Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

10. Weer op stap.

Zo, ben j'al klaar met je brief? vroeg Poerla, toen Puk en Muk binnenstapten.

‘Ja, Poerla, en hij is gepost ook al. We zagen daar juist 'n blauwkopje zitten en die hebben w'er maar mee belast. Die weet ons huis heel best. En nu komen we afscheid nemen, want we willen verder trekken.’

‘Kijk, kijk, ik wou juist zeggen, gaat wat zitten, ik moet je nog een en ander vertellen.’

‘Nee Poerla, we hebben geen tijd. Die bergen zijn zo hoog. We zullen er zo gemakkelijk niet over komen.’

‘Daar wou ik 't juist over hebben. Over die hoge bergen, waar je zo moeilijk over kunt komen. Ga maar zitten. Dan kan ik veel beter met je praten.’

Puk en Muk deden wat Poerla vroeg. Ze klommen elk op 'n hoge stoel, zodat hun kopjes juist boven de tafel uitstaken.

‘Kijk 'ns, jongens,’ begon Poerla, ‘ik ben ook wel 'ns de bergen over geweest; ik weet er dus van mee te spreken, hoe je dat 't best doen kunt. Ik neem gewoonlijk wat gereedschap mee, net als echte bergbeklimmers dat allemaal doen. Ik zal je wel 'ns wat laten zien.’

Poerla ging achter in huis om een en ander te halen.

‘Hier, dat is m'n bergstok. Onderaan zit 'n scherpe punt voor 't uitglijden. Ja, die heb je nodig. 't Is 'n stevige stok, waar je niet doorgaat, al leun j'er nog zo zwaar op. Dit is 'n bezem, want je moet daarboven nogal 'ns zelf je weg banen. Je hebt achter in de hof de bergen wel gezien, hé!’

‘Ja,’ knikten Puk en Muk.

‘Dan heb j'ook wel gezien dat ze van boven wit zijn, net

[pagina 77]
[p. 77]

of ze slaapmutsen op hebben. Da's de sneeuw. Daar boven is 't flink koud en er ligt altijd sneeuw. 'n Bezem kun je er dus best gebruiken, hé! En dan neem ik gewoonlijk 'n paar messen mee. Die komen altijd van pas.’

Wat waren Puk en Muk blij! Aan al die dingen hadden ze niet gedacht.

‘En nu 't voornaamste. Als je bergen wilt beklimmen, schuif je dikwijls uit.’

‘Ja, ja!’ kwam Muk er tussen. ‘Ik heb 't ondervonden op de peperkoekbergen van Luilekkerland. Daar schoof ik ook telkens af.’

‘Nu, van peperkoekbergen afschuiven is zo erg niet. Dan kom je altijd zacht aan. Maar als je van de rotsen glijdt, kun je je erg bezeren. En nog erger, je kunt terecht komen in de diepe afgronden, waar nooit 'n straaltje van de zon bij kan, zo diep zijn die. En om dat uitschuiven te beletten, zetten de bergbeklimmers scherpe punten van ijzer onder de schoenen, net als de voerlui met de paarden doen in de winter. Dat zal ik met jullie schoentjes ook doen. Trek maar 'ns uit. Die punten heb ik er dadelijk onder zitten.’

Puk en Muk trokken hun schoentjes uit, en Poerla begon te hameren. De jongens keken. Er was iets te leren en dan waren z'er als de kippen bij om 't af te kijken. Je kon nooit weten. Later zouden ze misschien ook nog wel 'ns zo iets moeten doen.

‘Ziezo! Klaar is kees! Trek maar weer aan. In 't eerst loopt 't wel 'n beetje vreemd, maar dat went wel.

Groeit er in de winter veel, Puk en Muk?’

‘Nee Poerla, dan groeit er niets, dan is 't veel te koud.’

‘Nou, daar boven op die hoge bergen is 't altijd winter. Daar groeit dus ook niets. Je ziet er niets dan sneeuw en

[pagina 78]
[p. 78]

rotsen. En daar kun je niet van eten. Sneeuw is maar water, en rotsen zijn wel wat hard om te bijten. Dub moet je eten meenemen. Daaraan hadden jullie ook niet gedacht hé?’

‘Nee, Poerla, daaraan hadden we niet gedacht.’

‘Het treft, ik heb hier nog 'n paar ransels liggen van onze Poerlala, toen die nog klein was. Die kun je gerust meenemen, ik kan er toch niets mee doen.’

Poerla ging de knapzakken halen en stopte ze goed vol mondvoorraad. Elk nam 'n ransel op de rug. Muk kreeg nog 'n fles rum mee. Als ze daar nu en dan 'n slokje van namen, zouden ze van binnen lekker warm blijven. Dan hoefden ze helemaal niet bang te zijn in die grote koude te bevriezen. Puk kreeg nog 'n aarden potje.

Muk nam de alpenstok met scherpe punt. Bovenaan werd 'n bezem vast gemaakt, dan kon hij voor sneeuwruimer dienst doen. Puk bond 'n sikkelmes aan z'n paraplu, en nu waren ze voor de bergtocht gereed.

O, wat dankten ze Poerla hartelijk voor z'n goede hulp.

‘En als je nu over de bergen in 't land van de mensen bent, jongens, dan moet je nog 'ns iets laten horen.’

‘Ja, ja, zeker, zonder mankeren. We sturen u 'n brief. Hoe is uw adres?’

‘Schrijf er maar op:

 
Aan meneer Poerla
 
Achter de Bergen No 0.

Dan komt de brief zeker aan. Maar zorg, dat je niet schrijft Poerlala, want dan beginnen de mensen te zingen:

 
En Poerlala is doodgeschoten,
 
Hij ligt in 'n hagelwit kleed,
 
Geen mens is er nog op de aard,
 
Die Poerlala z'n huisje weet.’
[pagina 79]
[p. 79]

‘Nee Poerla, wij zullen zorgen dat we goed schrijven. En als de brief dan toch niet aankomt, dan moet u maar denken dat 't niet aan ons ligt.’

Dapper waren ze genoeg, daar kwam 't niet aan te kort. Ze namen passen als echte wereldreizigers. Kets, kets, gingen hun voeten op de grond. 't Liep wel wat lastig in 't begin, maar 't was juist zoals Poerla had gezegd: dat went wel. Na 'n poosje waren z'er aan gewoon.



illustratie

‘Wat 'n uitkomst, hé Muk, dat we bij Poerla terecht zijn gekomen. Verbeeld je, dat die wolf met z'n prikkelplanten in de buik ons gevonden had. Jongen, jongen, dan zouden we er van gelust hebben.’

‘Ja, ja,’ zei Muk, ‘we komen er altijd nogal goed langs. Zeg, ginder zijn de bergen al, zie, met de slaapmutsen op.’

Ze deden er nog 'n stapje bij, om maar aan de bergen te komen. In de verte zagen z'er heerlijk uit, de hoge bergen. Onderaan bossen, donkergroene dennebossen, en dan heel hoog lichtgroen. Dat waren de weiden. Ze zagen duidelijk

[pagina 80]
[p. 80]

dat er herders waren met vee. En heel hoog bovenaan, daar zagen ze de sneeuw.

‘Die bergen weten toch hoe 't moet, Puk.’

‘Hoe zo?’

‘Wel, de slaapmuts boven op hun kale-kale, dan worden ze niet verkouden.’

‘Ja maar, wat ik raar vind, die bergen worden hoe langer hoe hoger, vooral die eerste sinjeur. Daar straks zagen we twee koppen achter mekaar, en nu zien we er maar eentje meer.’

‘Dan zal die achterste kleiner worden. Zou hij bang van ons zijn?’

Ze zagen er ook wel naar uit om bang van te worden. Zulke kleine mannetjes met zo'n grote messen. En die Muk droeg 't als 'n echte degen.

Ga maar voor 'm opzij!

De bossen waar ze 't eerst aankwamen, waren niet half zo mooi als de bossen van Sprookjesland, waar ze Roodkapje hadden ontmoet. Ze waren blij dat z'er door waren. 't Was niets dan denneboom en nog 'ns denneboom. Geen wonder dat ze verheugd opkeken, toen ze de grote weiden zagen, die tegen de bergen lagen.

Daar troffen ze 'n herder aan, die z'n vee aan 't hoeden was. De goede man zette ook 'n raar gezicht, toen hij die twee kleine kereltjes zag naderen. Veel bezoek kreeg hij daar boven niet, dat snap je. Soms gingen er weken en maanden voorbij, dat hij geen levende mens zag, behalve een of andere herder die ook z'n kudde weidde.

Hij was werkelijk blij dat hij 'ns iemand zag. Hij was om 'n praatje verlegen, dat kon je goed zien, want hij kwam dadelijk naar hen toe.

[pagina 81]
[p. 81]

‘Zo, jongens, en jullie stappen er zo dapper over. Waar gaat de reis naar toe, als ik 't vragen mag?’

‘We gaan de bergen over naar 't land van de mensen.’

‘Kijk, kijk, daar kom ik vandaan. Ik ben van over de bergen. Maar aan deze kant stond zo'n heerlijk gras, dat ik met heel m'n stelletje koeien naar deze zijde van de bergen ben gekomen. Maar wie zijn jullie eigenlijk?’

‘Wij zijn Puk en Muk van Klaas Vaak.’

‘O, zijn jullie Puk en Puk, die dappere kereltjes. Kijk, kijk! Ja, ik heb wel meer van je gehoord. Maar het doet me plezier dat ik je ook 'ns zie.’

‘En kunnen we hier makkelijk de bergen over, herder?’

‘Makkelijk? makkelijk? Dat eigenlijk niet. Als je makkelijk de bergen over wilt, dan zou je de weg moeten nemen waar ik met m'n koeien langs gegaan ben. Maar dat is misschien nog wel 'n halve dag van hier. Als je die weg over wilt, dan kun je hem makkelijk vinden, want de koeien hebben overal visitekaartjes achtergelaten.’

Puk en Muk moesten lachen om die visitekaartjes.

‘Maar ik zou zeggen, luitjes die er zo flink en dapper uitzien, die kunnen hier wel recht door gaan. Je zit fijn in je spullen, dat moet ik zeggen. Heeft Klaas Vaak je zo goed uitgezet?’

‘Nee herder, dat hebben we allemaal van Poerla gekregen.’

‘Wat? Poerlala? Hopsasa, zei Poerlala. En Poerlala is dood geschoten.’

‘Nee, niet Poerlala, maar Poerla. Dat is z'n vader.’

‘O, leeft die oude man nog? Ik dacht dat die al lang dood was.’

‘En is 't niet gevaarlijk, herder, als we hier zo maar recht-toe recht-aan lopen.’

[pagina 82]
[p. 82]
‘Gevaarlijk? Ja, wat zal ik er van zeggen? Je kunt natuurlijk in de afgrond vallen. En als je daarin terecht komt, kom je nooit meer voor den dag. Maar zo dwaas zul je wel niet zijn. Het best is maar: goed naar boven kijken, al maar door naar boven kijken. Want kijk je in die diepe kloven, dan heb je kans dat je duizelig wordt. En 'n bergbeklimmer

illustratie

die duizelig wordt, kon beter thuis zijn gebleven, want die brengt 't er niet levend af. Dan, boven in de lucht zit ook nog gevaar.’

‘In de lucht?’

‘Ja, ja, in de lucht. Zie je daar die grote vogels niet vliegen. Dat zijn arenden en gieren. Dat zijn reuze-vogels, joch, de grootste roofvogels die er zijn, met sterke, kromme bekken en kromme, scherpe nagels aan de tenen. En

[pagina 83]
[p. 83]

sterk als die kerels zijn! Die nemen gewoonweg 'n schaap of 'n kalf mee de lucht in, en dat gaan ze dan boven in de bergen lekker oppeuzelen. Ik zou je aanraden, blijft die lui uit de klauwen, anders eten ze je op met kleren en al. 't Is 'n geluk voor je, dat je alle twee nogal klein bent. Ze zullen je niet gauw in de gaten krijgen.’

‘Dank je wel herder, dat je ons de weg hebt gewezen en dat je ons zo goed gewaarschuwd hebt voor de gevaren.’

Puk en Muk trokken weer verder.

Ze merkten al gauw, dat bergen beklimmen zo makkelijk nog niet is. En nu waren ze pas aan 't begin. Dat zou me nog wat worden, eer ze boven waren.

Toen ze voor 'n heel steile hoogte kwamen, hielden ze halt en aten en dronken wat, om sterk genoeg te zijn voor dat moeilijke stuk.

‘Alloh Muk, we zullen proberen! Maar goed naar boven kijken, dan worden we niet duizelig. En dan maar voetje voor voetje de hoogte in.’

Puk ging voorop. Hij zocht de plaatsen waar hij het best z'n voetjes kon zetten. Muk kwam hem dapper na. Door het gekras en gekrijs van de roofvogels lieten ze zich niet bang maken.

Ze zijn boven gekomen, maar het heeft heel wat zweet gekost. En als ze geen Puk en Muk waren geweest, geloof ik nog niet, dat ze ooit de toppen van de bergen zouden bereikt hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken