Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

12. Nog op de bergen.

Toen Puk en Muk uitgelachen en uitgerold waren, namen ze elk nog 'n hapje wittebrood voor de honger en 'n slokje rum voor de dorst.

De rest van 't wittebrood en de fles werden weer in de knapzakken gestopt en de jongens maakten zich gereed om verder te stappen.

Veel eten en veel drinken was er niet meer over.

‘We zullen nog sneeuw moeten eten voor de dorst, Puk. Je kunt bijna de bodem van de fles zien. En ze weegt haast niets meer. Ik voel werkelijk niet dat ik iets op m'n rug heb.’

‘Sneeuw eten, daar moet je toch maar niet aan beginnen. Dan wor' je van binnen koud. En ik heb ook wel 'ns gehoord dat je van sneeuw hoe langer hoe meer dorst krijgt. Zo lang de fles niet helemaal leeg is, hebben we nog iets. En daarom zullen we ons maar niet te bezorgd maken.’

Dat zei Puk weer, omdat hij steeds bezorgd was dat Muk aan 't zeuren zou slaan. Dat had hij op de eerste reis ook 'n paar keer gedaan, en dat was niet heel plezierig.

‘Kijk nou ginds die boom, Puk, boven op 't topje van die kleine berg. Je zou zeggen, hoe krijgt die 't in 't hoofd om daar te gaan groeien. Hij kon geen slechtere plaats hebben uitgekozen.’

‘Hij zal er zelf ook al heel weinig aan kunnen doen. Daar zal 'n zaadje terecht zijn gekomen, en dat zaadje is aan 't groeien gegaan. Heel breed heeft hij 't er niet, dat kun je wel zien. Wat is 't 'n magere sinjeur. En geen enkel blaadje.

[pagina 93]
[p. 93]

't Is 'n arme tobberd. Maar dát is zeker: 't moet wel 'n taaie boom zijn die 't op zo'n barre rotsen kan uithouden. En dat komt goed uit voor ons.’

‘Hoe zo? Wij hebben toch niets met die boom te maken.’

‘We zullen hem gebruiken voor uitzichttoren. Daar in die

illustratie

boom zitten we fijn hoog. Dan kunnen we ver kijken. Ik verlang net zo goed als jij naar 't einde van deze bergtocht. En dan, 't eten begint op te raken. We zullen in die boom klimmen om te zien waar we 't eerst op de gemakkelijkste manier hier vandaan komen.’

Ze gingen de richting van de boom uit.

Het was weer z'n best aan 't boemen in de lucht. Maar

[pagina 94]
[p. 94]

daar trokken Puk en Muk zich weinig van aan. Zij waren zo klein, zij zouden wel niet geraakt worden.

Om bij de boom te komen moesten ze door 'n sneeuwveld. Hoe ze ook keken of probeerden, ze konden de boom niet langs 'n andere weg bereiken. Dat was wel wat lastig. Vooral daar de sneeuw dik lag, heel dik. Muk z'n stok schoot er 'n heel eind in.

Als 't niet anders ging, zouden ze die witte weg maar nemen. 't Bleek 'n ondergesneeuwde greppel te zijn. Ze gingen er in 't begin al tot over de enkels in. In 't midden schoten ze op sommige plaatsen tot aan de knieën in die witte suiker. Dat was moeilijk werk om vooruit te komen. Ze moesten hun kleine beentjes zo hoog optillen om 'n nieuwe stap te doen.

Sneeuw is nog al zuiver en vooral de sneeuw daar in die hoge bergen. Je wordt er niet nat van. Toch waren Puk en Muk blij, heel blij, dat ze eindelijk bij 't kleine bergje waren gekomen.

Ze stonden vlak bij hun uitzichttoren.

‘Puk, is de boom niet dood? ‘Je weet, dood hout is broos, dat breekt gemakkelijk. Dan ga ik er in geen geval in. Ik vind het nog te vroeg om m'n hals te gaan breken.’

‘Stel je gerust, Muk, de boom is niet dood. Kijk maar hier. Ik zal 'ns met m'n sikkelmes over z'n schors krabben. Zie je wel, hij leeft nog goed. Hij zal ons tweetjes makkelijk dragen.’

Puk zette zich al gereed om te gaan klimmen. Dat konden ze beiden als eekhoorntjes; dat hadden ze thuis wel geleerd; daar zaten ze midden tussen de bomen.

In één-twee-drie was Puk boven. En Muk volgde z'n voorbeeld.

[pagina 95]
[p. 95]

‘Ieder 'n tak. Dan hebben we wat om vast te houden.’

En daar zaten de twee hoog en droog.

Wat hadden ze 'n prachtig uitzicht.

‘Muk, Muk, we zijn bijna de bergen uit, joch! Nu wordt het fijn. Kijk, ginds heb je de bossen en de weiden, precies als aan de andere kant. En als we daar langs gaan, langs die kant, dan zijn we zo beneden.’



illustratie

Puk wees druk aan met z'n paraplu. Hier heb je dit en daar heb je dat.

Daar begon zowaar het geboem weer opnieuw.

‘Hoor die oorlog toch 'ns Puk, wat hij 'n leven maakt! Kun je niks van de oorlog te zien krijgen. Ik zou toch wel 'ns graag willen weten hoe 't echt gaat!’

Daar hoefde Muk niet lang op te wachten.

[pagina 96]
[p. 96]

Van onder af kwam het gevaar. Voor z'er een van beiden erg in hadden, zei hun uitzichttoren: krak! en brak midden door. 'n Kanonskogel had 't boompje maar even aangeraakt.

Puk en Muk lieten 'n vreeselijke gil. Wie zou ook niet schrikken!

Als je zo hoog zit met 'n diepe afgrond voor je, en dan zo maar pardoes de stoel onder je lijf voelen wegschieten, daar zouden grote mensen nog wel van schrikken.



illustratie

't Was 'n groot geluk voor hen dat de kogel het boompje had geraakt en gescheurd aan de buitenkant. Nu viel de top met hen beiden naar binnen. En zo kwamen Puk en Muk terecht in de sneeuw, waar ze straks nog zo op gekeven hadden.

Het was nu 'n groot geluk voor hen dat die sneeuw er lag en dat hij zo dik lag.

[pagina 97]
[p. 97]

Verbeeld je, dat de kleine bazen met hun hoofdjes waren terecht gekomen op de harde steenrotsen. Ze waren gewoonweg te pletter gevallen, en er was geen Puk of Muk meer geweest.

Hoe gelukkig het ook afgelopen was, heel lekker zaten ze toch niet. In de sneeuw konden ze gemakkelijk stikken, want ademhalen kun je zo niet. En als je stikt, ben je dood, net zo goed als dat je dood valt.

Maar Puk en Muk spartelden dat de sneeuw links en rechts vloog. En na heel wat werk kwam de magere Puk het eerst te voorschijn. Die zag Muk nog worstelen. Hij zou hem eens gauw 'n handje gaan helpen. In elke hand nam hij 'n voetje van Muk en zo sleurde hij z'n broertje de sneeuw uit.

Hun wangen gloeiden. Ze hadden mooie rode gezichten met 'n echte frisse kleur, en hun piepoogjes pinkelden van plezier.

Waarom zouden ze ook bedroefd zijn.

't Was alles zo fijn afgelopen als maar hoefde. En nu wisten ze toch, dat ze niet lang meer in de bergen hoefden te blijven.

Ze moesten nu de eerste tijd maar rechts houden. Ze konden onmogelijk rechtvooruit gaan. Daar liepen de bergen steil naar beneden. Ze waren bang dat ze dan te gauw beneden zouden aankomen. Maar de weg naar rechts was heel moeilijk. Het was klauteren, klauteren zonder ophouden. Er tegen op was niet zo lastig als naar omlaag, dat wou telkens maar te goed gaan.

Ze kwamen weer voor 'n steile rots.

Hoe daar over te komen. Ze stonden te denken en te prakkezeren.

‘Puk, Puk, ik weet 't. Heb je geen touw in je zak. Jij doet het touw om je middel en ik doe het touw om mijn middel.

[pagina 98]
[p. 98]

Dan kunnen we mekaar nooit verliezen. En als jij dan boven bent, dan kom ik er ook wel.’

‘Ja, ja, Muk, en als jij naar beneden valt, dan kom ik er ook wel. Maar 't is toch prachtig gevonden. Heeft Poerla geen touw in de ransel gedaan? 'ns Gauw kijken.’

En ja, daar kwam 'n stevig touw voor den dag.

‘Ik meende wel, dat Poerla had gezegd, dat touwen ook bij de uitrusting hoorden. Echte bergbeklimmers binden zich ook allen aan 'n touw vast als ze gevaarlijke toeren moeten uithalen. Dan gaat gewoonlijk 'n gids voorop. Maar we zullen het zonder gids doen Muk, maar toch ook met 'n touw.’

Ze bonden zich stevig vast, en Puk ging voorop. Toen hij bijna boven was, gleed Muk z'n voet uit, en daar had je 't: Ze vielen alle twee naar beneden. Puk boven op Muk. Die Puk viel dus nogal zacht. En met Muk viel het ook nogal mee. Dat was te danken aan de ransel. Het enige ongeluk was, dat de fles brak, de fles met rum. Veel was er niet meer in, maar dat weinigje hadden ze nog goed kunnen gebruiken.

Ze gooiden de scherven weg, en zouden met de beklimming opnieuw beginnen.

De tweede keer brachten ze 't er beter af. Ze kwamen heelhuids boven.

Nu hadden ze 't 'n hele tijd gemakkelijk. Ze waren op 'n vlakte. Dat marcheerde pas echt goed. Sneeuw was er bijna geen meer te zien, de grond was begroeid met gras.

‘Als we zo 'ns konden doorlopen Puk!’

‘Daar zouden we niet veel mee opschieten Muk. We blijven hier steeds even hoog. We moeten naar beneden.’

Nog wel 'n half uur bleven ze op de vlakte. Ze moesten 'n goed wegje zoeken naar omlaag.

[pagina 99]
[p. 99]

Soms hoorden ze de horens van de herders of de bellen van de bergkoeien. Dat was een goed teken. Ze kwamen weer in de buurt van mensen.

Eindelijk vonden ze het lang gezochte paadje naar beneden.

Het was 'n lang smal paadje dat langs 'n diepe kloof liep. Hier was 't weer oppassen; maar voorzichtig waren ze genoeg.

Onderweg is er nog iets gebeurd. Puk verloor z'n sikkelmes. Het kwam terecht in de afgrond.

‘We zullen er maar niet om treuren, Muk. Laat ons maar hopen dat we zo'n mes niet meer nodig hebben. En jouw mes hebben we toch nog.’

En om toch nog iets aan z'n paraplu te hebben, bond Puk er z'n vork aan, dan had hij 'n bajonet op z'n geweer. Dan zag hij er toch gevaarlijk uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken