Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

8. De ketel in!

Sjamperdoedas sliep die nacht buitengewoon goed. Maar met Puk en Muk was 't heel anders. Die deden geen oog toe. Hoe kón dat ook anders? Als je 's avonds weet, dat je 's morgens gebakken of gebraden zult worden, dan gaat je slaap wel over. Ze konden niet 'ns meer denken. Ze waren suf van schrik en angst. Ze zeiden geen stom woord tegen mekaar. Ze waren veel te bang dien lelijken valsen man wakker te maken. En wie weet wat er dan voor ongelukken gebeurd waren.

En wat zouden ze ook tegen mekaar gezegd hebben!

Puk had makkelijk aan Muk kunnen verwijten dat hij dom, heel erg dom had gedaan, om over dien Knollenneus te beginnen. Maar nu was 't toch zò, ze zouden maar afwachten, misschien kreeg die wrede man nog medelijden.

Sjamperdoedas sliep 'n gat in de dag.

Buiten scheen de zon al heerlijk. Dat zagen Puk en Muk door de opening van het hol.

De vogeltjes tierelierden dat 't 'n lust was.

En nu zaten Puk en Muk in dat muffe hol, bij dien snorkenden wilden man. Ze hadden wel naar buiten willen vliegen. En als ze hadden gekund, dan zouden ze 't ook gedaan hebben. Maar er was geen kans. Sjamperdoedas lag zó, dat Puk en Muk niet uit het hol konden komen, of ze zouden den langslaper aanraken. En dan was hij natuurlijk wakker.

Ze hadden ook erg veel last van honger. Bij de Opoe van Roodkapje hadden ze beiden wel goed gegeten, maar dat was al zo lang geleden.

Toen ze bij Knollenneus waren, kregen ze tenminste elk

[pagina 61]
[p. 61]

nog 'n grote knol te bikken. Dat was wel niet veel bizonders, maar 't was toch beter dan niets. Die lelijke Sjamperdoedas dacht alleen maar aan zich zelf, aan z'n gulzige buik. Wat kon het hem schelen of ze daar van honger dood gingen, in hun harde hoekje.

Eindelijk, daar opende Sjamperdoedas de ogen, z'n grote luie slaapogen. Hij stak z'n armen in de lucht, en gaapte zo geweldig, dat Puk en Muk van schrik tegen mekaar kropen. In die mond kon wel 'n paard met kar binnenrijden.

‘Kijk, kijk!’ riep hij, en hij keerde zich naar Puk en Muk. ‘Kijk, kijk! Leven jullie ook nog! En heb je geen zin gehad om weg te lopen? Je bent twee brave kereltjes, dat moet ik zeggen: belletje trekken, 'n reus half dood gooien, mijn klemmen leeg halen! 't Is nogal mooi, dat moet ik zeggen. Maar nu zullen we dadelijk 'ns af gaan rekenen, jongens.’

Zo zat daar die wrede man nog te sarren. Bah, dat was lelijk, dat was afschuwelijk lelijk.

Sjamperdoedas rekte zich nog 'n paar maal uit en toen stond hij op.

‘Ik begin altijd met eten, jongens!’

Puk en Muk zwegen, maar ze dachten: dat staat je lang niet mooi, 'n dier begint gewoonlijk ook met eten.

Ja, ja, dat is ook zo. Als Puk en Muk bij 'n leeuw in z'n hol waren terecht gekomen, zouden ze misschien beter af zijn geweest dan nu.

Sjamperdoedas ging achteraan in het hol. Daar was nog 'n zijgang, waar hij allerhande rommel bewaarde. De jongens hoorden hem rommelen. Het was 'n leven of hij met ketels en pannen aan 't sjouwen was. Puk en Muk wisten wel wat dat betekende. De traantjes kwamen in hun ogen, maar huilen deden ze nog niet.

[pagina 62]
[p. 62]

Daar kwam Sjamperdoedas weer terug, met 'n ketel in de ene hand en 'n dik touw in de andere.

‘Kom mee, jongens, dan kun je 'ns zien hoe dat hier gaat. Ik woon in geen paleis. Ik heb ook geen keukenmeid om alles klaar te maken. Ik kan heel de boel zelf wel op. Elke dag moet ik m'n eigen potje koken.’

Puk en Muk bleven liggen.

‘Vooruit! nog lui zijn ook hier! Kijken moet je en kijken zul je.’ Hij nam Puk en Muk vierkant op en zette ze bij de ingang van het hol. Daar zou de kookpartij plaats hebben. En of ze wilden of niet, ze moesten zien hoe die Sjamperdoedas alles klaar maakte, om hen dadelijk te braden of te koken.

‘Kijk nu goed, dan ken je 't ook!’

Och wrede man, schei uit! Plaag die goede Puk en Muk niet langer, maar laat hen gaan.

Het touw maakte hij vast aan de hengel van de ketel. Hij trok 't toen door 'n ring, die boven in de rots gemaakt was, en maakte 't daarna vast aan 'n haak in de wand. De ketel hing nu 'n eindje boven de grond te bengelen. 't Was net 'n oude schouw bij 'n boer; daar hangt de ketel ook zo boven 't vuur aan 'n ketting.

Toen ging Sjamperdoedas in 'n sloot vlak bij water scheppen en goot dat in de ketel.

‘Ja, jongens, als ik boter had, zou ik je met boter klaar maken. Dat is veel lekkerder en dan komen er mooie bruine korstjes aan. Maar boter, dat zit er niet aan hoor, en daarom moet je maar tevreden zijn met water. Nu nog wat droge blokjes en het spelletje gaat beginnen.’

Droog hout had Sjamperdoedas altijd genoeg in voorraad. Het vuurtje zou dus zeker goed branden.

[pagina 63]
[p. 63]

‘Nu zal ik je maar 'ns in de ketel laten kijken. Hier heb je nu alles gezien. Dadelijk steek ik nog 'n lucifer aan, en de rest komt van zelf wel.’

En toen gingen Puk en Muk van één-twee-drie de ketel in. Plons, plons, en ze spartelden in het water. Heel veel zin om te verdrinken hadden ze niet en daarom grepen hun

illustratie

kleine handjes naar de rand van de ketel. Hun kopjes drongen de deksel omhoog.

‘Je schijnt nogal nieuwsgierig te zijn,’ zei Sjamperdoedas. ‘Maar afijn, dat zal ook nog wel overgaan.’

Aan de oogjes van Puk en Muk was toch wel te zien, dat het niet uit nieuwsgierigheid was dat ze zo omhoog kwamen. Ze hadden van heel hun leven nog niet zo mise-

[pagina 64]
[p. 64]

rabel gekeken als nu. Ze waren er ook nog nooit zo erg aan toe geweest. Sjamperdoedas haalde 'n doos lucifers voor den dag. Eén lucifer nam hij er uit. Die was wel zo groot en zo dik als 'n suikersteel. Krrr, ging ze over de doos en ze vlamde aan. Toen stak hij de brand in 'n paar dunne spaanders, en nu kon het vuurtje z'n werk gaan doen.

‘Ik ga m'n mes vast slijpen, houden jullie er de moed maar in.’

'n Dikke rookwolk steeg op. Het hout begon al te knetteren. Sjamperdoedas trapte z'n slijpsteen, die vreselijk piepte. Hij zong er 'n vrolijk liedje bij van:

 
Scharensliep!
 
Scharensliep!
 
Ik slijp messen,
 
Ik slijp scharen.
 
Messen voor slagers
 
Scharen voor naaisters.
 
Foert hond!

Alles bij mekaar was er nogal veel leven in 't hol. En zo kon het ook gebeuren, dat Sjamperdoedas helemaal niet merkte dat Puk en Muk samen zaten te praten.

‘Kijk, kijk,’ fluisterde Puk, ‘daar heb je de eekhoorn.’

Muk zag het beestje ook. Wat veranderden die gezichtjes van de twee kleine bazen, toen zij de dappere eekhoorn bemerkten. Wat zou die hier komen doen?

Blijf toch weg, beestje! Je loopt je ongeluk te gemoet.

Dat zouden de jongens geroepen hebben, als ze gedurfd hadden.

Maar de eekhoorn kende geen gevaar. Hij dacht: de ene dienst is de andere waard. Ik zet er alles op, om die twee

[pagina 65]
[p. 65]

uit hun ongeluk te redden. En daarom was hij gekomen. In 'n paar sprongen was hij bij het dikke touw.

Knarp, knarp, gingen z'n scherpe snijtanden, en.... knap! zei het touw en brak. De ketel zei: plof, en het vuur zei: ssssss, want het water viel in de vlammen.



illustratie

En Puk en Muk?

Die zeiden niets, maar zochten weg te komen zo vlug ze konden. Ongelukkig kwam Muk nog te vallen. In één-twee-drie was hij ook weer op en zette hij 't op 'n lopen.

Lopen, jongens, lopen, lopen, lopen! Je benen onder je lijf uit.

En dat deden ze bijna! Het was werkelijk wonder, dat twee zo'n kleine jochies, die de hele nacht geen oog dicht

[pagina 66]
[p. 66]

gedaan hadden, en die in zo lang niet meer hadden gegeten, zó hard konden lopen. De schrik kan toch veel!

De eekhoorn was ook viervoets het bos in gerend, toen hij z'n dienst had bewezen.

En Sjamperdoedas? Hoe hield die zich?

Alles was in minder dan 'n seconde gebeurd. Van 't hele geval had hij niets gezien.



illustratie

Bij de plof van de ketel had hij omgekeken. En toen trokken er de kleintjes al van tussen uit. Het eerste wat hij dacht was: zouden dat toverkereltjes zijn?

Nu was die Sjamperdoedas niet heel bang, maar als er iets gebeurde wat hij niet begreep, dan vertrouwde hij de zaak gewoonlijk niet. En er was nogal veel wat die dikke

[pagina 67]
[p. 67]

boebes niet begreep. Slim was hij nog nooit geweest. In plaats van Puk en Muk na te zetten, ging hij 't touw onderzoeken.

't Was niet doorgebrand. Dat kon hij duidelijk zien. Daardoor werd de zaak nog geheimzinniger. Nu vertrouwde hij het helemaal niet meer, en zag er van af, om Puk en Muk te achtervolgen.

Om zich te troosten zei hij:

‘Och, er zat eigenlijk toch niets aan. 't Is de moeite niet waard dat ik m'er druk over maak. Ik kon net zo goed voor 'n dubbeltje beentjes halen.’

Dat die Sjamperdoedas niet achter hen aan kwam, daar wisten Puk en Muk niets van. Ze liepen maar door tot z'er puffend bij neer vielen.

Ze gingen in 't zonnetje liggen slapen.

Dan konden terwijl hun kleertjes drogen, want dat was hard nodig. Ze waren doorweekt van 't water in de ketel.

En slapen als ze deden, ze haalden het te kort van de vorige nacht dubbel in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken