Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

1. Er weer op uit.

Puk en Muk waren al lang thuis van hun eerste reis. Wel twintig keer hadden ze het verhaal van die reis verteld. En 't werd telkens al mooier! Als ze 's avonds bij elkaar zaten, dan vroeg er zo maar eentje uit de troep:

‘Zeg Muk, hoe was dat eigenlijk gegaan bij Knollenneus? Dat heb ik nog niet allemaal goed gesnapt. Wie was er de schuld van dat jullie daar binnenraakten?’

Dan had Muk plezier. Daar was hij het zoete ventje geweest. Hij vertelde alles dan nog 'ns in kleuren en geuren.

Was Muk dan klaar, dan begon Puk over vrouw Holle. Daar was hij het lieve jongetje geweest. Muk kreeg nu en dan wel eens 'n kleurtje, als zijn broertje het wat al te bont maakte. Maar het mooiste van allemaal vonden de kereltjes hun verblijf bij de aardmannetjes.

Als het dan wat laat werd, klapte Klaas Vaak in z'n handen.

[pagina 6]
[p. 6]

‘Jongens, nu alles opruimen, bidden en naar bed! Morgen is er weer tijd genoeg om te vertellen!’

Het hele leuke troepje was dan in 'n oogwenk verdwenen. ‘Wel te rusten, goede nacht! Oom Klaas!’ klonk het dan van alle kanten. En ieder zocht z'n bedje op.

Op 'n avond zat Klaas Vaak weer eens met z'n mannetjes rond de grote tafel.

‘Zeg Puk,’ zei hij opeens, ‘hebben jullie er wel aan gedacht dat je vacantie nog lang niet om is. Je kreeg 'n half jaar en nu zijn er nog maar twee en halve maand voorbij. Je kunt de rest natuurlijk gerust bij ons blijven. Maar slaapzand zoeken hoef je dan toch niet. Er is nog overvloed. Ik heb tegenwoordig ook niet zoveel niet meer nodig. De kinderen schijnen niet meer zoveel te slapen als vroeger. Maar als ik jullie was, dan trok ik er nog 'ns op uit. Daar is nog veel te zien op de wereld.’

‘Ja, ja, ome Klaas, niets liever dan dat! We willen nog wel 'ns op reis gaan, nietwaar Muk?’

‘Ja, Pukkie, ik ga graag mee. Als je er op uit trekt, ben ik ook van de partij. Maar eh.... maar eh....’

‘Wat, maar eh....?’

‘Maar niet hetzelfde van de vorige keer.’

‘Wees maar gerust, broertje-lief. We zullen wel zorgen bij vrouw Holle weg te blijven. Daar ben je zo bang voor hé!’ plaagde Puk.

‘Ja, jongens,’ zei Klaas Vaak, ‘je moet nu maar 'ns de andere kant op gaan. En dan niet onder de aarde, zoals de vorige keer. Je moest maar 'ns naar het land van de mensen stappen. Wat dunkt je daarvan?’

‘Mij goed,’ zei Puk.

‘En ik vind 't ook heel best,’ zei Muk.

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

[pagina 8]
[p. 8]

‘Neem nu maar 'ns de landkaart, Puk, dan zal ik je de weg 'ns wijzen.’

Puk haalde 'n grote landkaart, die opgerold in de hoek bij de kast stond.

De tafel werd opgeruimd en Klaas Vaak lei daar de grote kaart op.

Het was 'n mooie landkaart. Veel leuker dan die in school hangen. Er stond niet half zoveel op, en als er iets was wat je weten moest, dan stonden er dikke namen bij.

En Klaas begon:

‘Kijk, jongens, hier is ons huis. Zie je dat allemaal?’

‘Ja, ome Klaas, 't staat er bij geschreven.’

‘Goed dan. Je weet, ons straatje heet: Derde straatje achter Luilekkerland. Dat kun je hier goed zien. Luilekkerland heb je daar, met die bergen van rijstenbrij en peperkoek er rond. Nu loop je ons straatje uit tot aan de grote baan. Je draait aan de rechterhand om, dan loop je recht naar Luilekkerland. Daar moet je door of je wilt of niet. Anders kun je niet bij de mensen komen.’

‘Dat zal ons best lukken, ome Klaas!’ zei Puk.

En Muk stond ook al te kijken of hij zeggen wou: O, da's niets voor ons. Wij weten heel goed, hoe je daar binnen moet geraken.

‘Kijkt nu weer, jongens, dan gaan we verder!’

Allen keken aandachtig wat oom Klaas zoal aanwees met z'n potlood.

‘Hier heb je het tweede straatje achter Luilekkerland. Daar staat bij ‘Naar Transvaal.’ Die weg moet je niet opgaan, Puk en Muk. Die eindigt in 'n vuile, vieze poel. Als je daar in terecht komt, zal ik je nooit meer levend terug zien.

‘Hier, het eerste straatje gaat naar Boeboeland. Daar woont

[pagina 9]
[p. 9]

Boe-boe. En je weet wel, wat ik je daarvan verteld heb.’

En allen begonnen toen:

 
‘Die kan slokken,
 
Grote brokken:
 
'n Koe en 'n kalf,
 
'n Dood paard half.
 
'n Os en 'n stier
 
En zeven tonnen bier.
 
Dan ligt hij nog in z'n bed te gapen.
 
Want hij kan van de honger niet slapen.’

‘Nee, da's niets voor ons, hé Muk!’

‘Naar Boeboe kunnen we later wel 'ns heen gaan. Die kerel zal vooreerst nog niet dood zijn. Hij heeft ten minste nog goede eetlust.’

‘En misschien zou hij ons dan nog wel gebruiken voor grote brokken. Nee, ik dank je, Muk. Die slokkerd zal me niet zien. Nu tenminste niet.’

Klaas Vaak keek 'ns over z'n bril.

‘Zijn jullie uitgepraat, dan ga ik weer door. Dan kom je aan Luilekkerland, jongens. Dat ligt midden tussen de bergen van rijstebrij en peperkoek. En als je door Luilekkerland heen bent, kom je in 't grote Sprookjesland. Daar, zie je die bossen op de kaart? Heel Sprookjesland moet je door, en dan ben je pas in het land der mensen. Je moet over heel hoge bergen om in dat land binnen te komen. Maar zo'n luitjes als jullie zullen dat wel klaar spelen. En daar bij de mensen zul je je weg wel vinden. Anders moet je de weg maar vragen. Zo verlegen ben je niet.’

‘En wat is dit hier, ome Klaas?’ vroeg 'n heel klein jongetje. En hij wees de zee aan.

‘Da's de Mosselenzee!’ riep Gisi. ‘Daar ging ik vroeger

[pagina 10]
[p. 10]

met Tien en Sus en Toon bootje varen. Dat ging zo heerlijk!’

‘Maar zonder verlof, hé strop!’ En Klaas Vaak pakte hem 'ns goed bij z'n oor. ‘Haal zulke dingen maar niet meer uit. Anders verdrink je nog voor j'er zelf erg in hebt. En nu weet je alles wat er op staat. Wie het nog niet weet, moet morgen nog maar 'ns kijken. Nu is 't hoog tijd. De maan staat al lelijk te kijken, dat ze hier nog zo laat licht aan vindt.’

Heel het troepje ging lekker slapen.

Puk en Muk droomden die nacht al van de grote reis, die ze s'anderendaags zouden beginnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken