: En de geboorten van enkele sjofel amourettes...
107vers 2 begon met een hoofdletter.
107datering: Begin November-31 December 1917.

Vincent van Gogh 1

108vers 1: Profeet van Paturâges...
109vers 8: Abstraksie van je zelf, wat deze kosmiese liefde...

Vincent van Gogh 2

110vers 13 begon met een hoofdletter.

Vincent van Gogh 3

111vers 10 begon met een hoofdletter.

Vincent van Gogh 4

112vers 7 werd niet afgesloten door een komma.
112vers 17: achter ‘en laten hun lange tranen’ stond een komma.

Het Stille Lied

114vers 1: Voor de zooveelste maal heb ik...
114vers 4: levensdrift die de Japanezen...
114vers 16: Noch sta ik dwaas...
114vers 19: olie te hebben ten allen tijde, want...
[pagina 522]
[p. 522]

bladzijde

115vers 10 begon met een hoofdletter.

De Appel

116vers 2: ...de appel zò-als hij werkelik aanwezig was,
116vers 5: achter ‘omdat geen herleven’ stond een komma.
116vers 16: en twee dreumessen,...

Wiegeliedje voor de Geliefde

118vers 11 werd afgesloten door een punt.

Verlangen

123vers 2 begon met een hoofdletter.
123vers 7: dat zich niet bieden wou, als een vrang gebod

Gulden Sporen Negentienhonderd zestien

125vers 17: wachtersdaad bij wachters-woord en hand.

Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in De Goedendag, 22ste jrg. (1915-1916), nr. 9, blz. 156, onder de titel Gulden-Sporenviering Negentienhonderd zestien. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

125vers 1 werd afgesloten door een komma.
125vers 3: ...van vlaamse-gemeenten-sisteem,...
125vers 6: was, tocht van Godsvolk...
125vers 10 werd niet afgesloten door een komma.
125vers 17: ...bij wachters-woord en hand.

In De Goedendag (22ste jrg., nr. 7, blz. 113-114) was tevoren een gedicht, Guldensporenstoet, van Paul van Ostaijen gepubliceerd, dat niet in Het Sienjaal, noch in enige andere bundel, werd opgenomen en waarvan de tekst hier zonder wijzigingen volgt:

Guldensporenstoet

Aan de ‘Vlaamsche Bond’

 
Niet enkel om te herdenken
 
de zegenzware slag,
 
moet het feest wezen, deze dag;
 
Niet enkel om te herdenken,
 
met nieuwe hoop, de oude helden
 
van de Zuid-Vlaamse velden
 
en de strijd,
[pagina 523]
[p. 523]
 
die de vrijheid
 
terugvoeren moest in de trouwe,
 
vrijheids-verliefde gouwen
 
van Vlaanderland;
 
Niet enkel om te herdenken
 
de neerlaag van de eeuwenoude vijand
 
die, zegenzeker,
 
met z'n talrijk leger,
 
zomerzwaar geweld,
 
langs de zonbegoten heuvels Frankerijks was neergedaald
 
om de zonnekinderen te onderjukken
 
op Groeningerveld;
 
Niet enkel, wijl vóór zoveel jaar, de beken
 
van ons blijheidvruchtbare streken
 
getint waren, paarsrood,
 
door het bloed van de vijand, de bange minnaar van de dood;
 
Niet enkel wijl elk vijandslijk
 
slechts 'n steen was in de zegedijk
 
om het veld van Kortrijk;
 
Maar ook en vooral, knapen, m'n vrienden,
 
wijl de Zomer, de welbeminde,
 
tot feestvieren dwingt
 
en wil dat door z'n dagen, het jongste geslacht
 
van Vlaanderen lacht
 
en ongekende geestdrift zingt;
 
Wijl de Zomer wil dat de eerste viktorie
 
elk jaar worde herdacht
 
met glans en glorie
 
door het jongste geslacht.
 
De Zomer wil leven en glansen
 
in het dolle dansen
 
van onze jeugd.
 
Om het vaandel van onze Bond
 
dansen wij rond,
 
in zegevreugd.
 
En de Zomer blinkt,
 
in zoele avondvrijheid,
 
op de koperen instrumenten
 
van ons muziekmaatschappijen
[pagina 524]
[p. 524]
 
kadans van lange rijen;
 
de Zomer zingt.
 
Op de ballonnetjes dansen
 
de zwarte leeuwen,
 
als voor eeuwen
 
‘aan lange lansen’,
 
nu, in zegekransen.
 
Om het vaandel van onze Bond
 
dansen wij rond,
 
om en om,
 
al de meisjes, zwart of blond,
 
die mee willen dansen:
 
Wellekom.
 
Hand in hand,
 
Vlechten wij 'n bloesemband
 
om gans Vlaanderland.
 
In de volkswijken zijn de huizen in tooi
 
met vlaggetjes en papiersieraad,
 
in bonte plooi.
 
In deuren en vensters, de mensen,
 
als, met 'n gouden bruiloft,'t geluk op 't gelaat.
 
Zó moet
 
de stoet,
 
de blijheidzware,
 
door de gloedvruchtbare
 
Zomer gaan: en door de straten,
 
gedost in hun geluksgewaden,
 
moet, zomerlik verheugd,
 
dansen onze jeugd

Pol van Ostaijen

 

bladzijde

Nieuwe liefde

126vers 6: alles is zò tastbaar wezenlik,...
126vers 8 en 13 begonnen met een hoofdletter.
126vers 9: de ijzere bruggen...
126vers 16: ...dat me verlost uit het tingeltangel leven
126vers 19 werd afgesloten door een komma.
127vers 6: En van u lief, o jonge man...
[pagina 525]
[p. 525]

bladzijde

127 datering: Juli '16.

Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Aula, Tijdschrift voor Studenten aan 's Rijks Hoogeschool te Gent, 1ste jrg. nr. 11, 15 juni 1917, blz. 195-196. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

126vers 2: ...op dokken, kanalen en stapelhuizen
126vers 3: ...en verbreden het land in.
126vers 6: alles is zo tastbaar wezenlik,...
126vers 12: ...te breken uit het rode huls,
126vers 16: ...uit het tingel-tangel leven,
126vers 17: en uit een paar halfschuine etablissementen,...
126vers 18: een danseur-diseur,... en een familjare waardin,...
126vers 19 werd afgesloten door een komma.
126vers 20 begon niet met een hoofdletter.
126vers 21: ...geluk dat zich weerspiegelt, een ganse wijk, in de ogen...
127vers 1: ...in de hoge ijl-gele globes
127vers 6: ...die ginds gaat, de danszaal binnen, mijn broeder,...
127vers 7: ...die zich laten zoenen

Koffiehuis

128vers 3: daar tussen: Geweldig koperen orkest.
128vers 4: De buffetjufvrouw...
128vers 12: tot der billartballen...
128vers 20 begon met een hoofdletter.

Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Aula, Tijdschrift voor Studenten aan 's Rijks Hoogeschool te Gent, 1ste jrg., nr. 11, 15 juni 1917, blz. 196. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

128vers 1: ...Gedwarrel van stemmen tot één geraas vergroeid.
128vers 3: daartussen: Geweldig koperen orkest.
128vers 8 werd afgesloten door een komma.
128vers 15: Alle Babelbouwers...
128vers 19 werd niet afgesloten door een komma.
128vers 20: of het geroep... De regel werd afgesloten door een komma.
128datering: 14 Januarie 1917.

Van dit gedicht bestaat een handschrift in inkt geschreven op beide zijden van een rekening voor Pol van Ostaijen van Boekhandel ‘Flandria’, Katelijnevest, 3, Antwerpen en gedateerd 27.12 16, in het bezit van Mr. René Victor.

[pagina 526]
[p. 526]

Het gedicht begint op de achterzijde, alleen de laatste strofe is dwars op de voorzijde geschreven, met daaronder:

14-21-1-17 P van Ostaijen

scripsit.

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

128vers 1: ...Gedwarrel van stemmen, tot een geraas vergroeid.
128vers 2: Hooge klarinet-klanken. Saxophoon-geluiden, en wat rest
128vers 3: daar tussen - Geweldig koperen orkest.
128vers 6: ...waard. Symbool van Toekomst en Verleên.
128vers 8 werd afgesloten door een punt.
128vers 9: Behoedzaam defensief, maar de sterkte van die niet vrezen.
128vers 10: Solidariteit der spel geruchten
128vers 12: tot der billardballen...
128vers 13: Slanke, geblaseerde rasta's, daarnaast huiselike dikbuiken (laatste woord moeilijk leesbaar)
128vers 14: - wachten voor de schijn. Dames, die eeuwig goedig toeluiken (moeilijk leesbaar)
128vers 15: Allen smeden dezelfde oppervlakkige innigheid.
128vers 16 werd niet afgesloten door een komma.
128vers 17: ...binnen de (onleesbaar, niet ‘koffiehuizen’) gedreven
128vers 19: ...wat daarbuiten leeft, de trem
128vers 20 werd afgesloten door een punt.
128vers 21: Maar weer herneemt 't orkest zijn razende galop.

Februarie

129vers 9 begon met een hoofdletter.
129vers 16: ...bezingt in een nog heidens roes.
129vers 17: ...Maar de lucht is de miljionaire trilling...
129vers 21: Gister: Aleksandrijnen...

Stad

131vers 4: van 't spel-vermoeide kinderen,...
131vers 9, 12 en 20 begonnen met een hoofdletter.
131vers 14: Maar de billartballen...
131vers 19: het bevende snikken van een orchestrion,
131vers 20: Die alles zò uitdrukt,...
132vers 2: ...de broze klanken van het orchestrion.
[pagina 527]
[p. 527]

bladzijde

Vers

133datering: Juni '17.

Koorts

134vers 7 begon met een hoofdletter.
134vers 18 werd afgesloten door een punt.
134vers 24: Het razende bewuste is een kerkercel:
135vers 2: De cel heeft tot haar doel gediend,...
135vers 3: En toch leeft alles rond de man en is de cel gestorven.

Babel

136vers 10: zo genadig op de schaarlaken schicht

James Ensor

138vers 5: ...door de pijn-zijde lijven van koninginnen,
138vers 6: vrange smaad der hees verlangde...

Francis Jammes

142vers 1: ..., gelukkig om de voedstervaderschap; -
142vers 2 begon met een hoofdletter.
142vers 3: D'Assisen ging tot de vogelen,...

Vreugde

143vers 9: Veni Creator van het leven: Vreugde om de vreugde
143vers 15: en nooit zoende mij zò een geliefde...
143datering: 16 Februari '18.

Golgotha

147titel: Golgatha (eveneens met ‘a’ in vs. 6 en 11)
147vers 4, 6 en 7 begonnen met een hoofdletter.
147vers 15: zò zal ook God zijn in onze strijd
147datering: Juni '16.

Dit gedicht werd vóór de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Ons Land, Algemeen Weekblad voor het Vlaamsche Volk (voortzetting van Antwerpen Boven, orgaan der Groeningerwachten van Antwerpen en Omstreken, waaraan P.v.O. ook reeds meewerkte), 4de jrg., nr. 22, 1 oktober 1916. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

147vers 3 werd niet afgesloten door een streepje.
147vers 4, 6 en 7 begonnen met een hoofdletter.
147vers 5: achter ‘seminarie’ stond een komma.
147vers 9: ‘vlaamse’ stond met een hoofdletter.
147vers 15: zò zal ook, zò hij is, God zijn in onze strijd
[pagina 528]
[p. 528]

In hetzelfde weekblad Ons Land, 4de jrg., nr. 21, 24 September 1916, was tevoren eengedicht, Aan de Noord-Nederlanders, van Paul van Ostaijen gepubliceerd, dat niet in Het Sienjaal, noch in enige andere bundel, werd opgenomen en waarvan de tekst hier, zonder wijzigingen, volgt:

Aan de Noord-Nederlanders

 
Vlaanderen is Neêrland's bolwerk;
 
Nederlanders, wilt gij weren 't kwaad
 
Zet U dan aan 't werk
 
Vóór het slaat te laat.
 
Maakt Vlaanderen, uw bolwerk,
 
Als 'n geloovige zijn kerk,
 
Onverdelgbaar sterk.
 
 
 
Uit Noord en Zuid de watergeuzen,
 
De stoere reeks van ruwe reuzen,
 
Zij waren de steun, zij waren een Steen,
 
Bond, tegen de Zuiderband.
 
Nederland, Noord-Nederland
 
Moet Vlaanderen nu alleen
 
Weren d'aloude vijand?
 
 
 
Nederland, werp weg
 
Uw vijanden ten spijt,
 
Over haag en heg
 
Uw geest uit de pruikentijd.
 
Ontwaak en waak
 
Over uw land waar zó vaak
 
Een vijand was de vijand; maak
 
Vlaanderen, paal en perk
 
Tegen het Zuiden, tot een bolwerk
 
Onverdelgbaar sterk.

Zaaitijd

148vers 7: in de glooiïng van de heuvels.
148vers 15 werd afgesloten door een komma.
148vers 26: ..., gij hebt, als hij mijn broer,

De opdracht van het gedicht heeft betrekking op de aalmoezenier Van der

[pagina 529]
[p. 529]

Meulen, die wegens zijn steun aan de Vlaamse Frontpartij aan het IJzerfront gevangen werd genomen.

Dit gedicht werd vóór de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Ons Land, 5de jrg., nr. 21, 22 september 1917. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

bladzijde

148vers 2: ‘oostelike’ met hoofdletter.
148vers 3: lopen de Hollandsche...
148vers 6: ..., en hij zelf zijn spelewijs volgt
148vers 9 werd afgesloten door een komma.
148vers 11: ...dan met een zwak goedendag:
148vers 14 werd niet afgesloten door een komma.
148vers 15 werd afgesloten door een komma.
148vers 16 werd afgesloten door een komma en gevolgd door de regel: van elk soldaat, Pastoor!
148vers 17: ..., nu van het Oosten naar het Westen.
148vers 26: ..., gij hebt, als hij mijn broer,
149vers 11: is zoo overstelpend,...
149vers 13 was van het voorafgaande vers gescheiden door een regel wit.

Aan een Moeder

150vers 2 en 20 begonnen met een hoofdletter.
150vers 26: en nou mot je niet meer...
151vers 19 werd afgesloten door een komma.
151vers 23: werp de glaze kralen van je dwaze woorden weg.
152vers 10 begon met een hoofdletter.

Dit gedicht werd vóór de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Ons Land, 5de jrg., nr. 26, 27 oktober 1917. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave, vertoont het de volgende afwijkingen:

150titel: Aan eene Moeder
150vers 2 begon met een hoofdletter.
150vers 7: op het veld van eer... van eer.
150vers 13: ...naast de oorlogsprentjes
150vers 20: En van je zoon heb je niks meer dan dat.
150vers 25 werd afgesloten door een komma.
150vers 26: en nou mot je niet meer...
151vers 1: Maar ook staat dit geschreven: -
de wet werd de profeet op Sinaï gegeven -
151vers 4 werd afgesloten door een aanhalingsteken.
[pagina 530]
[p. 530]

bladzijde

151vers 5: ..., in de zoenengloed
151vers 6 werd alleen door een punt afgesloten.
151vers 8: ...door alen,
151vers 19 werd afgesloten door een komma.
151vers 27: ..., - laatste teeken van de visfiguur, -
152vers 10 begon met een hoofdletter.
152vers 11: ..., luister naar dit ontluikend begrijpen

Het Sienjaal

153motto, vers 1: Hinter meine Augen...
153vers 12: om de geest God is zich te bevrijden,...
154vers 24: ...in de koele armen van zij die niet bevredigd is.
155vers 10: zijn grootste rijkdom, en zò arm was dat hij...
157vers 13 begon niet met een hoofdletter.
157vers 19: ...de verzoeking van de jonge Boedha en de Amazoneslag, -
157vers 20: bachanten, bachanten stout,...
158vers 14 begon niet met een hoofdletter.
158vers 21 had geen aanhalingstekens.
159vers 17 werd niet afgesloten door een komma.
159vers 21 werd afgesloten door een punt.
160vers 3: Dit is het leggen van elke kleine handeiing.
160vers 15: Zingt het glorielied van de Internalionale,...
162vers 23: uit krochten komen ze en uit restaurasies

6. De Feesten van Angst en Pijn

De bladzijden 167 tot en met 269 geven in facsimile het handschrift weer - dat Paul van Ostaijen geschreven heeft voor zijn vriend de beeldhouwer Oscar Jespers - van de bundel: De Feesten van Angst en Pijn, Gedichten.

106 blz. Omslag, 18 × 26, 2 cm, van blauwzwart karton met een gekartelde rand van verticale rode en witte stroken papier, die over de rug en 7, 5 cm over het voor- en het achteromslag is geplakt. Op de linker, rode strook van het voor-omslag staat verticaal geschreven: 1918-1921.

Tekst op titelpagina (blz. 1 van het hs.): Paul van Ostaijen (zwart), De Feesten van Angst en Pijn (gebrande sienna), Gedichten (zwart); daaronder is met een vierkant het uitgeversmerk aangegeven en met 2 zwarte golflijnen aan de voet de plaats voor uitgeversnaam enz.

Van vele gedichten uit deze bundel zijn tijdschriftpublikaties en ook nog

[pagina 531]
[p. 531]

andere handschriften bekend, die hieronder - met hun afwijking van het hier gereproduceerde hs. - worden vermeld.

Verder is er nog een kladhandschrift bewaard op twee lichtblauw geruite blocnotevellen, aan beide zijden beschreven met zwart potlood, waarop een gedicht, Bethlehem, staat, dat waarschijnlijk in de tijd tussen Het Sienjaal en De Feesten van Angst en Pijn geschreven is. Het handschrift is in het bezit van Mevr. E. Pringsheim en het gedicht werd nooit eerder gepubliceerd.

De tekst volgt hier, met weglating van de vele doorhalingen, ongewijzigd:

Bethlehem

 
Aarde, goede, frisse moeder, gij vruchtbare bal in het heelal
 
balt sterker uw buik in de supreme stonde van het wonder,
 
spuwt ronde krater aarde uw wonde.
 
Uw wonde, aarde, die leven spuwt,
 
blijde boog van bloed en van licht.
 
Wentel de glorierijke half-cirkel in de zwijgzaamheid
 
van de hemel, die toeluistert, -
 
oog van de vader die ons allen lief heeft, -
 
en wentel onder de duizenden planeten,
 
die toeluisteren, - lichten in de ogen van de vader.
 
Aarde, bal, buik - barstende krater,
 
samen gesloten-ontsloten synthese van het geslacht
 
Krater-aarde baar het Beth-El, waar geen plaats is, toch ons aller vaderstad.
 
Vaderstad van de stam v. David,
 
Vaderstad van het vlees geworden Woord.
 
O Top van de aarde,
 
en Dal te midden van de hoogste bergen,
 
Beth-El, stal, ruimte voor de eerlike vrucht.
 
Vrucht van de Moeder, die zwanger werd van het liefdewoord
 
Buik, vleeselike bal van eerlikheid,
 
en van de enige vader die God duldt,
 
slechts is de voedervader van zijn kind.
 
Kind dat de mensheid behoort door de H. Geest,
 
zonder begin noch einde, vader v al de mensen.
 
 
 
Baart de aarde Beth-El, baart de moeder vrucht.
 
Want elke vrucht die is de zegen v. de aartsengel Gabriël
[pagina 532]
[p. 532]
 
wordt in een stal geboren, na de zwerftocht van de ouders.
 
Zo is het: Elk eerlik zijn vangt met Beth-El aan.
 
Enkel luisteren toe de herders, - hun troon is op de aarde nog onzichtbaar, -
 
en het heelal, gods oog,
 
met de duizenden sterren die zijn de lichten daarvan.
 
 
 
Geboorte in Beth-El, mythos van de scheppende mensheid.
 
Stal: volledige naaktheid, klankloze symfonie van rijkdom,
 
rond het moeder-worden.
 
Eenvoud. Naaktheid. Eeuwigheid: bron van alle schepping.
 
Geen menselik geluid stoort de godsgezegende moeder die baart,
 
ligt het gebaar van haar buik in de grotere wenteling van de al-vruchtbare
 
eeuwigheid.
 
Leven dat begint in de vlakte. Leven dat gans begint.
 
Moeder: buik slechts
 
Stal: eenvoudigste ruimte.
 
leven: uit het leven (woord onleesbaar, ‘oog’?) v.d.h.G.
 
 
 
Maar de helderziende, de timmerman, bloem van demoed,
 
neemt het kind en zoekt de taak
 
de voedstervader te zijn van het vlees geworden woord.
 
Zegt de zoon: nu is het tijd het openbaar leven te beginnen,
 
opent de vader de deur,
 
Enkel de zoon weet de tijd en herkent de stem die enkel hem hoorbaar is.
 
Timmerman, lichtend teken van de vaderlike opdracht.
 
 
 
Zachtheid, witte zegen van de sneeuw op kerstnacht,
 
leven in Beth-El geboren: enkel stem (adem? onleesbaar) v. de. Geest
 
door de eerlikheid van de moeder, de demoed van de vader.
 
Zegen: zonder Beth-El, is er geen Kalvarie,
 
Berg: herrijzenis van het vlees
 
Geboorte, dood ik gewild, - enige vruchtbare dood, -
 
Paschen, klokken, bazuinen, - o de bazuinen -
 
vallende wallen van het graf,
 
graf
 
vallen
 
wallen,
 
- o de bazuinen, - herrijzenis van het vlees.
 
Beth-El-Kalvarie-Paschen.
[pagina 533]
[p. 533]
 
Rit naar de godheid, (mens-God, verlossend eenheid)
 
menselike opdracht
 
en toch slechts: Hostie van de hunkerende humanitas

De Moordenaars

De bladzijden 169 t/m 176 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.

Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in het mede door Paul van Ostaijen opgerichte tijdschrift Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn: juni) 1928, blz. 5-7, onder het ‘Nagelaten Werk’ dat in het laatste nummer van dit tijdschrift, kort na de dood van P.v.O., werd opgenomen. Een voetnoot bij dit gedicht vermeldt: ‘Uit De Feesten van Angst en Pijn, manuscript in het bezit van den beeldhouwer Oskar Jespers.’

Van dit gedicht bestaat een typoscript op drie, alleen aan de voorzijde betypte kwartovellen, die aan de linkerzijde zijn geperforeerd voor opberging in een ordner. Het is gedateerd 9-14 november 18 en is in het bezit van H. Goris. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

Alleen aan het begin van nieuwe zinnen staan hoofdletters, geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.

 

bladzijde

169vers 1 en 2; 5 en 6; 7 en 8; 9, 10 en 11; 14 en 15; 16 en 17;
18 en 19 stonden op één regel.
169vers 3 werd afgesloten door een komma.
169vers 4, 8 en 13 werden afgesloten door een punt.
169vers 9-10: Een is wijkkermis...
169vers 12: daaronder beweegt zich een stille stroom
169vers 15: ...de maat - volksziel is melodie -
169vers 16: De mensen zijn zo:...
169vers 18-19: en je ziet - telt een minuut telt twee minuten -
170vers 1, 9, 12, 14, 15 en 17 werd afgesloten door een punt.
170vers 2 en 3; 8 en 9; 10 en 11; 13 en 14; 19 en 20 stonden op één regel.
170vers 4: dan lacht schokkend...
170vers 7: en naast twee bloedbladeren uit zijn buik
170vers 10: Wordt de avond koud...
170vers 18: Best treft het mes een heer die is beschonken
170vers 19-20: hij voelt de wonde als de laatste...
[pagina 534]
[p. 534]

bladzijde

170vers 21:... dat hem het leven genomen wordt
170vers 22 en blz. 171, vers 1, 2, 3 en 4 stonden op één regel.
171vers 4, 7, 12, 13, 18 en 23 werden afgesloten door een punt.
171vers 5 en 6; 8, 9 en 10; 11 en 12; 13 en 14; 15 en 16;
18 en 19; 21 en 22 stonden op één regel.
171vers 8: Voor hij sterft...
171tussen vers 12 en 13 stond het vers: Nuchter is een beschonken heer.
171vers 15 werd afgesloten door een komma
171vers 16 en 17: ..., als je waardig bent
geen betere buit
171vers 18: Allegretto flikkert het mes
171vers 21 en 22: krachtdadig zal je toeslaan - wil hevigheid twijfelloos -
171vers 24 en 25 en blz. 172 vers 1 stonden op één regel.
171vers 24-25: Gevaar is zó: geschuifel...
172vers 2, 3 en 4; 5 en 6; 7, 8 en 9; 10, 11 en 12; 15 en 16; 17 t/m 22 stonden op één regel.
172vers 6, 7 en 16 werden afgesloten door een punt.
172vers 2-4: grijpt kracht moed wil, organiseert...
172vers 6: ...bewustzijn dat het er om gaat.
172vers 17-22: Los los los! zucht zacht zakt ten gronde zijgt de wacht
173vers 1: door het eerste gevaar is er nog één nieuwe uitgave
173vers 2 en 3; 4, 5 en 6; 14, 15 en 16; 17, 18 en 19 stonden op één regel.
173vers 2-3: zijn er nog veel? ik ik moet er door
173vers 4-6: ik wil ik wil - ik wil.
173vers 7-9: De ene valt arm opgejaagd dier
eenieder doet zijn plicht hier
dom ben gevallen hebben me gehad honden
vervloekt is het gevat ongeschonden
173tussen vers 10 en 11 stond het vers:
zo het is zo hoort het te zijn
173vers 12: ...zijn hart wordt normaal van slag
173vers 17-19: harmonika orchestrion la valse chaloupée.

Maskers

Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 1ste jrg., nr. 8/9, 1920, blz. 100-101. Het was daar gedateerd 20 November en 2 December 18.

Behalve dat geen enkele versregel inspringt en de woorden overal aangesloten staan, dus steeds met normale spatie, vertoont het de volgende

[pagina 535]
[p. 535]

afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

 

bladzijde

174vers 1: Blijft nauweliks kracht de witte, o de witte november
174vers 3: - sneeuw - van barensbloed
175vers 3: gratis geeft de zon arme-mense-licht dat zijn moet
175vers 6: na ‘een na een’ stond een punt.
175vers 7: het cijfer 5 ontbrak.
175vers 8 en 9: ‘sabbat’ zonder hoofdletter.
175vers 10 en 12 begonnen niet met een hoofdletter.
175vers 11: ...neêrgeleid
175vers 13: dragen grote rode maskers die knikken en lachen
175vers 14: ...zieke schachten van de zwakke maneschijn
176vers 1: Geruisloze bevruchting viel op witte sneeuw
176vers 2: ...dragen het masker een lijdenseeuw
176vers 5: ...zijn witte voeten op witte sneeuw...
176vers 5 en 6 vormden één regel, evenzo de verzen 7, 8 en 9 en de verzen 10 en 11.
176vers 12: ...even schreiend leven in de sneeuw gesmoord
176vers 14: dat voortsprong op het waanzin witte dak
176vers 16 begon niet met een hoofdletter.
176vers 18: ...nemen morphium en spelen baccarat
176vers 19: tot hun sneeuwwitte blankheid in kinderblanke...

Van dit gedicht bestaat een handschrift op een blaadje linnenpapier met rouwrand, aan beide zijden beschreven met zwarte inkt en in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Het maakt de indruk het eerste handschrift te zijn waarvan de tekst, met weglating van de vele doorhalingen, hier ongewijzigd volgt:

De maskers

 
Blijft nauweliks kracht de witte, - o de witte, - witte novemberzon
 
de arme huizen te baren; - wit is de vloed, -
 
sneeuw - van het barensbloed.
 
Bleek-blauw zijn de kinderen en rood hun hoofd;
 
in gesnikte sneeuw, doffe tranen van de nacht,
 
werden de pasgeborenen gewassen, -
 
licht gaf de maan die nog, dom, daarom lacht.
[pagina 536]
[p. 536]
 
In de novembermiddag sterven kinderen
 
die worden gelegd in een zwakke zerk van wit.
 
Gratis geeft de zon het arme menselicht dat zijn moet
 
bij zulke dwaze dodestoet.
 
Worden begraven de arme huizen, zonder spoed,
 
een na een.
 
Als alle begraven zijn, dan is
 
het om vijf reeds duisternis.
 
 
 
In de novembernacht is het sabbath,
 
sabbath van al deze witte kindertjes.
 
Geraamten die knarsen en breken het krijt,
 
Hebben hun schamele schaduw op huizen neergeleid.
 
Geraamte van witte, o zó'n witte kindekijns
 
dragen grote, rode maskers die knikken en lachen,
 
knikken en lachen door de zieke schachten des zatte maneschijns.
 
 
 
Geruisloze bevruchting viel op de witte sneeuw,
 
werden de kindertjes geboren die dragen het masker: een lijden eeuw
 
zonder geluid was hun geboorte en zo is hun dans,
 
gedragen op de golven van een lichtende stad: fosforescente kadans
 
Hun voeten zijn witte stappen op de witte sneeuw, daartussen het blauwe
 
licht.
 
zijn al betronken en tuimelen allen van dak tot dak op hun hoofd;
 
als er een bloedt is het wit, net als er een weent; maar allen danselen voort
 
 
 
Een die moeder werd heeft een even schreiend leven in de witte sneeuw
 
gesmoord
 
de volgende stak zijn vader een gloeiend mes in het oog
 
dat voortsprong op het waanzin-witte dak;
 
maar de vader lacht getroost om zulke burleske moord.
 
De laatste van de bende, sleept Kristus bij de voeten.
 
die naakt op de sneeuw zal boeten moeten.
 
dan lachen de kindertjes, nemen morphium en spelen baccarat
 
tot hun sneeuwwitte witheid in de kinderblanke sneeuw vergaat.

Verder bestaat van dit gedicht nog een typoscript op twee kwartovellen, die gelijk zijn aan die onder De Moordenaars beschreven en eveneens aan één zijde betypt. Het is gedateerd 20 november en 2 desember 18 en in het

[pagina 537]
[p. 537]

bezit van H. Goris. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

Alleen aan het begin van nieuwe zinnen staan hoofdletters, geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.

 

bladzijde

174titel: De Maskers.
Hieronder staat in inkt de opdracht: aan Paul Joostens.
174vers 3, 6 en 7 werden afgesloten door een punt.
174vers 2: de arme huizen...
174vers 3: - sneeuw - van het barensbloed.
174vers 6: werden de pasgeborenen...
175vers 2: worden gelegd in een zwakke...
175vers 3: ...het arme-mense-licht dat zijn moet
175vers 6: een na een. Als alle...
175vers 7: het om vijf reeds duisternis.
175vers 8 en 9: ‘sabbat’ zonder hoofdletter.
175vers 10 en 12 begonnen niet met een hoofdletter.
175vers 13: ...rode maskers die knikken en lachen
175vers 14: ...schachten van de zwakke maneschijn.
176vers 2: werden de kindertjes geboren dragen het masker een lijdenseeuw
176vers 5: ...zijn witte voeten op de witte sneeuw...
176vers 5 en 6 vormden één regel, evenzo de verzen 7, 8 en 9 en de verzen 10 en 11.
176vers 11 en 19 werden afgesloten door een punt.
176vers 12: ...even schreiend leven in de sneeuw gesmoord
176vers 14: dat voortsprong op het waanzin witte dak
176vers 16 begon niet met een hoofdletter.
176vers 18: ...nemen morphium en spelen baccarat
176vers 19: tot hun sneeuwwitte blankheid in de kinderblanke...

Chronologisch sluiten bij Maskers negen losse cahierblaadjes aan, die blauw gelinieerd zijn, aan drie kanten rood op snee, afgescheurd aan de linkerkant en aan één zijde beschreven met zwarte inkt, in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Na Maskers van 20 november en 2 december 1918 en vóór het in De Feesten van Angst en Pijn daarop volgende De Marsj van de Hete Zomer van augustus-september 1919 zijn de gedichten op deze blaadjes geschreven, nl. Gedicht (blad 1), dat gedateerd is: 9 Januarie 1919,

[pagina 538]
[p. 538]

Dans der Gnomen (blad 2 tot en met 6), gedateerd 15-17 Mei 1919 (zie beschrijving bij Gnomedans) en Fritz Stuckenberg (blad 7 tot en met 9), gedateerd 23-26 Mei 1919.

De tekst van Gedicht volgt hier ongewijzigd:

Gedicht

 
In mijn land hebben de mensen ketenen aan de handen.
 
Daarom kunnen hun handen niet bewegen:
 
niet strelen, niet haten.
 
En zij kunnen ook niet rusten, noch berusten
 
Enkel hebben de mensen ketenen aan de handen.
 
 
 
Zij dragen ook een vloek op het voorhoofd die niet van God is.
 
Zij dragen een vloek van meesters die niet de macht daartoe hebben.
 
Wandelende Jood, zij dragen de vloek niet rond, zoektocht der verlossing.
 
Niet apostelen onder de vreemde menigte tot de bevrijdenis van het vlees.
 
De mensen in mijn land dragen ketenen die niet ketenen kunnen
 
en een vloek die niet is
 
Gods toorn.
 
 
 
In mijn land eten de honden het tarwebrood,
 
de mensen de rogge.
 
In mijn land staat geschreven:
 
geef de mensen de kruimels; werp de parels voor de zwijnen
 
 
 
In mijn land wil eenieder tarwebrood eten.
 
Geen wil tarwe zaaien.

Dit gedicht werd via anderen gepubliceerd in het Staat- en letterkundig weekblad voor Holland, Vlaanderen en Zuid-Afrika, De Toorts van 5 april 1919, blz. 217. Ten opzichte van het bovenstaande handschrift vertoonde het de volgende afwijkingen:

Alle verzen begonnen met een hoofdletter.

vers 3: Niet streelen, niet haten.
vers 4: Zij kunnen ook niet rusten, noch berusten.
vers 6: ...op het voorhoofd, die niet...
vers 8: Wandelend Jood, zij...
vers 16 werd afgesloten door een puntkomma.
[pagina 539]
[p. 539]

Het derde gedicht op de losse cahierblaadjes is nooit eerder gepubliceerd en volgt hier ongewijzigd:

Fritz Stuckenberg

 
Golven werelden de wereld. Wentelen.
 
Wentelen om de eigen spil. Wentelen en groeien.
 
Draaien. Zijn. Draaiende zijn.
 
Kogel!!! Sfeer.
 
Een twee drie. Van drie punten bouwen.
 
Hoger hoger klimt de pyramiede boven op de sfeer.
 
 
 
Moeilik de ruimte in.
 
Maar de top van de pyramiede is de enige oplossing van de dualiteit der
 
ruimte,
 
want het is de top van de beperkte ruimte, de opperste bekroning daarvan
 
en tevens zonder begin noch einde een punt van de onbeperkte,
 
daar is de eenzaamheid.
 
Beroering van wereld en kosmos. Verlangen naar beiden, om beiden.
 
Vooral in beiden. Vergroeien. Lijven in elkaar, uit elkaar.
 
Geen hirmafrodiet. Maar lijven een. Twee lijven éen. Twee éen.
 
Steppe, steppe, steppe. Groter eenzaamheid van een tingeltangel.
 
Mimi peau troué. De plaveien bloesemen gigolo's.
 
Groene lichten. Ietwat verder groene sterren. Ja de sterren. Gelijke waarde.
 
Eenzaamheid is een geometries begrip.
 
Enkel blijft eenzaam zijn.
 
 
 
Een cirkel is nooit een begin, is steeds een einde.
 
Enkel is er dit: segmenten van cirkels groeien in elkaar.
 
Van welke cirkel is deze segment? van beiden. Gemakkelik.
 
En verder: In de mens kan men geen muur bouwen.
 
Een clown begraaft 's morgens zijn kind, amuseert 's avonds 1500 kinderen.
 
Of is de wereld slechts stof voor auteurs van tragikomedies?
 
De cirkels van askese en erotiek steken in elkander.
 
Van wie is deze segment? Askese is erotiek.
 
En dit dan: erotiek is askese. Wat nu? punt.
 
De prins van Ramah-ramah-bah had 12000 vrouwen. Hij was de eenzaamste
 
mens.
 
Later had hij er slechts éen. Toen? was hij ook eenzaam.
[pagina 540]
[p. 540]
 
Men kan alleen wonen op de heide. Zeker men kan het.
 
Ik kan het niet.
 
Djing-djing! Elektriese, metro's, mensen rond mij, veel mensen.
 
Straatmeisjes, kellners die misrekenen,
 
vroedvrouwen die dat juist niet zijn,
 
italjaanse cabarets, de gloeiende Sebasto,
 
een doek schilderen in absinthe-kleuren.
 
Een auto rent in een tram. Er is nog strijd.
 
Twee cirkels draaien in elkaar.
 
Mij dit segment! Mij!!!
 
Cirkels draaien, kampen, wirrelen geluidloos razend.
 
Wie neemt en wie wordt genomen?
 
Kamp, wringende handen, bijtende handen, stampende voeten
 
liefde, bijten, worstelen, nemen ik wil nemen ik ben gij niet.
 
Wie is wie is de sterkste?
 
Alle zijn laait op in kamp. Branden brand.
 
Wachten. Noodlot. Wie zal zijn? Vooral: wie zal vergaan?
 
Vrouw zeeguirlande, man orkaan.
 
Zeeguirlande wenkt het orkaan,
 
zeeguirlande blijft.
 
Zinkt in de zeeguirlande het domme noodlot.
 
Wolken Tanden. Domheid van de noodlotswaan.
 
Enkel blijft de zegevierende zeeguirlande
 
zege zee.
 
Rust. Golven werelden de wereld. Wentelen.
 
Een cirkel. Twee. Twintigduizend.
 
Is er kamp? Wirrelen de cirkels in elkaar

De Marsj van de Hete Zomer

De bladzijden 177 tot en met 184 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave in rood geschreven, de bladzijden 185 tot en met 196 in gebrande sienna en de bladzijden 197 tot en met 200 in blauw. Het woord Schmetterling op blz. 190 was in groen geschreven en vers 5 t/m 7 op blz. 193 in blauw.

Van een fragment van dit gedicht (van de regel ‘elk huis wordt apart omsingeld...’ op blz. 187 af tot aan de voet van blz. 192) bestaat een tweede hs. van twee met paarse inkt beschreven gelinieerde blocnotevellen, eveneens in het bezit van Oscar Jespers, met de titel: Fragment uit ‘de marsj van de hete zomen’. Dit handschrift is waarschijnlijk van jonger datum dan het hier gereproduceerde.

[pagina 541]
[p. 541]

De tekst hiervan, met Opmerkingen door de tekstverzorger, volgt hier ongewijzigd:

 
Elk huis wordt apart omsingeld door hitte en verbrand
 
 
 
Snel schichten klawieteren1 de huizen van de stad
 
snel en wit
 
grote vlekken kalkend in gespannen hemelpapier
 
omgedraalde blauwkuip
 
zonder dat éen druppel ons lafenis is2
 
pijnigt priem
 
het lopen van het kind het ganse park
 
dat zijn hoepel niet breekt onder het branden van de zon
 
steeds even dun zijn zwakke rondheid draait
 
 
 
Rode bakstenen platsen
 
het aangezicht vol bloed
 
aders springen
 
zon toe schieten3 kubiese kolen goud4
 
door de harde zwartheid van buildragers wegelen witte voren5
 
onder tarwezakken zakkende last zijn zij kruipgekromd6
 
loodrecht de zon boven
 
de merg-blote katedraal
 
de uitgemergelde7
 
straten dragen de loodrechten
 
van zon en katedraal
 
hoger grijpen hoger grijpen metalen wimpels tot de zon
 
alles metaal en scherpe hoeken harde geometrie
 
alles loodrechten en waterpasrechten
 
snijden segmenten schichten koorden
 
gespannen barsten bogen
 
en zijn weer barstgespand
 
Spits doorbreken driehoekbenen kringen
 
paralellen
 
zon kletst een heptagoon tot scherven duizelklirt de ruit
 
schuine stralen spelen
 
even is het leven
 
schmetterling met schitterende nikkelscherven8
 
Scherpe driehoeken
[pagina 542]
[p. 542]
 
het gewelf steekt in tongen
 
platst ovenrood en anilinregen
 
het krijt waanzinwit wrijven
 
krijt-wrijven in karmijnrood
 
altijd zo glinsteren en vermoeien
 
afgematte hengstjakker
 
helletocht om 3 uur namiddag
 
in kringen springen huizen
 
dansen wild en wit
 
tombak en messing en geklir van dunst porselein
 
de mensen hebben geen bloed meer
 
zuigen
 
zuigen
 
tot de mensen wit zijn
 
krijt krijt krijt
 
kinders krijsen
 
niet bevredigd geslacht huilt huilt merrieluid
 
klinkt niet
 
alleen messing klinkt
 
tombak klinkt tin giert
 
zinken daken branden
 
giet God
 
warme zink op mijn dorstdorre lippen
 
schreeuwen krijsen klinken
 
klawietert hoger luide huilen
 
gieren
 
krijtwit krijst hijgwil
 
Kristus zijn om 3 uur ten hemel stijgt

Opmerkingen: 1. klawieteren met potlood verbeterd in: stijgen. 2. lafenis is met potlood verbeterd in: laaft. 3. schieten met potlood verbeterd in: hijgen. 4. goud met potlood verbeterd in: fonkelgoud ogen. 5. deze hele versregel is met potlood doorgestreept. 6. boven het woord kruipgekromd staat in potlood: buildragers. 7. deze versregel is met potlood doorgestreept. 8. achter nikkelscherven staat in potlood het woord: nog.

 

Hetzelfde fragment van dit gedicht is gepubliceerd in Sept Arts, nr. 26, 10 april 1924, onder de titel: Fragment uit ‘De Marsy van de hete Zomer’. De tekst hiervan komt overeen met het hierboven afgedrukte hs. in paarse inkt

[pagina 543]
[p. 543]

van het fragment, met inbegrip van de potloodverbeteringen, op de volgende afwijkingen na:

 

vers 1: Elk huis wordt apart door hitte omsingeld en verbrand
vers 6: zonder dat een druppel ons laaft
vers 16: onder tarwezakken zakkende last zijn buildragers kruipgekromd
vers 22: hoger grijpen hoger gieren...
vers 31 tot en met 33 stonden tussen vierkante haken.
vers 37: het krijt waanzin wit wrijven
vers 38: krijt wrijven in karmijnrood
vers 46 begon met een hoofdletter
vers 59: klawietert hoger het luide huilen
vers 62: Kristus die om 3 uur ten hemel stijgt

Het tweede deel van dit gedicht komt ook voor in een cahier van 16 × 20,5 cm, gebonden in zwart imitatie-zeildoek, rood op snee aan drie zijden en paars gelinieerd. Dit cahier van 80 bladzijden is in het bezit van Mevr. E. Pringsheim en bevat de handschriften van de volgende gedichten: tweede deel van De Marsj van de Hete Zomer, Gedicht (Gij zijt alleen...), Barbaarse Dans, Fatalisties Liedje, Improvisatie, Japans Feest, Improvisatie 2, Vers, Land Avond, Land, Kritiese Gedichten, 1. Malheur, Leven, In Memoriam Herman van der Reeck, Kritiese Gedichten, 3. Gedicht. Deze handschriften in zwarte inkt met enkele correcties in potlood, zijn alle gewoon op de schriftregels geschreven, geen der verzen springt in, alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden en alleen aan het begin van nieuwe zinnen en bij eigennamen staan hoofdletters. Het gehele handschrift is van oudere datum dan het hier gereproduceerde handschrift van De Feesten van Angst en Pijn. De afzonderlijke gedichten uit dit cahier worden ter plaatse in de Verantwoording beschreven.

Het hs. van De Marsj van de Hete Zomer in dit cahier staat op de bladzijden 1, 3, 5, 7 en 9 (de tussenliggende linkerbladzijden zijn onbeschreven). Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte handschrift:

188vers 5 en volgende, tot en met blz. 190:
 
pijnigt priem het lopen van een kind het ganse park
 
dat zijn reep niet breekt onder het branden van de zon
 
maar immer even freel zijn zwakke rondheid draait
 
ronde bakstenen platsen
 
het aangezicht vol bloed aders die springen
[pagina 544]
[p. 544]
 
gestapelde kolen werpen goud terug naar de zon
 
witte riolen vinden hun weg door de harde zwartheid van koledragers
 
buildragers kruipen gekromd onder de zakkende last van tarwezakken
 
loodrecht de zon boven de mergelkathedraal
 
de uitgemergelde straten dragen de loodrechten van zon en kathedraal
 
alles loodrechten en waterpasrechten met schuine schichten
 
hoger grijpen hoger gieren metalen wimpels tot aan de zon
 
alles metaal en scherpe hoeken
 
harde geometrie snijden segmenten schichten koorden
 
gespannen barsten bogen worden weer gespannen
 
spitse benen driehoeken die een cirkel springen doen
 
parallelen zon kletst een heptagoon in schilferende scherven
 
schuine stralen spelen schmetterling met schitterende scherven
 
krast immer sterker leven uit dood.
 
Huizen prismen kristal smaragd opaal
 
kobald lucht zon kuip kobald kletterende messing
 
scherpe driehoeken het ganse gewelf steekt in tongen
 
platsen ovenrood regen anelin
 
het krijt waanzin-wit wrijven

bladzijde

191vers 1 en 2; 8, 9 en 10; 13 t/m 16 stonden op één regel.
191vers 5: danst woest wild wit
191vers 13-16: niet bevredigd geslacht huilt huilt luid
192:
enkel messing klinkt tombak klinkt tin giert
de zinken daken branden
giet God warme zink op mijn lippen die dorst hebben
schreeuwen krijsen klinken messing klawieteren gieren
hoger hoger hi
wit krijt krijsen hijgen nog willen stampen
ik wil Kristus zijn die om 3 uur ten hemel stijgt.
(hierna volgde een regel wit)
193vers 1 t/m 4, 5 en 6, 9 en 10, 12 en 13, 14 en 15, 16 en 17, 19 en 20 stonden op één regel.
193tussen vers 4 en 5 stond de regel: zon schittert schichtedans in de blauwe bril
193vers 5: l'eau et l'parfum c'est...
193vers 8: hoepels van de park-straat vrouweklederen
[pagina 545]
[p. 545]

bladzijde

193vers 14-15: vrouwen zijn zij naakt in de zomer
193vers 18: zee ruist uit de klederen
193vers 20 werd afgesloten door een punt.

194 tot en met blz. 200:

 
Stropijlen ijlen omhoog slank rank hoog
 
grenadine zo goed rood waar ik me in baden wil
 
in de diepte zit kwartet tonen kwirrelen niet in de diepte blijven
 
plots vergaan
 
linden stom zonder geuren
 
onbemerkt einde van muziek
 
bazelt voort dof gezoef
 
krekels kriewelen de mensen in de stad
 
 
 
Fijn en onbeduidend iris opaal doet een fontein
 
waterrag zacht fijn zo flets te zijn
 
alles iris en opaal
 
kristallen cylinders kristallen die door elkander gaan
 
cylinder wit kleed gaat dwars wit huis
 
van ver schiet vierhoek trem in de diepere vierhoek straat
 
ster plets vele triangels - muziek en geometrie - aan een trolley
 
glas daverend auto's trems zon zilverruiten zwetend asfalt
 
vormen die elkander steken hoeken maken
 
kaleïdoscoop analogiën kontrasten nieuw beeld
 
ander beeld duizend beelden
 
immers cylinders hoeken prismen conen
 
schema: loodrecht zon, waterpasrecht aarde.
 
Balkon ziet mieren krekels, speelgoed fontein karretjes
 
autopuf naief mechanisme.
 
Avond huizen zinken indigo op blauw
 
kontrapunt daartussen rechte vlakken van schalielood waar het licht op
 
ruist:
 
(‘waar het’ doorgestreept)
 
muziek levend naar het toppunt van violet
 
indigo is vlak bij blauw valt de onmetelikheid
 
vlakken op een plan, spijts licht op schalielood (vers doorgestreept).
 
Ruimte weg éen groot plan met huizen hemel sterren
 
naast een toren valt een ster waarom geruisloos vuurwerk
 
lichten dansen duizelig diamanten flitsen flikkeren schichten
[pagina 546]
[p. 546]
 
klokken bollen zwart in de blauwe avond
 
zwart-indigo blauw safiergeglinster
 
donkerte van een cirkus ruimte lichten clowns en fijne equières.
 
toet-toet crève-coeur
 
in de avond raapt een krantevrouw de scherven van een gebroken hart
 
dat viel uit een auto.
 
Kruisstraat licht kruis immer licht. Sôter. Verlosser
 
aan kruisweg pinkt een olielamp valt schaduw op Kristus' hart
 
dansen groen blauw groen blauw
 
over het land over het water
 
glimwormen liefdespel spel van liefde
 
trekt de blauwe avond samen naar het kleine vlak glimwormen
 
glimworm klein vlak avond groot vlak
 
licht blauw duister blauw groeiend prisma
 
volle vlakken
 
goede slaap beesten en tarwe
 
maar zang van nachtegaals en padden
 
immer waarde en tegenwaarde (‘immer’ en ‘en’ met potlood doorgestreept)
 
waarde is juist tegenwaarde (gehele vers met potlood doorgestreept)
 
bassen en hobo's
 
huis snijdt maan zachte hollandse kaas.

Na een regel wit volgt nog onderstaande strofe, die geheel met potlood is doorgestreept en waaronder - niet doorgestreept - de datering Aug-6 Sept 1919 staat:

 
Mijn land draagt zomer nog zwaarder kermissen
 
Vlaanderen tarwe kermis bier - en gelukkig zijn -
 
Laat ons een kruisken maken voor onze Lieve-Vrouw.
 
Zo is mijn land
 
de linden geuren nog hun laatste bloesems
 
later zijn het de rozelaars
 
Zomernacht belofte de dood is goed
 
niemand kan dood gaan.

Op dit fragment van De Marsj van de Hete Zomer volgt in het beschreven zwarte cahier op blz. 11 (10 is onbeschreven) een met potlood doorgestreept gedicht dat nooit is gepubliceerd en waarvan de tekst hier ongewijzigd volgt:

[pagina 547]
[p. 547]

Gedicht

 
Gij zijt alleen voor u mijn God u zelf een kroon
 
en wat ik doe kan niet u tot mij brengen
 
kan ook niet zijn een parel in uw kroon
 
Gij kunt niet mij zijn ik niet u.
 
 
 
Dit kan ik doen mijn boot takelen en op zee gaan
 
naar uw wind te zoeken mijn zeilen zo leggen
 
dat zij vergaren uw wind die mijn boot de vaarkracht geeft
 
en ook de richting Zo kan ik nu reeds bij u zijn
 
 
 
De slechte bootsman komt naar huis
 
en zegt de zege is weil hij zijn zeilen goed lei
 
Dat ik slechts zegge mijn zeilen hebben tans het grootst geluk gekend
 
de dragers van uw wind te zijn

18 Sept. 18.

Ditzelfde gedicht komt ook voor op een met zwart potlood aan één zijde beschreven en grijs geruit kwartovel in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Het wijkt slechts in zoverre van de tekst uit het zwarte cahier af dat vers 4 niet en de verzen 10 en 12 wél door een punt werden afgesloten en dat het woord ‘Zo’ in vers 8 niet met een hoofdletter stond geschreven. Ook de datering is gelijk: 18 Sept 18.

Verder bestaat van dit gedicht nog een typoscript op een kwartovel, gelijk aan die welke onder De Moordenaars en Maskers beschreven zijn, aan één zijde betypt en eveneens in het bezit van H. Goris. Dit typoscript is echter gedateerd: 18 September 19 en vertoont de volgende afwijkingen van de tekst uit het zwarte cahier:

 

vers 1: ...alleen voor U mijn God u zelf...
vers 4: ...ik niet U.
vers 6: ...mijn zeilen zó leggen

vers 8 en 12 werden afgesloten door een punt.

Barbaarse Dans

De bladzijden 201 tot en met 213 waren met paarse inkt geschreven.

Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 13de jrg., nr. 7/8, juli-augustus 1923, blz. 260-264. Het was daar gedateerd: 1919. Ten opzichte van het hier gereproduceerde handschrift vertoont het de volgende afwijkingen:

[pagina 548]
[p. 548]

bladzijde

203vers 2 en 3 stonden op één regel, evenals vers 4 en 5.
203vers 6 werd afgesloten door een uitroepteken.
203vers 7: Slingeren slangen door de stilte
203vers 8 begon met een hoofdletter.
204vers 1, 2, 3, 7 en 8 begonnen niet met een hoofdletter.
204vers 6: boren
205vers 2: slangenogen
205vers 7 en 8 begonnen niet met een hoofdletter.
206vers 1: Zwarte sluiers bliksemen...
206vers 10: Vrouw
207vers 1: Vrouw
laat uw geslacht dansen
207vers 3 begon met een hoofdletter.
207vers 7: Hesperiedehof zich-zelf een Eden
207vers 10: alle dromen danst gij uit
207vers 13 begon niet met een hoofdletter.
207vers 15: in de stille stappen van uw dappere dans
208voorlaatste en laatste vers stonden op één regel.
209vers 10: dat is het spel
209vers 11: van het zijn
209vers 14 begon met een hoofdletter.
210vers 1: ...naar de silhoeetten
210vers 7: buiten is de duisternis
210vers 10: ...op witte duiveveren ligt
210vers 11 en 13: wat is dààr meer...
210vers 17: breekt
210vers 18: onder het lichte wegen van mijn tenen
211vers 16: mijn lach is zo
211vers 19: om
212vers 3 en 4: daarop wast een
boom
212vers 8 begon met een hoofdletter, na een regel wit.
212vers 16 stond boven en niet onder vs. 15.
213vers 2-5: Dringt de dolk onder
mijn linkerborst
in mijn lijf
dat is ge en wonder
213vers 12-13: Vergis ik me niet bij dit laatste doen
[pagina 549]
[p. 549]

Van het eerste deel van dit gedicht bestaat een handschrift op een grijs gelinieerd blocnotevel, waar van onderen een strook is afgescheurd en dat aan de voorkant met zwarte inkt en zwart potlood is beschreven. De achterkant bevat een briefontwerp in zwart potlood. De tekst van dit hs., in het bezit van Mevr. E. Pringsheim, luidt:

Dans van de Barbaroi

(Met potlood is ‘Dans’ doorgestreept en vervangen door ‘Feest’ en tussen de titel en het gedicht staat rechts in potlood: Inleiding en anitra's dans.)

 
Holoho, holoho.
 
tata, tata, tatata
 
holoho, holoho, bam!
 
 
 
Slingeren slangen door de stilte
 
wuiven bomen dwars de blauwe avond
 
speelt de maan pantheren op de weide
 
holoho holoho
 
Slingeren slangen stilte groene cobraogen boren
 
Vallen slangen bladeren van de bomen
 
hypnose, dromen, zevenhonderd dagen dromen
 
Duiven wuiven in de dromen
 
de openliggende dromen
 
de wereldzijnde slangeogen
 
de rillende vrees van het verlangende lijf
 
het doodverlangende lijf
 
gierig sissen slangen. Verlangen van de duiven wuift
 
gierende sissende mond
 
Mond. holoho holoho.

Op twee grijs geruite blocnotevellen, het tweede iets groter en donkerder getint dan het eerste, beide met zwart potlood op voor- en achterzijde beschreven, in het bezit van Mevr. E. Pringsheim, staat het tweede deel van Barbaarse Dans met er onder de datering Juli Okt 1919. De tekst wijkt op de volgende punten af van het in deze uitgave gepubliceerde handschrift: Geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.

[pagina 550]
[p. 550]

bladzijde

206vers 1: Vrouwen in zwarte sluiers bliksemen...
206vers 3: pause golft breder golf
206vers 4 tot en met 7 stonden op één regel.
206vers 8: rillende schaduw...
206vers 10-12: vrouw licht uit het spinneweefsel
206vers 13: trillende stenen water beschrijven het geslacht
206vers 14-16: slang en zo slank
207vers 8 en 9, evenals 11 t/m 13 en 16 t/m 18 stonden op één regel.
207vers 2 laat je geslacht wiegen zijn eigen zielespel
207vers 4: uw borsten de schoonste torens
207vers 5: uw lijf de grootste tempel
207vers 6: de friste boomgaard
207vers 7: hof van de Hesperiden zichzelf Eden.
207vers 9: ...in je lijf
207tussen vers 10 en 11 stond het vers: vrees van dood heb gij weggegolvd
207vers 15: in de stillen stappen...
207vers 18 werd afgesloten door een punt.
208vers 2 t/m 5; 6 en 7; 10 en 11; 15 t/m 17 stonden op één regel.
208vers 1: op het blanke rillen...
208vers 9: en op mijn oogleden...
208vers 10: In de donkerte...
208vers 14: naar de wet van mezelf
208vers 15: en zo zijn mijn armen
208vers 18: en mijn buik die zich-zelve uitdaagt
208vers 19: Ik die schouw het lief die danst
208vers 21: die danst voor hem die schouwt
208vers 22 werd afgesloten door een punt.
209vers 1-2: Luister gij allen die mijn slaven zijt - voeten armen buik -
209in vers 4 en staat ‘zijn’ met een hoofdletter.
209vers 6 werd afgesloten door een punt.
209vers 7-9: En zie mijn gedachte naar mijn voeten die dansen en mijn buik die danst
209vers 10-11: want dat is het spel van het zijn
209vers 12-13: in de wereld.
209vers 14 begon met een hoofdletter.
209vers 18-19: naar de wet van mijn zijn.
210vers 1: Ik zal niet kijken...
210vers 3-5: want licht is enkel wat is rein
[pagina 551]
[p. 551]

bladzijde

210vers 8: ...op de wand zijn duisternis
210vers 10: rode bloeddruppel die op witte duiveveren ligt
210vers 11: wat is dáár meer als ruimte
210vers 12: ...volgen de golf van mijn lijf
210vers 13: wat is daar meer als tijd
210vers 14 begon met een kleine letter.
210vers 15-17 stonden op één regel.
211vers 1-2: Niemand verstaat mij
211vers 3-4: mijn spel is zo eenvoudig niemand kan het raden.
211vers 5-6: Mijn handen voelen al mijn gevoelens die zij...
211vers 7 t/m 9 stonden op één regel.
211vers 11-12: maar lot.
211vers 13-15: Ik lach maar ik lach niemand toe ook niet mezelf
211vers 16-17: mijn lach is zo: ik lach
211vers 18-20: ik ben gelukkig om het wonder mijn lach niet te begrijpen
212vers 1: ...alleen als ik dans en niet eenzaam
212vers 2-5: een eiland ben ik maar daarop wast een boom dat ben ik ook
212vers 6 en 8 begonnen met een hoofdletter.
212vers 7: omdat ik naakt ben, warm en fris
212vers 10 en 11 stonden op één regel.
212vers 14: want hij glinstert zo als mijn tanden
212vers 16-22: Het is wonderlik hoe elk wonder zo dicht is bij mij.
213vers 1: maar wonders zijn schelpen te rapen
213vers 2 t/m 4 stonden op één regel.
213vers 5: dat is geen wonder
213vers 7-11: nu sterf ik omdat mijn dans sterft
213vers 12-13: vergis ik mij niet bij deze laatste ritme
213vers 14-15: Draagt mij weg zolang mijn bloed warm is.

Van Barbaarse Dans komt ook een handschrift voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 13, 15, 17, 19, 21 en 23 (de tussenliggende linkerbladzijden zijn onbeschreven) met de datering: Juli-okt. 1919. Het sluit zich dichter aan bij de tekst op de hierboven beschreven blocnotevellen dan bij het handschrift in deze uitgave en vertoont ten opzichte van de tekst op de blocnotevellen de volgende afwijkingen:

Titel: Barbaarse Dans (geen ondertitel)

[pagina 552]
[p. 552]

vers 1 t/m 3 bevatten geen leestekens op het uitroepteken na.

vers 6: ...panteren...
vers 10 bevat geen leestekens
vers 11 begint niet met een hoofdletter.
vers 16 bevat geen punt.
vers 18: Mond holoho

 

bladzijde

206vers 1: zwarte sluiers vrouwen bliksemen...
206vers 3: stilte golft breder golf
206vers 8: rillend schaduw...
206vers 10-12: vrouw licht spinneweefsel
206vers 13: ...stenen water klaar beschrijven geslacht
207vers 2: laat uw geslacht wiegen zijn zielespel
207vers 3: Uw heupen...
207vers 4: ivoren toren
207vers 6: frisse boomgaard
207vers 7: Hesperiedehof zich zelf een Eden
207vers 9: ...in uw lijf
207tussen vers 10 en 11 is een versregel doorgestreept.
207vers 15: in de stille stappen van uw dappere dans
208vers 9: op mijn oogleden...
208vers 10: in de donkerte
208vers 14: naar de wet van mijzelf
208vers 15: zo zijn mijn armen
208vers 16: mijn buik die zich zelf uitdaagt
208vers 21: die danst hem die schouwt
209vers 1-2: Luistert gij allen die een en veel zijt voeten vingers buik
209vers 7-9: En zie denken mijn voeten...
209vers 12-13 werd niet afgesloten door een punt.
209vers 18-19: naar de wet van mijn Zijn
210vers 3-5: licht is enkel wat is rein
210vers 8: ...op de wand is duisternis
210vers 10: Rode bloeddruppel op witte...
210vers 12: ...volgen de golven van mijn lijf
210vers 13: wat is dáar meer dan tijd
210vers 14: moet alles niet zo gespannen zijn
211vers 4 werd niet afgesloten door een punt.
211vers 13-15: Ik lach maar ik lach niemand zelf niet mijzelf
[pagina 553]
[p. 553]

bladzijde

212vers 2-5: ...boom en dat ben ik ook
212vers 7: omdat ik naakt ben warm en fris
212vers 14: want hij glinstert mijn tanden
212vers 16-22 werd niet afgesloten door een punt.
213vers 1: wonders zijn schelpen te rapen.
213vers 12-13: Vergis ik mij niet bij dit laatste ritme
213vers 14-15: Draag mij weg zolang mijn bloed warm is.

Fatalisties Liedje

De bladzijden 214 tot en met 217 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven, de verzen 1 en 6 op blz. 214 en de verzen 8 tot en met 10 op blz. 215 in rood. Behalve het hier gereproduceerde hs. komt het handschrift van dit gedicht voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 25 en 27 (blz. 24 en 26 zijn onbeschreven) met de datering: 29-10-19.

Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

214de verzen 2 en 3; 7 en 8 stonden op één regel.
214vers 4 stond onder en niet boven vers 5.
214vers 10: uitgemergelende mensen
215de verzen 5 en 6; 9 en 10; 11 en 12 stonden op één regel.
215vers 3: drijven wrak
215vers 4 begon met een hoofdletter.
215vers 5-6: ...zee zieden zee
215vers 7: loeien doemen doemenis
rustloosheid over mij uit.
215vers 9-10: ...Bach in de kamer naast mij
216vers 5-6: Vrees van mijn wrak-zijn
216vers 7-8: mijn stem klinkt slechts ver en
216vers 9: niet mij-zelf
217de verzen 1 en 2; 3 en 4; 5 en 6; 9 en 10; 11 t/m 13 stonden op één regel.
217vers 9-10: ik worstel mij dood
217vers 11-13 werd afgesloten door een punt.

Het oudst is een derde handschrift op een grijs geruit blocnotevel, aan beide zijden met zwart potlood beschreven en in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Het is eveneens gedateerd 29-10-19 en vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

Geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.

[pagina 554]
[p. 554]

bladzijde

214titel ontbreekt.
214de verzen 2 en 3; 7 en 8; 9 en 10 stonden op één regel.
214de verzen 2, 5 en 6 begonnen niet een hoofdletter.
214vers 4 stond onder en niet boven vers 5.
214vers 6: Mane thekel phares
214vers 9-10: uitgemergeld land en mensen
215de verzen 5 en 6 stonden op één regel, evenals 11 en 12.
215vers 7-10: zij loeit verdoemenis
rustloosheid over mij uit
Eens was het heel schoon
bij Plato goede rust
iemand speelde Bach in de kamer naast mij
215vers 13 begon met een hoofdletter.
215vers 15 en blz. 216, vers 1 stonden omgewisseld.
216vers 5-6: Haat van mijn wrak-zijn
216vers 7-8: Mijn stem klinkt slechts anderen
216vers 10: Ik val steeds in de wijs
216vers 11: van het schommelende liedje
216vers 12 werd afgesloten door een punt.
217de verzen 1 en 2; 3 en 4; 5 en 6; 9 en 10; 11 t/m 13 stonden op één regel.
217vers 9: ik worstel mij dood
217vers 11-13 werd afgesloten door een punt.

Priere Impromptue 1

De bladzijden 218 tot en met 220 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht, onder de titel Voor Groot Register, nog een tweede manuscript op twee, aan één zijde beschreven, blocnotevellen, in het bezit van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, het A.M.V.C. Onder het gedicht staat in dit hs. links de datering: 1919 en rechts de naam Paul van Ostaijen. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:

 

bladzijde

218vers 6: deze regel sprong de lengte van de vorige regel in.
218vers 7: Kind zoek ik te schuilen er is geen hoek
218vers 9, inspringend en doorgestreept: dit is een ware naakte naaktheid
218vers 10: Kelk zal ik nemen dit godsgeschenk
[pagina 555]
[p. 555]

bladzijde

218vers 12: Ook de kelk van leed
218vers 13: - hij die de poort is op wat niet...
218vers 15-16: hij valt uit mijn handen
tot kleine scherven aarde
219vers 1: Zo is de blootheid in mijn huis
219vers 2: zij is zonder leed en zij is zonder blijdschap
219vers 3: Mijn huis is onbegrensd wel
219vers 5 begon met een hoofdletter.
219vers 7: ...God zelve is
219vers 8-9: Overal zie ik de hand die de verhouding zet
219vers 11-12: vóór de stomme (hiertussen ‘zee’ doorgestreept) luide zee
en het gehuil van dingen die geluidloos zijn
219vers 13: Bidden God te geven de kelk die niet te weigeren is
219vers 15 ontbrak.
219vers 16 en 17 stonden op één regel.
220vers 13-14: uit scherpe stenen worden malse broden
wanneer het wonder is

Een derde handschrift komt voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 29 en 31 (blz. 28 en 30 zijn onbeschreven) en is gedateerd: 2-12-19. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte. handschrift:

218titel: Improvisatie
218de verzen 5 en 6; 10 en 11; 12 en 13 stonden op één regel.
218vers 9 en 10 begonnen met een kleine letter.
218vers 12 begon met een hoofdletter.
219vers 1 en 2; 8 en 9; 11 en 12; 13 en 14; 16 en 17 stonden op één regel.
219vers 1 begon niet met een hoofdletter.
219vers 7: omdat de weg naar God God zelve is
219vers 8-9: ...de hand van God de verhouding zet
219vers 11-12 werd afgesloten door een punt.
219vers 13-14: Bidden God de kelk te geven niet te weigeren is
220vers 1: Nog is het leed niet zo dat men het grijpt begrippeloos
220vers 3 begon niet met een hoofdletter.
220tussen vers 3 en 4, tussen 8 en 9 en tussen 11 en 12 stond geen regel wit.
220vers 7 en 8 en vers 13 en 14 stonden op één regel
220vers 7-8: ...in de kleine vlakte te midden de vlakte
220vers 13-14 werd afgesloten door een punt.
[pagina 556]
[p. 556]

Vers

De bladzijden 221 tot en met 229 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met blauwe inkt geschreven.

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C, op een half blaadje geruit papier, met blauwe inkt beschreven en met op de achterkant het gedicht Winter. Het hs. is waarschijnlijk van jonger datum dan het hier afgedrukte. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

221titel ontbrak.
221vers 4: het krimpt een vod edikzatte mond (het woord ‘vod’ is doorgestreept en de regel springt iets in)

Een derde handschrift komt twee maal voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 46 en 47. Het handschrift op blz. 46 is in potlood en niet geheel volledig uitgeschreven, maar wijkt tekstueel niet af van het hs. op blz. 47 in inkt. In het potloodhandschrift wordt een typografische indeling aangegeven, die overeenkomt met het hs. in deze uitgave met uitzondering van vers 4, dat vlak boven vers 5 en even ver inspringend, geplaatst wordt. Het ongedateerde handschrift op blz. 47 komt overeen met het hier gereproduceerde handschrift, doch de verzen springen niet in en worden niet gescheiden door regels wit. Alleen de verzen 7 en 8 zijn als volgt geschreven:

voelen

onbewuste schreden

en vers 9 wordt afgesloten door een punt.

Metafiziese Jazz

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van het begin van dit gedicht nog een tweede handschrift in inkt dat met enkele verticale gegolfde potloodstrepen is doorgehaald. Het staat geschreven op een kwartovel dat aan de rechterkant voor het opbergen in een ordner is geperforeerd en dat aan de andere zijde het gedicht Aan Cendrars bevat. Het handschrift is in het bezit van Mevr. D. Jonckheere. De tekst hiervan luidt:

Metafiziese Jazz

 
brak
 
de violen
 
dans muziek van LATTEN
[pagina 557]
[p. 557]
 
gebroken violen
 
wij steppers incognito
 
en avant
 
my life is the Lord
 
immer dat
 
met
 
banjo's
 
my life is the Lord
 
autosireen
 
trom
 
paardeklingelen
 
Bois de Boulogne
 
Tiergarten made in Germa

Priere Impromptue 2

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 43 en 45 (blz. 42 en 44 zijn onbeschreven), gedateerd 5(?)-12-19. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte handschrift:

 

bladzijde

227titel: Improvisatie 2
227vers 1 en 2; 4 en 5; 6 en 7; 8, 9 en 10; 11 t/m 14; 15, 16 en 17; 18, 19 en vers 1 op blz. 214 stonden op één regel.
227vers 1-2: Ik leg al mijn dragen van...
227vers 3 begon niet met een hoofdletter.
227vers 4-5: Ik leg de schone kleren af beseffend...
227vers 11-14: hij heeft warm die de warmte uitstraalt...
228vers 2: dan moet ik gaan het licht zal ik...
228vers 3 en 4; 5, 6 en 7; 8 en 9; 10, 11 en 12; 14, 15 en 16; 17 en 18; 19 en 20 stonden op één regel.
228vers 3-4: wanneer ik vergeet dat... plaats van licht.
228vers 10-12: ...de tekens zijn zo klaar als de apokalypsis
228vers 19-20: in de witte waanzin laatste dag komt de verzoeking edelstenen bieden
229vers 1, 2 en 3; 4 en 5 stonden op één regel.
229vers 1-3: ...een rotte regen van vlees
229vers 4-5: hun metafyziese zijn schittert verlost...
[pagina 558]
[p. 558]

bladzijde

229vers 13: de lijken van hyena's verspreiden...
229vers 14: daarover is ons vaderstad
229vers 15: men moet zich voeden veertig veertig veertig

Het gedicht Improvisatie 2 in genoemd cahier wordt voorafgegaan door een gedicht Japans Feest, dat op de bladzijden 33, 35, 37, 39 en 41 geschreven staat (de blz. 32, 34, 36, 38 en 40 zijn onbeschreven) en gedateerd is Nov-dec '19. Het is op iedere bladzijde met twee potloodstrepen doorgestreept en op de laatste anderhalve bladzijde - na de datering, een horizontale potloodstreep en een regel wit - met vier potloodstrepen. Het gedicht is nooit eerder gepubliceerd. De tekst volgt hier ongewijzigd:

Japans feest

 
Waaiers vol zilver en goud
 
waaien zoele winden
 
zo zoet zijn
 
en zo zacht
 
Hanewaga Chincho dichtte
 
dood samenraapt klein hout van leven
 
zijn sterveleed
 
‘Als nu de ziel
 
verwelkt afvalt - hoe vat ik
 
het laatste blad nog’
 
Hoe vat ik het laatste blad
 
het schoonste feest onder de feesten
 
en hoe vat ik de vorm die blad is en tempel
 
vorm die is de zilverschubbige vis
 
hoe vat ik het laatste woord
 
de kwirrelierende leeuwerik
 
in China opstijgt
 
hoe vat ik de baren de blauwe baren
 
rond het libelleneiland
 
hoe lees (?) ik het laatste verlangen uit mijn ogen
 
zij omspannen zo weinig
 
en zoveel
 
 
 
Langs mijn winkel kwam een feestman voorbij
 
hij speelde een aardig liedje
[pagina 559]
[p. 559]
 
het geluid van de fluit klonk zo fris
 
en die frisheid viel in mijn winkel
 
in een hoek van mijn winkel
 
uit sepia toverde hij
 
Formosa tuinekleur.
 
Zo zouden zitten op pioenen zoenend
 
rode libellen
 
Hij danselde op 't geluid van zijn fluit
 
zo was het zijn fluit die hem schuifelde door de ruimte
 
maar op zijn plakkaat danste de mime
 
de leeuwenmaskers dans.
 
 
 
In mijn winkel zijn al de kleuren te kopen
 
die men vinden van Osaka tot Yedo tot China
 
de kleuren zijn moeten rond kourtisanen oranje en vleesrood
 
de kleuren lampions kunnen doen leven, glimmen en verbranden
 
het groen bewegingen van goud in zich draagt
 
het grille van de goudkever naar de zon meent te stappen
 
het schrille gillen van sprinkhanen
 
en karmijnroza met donker zilverschemeren
 
bladgoud in de ogen te leggen
 
worden zij een ondoorleesbaar wonder
 
rood van de ahorn
 
alle tonen in de vruchten spelen
 
in de dieren en donkerzwart in zich gesloten
 
zonder licht beweging hoop
 
mijn winkel is zo dat men ziet de juiste kleur van de kleur
 
op loodblauw werkt het donker zilvergrijs
 
 
 
O zingend rood van de ahorn
 
en zilvere vijver
 
rijst niet een vrouw veelvuldig uit de vijver
 
de druppels vallend vol opaal
 
wanneer zij schudt een warme beest
 
de friste van de vijver
 
op iriskelken langs de oever
 
Als de koekoek koekoek doet
 
langs de vijver is het goed
 
kleren van vrouwen vallen geruisloos
[pagina 560]
[p. 560]
 
een kleur die vergaat langzaam is de beweging maar snel het vergaan.
 
Lelieblank
 
lelieslank
 
rood bloeiende boom
 
stil lachende lotus
 
kon ik alles zingen wat mijn oog vergaart
 
's avonds branden wij
 
het dorhout langs de weg
 
en nog lang
 
knappert het hout
 
al klinkt onze stap ook niet in zijn schaduw door
 
zo zijn wij lang nog over de volle schaduw
 
in het woud.
 
 
 
Als zij wijd openstaat dan is de orchidee het schoonst
 
wie danst een vlinder
 
om in de orchidee te gaan
 
de rijpe vrouw die wenkt
 
Vallen de blaren van de bloem
 
zijn de nagalm van het feest
 
het galmt wel lang
 
het valt toch
 
Geen Ukiyoye is schoon
 
als de vrouwen uit Yokiewara
 
o het kerzebloemefeest in Yokiewara
 
waar de vrouwen kerzen zijn
 
in een zee van kerzebloesems
 
Kent gij dit feest door bloemen gaan
 
tot in het huis zij zijn
 
rijpe bloemen te midden van de bloesems
 
een kleur die rijst geheimnisvol uit de zee
 
Ik luister naar haar keelgelach
 
dat is het zilver uit mijn winkel de glinsterende zilverlak
 
Kon ik gaan over uw mond die lacht in rood
 
teehuismeisje dat ik nooit doorschouw
 
bloemeding:
 
anjelieren dragen diep hun warmste kleur
 
Kon ik u doorzien bloemeding
 
danseres die slaat haar tanden met niet zo glinsterende chrisanten
[pagina 561]
[p. 561]
 
och wat gaf ik niet om dit feest te midden van het feest
 
ver is het geheim van spel en leven
 
roezelt door een
 
chrisanten anjelieren orchideen
 
dat de kelken zich ontvouwen in een laatste nacht lichter dan de dag
 
roezelt door een
 
danseressen teehuismeisjes
 
pracht van Yokiewara
 
dat het weze de laatste nacht
 
watervallen van meisjes en bloemen zullen zijn
 
terwijl de tee de diepste gloed vergaart

enz.

In memoriam Herman van den Reeck

De bladzijden 231 en 233 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.

Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 1ste jrg., nr. 8/9, 1920, blz. 100. Het was daar gedateerd: 22-7-20. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

 

bladzijde

231de titel stond op één regel.
233vers 1: Bloesems bloeien bloemen
233vers 9 werd afgesloten door een punt en gevolgd door een regel wit.
233vers 13-17:
 
langs gasthuisgrijsheid vlucht in nog flets begeren
 
wakkelende kaars
 
de ziel
 
in het onblusbare Licht.

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 62 en 63. Op blz. 62 staan in vette letter alleen de verzen:

bloesems bloeien bloemen

zij word

Op blz. 63 staat het gehele gedicht, dat daar gedateerd is: 22-7-20. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:

231titel: In memoriam Herman van der Reeck
233vers 1 tot en met 12 staan, in tegenstelling tot alle andere gedichten uit het bovengenoemde cahier, ten dele inspringend op volkomen gelijke wijze als in het hs. dat in deze uitgave is gereproduceerd.
233tussen vers 9 en 10 staat wel, tussen 12 en 13 geen regel wit.
[pagina 562]
[p. 562]

bladzijde

233vers 12: zij storten thope een zware zwak
233vers 13-17:
 
langs gasthuisgrijsheid vlucht nog flets begeren
 
wakkelende kaars
 
de ziel
 
in het onblusbare Licht

Vers 3

De bladzijden 235 tot en met 242 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met rode inkt geschreven.

Vers 4

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C., op twee ongelinieerde kwartovellen, waarvan het eerste aan beide zijden, het tweede aan één zijde beschreven. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:

238titel ontbrak.
238vers 7 begon met een hoofdletter.
238vers 14: ...gaf ik de jonge van vier hoog Egipte en Letland
(de laatste drie woorden met paars potlood doorgestreept)
238vers 15 werd niet afgesloten door een vraagteken.
239vers 5: spanning
239vers 15: vod
241vers 12: spannen
241vers 17: een lawiene storten storten storten storten
242vers 1: wat

Een derde handschrift van dit gedicht, waarschijnlijk het oudste, staat met zwart potlood geschreven op 2 grijs gelinieerde blocnotevellen, waarvan het eerste aan beide zijden is beschreven en het tweede, waar aan de onderkant een stuk is afgescheurd en dat dwars is genomen zodat de lijnen verticaal lopen, aan één zijde. Het handschrift is in het bezit van Mevr. E. Pringsheim en draagt de datering: 2/4/21. Ten opzichte van het hier afgedrukte hs. vertoont het de volgende afwijkingen:

238titel ontbreekt.
238de verzen 1 en 3 begonnen niet met een hoofdletter, vers 7 wel.
238de verzen 1, 2, 4, 5, 6, 8 t/m 12 en 15 begonnen midden op het blad; vers 3 sprong iets meer in en vers 7 nog meer; de verzen 13 en 14 sprongen niet in.
238vers 14: postzegels Egipte en Letland gaf ik de jongen van vier hoog
[pagina 563]
[p. 563]

bladzijde

238vers 15 werd niet afgesloten door een vraagteken.
239de verzen 1, 2, 3-4, 11 t/m 14, 16 en 17 begonnen midden op het blad, de verzen 5 t/m 10 stonden geschreven als in het hier afgedrukte hs., evenals vers 15. De verhouding tussen de verzen 17, 18 en 19 bleef dezelfde, maar het geheel begon in het midden.
239vers 1: valt mens
239vers 3 en 4 stonden op één regel.
240de verhouding tussen de verzen 1 t/m 6 bleef dezelfde, maar het geheel begon in het midden. De verzen 7, 8-9, 10 en 11 sprongen niet in. Vers 12 stond recht geschreven.
240de verzen 8 en 9; 13, 14 en 15 stonden op één regel.
241vers 1 stond recht geschreven: sikkelbeen doordwarst me
241vers 2 en 3 stonden zonder inspringen op één regel: het snijdt
241vers 4: snij________________den
241vers 5, 6 en 7 stonden op één regel.
241vers 12 sprong niet in, vers 13 begon waar vers 12 eindigde.
241vers 18 sprong niet in.
242wat
ik wil ademen
ik wil een vis zijn

Vers 5

De bladzijden 243 tot en met 246 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C., op een ongelinieerd kwarto-vel, aan beide zijden beschreven. Onder het gedicht staat in dit hs. rechts de datering: 8/4/20. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:

243titel ontbrak.
243vers 1 en 2 stonden op één regel.
243vers 9: te midden protestantse feldwebels
243vers 12 stond boven en niet onder vers 11.
244vers 1: ...en Meister Eckardt
244vers 2 en 3 stonden op één regel.
244vers 10 begon niet met een hoofdletter.
244vers 12: ...is het kokaïn (laatste woord met inkt doorgestreept) gif
[pagina 564]
[p. 564]

bladzijde

244onder vers 14 stond de regel die met potlood is doorgestreept:
ik schrijf homoseksuele brieven omdat ik niet anders durf
244vers 16 en 17 stonden op één regel: ... op de melodie van Frère Jacques

De melodie van Frère Jacques is dezelfde als het Noordnederlandse ‘Vader Jacob, vader Jacob, slaapt gij nog’.

Vers 6

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C., op een ongelinieerd kwarto-vel, aan beide zijden beschreven. Onder het gedicht staat in dit hs. rechts de datering: 8/4/20. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:

245titel ontbrak.
246vers 3 begon niet met een hoofdletter.

Priere Impromptue 3

De bladzijden 247 tot en met 254 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met blauwe inkt geschreven.

Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C, op een ongelinieerd kwarto-vel, aan beide zijden beschreven. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende punten af:

247vers 3 en 4 stonden op één regel.
248laatste vers: geen wenen meer

Land Avond

Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 2de jrg., nr. 6/7, 1921, blz. 81. Ten opzichte van het hier afgedrukte hs. vertoont het de volgende afwijkingen:

251vers 6: Lamp licht stad zonnekult op vlakke weide
251vers 10: rinkelkettingtingelen
251vers 13: sprong-en-dans-hond
251vers 15 begon met een hoofdletter.
252onder vers 5 stond de inspringende regel: boze boom
252vers 7, inspringend: van zwart naar WIT dansende boom
252onder vers 8 stond de inspringende regel: vloed angst
252vers 9: hondsvod

Behalve het hier gereproduceerde handschrift komt het hs. van dit gedicht voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 49 en 51 (blz. 48 en 50 zijn onbeschreven) met de datering: Sees-

[pagina 565]
[p. 565]

haupt (woonplaats van Campendonk) 19-6-20. Het vertoont de volgende afwijkingen van het hier afgedrukte hs.:

 

bladzijde

251vers 7 begon niet met een hoofdletter.
251vers 9: bassende hond
251vers 13: springdansende hond
251vers 14: dans van de hond vóór de maan
252vers 3: vóór de maan dansende boom
252vers 6: van zwart naar wit dansende bomen
252vers 7 en 8 stonden op één regel, evenals vers 9, 10 en 11.
252vers 9-11: hondsvod vallen van maan bezeten hond
slag slaan kikkers

Land Rust

Dit gedicht werd onder de titel Land voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 2de jrg., nr. 4/5, 1921, blz. 71-72. Ten opzichte van het hier afgedrukte hs. vertoont het de volgende afwijkingen:

253vers 1: Avond rilt freel in zinken
253vers 3: gebeuren zonder gebeuren
253vers 6-10: geluidloos worden van geluiden
afgegrensd zijn
van zich zijn en
zinken
vallen
253vers 15: zwaluwen drukken hoogste draad
253vers 16: koorddanserroutine charme en evenwicht
254vers 1: en
254vers 2: duidelikst feit van het prinsiep
254vers 7: maar hier alles
254vers 7-9: wat daaronder verwaast opgelost opaal
254vers 11, 12, 15 en 16 begonnen met een hoofdletter.
254vers 14: stram staat huis
254vers 18: Huis rust in stram________________wit Staan

Behalve het hier gereproduceerde handschrift komt het hs. van dit gedicht voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 53 en 55 (blz. 52 en 54 zijn onbeschreven) met de datering: Seeshaupt 9 Juli '20. Het vertoont de volgende afwijkingen van het hier afgedrukte hs.:

[pagina 566]
[p. 566]

bladzijde

253titel: Land
253vers 3: gebeuren zonder gebeuren
253vers 8: van-zich-zijn
253vers 16: koorddanserroutine charme en evenwicht
254vers 1 en 2 stonden op één regel.
254vers 7, rechter deel stond onder het linker deel en vormde met vers 8 en 9 één regel, die werd afgesloten door een punt.
254vers 11: Slaan kikkers éen slag
254vers 18: huis rust in stram wit staan.

Angst

De bladzijden 255 tot en met 269 waren met paarse inkt geschreven. Aan de voet van blz. 255 stond met potlood geschreven: (Nota: tussen dit blauw en purper is een wit blad te interkalleren om het blauw dat met het purper niet samengaat, ook daarvan te scheiden).

7. Bezette Stad

De bladzijden 273 tot en met 419 van deze uitgave zijn een verkleinde reproduktie van de bundel: Bezette Stad, Uitgave van het Sienjaal, Antwerpen, 1921. 154 ongenummerde blz. Omslag, 21, 5 x 28 cm, van wit papier met een tekening van Oscar Jespers in blauw en zwart, waarin de woorden: ‘Bezette Stad, Paul van Ostaijen, Sienjaal 1921’ zijn verwerkt.

In deze uitgave zijn niet gereproduceerd: blz. 1 van de oorspronkelijke bundel met de woorden ‘Bezette Stad’ tussen twee horizontale strepen; blz. 3, de titelpagina, met de woorden: ‘Paul van Ostaijen, Bezette Stad, Originaalhoutsneden en tekeningen van Oskar Jespers (hieronder een vignet tussen twee horizontale strepen), Uitgave van het Sienjaal, Boisotstraat 25, Antwerpen, 1921’; blz. 4 met het colofon: ‘Van dit boek werden gedrukt 40 eksemplaren op Vergé d'Arches, genummerd van 1 tot 40, en 500 eksemplaren op Vélin Registre, genummerd van 41 tot 540. De nummers van 1 tot 10 werden voorbehouden. Dit is nummer... Alle rechten voorbehouden. Copyright by Paul van Ostaijen’; en blz. 153 met het colofon: ‘Dit boek werd gedrukt bij F. Casie / drukker te Antwerpen / in de maanden februarie en maart / Bij ontstentenis van de dichter werd de korrektuur / voornamelik de overeenkomst van het typografiese met het manuskript en de aanduidingen / bezorgd door Oskar Jespers en René Victor’.

Waarschijnlijk is het gehele werk geschreven in het jaar 1920 te Berlijn.

[pagina 567]
[p. 567]

In een brief van 15 aug. 1920 schreef Paul van Ostaijen aan zijn vriend Peter Baeyens, de ‘Mijnheer Zoënzo’ van de Opdracht waarmee Bezette Stad opent: ‘Mijn gedicht de obus in de stad schiet goed op. Af zijn 1) opdracht Pet. B. (10 blz.), 2) bedreigde stad (10 blz.), eenzame stad (2), Zeppelin Londen (1), en ik werk nu aan holle haven waarvan reeds 6 blz. af.’ En op 20 aug. 1920 schreef hij eveneens aan P. Baeyens: ‘Bezette Stad werd “verrijkt” met volgende gedichten: Verlaten Forten, Stad Stilleven, Nomenklatuur van verlaten dingen, de obus over de stad, De Zirkus van de h. Geest, Asta Nielsen, Banale Dans, huis stad ik, sous les ponts de Paris, goed nieuws. - Al deze gedichten heb ik niet meer getipt maar zo goed het gaat het model in handschrift geschreven. Oscar Jespers komt op 22 dezer naar Berlijn en zal dan deze dingen mede nemen. Te maken is nog: de triestigheid vijf-uur-'s morgens, het ontwaken van de bezette stad (±1916), innerlike leven, Folies-Bars (Ave maria + tranen maman: que c'est jolie), verlaten kino (cinema met piano “mais le plus joli rêve”), de aftocht (Liebknecht!), soldaat van Bapaume. - Dit ongeveer alles, geeft, hoop ik, een voorstelling van alles wat is “Bezette Stad”. Het zal dus een groot stuk worden. Noteer: de laatste gedichten zijn niet zo groot als opdracht of bedreigde stad. Asta Nielsen is het langste van deze nieuwe. “Sous les ponts de Paris”, van dit gedicht ben ik nog niet zeker of het blijven zal of het aftrappen môt. Het is een half misties gedicht, handelt over Kristos. Toch ligt er weer veel bezette stad in en daarom weet ik nog niet wat ik dôn moet.’

Het handschrift dat als kopij voor de bundel Bezette Stad diende, is bewaard gebleven en in het bezit van H. Goris. Het bestaat uit 136 kwartovellen, waarbij van vel 12 aan de bovenzijde een derde is afgescheurd. Het is grotendeels in zwarte inkt geschreven, doch ten dele is het een typoscript. Op de achterzijde van een aantal bladen staan eveneens teksten uit Bezette Stad in machineschrift en, op blad 106 en het laatste blad, in handschrift, welke teksten in de meeste gevallen met potlood zijn doorgestreept. De uitgave blijkt bij vergelijking een nauwkeurige weergave van het handschrift.

Per gedicht volgen hieronder de afwijkingen van het handschrift en van de tekst die op de achterzijde van een aantal bladen voorkomt. Deze vermeldingen blijven beperkt tot de tekstuele afwijkingen en geven niet de typografische afwijkingen die de tekst op de achterzijden ten opzichte van de hier gepubliceerde uitgave vertoont. Ten einde het voor belangstellenden mogelijk te maken zich ook hiervan op de hoogte te stellen, zijn fotokopieën van het gehele handschrift gedeponeerd in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen en in het Letterkundig Museum te Den Haag.

[pagina 568]
[p. 568]

De bladen 1, 2 en 3 bevatten de teksten van de bladzijden 1, 3 en 4 van de oorspronkelijke uitgave, die hier niet zijn gereproduceerd (zie boven). Op de achterzijden van deze bladen staan typogrammen van fragmenten, waarvan alleen dat op de achterzijde van blad 1 met potlood is doorgestreept.

Opdracht aan mijnheer Zoenzo

Dit gedicht staat op de bladen 4 tot en met 15 van het handschrift. Blad 4 t/m 11 is beschreven met zwarte inkt, blad 12, 14 en 15 is getypt en blad 13 is beschreven met zwarte en rode inkt en in deze uitgave op blz. 17 verkleind gereproduceerd. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven.

Ten opzichte van de hier gereproduceerde uitgave vertoont het handschrift de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

9 Boven het gedicht stond: Opdracht

aan Peter Baeijens

welke regels met potlood waren doorgestreept.

9vers 15: d'un assasin
15vers 14: Utahidianen Asteken
16vers 10: maar
16vers 14: ...tot nut van de mensheid
16vers 17: haar parfum quelques fleurs Houbigant...
16vers 18: miché rigoler gigolo gousses...

Op de achterzijden van de bladen 63, 64 en 17 t/m 21 staat dit gedicht als doorgestreept typoscript, met uitzondering van de gedeelten die in deze uitgave van blz. 14, vers 10 tot blz. 15, vers 10 en op blz. 17 staan afgedrukt. Dit typoscript wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

9tussen titel en vers 1: aan Peter Baeijens.
9vers 7: het Stalen Gevang la Prison d'Acier
9vers 8-11: macaronifilms graven princessen
en
10vers 2: aero's blokkade duikboten soldeniers vreemde rassen
10vers 11: van alle kathedralen
10vers 20-21: NIHIL in alle talen in alle dialekten
11vers 3: zut katedralen bouwen en omschieten
11tussen vers 15 en 16: laf te zijn ongehoord laf te zijn
12vers 6: hol echöeren
12vers 10: laat de ministrers de...
12tussen vers 11 en 12: de mensen maken engelen
[pagina 569]
[p. 569]

bladzijde

12onder vers 14: (de rest in 't frans)
13vers 6: alpha (letter, niet margarine) bêta dzêta hêta thêta
13vers 14: heroike idealen
13vers 20: bekroning:
twee niet banale verliefden
13vers 24: Wij hebben gekend alle liedjes
evolutie van Walzertraum in drie talen
14vers 4: Tango rouge
14vers 5: Dans mon pays engelse wijs frans tekst
14vers 7-8: Rue de la Glacière
Car voici l'heure du tango
Ich tanz so gern ich tanz so gern
15vers 12: je hebt Europa doorgebaladeerd

De afwijkingen op blz. 16 zijn gelijk aan die van het handschrift (zie boven).

Bedreigde Stad

Na blad 16, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Houtsnee’ en waarvan de achterzijde een circulaire is van de Banque Centrale Anversoise van 12 juni 1911, volgt dit gedicht op de bladen 17 tot en met 30. Op de achterzijden van al deze bladen staat een typoscript, dat overal, behalve op de laatste drie bladen, met potlood is doorgestreept. Het handschrift is geheel in zwarte inkt en wijkt niet af van de hier gereproduceerde uitgave.

Op de achterzijden van de bladen 25 t/m 27, 2, 28 t/m 30 en 1 staat dit gedicht als typoscript, dat alleen op de bladen 2 en 28 t/m 30 niet is doorgestreept. Van de gedeelten die in deze uitgave van blz. 24, vers 10 tot blz. 25, vers 16 en van blz. 31, vers 12 tot blz. 33 vers 7 staan afgedrukt ontbreekt de tekst in het typoscript. Het typoscript is gedateerd: 27 julie 5 aug. '20 en vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

23titel: De bedreigde Stad
23vers 2: marj mortieren
23vers 4: ...heil Dir in Siegerkrans
23vers 8: kruipt al gauw de kelder in
ze hebben bommen bij
23tussen vers 12 en 13, inspringend: STAN
23vers 15: de saccaden van het vertrappelelde leger
24vers 3: de ganse landweg 200 automobielen Rood Kruis
24vers 5: 200 sirenen
[pagina 570]
[p. 570]

bladzijde

24vers 9: en de vluchtenden de eindeloze stoet van vluchtenden
26vers 6: ...in een huis (record van spoedbestelling)
26vers 8: flakkeren van vlam voor de maan maan voor De Vlam
26tussen vers 13 en 14: egelfilosofie hou je dood
27vers 8: c'est tout juste ce qu'il faut
27vers 13-14: dat is kippevlees
al geefje jouw maquereau heel je schat - niet die van je hart
de andere - toch vallen de obussen
spijts je pépetteliefdadigheid
27tussen vers 19 en 20: kanonhondsdagen
28vers 4: Manon Mimi tul goud pailjetten en tanden
de lange Irène Renée schaarlaken zilver voile
dof zwart Gaby en coiffure à la Récamier
zwart harmonie met hare zware heupen
belachelik kleine voeten vet roza escarpins
28tussen vers 10 en 11: Rubens Pieter-Pauwel kan zich zot staren
28tussen vers 11 en 12: de la bonne chaire flamande
veertigjarige jodin eerbiedwaardig bassin
28vers 18: haar tailleur is te ouderwets...
28vers 20: de lange Irène heeft het bizonder koud zilveren slangemazen
29vers 1: pas op voor de ratten
vooral de mannetjesratten
dat zoekt
en wie zoekt die vindt
29vers 5-6: c'est le moment qui passe
BOM is gekomen als de grote emmerdeur
gymnasiast juist bij levensprong
stoppen in volle proloog
vrouw vordt bezeten door simultaniëteit van de beweging
ditmaal zonder twijfel niks meer te verhelpen
't kind zal hebben het suikerbroodhoofd van een obus
gaga zegt jammer nu begon het te gaan
(misschien onkontrolleerbaar renommeren)
NU
autorennen vliedende vlucht
29vers 11: wrakke auto's rijten donkere lappen van nacht
29vers 13: onregelmatige saccaden vertrapte mensen
[pagina 571]
[p. 571]

bladzijde

30vers 5: stappen drinken dorre straat
30vers 9: makabere dans van ijzeren ribben
31vers 9-10: gillende stafauto
gillen sirenen lichte strook in stropige nacht
33vers 14: kon men dat slechts niet simbolies
34vers 1: Kwatta = de Ruijter + Tromp + 2 de Wit
(niet betaald voor de reklaam ik ben een idealist)

filmdirekteurs kunnen jammeren zo'n okkasie laten voorbijgaan
34laatste vers: vluchtend leger
de 3 leeftijden
(de vier omgedraaide regels aan de voet van de blz. ontbraken)
35tussen vers 2 en 3: masochistiese marsj
marsj met Puppchen
35vers 12: heel de provincie Pommern lummels
35tussen vers 15 en 16: n' existe que dans les chansons en Bochie
35vers 18-19: waaas wer hat Donnerwetter nochmal wer hat das
gewagt
36tussen vers 1 en 2: (als je goed toekijkt kan je la Grande Roue draaien zien)
binnen een week dejeuneert de heer Oberleutnant
met de ex-maitressen
van
Napoleon I
Napoleon III
Leopold II
Pitt
Metternich
36laatste 2 verzen: eksode
!SIEG!

De Obus over de Stad

Dit gedicht staat op de bladen 31 tot en met 36 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Dit gedicht komt niet voor als typoscript. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

38laatste vers werd afgesloten door een punt.
39vers 19 begon met een hoofdletter.
[pagina 572]
[p. 572]

bladzijde

41laatste vers: off. Kas.4.Reg.Bielef.

Verlaten Forten

Na blad 37, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Houtsnee verlaten forten’ en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 38 en 39 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Dit gedicht komt niet voor als typoscript. Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.

Eenzame Stad

Dit gedicht staat in machineschrift op de bladen 40 en 41 van het handschrift. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Dit gedicht komt bok voor als doorgestreept typoscript op de achterzijde van blad 114 en 56 en is daar geheel gelijk aan het typoscript op de bladen 40 en 41. Het handschrift vertoont de volgende afwijking van de hier gereproduceerde uitgave:

48vers 1: C'Est la pluie...

Holle Haven

Na blad 42, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘tietel Holle Haven’ en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 43 tot en met 52 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven.

Ten opzichte van de hier gereproduceerde uitgave vertoont het handschrift de volgende afwijkingen:

51laatste vers: Bewogen de wanden slechts gloeiend vertelling...
52vers 16: jaarmarkt jeugdjaren gefascineerd door...
53vers 4: ...verliet Parijs verlange le HÂVRE
53vers 11: duizendvoudig e________________cho / onder...
552de vers van onderen: DANSING
58vers 7: die Hafenkommantur (hierbij in ander potloodhs.: Niet dan vergeten?)
58vers 8: KARTAGO
59vers 7: Dynamo
59vers 12: stroom en bootjes asymetriese verhouding
60vers 16: HalT! Hier ist's zum...
60vers 20: Nordisk City

De gedeelten van dit gedicht die in deze uitgave vanaf blz. 55, vers 7 tot en met blz. 57 en op de bladzijden 59 en 60 staan afgedrukt, komen als typoscript voor op de achterzijden van de bladen 4, 24, 23 en 22, welk typoscript

[pagina 573]
[p. 573]

alleen op blad 4 niet met potlood is doorgestreept en op de rand van blad 22 verticaal in inkt is gedateerd: 12-15.8.20.

Dit typoscript wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af.

 

bladzijde

55het middenstuk van de tekst onder vers 6 is door een gat in het papier onleesbaar.
55vers 7: Tabakos
55vers 8-9: Themistoklès Chyriadis
55vers 14: ...ank kaai 7
55vers 18: HARWICH-ANTWERP
56vers 6: en gegeven een schilderkunstige gelijkwaarde
56onder vers 9: zo schrijf ik de foto van deze volle haven voor mij
56vers 10: ...kaseiden bewogen in vele richtingen
57tussen vers 11 en 12 is het woord ‘spirits’ met inkt, schuin omhoog lopend, tussengevoegd.
59vers 7: Dynamo
59vers 11: van heel dichtbij zien in vogelvlucht en vlakgetrokken
59vers 12: stroom en bootjes asymetriese verhouding
60vers 16: ‘HalT! Hier ist 's zum...
60vers 20: Nordisk Flagge
60vers 21: bij hollandse Kee

Bordel

Dit gedicht staat op de bladen 53 en 54 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.

Van dit en alle volgende gedichten uit Bezette Stad komen geen typoscripten meer op de achterzijden der handschriftbladen voor. Wél komt nog tweemaal een fragment in doorgestreept handschrift op de achterzijden voor, nl. van Music-Hall en De Aftocht (zie de Verantwoording bij deze gedichten).

Zeppelin

Dit gedicht staat op blad 55 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijde is onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

63titel: de tekening hiervan wijkt af van de in de uitgave gebruikte houtsnede en heeft letters van gelijke hoogte, dus geen zeppelin-vorm.
63vers 6: farewell, Leicester
[pagina 574]
[p. 574]

Lege Bioskoop

Dit gedicht staat op blad 56 van het handschrift, in zwarte inkt. Op de achterzijde van het blad staat een met potlood doorgestreept typoscript. Het handschrift wijkt niet af van de hier gereproduceerde uitgave.

Nomenklatuur van verlaten Dingen

Dit gedicht staat op de bladen 57 en 58 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden van de bladen zijn onbeschreven en het handschrift wijkt op de volgende plaats af van de hier gereproduceerde uitgave:

 

bladzijde

65vers 8: moee mensen

Stad Stilleven

Dit gedicht staat op de bladen 59, 60 en 61 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden van de bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

67vers 4: de laatste vignet staat een zware klomp zwart
67vers 11: pagen jonkvrouwen oranje en 1 Sent-praline-roza

Dodezondag

Na blad 62, waarop aan de voorzijde met rood potlood ‘Houtsnee’ en een schets van deze houtsnede staat en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 63 en 64 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. Op de achterzijden van deze bladen staat een met potlood doorgestreept typoscript.

Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.

Sous les Ponts de Paris

Dit gedicht staat op de bladen 65 t/m 69 van het handschrift, beschreven met zwarte inkt, die aan de achterzijde onbeschreven zijn. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

75vers 4: om in een offerblok centen te vangen
76vers 7 begon niet met een hoofdletter.
78vers 6: achter ‘Landsturmman’ stond in potlood een ‘s’ geschreven.

Rouwstad

Dit gedicht staat op de bladen 70 t/m 75 van het handschrift, met zwarte inkt beschreven, die aan de achterzijde onbeschreven zijn. Het handschrift vertoont de volgende afwijking van de hier gereproduceerde uitgave:

84vers 11: dof echoeren in mist

Banale Dans

Dit gedicht staat op de bladen 76 en 77 van het handschrift, beschreven met

[pagina 575]
[p. 575]

zwarte inkt, die aan de achterzijde onbeschreven zijn. Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.

Huis Stad Ik

Dit gedicht staat op de bladen 78 en 79 van het handschrift. Verder gelden dezelfde opmerkingen als bij Banale Dans, behalve dat het handschrift de volgende afwijking vertoont van de hier gereproduceerde uitgave:

 

bladzijde

88vers 10: in haar woorden

Goed Nieuws

Dit gedicht staat op blad 80 van het handschrift. Verder gelden dezelfde opmerkingen als bij Banale Dans.

Grote Zirkus van de H. Geest

Deze tekst staat op blad 81 van het handschrift, geschreven met zwarte en rode inkt. De achterzijde is onbeschreven. Het handschrift wijkt alleen in zover af van de hier gereproduceerde uitgave dat vers 2 niet werd afgesloten door een punt en de lijst van het affiche in rechte zwarte lijnen was getekend.

Music Hall

Na blad 82 van het handschrift (dat de getekende tussentitel De Kringen naar Binnen bevat, waar de houtsnede op blz. 93 van deze uitgave naar gemaakt is, en waarvan de achterzijde onbeschreven is) en na blad 83 (met in rood potlood: ‘tietel Music Hall’, welk blad gelijk is aan blad 16), volgt dit gedicht op de bladen 84 tot en met 94 van het handschrift, beschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

97boven de tekst stond de doorgestreepte titel: Music-Hall.
98vers 8 stond geheel onderstreept, dus ook het tweede gedeelte had cursief gezet moeten worden.
99vers 3: boven het woord ‘Giuseppe’ stond in potlood ‘Guiseppe’.
107vers 4: je dynamo

Alleen het gedeelte van dit gedicht dat op blz. 102 van deze uitgave gereproduceerd is komt als doorgestreept handschrift nog eens voor op de achterzijde van blad 106 van het handschrift. De enige afwijking van de hier gereproduceerde uitgave is:

102vers 6: trommels
[pagina 576]
[p. 576]

Asta Nielsen

Na blad 95, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Asta Nielsen’ en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 96 tot en met 103 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

 

bladzijde

111titel: Asta Nielsen (met potlood doorgestreept)
111laatste vers: ...de slappe bloen (hiernaast in potlood: m of n?, waarvan ‘of n’ doorgestreept)
113vers 6: b.v.o. verfletse lenden
114vers 4: van electriciteit
115vers 5: niets gaat je zo goed dan tape-à-l'oeil
117vers 1: beurskoningin met

Mobile

Dit gedicht staat op de bladen 104 en 105 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden der bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

119vers 1: Orkestmeester orchestrionpage
119vers 3: overzij sierlik gebaar

Bar

Na blad 106, waarop aan de voorzijde met zwarte inkt de titel Bar staat geschreven en dat aan de achterzijde een doorgestreept handschrift bevat, volgt dit gedicht op de bladen 107 tot en met 112 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

126vers 14: Cilinder Cicloon (beide woorden schuin als in deze uitgave)
127vers 12: cicloon
127vers 18: lichtende bar is duister

Folies Bar

Na blad 113, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Houtsnee’ en waarvan de achterzijde onbeschreven is, volgt dit gedicht op blad 114 van het handschrift, dat aan de achterzijde een met potlood doorgestreept typoscript bevat. Het met zwarte inkt geschreven handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

131vers 4, 12 en 13: Jocelyn
131vers 6: Francia joue l'Ave Maria de Gounod
[pagina 577]
[p. 577]

De Triestigheid 's morgens

Dit gedicht staat op de bladen 115, 116 en 117 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden der bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

 

bladzijde

132vers 1: Kolkend bleker orchestrion
133vers 1: Nini Kolombine witheid tul vervaagt
133vers 3: ...gaat Nini in... (opklimmend als in deze uitgave)

De Aftocht

Na blad 118 (waarop aan de voorzijde, niet in de hand van Van Ostaijen, met zwart potlood ‘Einde van De Kringen naar binnen’ staat geschreven en getekend, zoals weergegeven op blz. 135 van deze uitgave en waarvan de achterzijde onbeschreven is) en blad 119 (met op de voorzijde ‘De Aftocht’ geschreven op de wijze als op blz. 137 van deze uitgave en met op de achterzijde, eveneens in zwarte inkt, doch niet in de hand van Van Ostaijen: Voor mijn lieve broer Stan) volgt dit gedicht op de bladen 120 tot en met 134 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

140vers 15: snaar springt
145vers 18: (alle monarchen verklaren dat is hun stiel)
153laatste vers werd niet afgesloten door een punt.

Alleen het gedeelte van dit gedicht dat op blz. 147 van deze uitgave gereproduceerd is, komt als doorgestreept handschrift nog eens voor op de achterzijde van blad 136 van het handschrift. Het vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:

147vers 3: siphon heroïque
147vers 11-12: Vive Martell
147vers 13, ‘Suzon’, ontbrak
147vers 14: Wilson panoptikum held

Blad 135 van het handschrift, waarvan de achterzijde onbeschreven is, bevat een met zwarte inkt geschreven lijstje Storende Errata. Dit lijstje is ook afgedrukt geweest op een blaadje dat aan de oorspronkelijke uitgave van Bezette Stad los was toegevoegd. De tekst hiervan luidde:

  Storende Errata  
  Er staat Meet zijn
Gedicht Opdracht mustachious mustachios

[pagina 578]
[p. 578]

  gloas gloss
  tot nu van de mensheid tot nut van de
  niché miché
  gigole gigolo
Holle Haven gloeiende vertelling gloeiend vertelling
  MCMIV MCMXIV
  gefastineerd gefassineerd
  Tabaxos Tabakos
Huis Stad Ik en haar woorden in haar woorden
Goed Nieuws Charité Crétienne Chrétienne
Music-Hall Guiseppe Verdi Giuseppe
Mobile sierlijk sierlik
Folies Bar Jocelijn Jocelyn
De Triestigheid 's morgens vervangt vervaagt
Aftocht snaars pringt snaar springt

Blad 136 van het handschrift, waarvan de achterzijde een doorgestreept handschrift bevat, is aan de voorzijde gevuld met de tekst van het colofon dat op blz. 153 van de oorspronkelijke uitgave van Bezette Stad stond afgedrukt, welke bladzijde in deze uitgave niet werd gereproduceerd, zoals aan het begin van deze Verantwoording vermeld staat.

8. Nagelaten Gedichten

In deze afdeling zijn alle gedichten opgenomen die óf slechts in handschrift aanwezig waren, óf in tijdschriften werden gepubliceerd, zonder ooit in een door Paul van Ostaijen zelf verzorgde bundel te zijn opgenomen. Hoewel bekend is dat Van Ostaijen met het plan rondliep uit deze gedichten zijn eerste ‘definitieve’ bundel samen te stellen, onder de titel Eerste Boek van Schmoll (de naam van een muziekboek voor beginners), is die titel voor deze afdeling niet gebruikt, daar het vrijwel zeker is dat de eerste gedichten hiervan, ontstaan in de tijd van De Feesten van Angst en Pijn en Bezette Stad, niet opgenomen zouden worden. Bovendien is het niet bekend welke van de overige gedichten wel en welke niet voor zijn definitieve bundel bestemd waren.

De gedichten in deze afdeling zijn zoveel mogelijk in chronologische volgorde geplaatst. Aangezien echter slechts enkele gedateerd zijn en de nagelaten brieven van Paul van Ostaijen over de datering weinig gegevens bevatten, is als richtlijn de datum van verschijning in de diverse tijdschriften

[pagina 579]
[p. 579]

genomen, ook al zal het ene gedicht langer in portefeuille gehouden zijn dan het andere. Een groot aantal gedichten is evenwel óf nooit gepubliceerd ófpas na de dood van Van Ostaijen verschenen. In dit geval werd nagegaan of het papiersoort of het schrift van het manuscript in vergelijking met de overige handschriften enige aanwijzing gaf en indien ook dat niet het geval was, werd de volgorde aangehouden van de uitgave der gedichten van Paul van Ostaijen, bezorgd door Gaston Burssens in 1928.

Er is naar gestreefd de meest definitieve lezing der gedichten in deze uitgave af te drukken. Van de gedichten die tijdens het leven van Van Ostaijen in tijdschriften werden opgenomen en - gezien de correspondentie - grotendeels door hem zelf gecorrigeerd zijn, vormde de gepubliceerde versie het uitgangspunt. De afwijkingen in de bestaande handschriften worden hieronder vermeld. Van de gedichten die eerst na zijn dood verschenen, zijn echter in de eerste plaats de handschriften gevolgd. Hieronder wordt eveneens aangegeven in hoeverre de publikaties na zijn dood - waaraan mogelijk verloren gegane handschriften ten grondslag lagen - afwijken van de gevolgde manuscripten.

Gnomedans

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in een artikel van Dr. Jozef Muls, Een onuitgegeven Gedicht van Paul van Ostayen, in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, 1934, blz. 49-60. Het hier gevolgde handschrift, in het bezit van het Archief en Museum voor het Vlaamsche Cultuurleven te Antwerpen, staat in een cahier van 20 blz. Op blz. 2 van het omslag staat de opdracht aan Heinrich Campendonck, en op blz. 1 tot en met 6 het gedicht Gnomedans. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

423vers 28 begon niet met een hoofdletter.
424vers 2, 4 en 6, begonnen niet met een hoofdletter.
424vers 21 en 32 werden afgesloten door een punt.
424vers 22: de wolle wolken doorboren
425vers 2: ...de sterren die het dichst bij God zijn.
425vers 6: ...het kuise ruise van de melkwegen.
425vers 27 werd niet afgesloten door een punt.

Op blz. 7 tot en met 12 van het cahier volgt in de hand van Paul van Ostaijen een Duitse vertaling van het gedicht, de overige bladzijden zijn onbeschreven. De tekst van deze vertaling volgt hier ongewijzigd:

[pagina 580]
[p. 580]

Gnomentanz

 
Unendlich rauscht Stille des nächtlichen Beischlafs.
 
Ueberall seiender Beis[ch]laf. Nacht adagio der Erotica.
 
Sternen stehen schiff ankerfest auf dem Berggipfel.
 
Blatt fallt auf die Erde. Stiller Kuβ.
 
Kuβ Laut Kind ist Stille.
 
Wächst der Beischlaf klingt der Bach leuchten die Lippen des Wassers
 
zittern die milijonen Küsse der Sterne
 
die zehntausend myriameter starke Küsse.
 
Fällt das Schlagen eines Vogels in die blinde Nacht
 
fällt wieder das Schlagen. Fällt nog.
 
Hopp hopp hopp
 
 
 
Dicht fern überall
 
gedeihen aus der Erde blühen die Bärte wächst das Tal.
 
Hopp hopp hopp
 
Keim wird Kreis aus Kreisen blühen Kreise
 
blühen Baüme bauen Guirlanden quirlen Guirlanden bauen sich toll.
 
Wälzen die Erde Kreis wälzen den Erdball Kugel
 
Schieben die Sfäre rollen die Kugel über die Berge
 
über den klimmenden Gipfel
 
über den achttausend meter höchsten Gipfel.
 
Hopp hopp hopp. Fällt die Kugel
 
Mond lacht Kreis. Kreis bleibt.
 
Heer zehntausend klettern aus den Schluchten
 
Kohlenschluchten Diamantpässen
 
klimmen Zeichen steigen
 
Goldgruben düster Tal hell licht liegt weiss.
 
Hihi hihi cliquetis.
 
Wirrwarren wiegen wimmeln wogen
 
Kreuze kreuzen Kreisen wirbeln
 
Baüme gedeihen wachsen stechen die Sternen. Blumen gebären Wellen
 
Klimmen steigen Zeichen klimmen steigen
 
Hopp hopp hopp
 
Wallen brechen fallen. Fallen knallen.
 
Fällt knattert Knall.
 
Ritte traben Triremen zimmern die Meere sehen.
 
Klatschen die Hände haha
[pagina 581]
[p. 581]
 
hoho kloppen die Ufe.
 
Flöten wie die Eulen lange laute Laute flöten
 
huhu lauschen düster die Baüme.
 
Hihi zehntausend schimmern die Lichter der Käfer
 
wehen wehen die schwülen Lichte zehntausendmal in dem Tal
 
Flimmern schimmern Kreisen brechen Kreisen bauen
 
geboren werden Hürden
 
von gelb-grünem Licht
 
Lichte tanzen scherben.
 
Scherben von Licht stehen regungslos
 
Wald vermorschen Ulmen
 
Regungslos die Sterne begehren
 
Begehren bewegen bestehen die Schritte
 
klatschen die Schritte klettern die Schritte erschallen die Schritte
 
die Sterne wollen
 
die wollenen Wolken durchbohren
 
die Sterne haben
 
die Sterne nehmen
 
die glühende blühende brennende Sterne
 
Leiter gegen die Berge werfen
 
klimmen keuchen steigen Türme bauen Pfrieme in den Himmelsbauch treiben
 
Seile legen in die Tiefen des Gewölbes
 
Auf den Milchstrassen treiben weiterrauschen weiterrauschen
 
Ha die Sterne! Säcke voll Asteroïden.
 
Nehmen nehmen pflücken pflücken mähen mähen
 
Rauchtopazen Smaragden Rubinen Amethysten
 
Fremde Vögel flügeln weg Feder schwingen Wind.
 
Gross ist das Land wo Gott ist. Wir haben die Sterne am Gottes nächste nähe.
 
Gewachsen Baüme am dem Bauch der Erde
 
wir Gnomen
 
haben den Bauch des Himmels genommen
 
Besudelt hihi das keusche Rauschen der Milchstrassen.
 
Wir. Verreckt das nächtliche Adagio der keusche Beischlaf.
 
Die Lichter der Käfer die Baüme die Nachtigallen bedreckt.
 
Wir. Sperma ist violet. Gift.
 
 
 
Adagio hoho! Fliehen von den Leitern fallen
 
über die Schluchten springen die Gipfel greifen die Gipfel biegen platzen
[pagina 582]
[p. 582]
 
gleiten gleiten nägel einander in den Buckel drehen
 
immer fallende Gnomenleiter
 
Gnomeringen Gnomentrapezen auf Blutseilen rutschen
 
fliehen sneller fliehen zehntausend Pferdekraft fliehen.
 
Dämmerung Gift ist die Luft die Dämmerung kommt.
 
Fallen fallen. Das Tal. Fallen fallen.
 
die Käfer leuchten noch
 
seilen werfen seilen ziehen. Sinken fallen.
 
Ab ab ab.
 
Die Nachtigale schlägt noch
 
Ab! Genick brechen, Brustkasten Phallus brechen
 
Kohlenschluchten
 
Diamantpässe
 
die Schätze! Die Sterne sind gelöscht
 
tod
 
 
 
Der letzte nächtliche Vogel schlägt.
 
Leben. Glocken über dem Wald. Unbesudelt sein.

Een tweede handschrift, vermoedelijk van oudere datum, komt voor in de 9 losse cahierbladen uit het bezit van Mevr. E. Pringsheim, die onder Maskers in de Verantwoording beschreven staan. Het gedicht staat op de bladen 2 tot en met 6 van dit handschrift, geschreven in zwarte inkt en gecorrigeerd met potlood; de gehele tekst is daar met gekruiste potloodstrepen doorgestreept. Dit handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

 

bladzijde

423titel: Dans der Gnomen
423opdracht ontbrak.
423vers 4: Blad valt op de aarde. Stille zoen.
423vers 5: Kus geluid, kind is stilte.
423vers 6: Wast de bijslaap, klinkt de beek, blinken...
423vers 7, 18, 13 en 29 werden afgesloten door een komma.
423vers 9, 11, 12, 14 en 28 werden afgesloten door een punt.
423vers 10, 15 en 29 begonnen met een hoofdletter.
423vers 11: Op Op. Op
423vers 15 Kiem wordt cirkel, uit cirkel...
432vers 17: Wentelen de aarde cirkel, wentelen...
[pagina 583]
[p. 583]

bladzijde

425vers 18: schuiven de sfeer, rollen de bal...
423vers 22: Maan lacht cirkel. Cirkel blijft
423vers 24: koolkloven, diamantpassen
423vers 25: klimmen, hijgend stijgen
423vers 26: goudgroeven donker, dal hel, licht ligt wit.
423vers 27: Hihi, hihi, cliquetis.
423vers 28: Warrelen. Wiegen. Dwarrelen deinen.
423vers 29: Kruisen kruisen, cirkels wirrelen,
423vers 30: bomen groeien, wassen, steken de...
424vers 1: Klimmen stijgen hijgen klimmen stijgen
424vers 3: wallen breken, vallen. Vallen knallen
424vers 5: Ritten draven, triremen timmeren, de zeeën zien.
424vers 8: fluiten als de uilen, lange luide geluiden fluiten.
424vers 9, 11, 15 en 17 begonnen met een hoofdletter.
424vers 11: Waaien waaien de zwoele lichten tienduizendtal...
424vers 14, 16 en 30 werden afgesloten door een punt.
424vers 19 en 21 werden afgesloten door een komma.
424vers 20: kletsen de stappen, klouteren de stappen, klinken...
424vers 22: de wolle wolken doorboren
424vers 27: klimmen, stijgen, hijgen, torens bouwen, priemen in de...
424vers 30: Ha de sterren. Zakken vol asteroïden.
424vers 32: rooktopazen, smaragden, robijnen, amethysten
425vers 5 werd afgesloten door een punt.
425vers 7: Wij. Verrekt het nachtelike adagio, de kuise bijslaap.
425vers 8: glimwormen, de bomen, de nachtegaals bedrekt.
425vers 9: Ons sperma is geel (met potlood verbeterd in: violet), gif.
425vers 7 t/m 9 waren met potlood doorgestreept.
425vers 10: De (met potlood doorgestreept) adagio hoho! Vluchten, vallen...
425vers 11: springen over de kloven, kruinen grijpen...
425vers 12 werd afgesloten door een komma.
425vers 13: immer vallen de gnomeladders
425vers 14: gnomeringen, gnometrapezen, op bloedbanen snellen.
425vers 15: Vluchten, sneller vluchten, tienduizend...
425vers 16 en 18 waren met potlood doorgestreept.
425vers 17 werd niet afgesloten door een punt.
425vers 19: Touwen werpen, touwen...
[pagina 584]
[p. 584]

bladzijde

425vers 21 doorgestreept, en daarachter, in potlood: Nog vogel slag
425vers 22: Weg. Nek breken, ribbekast breken, phallus breken.
425vers 23 en 26 begonnen met een hoofdletter.
425vers 25 werd afgesloten door een punt.

Vorst

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 183. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Aan Cendrars

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Gedichten, Antwerpen, 1928, blz. 139, welke tekst hier ongewijzigd is veergegeven op vers 5 na, waarvan het laatste woord luidde: BLAIS-

De tekst van het handschrift, op de voorzijde van het onder Metafiziese Jazz beschreven manuscript in het bezit van Mevr. D. Jonckheere, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:

427vers 5: blaise Blaise Blai - (laatste woord groter geschreven)

Nachtelijke Optocht

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Ruimte, 2de jrg., 1921, nr. 4/5, blz. 70-71 en was daar gedateerd: 7/20. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Woord-Jazz op Russies gegeven

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. De tekst van het handschrift, op 2 gelinieerde foliovellen en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven.

F. Jespers schildert een Haven

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 30. De tekst van het handschrift, op een gelinieerd blocnotevel met paarse inkt geschreven en in het bezit van Etienne Schoonhoven, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:

432vers 9: pièrres

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijking:

432titel: Floris Jespers Schildert een Haven
[pagina 585]
[p. 585]

Poeme

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 31. De tekst van het handschrift, op een gelinieerd blocnotevel met paarse inkt geschreven en in het bezit van Etienne Schoonhoven, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:

 

bladzijde

433titel ontbrak.

Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift op een tot vier bladzijden dubbelgevouwen grijs geruit foliovel, waarvan blz. 1 en 3 beschreven zijn met zwarte inkt en dat op blz. 3 behalve de laatste twee regels van dit gedicht ook nog de tekst van Gedicht (Zon brandt de rozelaar) bevat. Dit handschrift, in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

433titel: Une fois n'est pas coutume
433vers 8: des Trois Rois Mages
433vers 10 en 11 stonden op één regel.
433vers 12 sprong verder in dan vers 11 en 13.
433vers 13: antipode du cor de chasse au fond des bois
433vers 19 begon met een hoofdletter.

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijking:

433vers 23: d'Antoinette Breloques

Huldegedicht aan Singer

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 27 t/m 29. De tekst van het handschrift, op 2 ongelinieerde, aan beide zijden beschreven kwarto-vellen en in het bezit van het A.M.V.C, is hier ongewijzigd weergegeven.

Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift, in het bezit van H. Dirkx, dat met zwarte inkt op de voorzijde van drie gelinieerde blocnotevellen staat geschreven en waarvan het derde vel is genummerd: (3 en ondertekend: P. van Ostaijen. Dit handschrift vertoont ten opzichte van de tekst in deze uitgave de volgende afwijkingen:

434vers 1, 2 en 3 stonden op één regel.
434vers 3 en 4, inspringend op één regel: hoort hoort
434vers 6 en 14: ...een Singer-naaimasjien...
434vers 8, 10 en 12 sprongen niet in.
434vers 9, 11 en 13 sprongen even ver in als vers 8 in deze uitgave.
[pagina 586]
[p. 586]

bladzijde

434vers 9 en 12 begonnen met een hoofdletter
434vers 17, niet inspringend: Waarheen
wil hij wat elck wat wils wat wil hij
434vers 21: circulez (even ver inspringend, maar niet cursief)
434vers 29: Singer en Sint-Augustinus
434vers 32 sprong even ver in als vers 31.
435vers 2, 3 en 24 begonnen met een hoofdletter.
435vers 5 stond niet cursief en sprong ver in.
435vers 6: der Wirt bittet die verehrteste Kundschaft auf ihre Garderobe
zu achten
Edoch (beide verzen niet inspringend)
435vers 15-16: heeft Hans Sachs een naaimasjien
heeft Hans Sachs een Singer
waarom heeft Hans Sachs geen naaimasjien
waarom heeft Hans Sachs geen Singer
435vers 21 begon niet met een hoofdletter.
435vers 22 sprong even ver in als vers 20: vliegt Hans Sachs storm op zee
435vers 27-28: Circulez slinger een Singer slungel slinger een Singer
435bij vers 30 en 31 evenals bij vers 6 en 7 op blz. 170 stond de aantekening:
(steeds 2 punten stijgen 6-8-10-12-14)
436vers 1 begon niet met een hoofdletter.
436vers 16-24: Zijn gelijk lijkt wel geeikt Jawel
Waarom
wie zegt dat
waar is het bewijs
Hoort luistert weest stil
Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis
maar

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijkingen:

434vers 1: Singer
434vers 4 en 5 stonden op één regel.
434vers 6 sprong niet in.
434vers 8, 15 en 18 begonnen niet met een hoofdletter.
[pagina 587]
[p. 587]

bladzijde

434vers 9 begon met een hoofdletter.
434vers 14: ‘singernaaimasjien’ zonder hoofdletter.
434vers 23, blz. 435, vers 25 en blz. 436, vers 25: Singer's Naaimasjien ...
435vers 1 en 19 begonnen niet met een hoofdletter.
435tussen vers 2 en 3 stond de regel: jawel
435vers 4: versta-je geen Nederlands Mijnheer
435vers 15: heeft Hans Sachs geen singermasjien
435vers 26 begon met een hoofdletter.
436vers 1 begon niet met een hoofdletter.
436vers 12: Salvation Army

Malheur

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor in een handschrift, in het bezit van het A.M.V.C., dat bestaat uit twee blocnotevellen die op drie zijden beschreven zijn. Op de eerste bladzij staat onder de verzameltitel Groteske Gedichten dit gedicht. Het wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

437vers 5, 21 en 22 werden afgesloten door een punt.
437vers 16 werd niet afgesloten door een punt.

Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift in het cahier dat onder De Marsj van de Hete Zomer staat beschreven. Het staat daar in zwarte inkt geschreven op de bladzijden 57 en 59 (56 en 58 zijn onbeschreven) onder de verzameltitel Kritiese Gedichten en met de datering: Seesh. 20 6-20. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

437vers 2: de heer Knulleke privaatdocent in de nieuwe filologie
437vers 2: zijn sigaar Übersee-Bismarck kan aansteken.
437vers 6 en 7 vormen één regel: ...valt zijn cylinder in de afgrond
437vers 8: ...kledingstuk en een privaatdocent...
437vers 8: wat de heer Knulleke begrijpt
437vers 10: en hij probeert te vatten zijn vallende cylinder
437vers 12 zijn cylinder achterna
437vers 13: verschil weerstand van de lucht
437vers 14: het gelukt hem alzo gelijktijdig met zijn cylinder
437vers 16: ongedeerde cylinder R.I.P. privaat-docent Knulleke
437vers 17: Men versiert de baar van de arme alpetourist
437vers 19 begon niet met een hoofdletter.
[pagina 588]
[p. 588]

Leven

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op de tweede blz. van het bij Malheur beschreven handschrift, en wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

 

bladzijde

438vers 1 en 8: achter ‘Dr’ stond een punt.
438vers 11 werd afgesloten door een punt.

Ook van dit gedicht bestaat een tweede handschrift in het cahier dat onder De Marsj van de Hete Zomer is beschreven en wel op blz. 61 (60 is onbeschreven) met de datering: Seesh. 20-6-20. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

438vers 1 en 8: Mevr. Dr. Juris
438vers 2: de éen-kilo-brooddief
438vers 3 en 4 stonden op één regel, evenals vers 5 en 6.
438vers 3-4: ...bedenkt zeven arme kinderen
438vers 7: ‘Het was een sterk stuk’ ontbrak.
438vers 9 sprong niet in.
438vers 12 ontbrak.

Derde Groteske

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op de derde blz. van het bij Malheur beschreven handschrift. De titel luidde: 3. Groteske en onder het gedicht stond een moeilijk te ontcijferen datering (8-20?).

In het cahier dat onder De Marsj van de Hete Zomer is beschreven komt dit gedicht niet voor, maar wel op de bladzijden 65 en 67 (blz. 64, 66 en 68 t/m 80 zijn onbeschreven) een Gedicht waarboven in de rechterhoek geschreven staat: kritiese gedichten 3. Het in zwarte inkt geschreven gedicht is met potloodlijnen doorgestreept en het is gedateerd: 24-7-20. De tekst volgt hier ongewijzigd:

Gedicht

 
Tristitia post
 
dit weten we nu en ook niet
 
bewijs: steeds herbeginnen
 
 
 
Ik heb van eenheid gesproken
 
nu moet ik aan het cijfer denken grote nul
 
dit zal wel een nieuw idealisme à l'envers van me zijn
[pagina 589]
[p. 589]
 
Mijn god die (‘die’ doorgestreept) ook zijt de grote negatie
 
heb je me kommies voyageur in idealen gedacht
 
merci voor 't geschenk: idealistiese skepsis en a.u.b. andersom
 
 
 
immer deze lust mijn tegenpool te zijn
 
als ik zeg j'en ai soupé
 
dan gaat het waarschijnlik om een déjeuner
 
 
 
dit verzuipen in een zee sentimenten en ressentimenten
 
en dan is er noch wat anders ressentissementen
 
ne t'emballes pas mon amie un instant
 
 
 
ik schrijf een gedicht
 
daarna wil ik je experimenteel centrifugale dynamiek bewijzen
 
quot erat demonstrandum: c'est à recommencer.

Een Schoon Gezicht heeft de Dagblad-Postiche...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Gedichten, Antwerpen, 1928, blz. 145, onder de titel Toiletartikel. De tekst van het handschrift, op een aan twee zijden beschreven vel geruit papier en in het bezit van het A.M.V.C, vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van de hier afgedrukte tekst:

 

bladzijde

440vers 21 en 23 werden afgesloten door een komma.

De Droom van het Weesje

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Gedichten, Antwerpen, 1928, blz. 146. De tekst van het handschrift, op een dubbelgevouwen blad geruit papier waarvan alleen de eerste twee blz. zijn beschreven, en in het bezit van het A.M.V.C, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:

441vers 29: Ik zal haar antwoorden: mama het je ook...

Belgiese Zondag

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op de eerste twee blz. van een dubbelgevouwen vel geruit papier, in het bezit van het A.M.V.C., en is hier ongewijzigd weergegeven.

Du Gute Kuddelmuddelmutter Erde...

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op blz. 3 en 4 van het bij Belgiese Zondag beschreven handschrift, en vertoont de

[pagina 590]
[p. 590]

volgende afwijkingen ten opzichte van de tekst in deze uitgave:

 

bladzijde

444vers 20: Edel-gaümen zur Freude
444vers 22: Du laüfst

Fiziese Jazz

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 16, mei-juni 1923, blz. 65. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Duizend Duizelkussen Tuimelen...

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 18/19, oktober 1923, blz. 106. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

447vers 1 begon niet met een hoofdletter.

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met inkt aan één zijde beschreven half, gelinieerd blocnotevel en in het bezit van Mevr. D. Jonckheere, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

447titel ontbrak.
447vers 1 begon niet, vers 8 wél met een hoofdletter.
447vers 7: cellen wereldvreemde werelden

Avend Winter Straten

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, dl. 3/4, blz. 183. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven blocnotevel, in bezit van H. Dirkx, is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

448titel: Avend Winter Straten
448vers 1: Witte blanke autoögen
448vers 15: Schitteren chemies-industrieel violet en groen

Het Liedje van Twee Sinten

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 182. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van Etienne Schoonhoven, is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

[pagina 591]
[p. 591]

bladzijde

449titel: Het Lied van Twee Sinten
449vers 2, 4 en 11: ...van Sint Martin
449vers 12: ik hou van Sint Ninklaas

Gedichtje van Sint Niklaas

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 13de jrg., nr. 11/12, nov.-dec. 1923, blz. 443. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

450vers 19: massepijn en een citroentje

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met paarse inkt aan beide zijden beschreven blocnotevel en in het bezit van Oscar Jespers, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

450titel: Gedichtje voor Sint Niklaas
450vers 9: wij die wachten op een heel klein beetje honig
450vers 19: massepijn en een citroentje
451tussen vers 1 en 2 was geen regel wit.

Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift op een aan beide zijden met paarse inkt beschreven gelinieerd blocnotevel, dat in het bezit is van het Letterkundig Museum te Den Haag en ondertekend met: Paul van Ostaijen. De tekst hiervan wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

450titel: Gedichtje voor Sint Niklaas
450vers 19: massepijn en een citroentje

Avond Strand Orgel

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 20, jan. 1924, blz. 135. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

452vers 4: is de oerang-oetang zeer net
452vers 5, 6 en 26: ...dromadaris...

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan beide zijden beschreven blocnotevel en in het bezit van Oscar Jespers, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

452vers 4: is de oerang-oetang zeer net
452vers 5, 6 en 26: ...dromadaris...
452vers 11 ‘is ook getemd’ sprong even ver in als vers 10.
452vers 20 t/m 27 sprongen niet in.
452vers 21: zooals ijler steeds en blanker
452vers 24 en 25: witte broze meeuw
[pagina 592]
[p. 592]

bladzijde

453vers 1: okker grijs en rose staan de ezel als een droom
453vers 2 sprong even ver in als vers 1 en was daarvan niet door een regel wit gescheiden.
453vers 3 begon met een hoofdletter.

Vrolik Landschap

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 21, april 1924, blz. 150. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

454titel: Vrolike Landschap

Landschap

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 14de jrg., nr. 4, april 1924, blz. 127. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

455vers 5, 7 en 14 werden afgesloten door een punt.
455vers 9: verlangend alle maandstraalstraten

Archaiese Pastorale

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 14de jrg., nr. 5, mei 1924, blz. 167. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

In Gotieke Letters

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 14de jrg., nr. 10/11, okt.-nov. 1924, blz. 335. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan twee zijden beschreven geruit schriftblaadje en in het bezit van Oscar Jespers, waarop behalve dit gedicht, zonder titel maar met het cijfer 1 erboven, eveneens het gedicht Vlerken, ook zonder titel maar met het cijfer 2 erboven, staat geschreven. De tekst van dit hs. wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

 

bladzijde

457vers 3 en 4 stonden hier boven en niet onder vers 1 en 2.
457vers 3 begon met een hoofdletter, de overige verzen niet.
457vers 1: sloegen slank lelies
457vers 5 begon niet met een streepje.
457vers 9: waar de geest vlees wordt.

Een tweede handschrift, op een aan twee zijden beschreven geruit blaadje en in het bezit van het A.M.V.C., bevat op de voorzijde het gedicht Vlerken en op de achterzijde de twee, met inkt doorgehaalde regels:

[pagina 593]
[p. 593]
 
Slank sloegen lelies
 
onder het loodrechte

Herfstlandschap

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 1, jan. 1925, blz. 7. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

458vers 3 werd afgesloten door een punt.

Berceuse Presque Negre

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 22/23/24, febr. 1925, blz. 167. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven geruit schriftblaadje en in het bezit van Oscar Jespers, waarop na de gelijkluidende titel hier ongewijzigd volgt:

 
De sjimpanzee
 
doet niet mee
 
Waarom doet de sjimpanzee
 
niet mee?
 
de sjimpanzee
 
is ziek van de zee
 
 
 
er gaat zoveel water in de zee
 
meent de sjimpanzee
 
 
 
(Wenk voor de moeders: slaapt uw kindje nog niet, zo herbegin: de sjimpanzee enz.)

Een tweede handschrift van dit gedicht staat met zwarte inkt op een grijs geruit schriftblaadje, in het bezit van het A.M.V.C., dat aan één zijde beschreven is en behalve dit gedicht ook nog Marc groet 's morgens de dingen bevat. De tekst van dit handschrift luidt, na de gelijkluidende titel:

 
De sjimpanzee doet niet mee
 
Waarom doet de sjimpanzee niet mee
 
De sjimpanzee is ziek van de zee
 
er gaat zoveel water in de zee
 
meent de sjimpanzee.

Vlerken

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd, samen met Gedicht (Zon brandt

[pagina 594]
[p. 594]

de rozelaar...) onder de verzameltitel Gedichte, in Der Sturm, 15. Jahrgang, 1. Heft, März 1924, blz. 14. Deze publikatie in Der Sturm wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

 

bladzijde

460titel ontbrak.
460vers 16 springt iets in: tot-dingen-gestolten Angst

Een tweede maal werd het gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. De tekst op het onder In Gotieke letters beschreven handschrift in het bezit van Oscar Jespers, wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

460vers 2 sprong niet in en werd niet gevolgd door een regel wit.
460vers 4 vlgg.: dof
 
in
 
deemstering
 
geluid van geknakte takken
 
ontsluieren vlerken
 
ogenblik
 
niet herkenbare dimensies
 
De ruimte is van knakkende vlerken vol
 
Plotseling zijn
 
schrikgeschudde vogels
 
onze ding-gestolten angst.

De tekst van het tweede onder In Gotieke letters beschreven handschrift, in het bezit van het A.M.V.C., is geheel zonder regels wit tussen de verzen geschreven en wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

 

bladzijde

460titel ontbrak.
460vers 3 begon niet met een hoofdletter.
460vers 6: Knak geluid van takken
veelvuldig kort
460vers 7: ontsluierende vlerken
460vers 8 springt niet in.
460vers 9: niet herkenbare dimensies
460vers 10 sprong iets in, begon met een hoofdletter en stond met vers 11 en 12 op één regel.
460vers 15 en 16 op één regel: ons tot dingen gestolten angst
[pagina 595]
[p. 595]

Feest

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met inkt aan één zijde beschreven, half, gelinieerd blocnotevel en in het bezit van Mevr. D. Jonckheere, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

 

bladzijde

461titel ontbrak.
461vers 4: (‘mensen’ ontbrak) O-monden (op dezelfde plaats als in deze uitgave)
461vers 9 begon niet met een hoofdletter.
461tussen vers 9 en 10 geen, tussen vers 11 en 12 wél een regel wit.

Haar Ogen of De goed gebruikte Wensvorm

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Marc groet 's morgens de dingen

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Van dit gedicht bestaat een handschrift op het geruite schriftblaadje in het bezit van het A.M.V.C. dat als tweede handschrift onder Berceuse Presque Negre beschreven is. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

463voor de gelijkluidende titel stonden de doorgestreepte woorden: Berceuse nr. 2. Kleine
463vers 2: ploemp ploemp
463vers 3 en 4 waren verwisseld.
463vers 5 en 7 waren eveneens verwisseld.
463vers 9 en 10 sprongen niet in en vers 10 begon met een hoofdletter en werd afgesloten door een punt.
463vers 11: Da-aag Vis
463vers 13 werd afgesloten door een punt.

En Elke Nieuwe Stad ...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 185. De tekst van het handschrift, op de achterzijde van een blaadje geruit papier waarvan de

[pagina 596]
[p. 596]

voorzijde het slot van het gedicht Banlieue bevat, en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

464tussen vers 6 en 7, 9 en 10, 12 en 13, 13 en 14, 15 en 16 geen regel wit.
464vers 5: zijn alle zo

Banlieue

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 19-20. De tekst van het handschrift, op twee blaadjes geruit papier, waarvan het tweede onder En Elke Nieuwe Stad ... staat beschreven, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

465vers 5 t/m 7: deze regels kwamen overeen met de tekst op het hieronder vermelde hs. van O. Jespers, doch waren met potlood zodanig verbeterd, dat ze overeenkwamen met de tekst in deze uitgave.
465voor vers 13 stond met potlood geschreven: in d'

Een tweede handschrift, in het bezit van Oscar Jespers, dat bestaat uit vier vellen geruit papier in blocnoteformaat, bevat het proza Merkwaardige Aanval op de blz. 1 t/m 3. Op blz. 3 begint, onder het proza, Banlieue en het eindigt op blz. 5. Op blz. 5 en 6 staat het gedicht Land Mei en op blz. 6 en 7 het gedicht Valavond. De tekst van dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

465vers 5 t/m 7: winkel ligt aan d'overzij
dingen dor
konfekt
465vers 14: orgeltonen ontraderen
465tussen vers 15 en 16 geen regel wit.
465vers 21: Grand Caroussel Galoppant à Vapeur
465vers 26: Banlieue sterren glimmen klein en geil
466vers 13: einde knapperen
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijkingen:
465tussen vers 7 en 8 vers 20, 21 en 22 geen regel wit.
465vers 17: en milieu voor danstent
465vers 21: Grand Caroussel galopant à vapeur
466vers 11: Rond middernacht een Tir Flobert
[pagina 597]
[p. 597]

bladzijde

466vers 13: einde knetteren
466vers 19: Schaduw bij slaap

Zo ook gaat de Geliefde ...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 24. De tekst van het handschrift, op een aan één zijde beschreven blaadje geruit papier en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven. Een tweede handschrift, eveneens op een aan één zijde beschreven blaadje geruit papier en in het bezit van Oscar Jespers, wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

467vers 4 begon niet met een hoofdletter.
467vers 12 sprong iets in.

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijking:

467tussen vers 3 en 4 stond wel en tussen vers 6 en 7 geen regel wit

Winter

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 185. De tekst van het handschrift, op een half blaadje geruit papier dat aan de ene zijde in rode inkt dit gedicht bevat en aan de andere in blauwe inkt het gedicht Vers uit De Feesten van Angst en Pijn, en in het bezit van het A.M.V.C, is geheel gelijk aan de tekst van de publikatie in Vlaamsche Arbeid. Beide wijken op de volgende plaats van deze uitgave af:

468vers 3: met de twee geranien

Valavond

Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. De tekst van het handschrift, op blz. 6 en blz. 7 van het onder Banlieue beschreven handschrift in het bezit van Oscar Jespers, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

468vers 9: welke nog bestendig zijn
469vers 26: peilers avonddragen

De tekst van een tweede handschrift, op een aan twee zijden beschreven blaadje geruit papier en in het bezit van het A.M.V.C, wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

469titel ontbrak.
469vers 5 sprong niet in.
469vers 6 sprong wel in: de Planten zijn van God geschapen
[pagina 598]
[p. 598]

bladzijde

469vers 7: en dragen rust gerust
het wonder van hun blâren
469vers 10: draagt iris het mythos
469vers 11 sprong in en vers 13 sprong niet in.
469vers 14 ontbrak.
469vers 16 begon met een hoofdletter.
469vers 20 sprong in, vers 21 sprong nog verder in.
469vers 23: zomerschakering
469vers 24 was doorgestreept.
469vers 26: pijlers avond dragen
469tussen de verzen 28, 29 en 30 stond een regel wit.
469vers 29: hij draagt zo eenzaam
470tussen de verzen 1, 2, 3 en 4 stond een regel wit.
470vers 1: langs de lange weg
470vers 3 sprong niet in, vers 4 sprong even ver in als vers 2
470vers 5, 6, 7 en 8 ontbraken.

Land Mei

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 5/6, mei-juni 1925, blz. 164. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Dit gedicht komt voor op blz. 5 en 6 van het onder Banlieue beschreven handschrift in het bezit van Oscar Jespers. De tekst hiervan wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

471vers 6: vlondertje ligt
471vers 7: Het vlondertje is
471vers 12 en 13 sprongen niet verder in dan vers 11.
471vers 16, even ver inspringend als vers 15: in rust

Wals van Kwart voor Middernacht

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 22. De tekst van het handschrift, met paarse inkt geschreven op een blocnotevel dat aan de andere zijde een fragment uit De Trust der Vaderlandsliefde bevat, en in het bezit van Gaston Burssens, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:

472titel: Walzer van Kwart vóór Middernacht

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijkingen:

472vers 3: tinkepinkt de piano linkepoot linkepoot
[pagina 599]
[p. 599]

bladzijde

472vers 16: lieveke
472vers 19 begon niet met een hoofdletter.
472vers 21: Had ik het van dat trillen wel verwacht

Zeer Kleine Speeldoos

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 5/6, mei-juni 1925, blz. 179. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

473vers 10 en 14: Schudt je...

Van dit gedicht bestaat een handschrift op een, aan één zijde met zwarte inkt beschreven, grijs geruit schriftblaadje in het bezit van het A.M.V.C. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

473vers 10: Schud je hoofd
473vers 14: Schudt je fel
473vers 19: Iris is hier geweest
473vers 25 werd afgesloten door een punt.

Oude Bekenden

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 184. De tekst van het handschrift, op een aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van H. Dirkx, is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijking:

474vers 5, 10, 17 en 20: ...het kerstekind

Rijke Armoede van de Trekharmonika

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 21. Van de tweede helft van dit gedicht bestaat een handschrift op de onderkant van een op de helft doorgescheurd, gelinieerd blocnotevel, dat met paarse inkt is beschreven en in het bezit is van Gaston Burssens. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

475vers 10: speel het liedje van Rodica en Dodica
475vers 11 en 16: Dodika

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur geen afwijkingen.

De Profundis

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 9/10, sept.-okt. 1925, blz. 309. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

[pagina 600]
[p. 600]

bladzijde

476vers 4: al schuren hare zouten waatren zuiver ons strand

Van dit gedicht bestaat een handschrift op een met paarse inkt aan één zijde beschreven, ongelinieerd kwarto-vel in het bezit van het A.M.V.C. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

476vers 4: al schuren hare zouten waatren zuiver ons strand
476vers 5 begon met een hoofdletter.
476vers 19: Om de geraniums die aan de vensters...

Melopee

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arheid, 21ste jrg., nr. 5, mei 1926, blz. 178. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Spleen Pour Rire

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 5, mei 1926, blz. 178. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Guido Gezelle

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 6/7, juni-juli 1926, blz. 211. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

479vers 8: stemmen van elzenkoningen bloot
479vers 11: bloemenkelk die schokt in de kelk...

Geologie

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 361. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

480vers 32: - een wanen in duizend duizendjarige cellen -

Mythos

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 362. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

482vers 6 begon met een hoofdletter.

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan één zijde beschreven half blaadje papier en in het bezit van H. Dirkx, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

482vers 4: aan 't einde mijner ogen
482vers 5: en voor de blauwe nacht.
482vers 6: zo een witte haas schuift vóór uw ogen
[pagina 601]
[p. 601]

bladzijde

482vers 9: van d'éne schaal naar d'andere

Dit gedicht is na de dood van P.v.O. eveneens gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 23. De tekst van deze publikatie vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van deze uitgave:

482vers 4: aan 't einde mijner ogen
482vers 5: en voor de blauwe nacht schuift een witte duif
482vers 6: zo een witte haas schuift vóór uw ogen

Facture Baroque

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 363. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Loreley

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 363. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C, waarvan de tekst op de volgende plaats van deze uitgave afwijkt:

484vers 4: dat eenzaam is een bedden uwer eenzaamheid

Stilleven

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 363. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op de achterzijde van een blocnotevel, waarvan de voorzijde het prozastuk O gij, mijn schone Eenzaamheid bevat, en in het bezit van Gaston Burssens, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

485titel ontbrak.
485vers 2: valt éen eendere heldere schaduw
485vers 3: op het heldere bord
485vers 5: Zo schuift over uwe ogekim
485vers 6, de streepjes aan begin en einde ontbraken.
485vers 11: met uw kennis mee
485tussen vers 13 en 14 stond geen regel wit.
485vers 16: en door dees' heldere dubbele wand
485vers 19 begon met een hoofdletter.
485vers 20: die aan de nachtwand even aanleunt maar

Zon brandt de Rozelaar,...

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd, samen met Vlerken onder de ver

[pagina 602]
[p. 602]

zameltitel Gedichte, in Der Sturm, 15. Jahrgang, 1. Heft. März 1924, blz. 14. De publikatie in Der Sturm wijkt op de volgende plaats van deze uitgave af:

 

bladzijde

486vers 5: hier liggen glasscherven

Vervolgens werd het na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 185. De tekst van het handschrift, een blocnotevel waarop aan één zijde met paarse inkt het gedicht Is het Lichtmis en daaronder dit gedicht is geschreven en dat in het bezit is van H. Dirkx, is hier ongewijzigd weergegeven en wijkt ook niet af van de publikatie in Vlaamsche Arbeid.

Een tweede handschrift, op een half blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C., bevat op de voorzijde dit gedicht in inkt en op de achterzijde hetzelfde gedicht in potlood. De tekst in inkt wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

486titel ontbrak.
486vers 3 en 4: Kind geef acht
486vers 5: hier liggen glasscherven

De tekst in potlood heeft tussen ieder vers een regel wit en wijkt verder op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

486titel ontbrak.
486vers 3 en 4: Kind geeft acht
486vers 5: hier liggen glasscherven

Een derde handschrift, dat voorkomt op de vier geruite bladzijden die als tweede handschrift onder Poeme zijn beschreven en eveneens in het bezit zijn van het A.M.V.C., wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:

486vers 5: hier liggen
glasscherven.

Is het Lichtmis...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 25 onder de titel Gedichten III. De tekst van het onder Zon brandt de Rozelaar ... beschreven handschrift in het bezit van H. Dirkx is hier ongewijzigd weergegeven. De publikatie in Avontuur vertoont de volgende afwijking:

487vers 1: Is het lichtmis licht mist

Mijn Ogen zijn...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 25 onder de titel Gedichten II. De tekst

[pagina 603]
[p. 603]

van het handschrift, op de achterzijde van een catalogusblaadje met potlood geschreven en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijking:

 

bladzijde

488vers 3: hun klank in zich-gekeerd blijft dof

De publikatie in Avontuur vertoont de volgende afwijking:

488vers 5: maar heb daarmee geen medelijden

Nog sloeg niet om uw luide lijf...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl 23, 1928, afl. 3/4, 182. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven half blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C, mist een titel, maar is hier verder ongewijzigd weergegeven. De tekst van een tweede handschrift, eveneens op een met paarse inkt aan één zijde beschreven halfblocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C, mist ook een titel en vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:

489vers 7, het woord ‘verste’ was met potlood doorgestreept.

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

489vers 1: Nog sloeg niet uw luie lijf
489vers 7: in hunner kassen verten

Snijd van de struik de Seringen...

Dit gedicht werd na de dood van P v O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 25 onder de titel Gedichten 1. Het handschrift, op een aan één zijde beschreven beige correspondentiekaart en in het bezit van H. Dirkx, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

490vers 6: sluit gij, met het laatste doen van uw handen, uw verlangen
490vers 7 werd afgesloten door een punt.

De publikatie in Avontuur vertoont geen afwijkingen van de tekst in deze uitgave.

Leg uw hoofd zo in mijn Arm...

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4 blz. 184. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven halfblocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven, met dien verstande dat van de voorden in vers 2: ‘...uw mond schuive mijn blik schuive’ het eerste ‘schuive’ met paarse inkt was doorgestreept. De tekst van een tweede handschrift, eveneens op een met paarse inkt aan één zijde

[pagina 604]
[p. 604]

beschreven half blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

 

bladzijde

491vers 2: ...naar uw mond schuive mijn blik
491vers 5 begon met een hoofdletter.

De publikatie in Vlaamsche Arbeid vertoont geen afwijkingen van de tekst in deze uitgave.

Polderlandse Arkadia

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., 1927, nr. 1/2, blz. 64. Indien we de verbeteringen, die op blz. 144 van Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., nr. 3, werden vermeld, aanbrengen, wijkt deze publikatie nog op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:

492titel: Polderlandsche Arkadia
492vers 2, 7 en 10 werden afgesloten door een punt.
492vers 6: met doffen kring

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met paarse inkt beschreven, ongelinieerd blocnotevel en in het bezit van het A.M.V C., waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

492titel: Polderlandse Arkadia
of
Werp wel de Parels voor de Zwijnen
492vers 3: Raamkosijnen glimmen groen en vatten
492vers 5: daarin geraniums groeien...
492vers 6: met doffen kring
492vers 9: een zwijnehoeder wijl hij op...
492vers 10: okarina speelt
492vers 15: ...op zijn lippen uw Amarillis schone naam

Onbeduidende Polka

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., 1927, nr. 1/2, blz. 64. Indien de op blz. 144 van Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., nr. 3, vermelde verbetering wordt aangebracht vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid geen afwijkingen van de tekst in deze uitgave.

Jong Landschap

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 186. De tekst van het handschrift, op een aan één zijde met paarse inkt beschreven blocnote

[pagina 605]
[p. 605]

vel en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

 

bladzijde

494titel ontbrak.
494vers 1: Zo staan beide bijna roerloos...
494vers 2: ...aan een touw des levens hangt
494vers 3: ...op de lange wagerechte lijn der geit
494vers 10: als ringen in zebuhorens
494vers 11: ...zoals een zebuhuid
494vers 17: naar mijne andere handen
494vers 18: Voortdurendlik

Op dit handschrift gingen de volgende zes met inkt doorgestreepte verzen aan de tekst vooraf:

 
Een meisje
 
- haar hals toe lopen haar haren krulletjes
 
naar voren hangen zij gladde klissen -
 
blond en bleek en met een zwarte schort
 
legt hare rechterhand op een witte geit
 
terwijl

Bovendien stonden in dit handschrift links naast de verzen 16, 17 en 18 de doorgestreepte verzen:

 
over de kleppen van mijn ogen
 
zoek ik naar mijner zinnen dubbelgangers
 
die in de starre sterren bevestigd konden zijn

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

494vers 1: Zo staan beide bijna roerloos...
494vers 11: en tijdgestaand zoals een zeboehuid -

Onbewuste Avond

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 187. De tekst van het handschrift, op de achterzijde van een met voorjaarsuitgaven 1924 van uitgeverij ‘De Sikkel’ bedrukt blaadje met paarse inkt en potlood geschreven en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

495titel ontbrak.
495vers 1: Van 't lauwe kroes doorgeurt ligt...
[pagina 606]
[p. 606]

bladzijde

495vers 3: Zo eenzaam is niet van ons en roerloos
495vers 4: Niet een van ons...
495vers 6: Van Demeter die tans in de schaduw staat
495vers 7: - alleen een gipsen garve gans bezig gaart schuinse scherven...
495vers 12: in de kom van deze vrede geglijd

 

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

495titel: Onbewuste Avend
495vers 1: Van 't lauwe kroes doorgeurt ligt...
495vers 3 begon niet met een hoofdletter.
495vers 6: van 't gipsen beeld dat hans in de schaduw staat
495vers 7: Van 't gipsen garve beeld dat thans in de schadw staat

Polonaise

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., 1927, nr. 3, blz. 144. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

496vers 13: de menscheëter heeft ze niet gegeten
496vers 29 werd afgesloten door een punt.

Oppervlakkige Charleston

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Gemeenschap, Speciaal nummer voor Noord en Zuid-Nederlandsche Poëzie, april 1927, blz. 12. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

498vers 4 werd afgesloten door een punt.

Berceuse voor Volwassenen

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 26. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Berceuse Nr. 2

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Gemeenschap, Speciaal nummer voor Noord- en Zuid-Nederlandsche Poëzie, april 1927, blz. 13. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

500titel: Berceuse No. 2
500vers 8 werd afgesloten door een punt.

Het Dorp

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928,

[pagina 607]
[p. 607]

afl. 1/2, blz. 47. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:

 

bladzijde

501vers 16: daar gij binnen kunt

Van dit gedicht bestaat een handschrift, op de achterzijde van een blocnotevel waarvan de voorzij de blz. 4 van het essay Breugel bevat, in het bezit van Gaston Burssens, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:

501titel ontbrak.
501vers 2 begon met een hoofdletter.
501vers 5: een licht wellicht bij de pastoor
501vers 7: Tussen de wig van weg en stroom
501vers 9 en 10 stonden op één regel.
501vers 14: en erger dan een moorden zonder gil
501vers 18: En gij stoot overal aan der dingen oppervlak
501vers 20: een teller uwer korte reis

Avondgeluiden

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 186. De tekst van het handschrift, op een blocnotevel van groenachtig linnenpapier met paarse inkt geschreven, waarvan de achterzijde het gedicht Boerecharleston bevat, en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst van deze uitgave:

502titel ontbrak.
501vers 6 werd afgesloten door een streepje.

Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:

502titel: Avendgeluiden
502vers 3: 's avends hoort gij...
502vers 6 begon met een hoofdletter.
502vers 8: van avendlik water -

Boere-Charleston

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 1, februari 1928, blz. 3. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:

503vers 8 en 18: ...er de kleinen bugel gezien
503vers 9 en 19: ...er de groten bugel gezien
[pagina 608]
[p. 608]

Van dit gedicht bestaan twee handschriften, in het bezit van het A.M.V.C. De tekst van het eerste, dat hierboven onder Avondgeluiden beschreven staat, is doorgestreept en volgt hier ongewijzigd:

Boerecharleston

 
Tulpebollen bolle tulpen tulpetuilen
 
rozetuilen
 
boererozen boerewangen boerelongen
 
longen
 
longen ballen wangen
 
ballen bekkens ballen bolle bekkens
 
bugle en basson
 
Sinte Kathelijne Sinte Katherien
 
o - hop
 
Wi heeft er de kleine buggle gezien
 
Wie heeft er de grote buggle gezien
 
en wie Gaston met zijnen basson
 
En wie Kathelijne Marie Katherien
 
want dat is geen pavane of geen sarabande meer
 
Marie-K. Marie Katherien
 
geen gigue of geen allemande meer
 
en geen wals
 
dat is 'nen charleston
 
'nen boerecharleston
 
van Gaston op zijnen basson
 
en wie heeft er de kleine bugle gezien
 
en wie heeft er de grote bugle gezien
 
en Gaston met zijnen basson
 
De grote buggle zit in 'nen rozetuil
 
bij Rosalie
 
de kleine buggle zit in de sjees
 
bij Melanie
 
en Gaston die zit ‘In de Ton’ ik vraag u pardon
 
bolle wangen ballen bekkens
 
bugle en basson
[pagina 609]
[p. 609]

De tekst van het tweede handschrift, op 2 aan één zijde met paarse inkt beschreven blocnotevellen van wit linnenpapier, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:

 

bladzijde

503titel: Boerecharleston
503vers 4: boere longen ballen wangen
503vers 7: bugel en basson - o hop! - (hieronder een doorgestreept
vers: van Sinte Kathelijne van Sinte Katherien)
503vers 8: En Wie heeft er de kleine bugel gezien
503vers 10: en wie
Gaston met zijnen basson
503vers 11: Marie Kathelijne Marie Katherien
503vers 12 begon met een hoofdletter en werd gevolgd door de regel:
Sinte Kathelijne Sinte Katherien
503vers 18: En wie heeft er den kleinen bugel gezien
503vers 19: en wie heeft er den groten bugel gezien
503vers 20 inspringend: en wie
Gaston met zijnen basson
503vers 21 en 23 sprongen niet, vers 22 en 24 sprongen wel in.
503vers 25 niet inspringend: Marie Kathelijne Marie Katherien
503vers 26 en 27: en Gaston die zit ‘In de Ton’ ik vraag u pardon
503vers 28 begon niet met een hoofdletter.

Alpejagerslied

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 1, februari 1928, blz. 4. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

Zelfmoord des Zeemans

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 26. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van Maurice Gilliams, is hier ongewijzigd weergegeven, terwijl de publikatie in Avontuur de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave vertoont:

 

bladzijde

505vers 2: hij hoort de stem der loreley

Souvenir

Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Erts, letterkundige almanak voor het jaar 1929, blz. 13. Het werd vervolgens eveneens opgenomen in de tweede druk van de door Gaston Burssens samengestelde bundel

[pagina 610]
[p. 610]

Gedichten. Antwerpen 1935, blz. 133. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Erts de volgende afwijkingen:

 

bladzijde

506vers 1: Schoon d'avend valt...
506vers 13: zoals een ree langsuit en lui...

Ogen

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 2, april 1928, blz. 3. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.

De oude Man

Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 2, april 1928, blz. 3. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken