Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

14. En de straf?

Omdat die soldaat nogal goed had leren marcheren, waren ze gauw aan z'n huis. 't Was 'n eenzaam huis langs 'n zandweg.

De soldaat had gepraat van z'n arm moedertje. Maar zo arm was dat moedertje toch niet. Haar huis zag er nogal mooi uit. Daarmee had hij zeker bedoeld: mijn oud, lief moedertje.

Toen de soldaat met z'n buit binnenstapte, was de kamer leeg. De man keek raar op. Op tafel vond hij 'n brief. Buiten stond er op:

Aan mijn braven Hendrik als hij thuis komt.

Haastig maakte hij de brief open.

‘Wel, wel, m'n moedertje niet thuis. Dat is toch jammer. Ze heeft me toch nog half en half vandaag verwacht, anders zou ze die brief niet geschreven hebben.’ Dit stond er in de brief:

Brave Hendrik,

 

Als je soms vandaag thuiskomt, zul je mij niet thuis treffen. Ik had 'n boodschap van je zuster gekregen, dat ik dadelijk moest komen. Om jou niet veel te doen schrikken, brave Hendrik, heb ik deze brief geschreven.

Je lieve moeder.

 

‘'t Is jammer, moeder, 't is echt jammer. Ik had zo naar je verlangd. Ik heb er expres hard om gelopen. Maar van één kant is 't toch ook goed. Dan hoef je deze bandieten niet te zien, die je zoon bestolen hebben.

Ja, lieve luitjes, 't komt goed uit. Misschien zou m'n moeder nog medelijden met je krijgen, als ze je bedroefde snoetjes

[pagina 112]
[p. 112]

zag. Maar ik niet, hoor. We zullen nu samen 'ns gaan af rekenen. En ik haal er de politie bij. Ik zal maken dat je in de gevangenis komt.’

Arme Puk en Muk, dat het zo ver met jullie nog moest komen!

De soldaat stapte 'n zijkamer in. Zo gauw hij de deur open had, werd er geroepen: Ik kan er niks aan doen.

Was er nu nog iemand thuis?

Welnee, de soldaat kende die stem wel.

‘Hé Lorre, leef jij ook nog, ouwe jongen! En hoe maak je 't?’

‘Kopke krauwen!’

Lorre, de papegaai, ging in z'n kooi te keer. Hij scheen heel blij te zijn dat hij iemand zag.

‘Kopke krauwen! Ik kan er niks aan doen!’ Dat kwam maar telkens terug. Meer woordjes kende hij ook niet.

En toen de soldaat Lorre met de vinger over de kop streek, gorgelde het in z'n keel van plezier. Dan klom het beest weer met z'n dikke vleespoten langs de spijlen van de kooi omhoog. Soms hing hij met z'n kop helemaal omlaag, en dan stak z'n magere staart recht de lucht in.

Puk en Muk vonden die grimassen van Lorre heel aardig en ze zouden er ook zeker mee gelachen hebben, als de soldaat er niet bij was geweest.

De soldaat was uitgestreeld bij Lorre en toen zette hij z'n boos gezicht weer op en ging aan 't razen tegen Puk en Muk.

‘Nou ventjes, Puk en Muk van Klaas Vaak, struikrovers! ik zal jullie hier vast in de gevangenis zetten en dan zal de politie straks wel zorgen, dat je voor 'n tijd achter slot en grendel gaat. Misschien wel voor je gehele leven. En nu achter de tralies!’

[pagina 113]
[p. 113]

Meteen lichtte hij de kooi op en schudde Puk en Muk uit z'n hoed.

Daar lagen ze tussen olienootjesschillen en brokken eten van die lieve Lorre.

‘Hier!’ zei de soldaat. ‘Die paraplu van vijf centen kun je houden, maar die gevaarlijke spullen dat is niks voor jullie. Daar kun je niks mee doen dan ongelukken maken.’

Hij borg de gevaarlijke wapens van Muk op en stapte toen de deur uit, om de politie te gaan waarschuwen.

Daar zaten nu Puk en Muk.

‘Muk, Muk!’

‘Puk, Puk!’

‘We hebben mekaar niets te verwijten, Muk!’

‘We hebben alle twee schuld, Puk!’

‘Ik kan er niks aan doen!’ riep de papegaai er tussen.

‘Ik wou dat ik die papegaai was, Puk!’

‘Hoe dat?’

‘Wel, dat ik ook kon zeggen: ik kan er niets aan doen.’

‘We moeten hier samen nu niet gaan zitten treuren en zeuren, Muk, daar komen we niets verder mee. Ik zou zeggen, we moesten er vandoor trekken. Die soldaat, hoe heet hij ook weer?’

‘Brave Hendrik.’

‘Juist, die brave Hendrik doet net of we 'n moord begaan hebben. Zo erg is 't toch niet. Mijn spijt is al bijna over. Wat dunkt jou van vluchten?’

‘Je weet Puk, als er gevlucht moet worden dan ben ik er altijd bij. En als die lelijke krombek hier boven niet zo zat te loeren met z'n ouwmannekes ogen, dan was ik al weg geweest. En dan die kromme tenen!

‘Dat is zo erg niet Muk. 'n Papapaai is geen roofvogel.

[pagina 114]
[p. 114]

Die tenen, daar kan hij goed mee klimmen, maar dan heb je het ook gehad. En die bek is goed om nootjes te kraken, anders dient die nergens voor. Maar hij houdt ons zo in de gaten. Hij schijnt te weten dat hij op ons moet passen.’

We zullen samen n's heel lief tegen hem gaan doen, Puk,

illustratie

wie weet, meneer van Smallestaart laat ons dan wel vertrekken.

‘We kunnen het proberen. Als dat niet gaat, zullen we 't maar anders aan aan de steel steken.’

Nu gingen Puk en Muk onder in de kooi staan en zette 'n heel lief, 'n allerliefst gezicht.

‘Lieve Lorre, aan je goedige ogen zien we wel, dat jij nog zo kwaad niet bent. Wij zijn twee jongens van Klaas

[pagina 115]
[p. 115]

Vaak. Jouw baas sluit ons hier op net of we wilde beesten zijn. Jij zit graag in de kooi, Lorre, jij bent 'n papegaai, maar wij zouden er graag weer uit.’

‘Ik kan er niks aan doen!’ schreeuwde Lorre.

Puk dacht dat hij hem antwoordde en daarom ging hij maar weer door:

illustratie

‘Toe Lorre, kijk dan even niet. Of ga 'ns kunstjes maken net als daar straks.’

Maar Lorre bleef roerloos zitten op z'n roest. En z'n ogen bleven maar naar omlaag kijken.

Muk keek z'n broer 'ns aan en trok 'n gezicht, dat zeggen wou: Puk, hou maar op! jij komt er niet mee klaar.

Terwijl Puk met z'n mooie aanspraak bezig was, had Muk

[pagina 116]
[p. 116]

al 'n paar keer naar 't deurtje gekeken, hoe dat was dichtgemaakt. Hij wist 't nu goed: 'n haakje om, en ze zouden vrij zijn.

Hij duwde Puk op zij en ging vlak bij 't deurtje staan.

‘Lieve Lorre, wat heb je mooie veren! En die staart! Ik heb nooit geweten dat één veer ook al staart heette. En je allerliefste snoet! En.....’



illustratie

Toen opeens het haakje los en Muk vloog naar buiten.

Puk hem natuurlijk na. Maar die bracht 't er niet zo schitterend af. Lorre liet zich voorovervallen en nog juist kon hij dien vluchteling, Puk, bij 't onderste tipje van z'n broekspijp pakken. O wee, Puk zweefde tussen hemel en aarde en hoe de arme jongen ook spartelde, de knijptang van Lorre liet hem niet los.

Nu waren ze bijna vrij, en nu liet die Puk zich op 't laatste

[pagina 117]
[p. 117]

nippertje nog beet nemen. Nu was Muk nog maar half blij dat z'n list gelukt was. Want Puk en Muk was één, samen vrij en blij of samen in 't verdriet. Daarom zou Muk er alles opzetten, en alles proberen om z'n broertje te verlossen.

Muk klom als 'n matroos tegen de spijlen omhoog en pakte de grote staartveer van Lorre beet. Toen liet hij zich naar beneden schuiven en trok uit alle macht.



illustratie

Wat Lorre verschrok!

Hij liet 'n harde schreeuw: kwèèèk, maar daarvoor moest z'n knijptang open, en zo kwam Puk vrij. Het mannetje viel wel op z'n neus, en niet zachtjes, maar als je moet ontsnappen kijk je niet op 'n beetje. Zo gauw hij op was, maakte hij van de gelegenheid gebruik om ook te vluchten.

Muk bleef maar trekken hoe de papegaai ook te keer ging, en knap! daar kwam de prachtveer mee en Muk rolde over

[pagina 118]
[p. 118]

de vloer. ‘Ik kan er niks aan doen,’ riep hij de papegaai na.

Hij zette de veer op zijn hoed, en samen trokken ze op.

Puk voelde maar aldoor aan zijn neus. Die val was 'm maar slecht bekomen.

‘Muk, doe die veer weg. Niemand heeft er iets mee nodig waar wij vandaan komen.’

Puk rukte de veer af en gooide ze weg.

Ze stapten langs slootkanten, langs akkers en verborgen paden. Waar naar toe, dat wisten ze niet. Maar dat kon hun ook niet veel schelen, als ze hier maar weg waren.

De soldaat was bij de politie aangekomen, en had daar staan vertellen van dieven, moordenaars en boeven, dat de agent mee ging, z'n sabel eerst nog wette en twee geladen revolvers op zak stak.

Je kon nooit weten, met wat voor gespuis hij te doen zou krijgen.

Onderweg naar z'n huis schepte de soldaat nog geweldig op ook.

‘Ja, agent, wapen je maar goed en wees op uw hoede. 't Zijn eerste spitsboeven, die je geen ogenblik kunt vertrouwen. Maar ze zitten nu veilig opgesloten, als tijgers in 'n kooi.’

De agent dacht: wat zal ik toch te zien krijgen?!

Hoe meer ze 't huis naderden, hoe harder en hoe heftiger de soldaat aan 't opsnijden ging.

‘Ja, beste man, ik zal straks alles in m'n boekje schrijven. Misschien krijg je dan van den koning wel 'n medalje. Ik zou zeggen, die heb je verdiend. En als ik koning was, kreeg je'r twee voor elke boef één.’

De soldaat z'n hart gloeide. Alle kranten zouden vol komen staan allemaal over hem, met z'n portret er bij.

[pagina 119]
[p. 119]

‘Hier is m'n huis agent. Houd u gereed. U zal wat te zien krijgen. In deze kamer zitten ze.’

Hij stiet de deur open.

‘Ik kan er niks aan doen!’ schreeuwde Lorre.

‘Ziet U meneer de agent!’

‘Wat? die papegaai daar?’

‘O, hemel, ze zijn gevlucht, nog ontsnapt.’

De soldaat kreeg bijna een beroerte.

‘Waar hebben ze dan toch ingezeten, je dieven?’

‘In die kooi!’

‘Bij de papegaai?’

‘Ja, Lorre zou op ze passen!’

‘Ik kan er niks aan doen!’

‘Maar beste man, ben je wel goed bij je verstand. Dieven en moordenaars, die in 'n papegaaienkooi zitten! Zeg 'ns op! Maak je me iets wijs? Moest ik daarvoor mee naar de stad komen? Ik begin te geloven dat je 'n bedrieger bent. 't Zullen wel mooie bandieten zijn geweest, die in zo'n kooi kunnen!’

‘Ja, agent, echt, heus, heus waar, ik lieg niet!’

‘Hou je smoesjes maar bij je. Ik maak er werk van, begrepen? Je naam?’

‘Hendrik.’

‘Woon je hier alleen?

‘Nee, m'n moeder woont hier ook. Hier is 'n brief van haar.’

De agent keek.

‘Brave Hendrik! Brave Hendrik!’

‘O zoo, ben je brave Hendrik. Had dat maar gezegd, toen je me kwam roepen. Brave Hendrik! Die misdaad zal zeker wel groot zijn geweest. Ze hebben je zeker nageroepen of zo iets! Nou brave Hendrik, ik groet je hoor, ik kan m'n tijd wel beter gebruiken. Adjuus!’

[pagina 120]
[p. 120]

En weg was de agent

Hendrik was weer alleen met Lorre.

‘Och, Lorre, lieve Lorre!’

‘Ik kan er niks aan doen!’

‘Wat moet ik aanvangen?’

‘Kopke krauwen.’

En die veer! Dat Lorre z'n kostbare veer, ja heel z'n staart kwijt was! Dat was nog wel het ergste.

Die veer, die misschien wel vijf en twintig gulden waard was, toen zij nog bij Lorre's staart was.

Puk en Muk zetten hun vlucht maar voort. Ze keken naar geen weg of steg. Ze zouden wel ergens uitkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken