Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

11. Op de bergen.

We zijn er! We zijn er! juichte Muk, toen ze het topje bereikt hadden.

‘Ja ja Muk, we zijn er! Dat wil zeggen, we zijn boven op de bergen. Maar dat zegt allemaal nog niets. We zijn er nog niet óver. Zie maar 'ns, zo ver je kijken kunt sneeuw en rotsen; 't moet nog lang berg-op, berg-af.’

Ja, eerlijk gezegd was 't hun wel wat tegengevallen. Ze hadden gedacht: als we boven zijn, dan kunnen we aan de andere kant dadelijk omlaag, en dan zijn we bij de mensen.

't Was al mooi, dat ze 't er zo ver goed hadden afgebracht. Iedereen zal ze dat niet nadoen.

‘Ja Puk, we moeten nog 'n heel moeilijke weg afleggen. Dat zie ik nu ook. Ik had niet gedacht, dat de bergen er van boven zó uit zagen. Maar kom, we zullen eerst nog 'n slokje nemen van de rum. 't Is hier nog al fris, vin' je ook niet? En van de rum blijft het kacheltje daarbinnen goed warm.’

Ze dronken elk nog wat uit de fles.

‘Daar bekom je werkelijk op, Puk!’

‘Doe maar gauw weg, Muk, jij krijgt weer te veel zin in die zoetigheid. Je kunt nooit weten hoe we die rum nog nodig kunnen hebben. Het kan hier op de bergen misschien nog wel dagen duren.’

De fles werd weer opgeborgen in Muk z'n knapzak.

En verder ging de tocht. Soms moesten ze door de sneeuw dat ze'r tot de knieën inzakten. Goed uitkijken was de boodschap. Als ze bij zo'n sneeuwveld kwamen, ging de stok van Muk er in, om te proberen of de laag niet te dik

[pagina 85]
[p. 85]

was. Ze zouden wel 'ns 'n diepe kuil kunnen treffen die vol sneeuw was gewaaid. En als ze daar in terecht kwamen, wat dan? Dat de tocht niet vlug ging, kun je wel begrijpen. Het was werken om vooruit te komen.

De eerste ontmoeting die ze hadden in de bergen, dat was al 'n heel rare. Puk en Muk zullen die nooit vergeten.

Ze waren gekomen bij 'n niet heel hoge top. Die was begroeid met gras. En boven op die top stond 'n beest te

illustratie

grazen, 'n beest zoals Puk en Muk er in d'r leven nog geen gezien hadden. De jongens waren blij. Want 'n beest leeft, en dan voel je niet dat je zo helemaal alleen bent.

‘Zou 't 'n paard zijn, Puk?’

‘Ben je nou stapel! 'n Paard hierboven op de bergen. Dat zou toch al te mal zijn. Wat zou dat beest hier komen doen!’

‘Wel, gras eten! Dat zie je toch,’ zei Muk. Die dacht,

[pagina 86]
[p. 86]

dat hij nog zo heel dom niet was geweest met te zeggen dat 't 'n paard was.

‘Kijk dan 'ns naar zijn staart. Wie heeft er nu ooit 'n paard gezien met zo'n stompje van achter! Zou 't geen koe zijn?’

‘Puk, Puk, jij zegt dat ik dom ben, omdat ik denk dat 't

illustratie

'n paard is. Maar jij bent slim hoor! Nu vraag ik jou, wie heeft er ooit 'n koe gezien met zo'n stompje van achter?’

Dat kon dus ook niet zijn.

Op 't laatst waren ze zo ver, dat ze dachten dat 't 'n hert of 'n ree was. Die hadden ze in de bossen van Sprookjesland zoveel gezien.

'n Hert, dat zou pas fijn worden. Op 'n hert konden ze

[pagina 87]
[p. 87]

nog beter paard-rijden dan op 'n echt paard. Nu was 't maar zaak dat hert eerst te vangen.

Ze praatten samen heel zachtjes.

‘Muk, nu niet méér leven maken dan hoog nodig is. Dat hert mocht 'ns schrikken en 't op 'n lopen zetten. Als we nu boven komen, pakken wij hem dadelijk beet. Ik met z'n poten en jij met de staart.’

‘Goed Puk, als jij maar zegt, waar ik die staart vast moet houden.’

‘Och, da's waar ook. Ik zal de voorpoten pakken en dan neem jij de achterpoten. Nu voorzichtig en stil omhoog.’

De gems - want 't was 'n gems en geen hert - had nog niets gemerkt. Hij at maar door, 't smaakte hem zo lekker.

Opeens, voor hij ergens erg in had, voelde hij zich vast gegrepen aan de poten. Wat schrok de gems! Z'n ogen keken net of hij vragen wou: wat heb ik nu aan m'n fiets hangen?

Hij spartelde geweldig om los te komen. Puk en Muk deden hun best om de buit niet te laten ontsnappen. Maar 't mocht niet helpen. De gems spande z'n poten en toen opeens - - tjoep! daar gooide hij de voorpoten vooruit en de achterpoten achteruit met alle kracht.

Daarop hadden Puk en Muk niet gerekend.

Muk viel met z'n buikje plat op 't gras. Hij liet 'n gil. Want hij was erg geschrokken. Hij had ook 'n harde klap gekregen met die achterpoten. Maar toch alles bij mekaar kwam hij er goed af. 't Had tenminste erger kunnen zijn.

Maar met Puk was 't erger.

Die was op de helling terecht gekomen en rolde nu als 'n balletje omlaag. Hoe hij ook riep: ‘Moeder moeder,’ 't hielp allemaal niets. Hij rolde en bleef rollen, tot er gelukkig 'n

[pagina 88]
[p. 88]

struik in de weg stond, en daar bleef hij aan hangen. Gelukkig gelukkig, waar zou hij anders wel terecht gekomen zijn.

Muk ging naar z'n broertje.

‘'t Is nog goed afgelopen, Puk.’

‘Wat jij noemt goed aflopen! Waar is die lelijkerd! Nu weet ik ook dat 't geen hert is Muk. 't Is 'n gems. Ik heb 't aan z'n horentjes gezien.’



illustratie

‘Daar ginds loopt hij nog, Puk. Kijk 'ns wat hij er over gaat. Hij is nergens bang van. Jongen jongen, Puk, zaten we daar 'ns op. Dan waren we dadelijk dit akelige land uit. 't Bevalt me hier maar half.

Muk begon weer wat te klagen. Puk merkte dat. En daarom zei hij maar gauw:

‘Kom Muk, klop je kleren maar wat af, en dan stappen we weer op. Misschien zien we wel heel fijne dingen onder-

[pagina 89]
[p. 89]

weg. Ik geloof, we hebben 't slechtste stuk al gehad. Me dunkt zo, 't is hier niet half zo koud meer.

Dat laatste zei Puk maar, om er bij z'n broertje de moed in te houden. Want 't was er nog zeer koud. Maar door al dat werk met die gems waren ze warm geworden.

't Ging weer berg-op, berg-af, omhoog, omlaag, door sneeuw en over rotsen.

's Middags, toen de zon heel hoog stond waren ze aan 'n klein weitje gekomen.

‘Hier rusten we nu 'ns flink uit Muk. En laat ons nu 'ns kalm en bedaard eten, net of we tijd genoeg hebben. En dat hebben we toch ook, niet?’

Muk vond alles goed. Hij liet zich bepraten, en samen zetten ze zich neer in 't gras. De mik van Poerla smaakte heerlijk en de rum uit de fles niet minder.

‘Zeg Muk, 't zal tijd worden dat we de bergen uit komen man. Het eten begint al aardig op te raken. Kijk 'ns, ik heb maar 'n klein hompje meer.’

‘Zo lang zal 't toch niet meer duren. Je zei daar straks nog, dat we het slechtste stuk achter de rug hadden.’

Daar opeens hoorde ze: Boem! boem! boemmm!

Ze keken mekaar aan met vraagoogjes. Wat moest dat betekenen. Puk stak z'n vingertje omhoog.

En daar ging het weer opnieuw:

Boem! boem! boemmm!

‘Wat zou dat zijn, Puk?’

‘Ik denk: schieten!’

‘Schieten? Zouden er dan jagers in de bergen komen?’

‘'t Is niet van jagers. Die schieten met geweren, en dat gaat pang! pang! 't Zijn kanonnen, als ik me niet vergis.’

‘Kanonnen! kanonnen! Wie schieten daar dan mee?’

[pagina 90]
[p. 90]

‘De soldaten! 't Zal oorlog zijn.’

‘Wat is dat eigenlijk, Puk?’

‘Dan vechten de mensen van twee landen tegen mekaar. En dan schieten ze mekaar dood.’

‘Maar dat is toch gek, Puk.’

‘Dat is 't ook, Muk. De mensen vinden 't zelf ook dwaas, maar ze doen 't toch.’

‘Hoe krijgen ze dan die oorlog?’

‘Dat heb ik van Klaas Vaak wel 'ns gehoord. Die weet er meer van. 't Gaat zó! Hier dit steentje is 'n stad of 'n groot stuk land. Dan staat dáár 'n koning, en aan déze kant 'n koning. Nu zegt die ene koning:

“Die stad is van mij!”

“Nee man,” zegt de ander, “die stad is van mij.”

“Maar goeie man, ze hoort bij mijn land.”

“Wel goeie man, je vergist je.”

“Daar heb j'een pats. Die is voor jou!”

“Ik laat me door jou niet slaan. Daar heb je wat terug.”

En als ze zo klappen aan 't uitdelen zijn, komt er van deze kant 'n man, en die zegt:

“Wat! moet jij onze koning slaan!”

Nu begint die man ook al mee te doen.

Maar dat willen de mensen van dien anderen koning niet hebben. Zij gaan hun koning helpen. Dan halen de koningen hun soldaten en dan heb je het gerammel in de glazen. Ze schieten er op dat het dondert. En aan de kant waar 't meeste soldaten over blijven, die hebben 't gewonnen.’

‘O, gaat dat zó! Jij weet veel, Puk! Willen wij nu samen 'ns oorlog maken?’

‘Mij goed. Vooruit maar!’

‘Dit is mijn stad!’

[pagina 91]
[p. 91]

‘Nee, 't is mijn stad, koning Muk!’

‘Maar lieve Puk, die stad hoort bij mijn rijk.’

‘Maar lieve Muk! Hier heb jij die schone stad van mij cadeau! Steek 'm dan in je zak!’

Meteen gaf Puk de steen aan Muk. Die zette 'n paar grote ogen op.

En toen hebben ze samen liggen lachen en rollen door 't gras van louter pret.

Nee, zij konden samen geen oorlog krijgen. 't Waren veel te lieve broertjes.

En mensen die veel van mekaar houden, kunnen veel van mekaar verdragen en die hoeven niet altijd hun eigen zin te hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken