Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 68]
[p. 68]

9. Goede hulp.

Hoe lang Puk en Muk daar hebben liggen slapen, dat weten ze zelf niet. Eén ding weten ze wel en dat is, dat z'er niet wakker zijn geworden.

Tegen de avond lagen ze alle twee nog heel rustig. De zon was al onder gegaan. Toen kwam daar 'n man langs met 'n kruiwagen. Die man was in 't bos aan 't werken geweest, en nu keerde hij naar huis terug.

Toen hij dicht bij Puk en Muk passeerde, dacht hij:

Wat ligt daar in 't gras? Aanstonds zette hij z'n kruiwagen neer en ging 'ns kijken.

Wat keek die man verwonderd, toen hij daar twee zo'n kleine baasjes zag liggen. Zeker twee kindertjes die te ver van huis zijn gelopen en nu verdwaald zijn. Ze kunnen hier zo de hele nacht niet blijven liggen. Ze zullen verstijven van de kou. Ik zal ze 'ns wakker maken. Eerst moet ik weten van wie ze zijn. Uren in de omtrek wonen geen mensen. Het dichtstbij woont Sjamperdoedas, maar die wildeman heeft geen kinderen. Ik ben erg benieuwd.

Nu voorzichtig zijn, ze zouden wel 'ns kunnen schrikken, vooral van m'n lange baard.

Toen stiet de man Puk aan. Maar Puk sliep dapper door, en Muk werd van 'n stootje ook niet wakker.

‘Zeg jongens, jongens, wordt 'ns wakker!’

Er kwam geen leven in.

Hij riep nog 'ns harder. Puk en Muk roerden niet. De man kreeg veel medelijden. Zouden ze waarachtig al dood zijn? Nee, dat toch nog niet; ze haalden nog adem.

Weet je wat, ik neem ze mee. Ik kan hier toch ook geen

[pagina 69]
[p. 69]

eeuwigheid staan wachten. Thuis zullen ze wel wakker worden.

De man nam Puk en Muk op. Wat voelden die kleertjes toch klam aan. Zeker nog ergens in 'n sloot gelegen ook! Die kinderen! die kinderen! Wat deden ze ook zo ver van huis!

Puk en Muk lagen netjes naast mekaar op de kruiwagen. De man begon weer te rijden. Onderweg hield hij de twee goed in 't oog, of ze misschien wakker zouden worden van het schokken.

Maar Puk en Muk sliepen zo vast, dat ze nog niet van 'n kanonschot wakker zouden zijn geworden.

Wat zou er de man nu mee aanvangen? Hij nam de slapertjes van de kruiwagen en legde hen dicht bij het haardvuur op 'n kussen te slapen. Zelf ging hij aan tafel zitten lezen uit 'n dik, oud, versleten boek. Hij wilde afwachten tot ze eindelijk 'ns wakker zouden worden. Dan kon hij ten minste te weten komen, met wie hij te doen had.

Heel lang heeft de man daarop moeten wachten. Wel meer dan twee uur. De twee jongens begonnen met hun beentjes te spartelen, en ze wreven zich de ogen.

Wat verschrokken ze, toen ze de ogen wijd openden. In plaats van bomen, hei, mos en gras, zagen ze 'n vuur in 'n kamer met tafel en stoelen.

De oude man was opgestaan, zo gauw hij merkte dat z'n twee gasten wakker waren.

‘Zo, zo, ben je eindelijk uitgeslapen? Nu hoor, jullie weten pas wat slapen is,’ zei hij zo vriendelijk mogelijk, en daarbij trok hij 'n lachend gezicht, om de twee kleintjes toch zeker niet te laten schrikken.

Puk en Muk schrokken dan ook helemaal niet. Die man

[pagina 70]
[p. 70]

leek sprekend op Klaas Vaak. Hij had ook zo'n baard en zo'n goede zachte ogen.

Puk en Muk lachten ook en sprongen op hun beentjes.

‘Waar zijn we nu eigenlijk, goede man?’

‘Jullie bent hier bij de vader van Poerlala. Je hoeft helemaal geen schrik te hebben hoor. Ik hou zeer veel van kinderen. En ik heb er nog spijt van, dat m'n Poerlala altijd zo gek gedaan heeft, en dat hij is doodgeschoten. Anders woonde hij nog bij me, en nu zit ik hier alleen.’

‘O, bent u de vader van Poerlala. Wij zijn Puk en Muk van Klaas Vaak. Wij maken 'n grote reis. We gaan naar het land van de mensen!’

Met open mond hoorde de man dat allemaal aan.

‘Wat zeggen jullie! Zijn jullie van Klaas Vaak? En ben je op reis? Dan zijn jullie geen ongehoorzame kinderen die verloren zijn gelopen! en dat heb ik heel de tijd gedacht. Hoe kom j'er dan toch op, om daar zo maar in 't gras te gaan liggen slapen. Zijn jullie niet bang voor wilde dieren of voor de kou 's nachts?’

‘Meneer Poerlala, dat zal ik u 'ns vertellen.’

‘Ik heet niet meneer Poerlala. Mijn vader heette Poer, en ik heet Poerla, en m'n zoon Poerlala, en zo kun je doorgaan tot het einde der wereld, dan krijg je Poerlalalalalala enz. enz. Maar vertel 'ns gauw.’

‘Nou dan, meneer Poerla, we waren gevangen door Sjamperdoedas, je weet wel die wilde man.’

‘Ja, ja, die lieverd ken ik wel. Die vangt hier al de bossen leeg met z'n klemmen. 't Is de grootste stroper die er op de wereld rondloopt.’

En ons wilde hij ook opeten, net als al de beesten die hij vangt.’

[pagina 71]
[p. 71]

‘Maar waarom gingen jullie dan in 'n klem zitten. Dat is toch ook niet slim!’

‘We lieten 'n eekhoorntje er uit. Dat zat met z'n staart in de klem. En toen we daar mee bezig waren, werden we door Sjamperdoedas verrast! Hij greep ons beet en vloeken als hij deed: van sapperdemallemosterd en donderdaggenavond.’

‘Hij heeft je zeker maar bang willen maken met die gekke woorden,’ lachte Poerla.

‘Nee, nee, 't was niet uit gekheid, niet waar Muk? Hij heeft ons echt willen bakken. We hebben al in de ketel gezeten. Nu zijn onze kleren zowat droog. Maar we zijn doornat geweest.’

‘Ja, ja, toen ik je vond waren je kleertjes nog vochtig. Ik dacht al, dat je aan 't slootje springen waart geweest. Nu weet ik, waar 't vandaan komt.’

‘Toen Sjamperdoedas z'n mes aan 't slijpen was, kwam de eekhoorn ons redden. Die beet het touw door, en de ketel rolde naar beneden. Toen zijn we samen gevlucht, en we hebben gelopen, gelopen tot we niet meer konden. We hadden geen tijd meer om 'n verborgen plaatsje op te zoeken.’

‘O, nu snap ik heel de zaak,’ zei Poerla, ‘en nu begrijp ik ook, waarom jullie niet wakker wou worden. Maar zeg 'ns, je hebt zeker ook wel vreselijke honger. Bij Sjamperdoedas zul je wel niet veel in je maag gekregen hebben. Ik zal 'ns gauw wat zoeken.’

Puk en Muk lachten tegen mekaar. Dat hadden ze goed getroffen. Er waren toch ook nog goede mensen op de wereld.

Daar kwam Poerla terug. Hij had 'n grote boerenmik bij zich, 'n schaaltje met boter en 'n suikerpot.

[pagina 72]
[p. 72]

‘Jongens, je moet maar niet al te fijn kijken, hoor. Ik moet hard werken voor m'n kost. Heel breed heb ik 't niet, maar ik kom toch niets te kort. Ik zal je geven wat ik heb, boeremik met suiker.’

‘Dank je wel, Poerla, dank je wel. Dat hebben we juist graag.’

Poerla begon te snijden.

‘Dunne sneetjes hé, en veel boter en heel veel suiker. Ja, ja, ik weet er wel iets van hoe 't moet.’

Wat lachte de goeie man, en Puk en Muk niet minder.

De jongens lieten het zich goed smaken. Als je honger hebt, smaakt het eten altijd.

Die nacht zijn Puk en Muk nog bij Poerla gebleven. Ze sliepen weer op 't kussen, dicht bij het haardvuur, zo maar met hun pakjes aan.

Met die slaapplaats waren ze best tevreden. Ze wisten wel dat die goeie Poerla gaf wat hij had. Hij had zelfs z'n eigen bed willen geven. Dan zou hij wel op 'n stoel bij de tafel gaan slapen. Maar daar wilden Puk en Muk niet van horen. Zo'n oude man moest 'n rustige nacht hebben. Dat had hij veel harder nodig dan zij.

's Anderendaags zouden ze de reis weer doorzetten.

Poerla zei:

‘Puk en Muk, nu ben je zo heel ver niet meer van het land van de mensen af. Als je bij mij achter in de hof staat, kun je de hoge bergen al zien. Weet je wat je doen moest. Schrijf van hieruit eerst nog 'n brief aan Klaas Vaak, en doe 'm dan veel groeten van mij. Klaas Vaak is 'n goede vriend van mij, en ik heb 'm in zo lang al niet meer gezien.’

Dat vonden Puk en Muk prachtig. Ja, ja, 'n brief schrijven.

[pagina 73]
[p. 73]

‘Hebt u dan pen en inkt voor ons, meneer Poerla, en postpapier asjeblief?’

‘Aan 'n pen en inkt kan ik je niet helpen. Die heb ik zelf ook niet in huis. Maar voor 'n keer mag het wel met potlood. Dan moet je maar goed duidelijk schrijven, dan zal de oude Klaas Vaak 't toch wel kunnen lezen.’

Dat was dan ook goed.

Poerla bezorgde hun de schrijfspullen, en Puk en Muk trokken naar buiten.



illustratie

Gingen ze dan niet aan tafel zitten schrijven?

Welnee, dat hadden ze nog nooit gedaan. Ze gingen buiten ergens bij mekaar liggen en schreven op de grond. Dan konden ze veel beter nadenken wat ze allemaal in de brief zouden zetten.

Ze hebben er lang op geschreven. Wat Puk niet wist, dat wist Muk, en wat Muk wou vergeten, daar dacht Puk aan. Ieder schreef om de beurt 'n stuk en zo kwam de brief klaar.

‘Hoe zullen we beginnen, Muk?’

‘Ik neem de pen weer op om u een brief te schrijven!’

‘Ha, ha, en we schrijven met 'n potlood.’

Daar had Muk niet aan gedacht.

‘We zullen zo maar gewoon schrijven Muk, of we thuis bij Ome Klaas zitten te vertellen.’

[pagina 74]
[p. 74]

‘Ja Puk, da's goed. Vertel jij maar vast, dan schrijf ik het eerste stuk.’

 

De brief was zo:

 

Beste, lieve Ome Klaas

en lieve broertjes,

 

We zijn al heel ver op onze reis. We zijn al bij de bergen, waar we over moeten, om in 't land van de mensen te komen. En daarom schrijven we U 'n brief. We weten, dat deze brief zeker zal aankomen, en hoe dat in 't land van de mensen gaat, dat weten we nog niet. We hebben dit papier en 'n potlood van Poerla gekregen. Dat is 'n heel goede man, die ons goed heeft geholpen. Als we bij hem niet terecht gekomen waren, konden we nu geen brief meer schrijven, en dan zou U ons misschien nooit meer hebben teruggezien.

We hebben heel wat beleefd onderweg.

Eerst in Luilekkerland. Wat hebben we daar pret gehad. Muk had zoveel gegeten dat hij bijna niet meer lopen kon. In het grote bos van Sprookjesland hebben we Roodkapje ontmoet. Die stond te huilen, omdat de lelijke wolf haar Opoe weer had opgeslokt. We hebben Roodkapje en Opoe goed geholpen. Dat zal U wel graag horen, Ome Klaas. Maar toen is er iets heel ergs gebeurd. We zijn bij Sjamperdoedas gekomen, den wildeman. Die heeft ons gepakt, omdat we 'n eekhoorntje uit de klem hebben verlost. Die lelijke Sjamperdoedas wou ons bakken en opeten, maar het lieve eekhoorntje heeft ons gered. Als we weer thuis zijn, zullen we wel vertellen hoe dat gegaan is. Poerla heeft ons gevonden en mee naar huis genomen. Hij heeft ons lekker laten slapen, en heeft ons boeremikke-boterhammen gegeven met veel suiker. Wij moeten heel veel groeten van hem doen.

[pagina 75]
[p. 75]

Ome Klaas, wij zijn alle twee nog goed gezond en we zijn nog dapper. Nu gaan we naar het land van de mensen kijken. We zullen op tijd terug zijn.

Lieve Ome Klaas, wij blijven uwe flinke, dappere jongens.

Puk en Muk.

 

‘En nu nog 'n adres op de enveloppe en de brief kan op de post.’

Met sierlijke letters schreef Puk er op:

Aan den Heer Klaas Vaak
Derde straatje achter Luilekkerland.


illustratie

‘Piet, piet, pietepetiet,’ riep 'n vogeltje.

‘Kijk, daar is de post al, Puk. Dat treft buitengewoon.’

Muk gaf het vogeltje de brief in de bek.

‘Aan 't goeie adres bezorgen, Blauwkop,’ riep Puk.

't Vogeltje knikte van ‘ja’ en weg was 't al.

Puk en Muk gingen bij Poerla in huis om afscheid van hem te nemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken