Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1
Afbeelding van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.84 MB)

Scans (5.30 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carl Storch



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen van Puk en Muk. Naar het land van de mensen. Deel 1

(1937)–A.J.F. van Ostaden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 147]
[p. 147]

18. Veroordeeld.

De volgende dag, 's morgens zat rechter Weetal met z'n klerk Sekuur naast hem, al heel vroeg in de rechtzaal.

‘Heb je 't al gehoord, meneer Sekuur, we zullen vandaag 'n moeilijke dag hebben. 'n Paar rare, gevaarlijke sujetten zijn er aangehouden.’

‘Ja, meneer Weetal, ik heb er zo iets van gelezen in de krant van gisteren avond. Maar als je hoort wat er nog van verteld wordt, daar val je gewoonweg van om. Zo'n moeilijk zaakje hebt U nog nooit op hoeven te knappen, meneer de rechter.’

Zo zaten rechter Weetal en z'n klerk Sekuur samen te praten en te vertellen, en geen van beiden had er iets van gemerkt, dat de twee booswichten al in de rechtszaal aanwezig waren.

Puk en Muk stonden maar heel geduldig te wachten, met de muts in de hand.

‘Ze hebben hier toch ook tijd genoeg,’ fluisterde Muk.

‘Ja Muk, de mensen schijnen niet te weten dat wij op reis zijn, en dat we onze tijd zo goed kunnen gebruiken. Ik zal 'ns net doen of ik hoest. Misschien merken ze ons dan wel.’

‘Uche, uche uche!’ deed Puk.

En ja, de rechter merkte ze hoor!

Hij kwam wat voorover hangen en keek 'ns wat daar onder te doen was.

Toen hij de twee kleine bazen zag, zette de rechter 'n paar ogen op, om bang van te worden. Hij stiet Sekuur aan, dat hij zich ook ernstig zou houden.

[pagina 148]
[p. 148]

‘Zo, zeker weer zo'n paar straatbengels! Is dat de eerste keer dat jullie hier komt?’

‘Ja,’ knikten Puk en Muk.

‘Nou jongens, dan moet je maar 'ns eerlijk antwoorden.

Wie eerlijk is, krijgt maar half zo veel straf als bedriegers. Dat weet je nu vast.

Hebben jullie belletje getrokken?’

‘Nee, meneer de rechtbank.’



illustratie

‘Je moet zeggen, meneer de rechter. Dan zeker bij de boeren aan de knollen gezeten?’

‘Nee, meneer de rechter.’

‘Ruiten ingegooid? Gevoetbald op straat?’

‘Nee, meneer de rechter, geen van twee.’

‘Dan zeker 'n paar dagen school verzuimd, is 't niet?’

[pagina 149]
[p. 149]

‘Ook al niet, meneer de rechter.’

‘Wel deugnietjes, wat heb je dan wèl gedaan?’

‘Niets, meneer de rechter, helemaal niets.’

‘Ja ja, dat kennen we. Dat is 't oude liedje. De meeste kinderen die hier komen, hebben niets gedaan, al heeft de politie 't met eigen ogen gezien. Zeg maar 'ns, hoe heten jullie?’

‘Ik heet Puk, meneer, en dit is m'n broertje Muk.’

De rechter en z'n klerk sloegen bijna achterover. Waren dat nou die twee spionnen, waar de krant over vol stond en waar zoveel lelijke dingen van werden verteld! De eerste minuten zei de rechter niets meer.

Hij dacht: houdt men mij voor de gek? Deze twee kinderen, spionnen? Hij zou ze toch 'ns uitvragen.

‘Waar kom jullie vandaan, jongens?’ vroeg hij heel vriendelijk. Dan had hij tenminste kans dat hij er wat uitkreeg.

‘Van Klaas Vaak, meneer. Wij zijn twee jongens van Klaas Vaak.’

't Werd hoe langer hoe gekker. Puk en Muk van Klaas Vaak.

‘En wat kom je hier in ons land dan doen?’

‘We zijn op reis, meneer de rechter. We maken 'n grote reis door 't land van de mensen. We willen wel 'ns weten hoe dat 't er hier naar toe gaat.’

Toen vertelden Puk en Muk wat ze onderweg al beleefd hadden, van af hun huis tot hier toe. Hoe ze Luilekkerland en Sprookjesland waren doorgetrokken, en hoe ze over de bergen waren gekomen. Hoe ze gevangen waren door brave Hendrik, en ten laatste van de zee, de grote zee, waar ze bijna in verdronken waren.

De rechter vond 't prachtig en luisterde zeer aandachtig.

[pagina 150]
[p. 150]

Toen ze 't over de fles hadden, moest Sekuur die fles gaan halen. De rechter wilde ze zien, want die geschiedenis vond hij wel wat vreemd. En eerst toen Puk en Muk nog 'ns in de fles waren gekropen, geloofde Weetal alles wat ze vertelden.

Hij vond 't belachelijk van de mensen, dat ze zoveel drukte hadden gemaakt op niets. Maar hij zou zich goed houden en de twee veroordelen, op 'n manier dat ze hem later dankbaar zouden zijn. Hij vond Puk en Muk wel aardige kereltjes. Waarom waren ze hier bij de mensen gekomen? Dat ze thuis gebleven waren bij Klaas Vaak!

‘Puk en Muk, ga nou 'ns 'n eindje terug staan en luister goed wat ik ga zeggen.

Jullie ziet er twee schrandere luitjes uit, dat moet ik zeggen. En van al die vertelseltjes van de mensen, dat jullie oorlog tegen ons wilt komen voeren met machine-geweren, daar geloof ik geen sikkepitje meer van. Maar ik vind 't toch veel wijzer, dat jullie stilletjes naar Klaas Vaak terug gaat, en daarom:

Schrijf op Sekuur!

Ik veroordeel Puk en Muk, dat ze zullen worden teruggestuurd naar Klaas Vaak, hun oom, geheel franco!

Gevangenbewaarder, leid de twee weg en zeg den directeur dat hij voor de verzending zorg draagt.’

Puk en Muk werden weggebracht naar den heer Kalebas die directeur was van de gevangenis.

Kalebas las het vonnis.

‘Nja, nja, dat is allemaal makkelijk gezegd. Makkelijker dan gedaan, maar daar denkt de rechter niet aan.’

Hij keek 'ns naar Puk en Muk. ‘Die moeten nu naar Klaas Vaak, en dat nog wel franco. Hoe zullen we dat aanleggen.’

[pagina 151]
[p. 151]

Rol ik ze elk in 'n papier en dan met 'n touwtje bij mekaar, dan stikken ze zeker onderweg. Dan heeft Klaas Vaak nog niets al krijgt hij de twee franco thuis. 'n Moeilijk geval, nja, nja, 'n zeer moeilijk geval.’

‘In 'n doos, meneer Kalebas,’ merkte de gevangenbewaarder op. ‘Zou U ze niet in 'n doos kunnen versturen?’

‘Nja, nja, daar zeg je zo iets. Ik had er eigenlijk ook al aan gedacht, maar..., juist, we zullen 'n doos nemen. Haal er 'ns even eentje, maar 'n stevige hoor! Ze moet tegen 'n stootje kunnen, want Klaas Vaak, da's verder dan van hier naar Amsterdam.’

De gevangenbewaarder kwam terug met een stevige oude doos.

‘Is dit iets, meneer de directeur? Dan nog 'n papier en 'n touw er om. Zou U dat niet lijken?’

‘Zeer wel, zeer wel, nja nja, geef maar 'ns op. En nou jongens, kom 'ns hier, dan zullen we 'ns passen.’

Hij nam Puk en Muk op en zette ze in de doos.

‘Och grutjelief, plaats genoeg, plaats genoeg! Je kunt er nog 'n voetbalclub oprichten en dan met twee partijen spelen.’

Puk en Muk lachten niet. Ze vonden die verpakking in de doos nog niet zo heel erg fijn. Ze zaten liever in de fles dan kon je tenminste nog iets zien. Maar afijn, ze waren veroordeeld door den rechter, 't moest nu maar. Die rechter Weetal was toch 'n goede meneer, die het best met hen voor had.

‘Nou jongens, hou je hoor. Ik hoop het beste voor je. En de groeten thuis.’

Het deksel ging er op.

'n Papier er om vond Kalebas nu helemaal niet meer

[pagina 152]
[p. 152]

nodig. De doos zag er werkelijk nog netjes uit. En daar 'n stevig touw om en dan heel 't zaakje dicht lakken.

Gauw even al die spullen halen. Puk en Muk zaten onderwijl te spartelen in de doos. Kalebas kon er toch niks van horen.

‘Heb je 't gehoord Muk? Hij doet er alleen maar 'n touw

illustratie

om. Nu steek ik wel 'n paar gaatjes met m'n paraplu er in, dan stikken we niet.’

Daar was Kalebas weer.

‘Nja, nja, nu eerst even 't adres.’

Aan den Weledelen Heer

Klaas Vaak.

Och, dat was hij nog vergeten. De doos weer open.

‘Zeg jongens, in welke straat wonen jullie?’

[pagina 153]
[p. 153]

‘Derde straatje achter Luilekkerland.’

‘Huisnummer?’

‘We hebben geen nummer op 't huis. We wonen er maar alleen.’

‘Dank je wel baasjes, niet te wild zijn, hoor! Nou daaag!’

De doos weer toe. En Kalebas zette er bij:

Derde straatje achter Luilekkerland.

Van pakjes maken had Kalebas maar weinig verstand. 't Duurde tenminste zolang eer hij met z'n touwtje klaar was.

‘Nja, nja, dat zit al weer. En nou nog even dichtlakken en klaar-is-kees.’

Hij hield z'n laksteel in de kaarsvlam, de smeltende lak vloeide op 't touwtje, en met 'n voldaan gezicht drukte de gevangenis-directeur de stempel er in.

‘Ziezo, dat is weer gebeurd! Nja, nja, 't is maar 'n wissewasje voor mij.’

Toen hij de doos weg wou zetten, dacht hij dat hij toch nog iets aan 't wissewasje vergeten had. Hij had vergeten er bij te zetten: franco. Daar zou me die goeie Klaas Vaak z'n hele portemonnee wel om hebben moeten schudden, als hij die reis had moeten betalen. Er was nog genoeg inkt aan de pen. Onder 't hoekje van 't adres zette hij: franco, met twee strepen eronder. Toen boven nog 'n keer met wel vijf strepen. Als ze het nou nog niet zagen, waren 't toch grote uilen.

Puk en Muk waren gereed voor de verzending. Ze zouden hun reis terug maken. Maar dat zou een reis worden van niets. Aan zo'n reis heb je niets, al mag je dan de hele wereld rond. Dan kan je beter thuis blijven zitten.

De gevangenbewaarder bracht de doos naar de postiljon.

Die zou ze meenemen naar de naburige grote stad. Daar zou er verder de post wel voor zorgen.

[pagina 154]
[p. 154]

‘Voorzichtig zijn, 't is breekbaar,’ zei de gevangenbewaarder toen hij de doos over gaf.

‘Zal 'k voor zorgen, man, je weet het hoe voorzichtig ik ben.’ De gevangenbewaarder ging heen.

Toen de postiljon de doos op de wagen zette, schoven Puk en Muk naar de kant.

‘Voorzichtig zijn, zeggen ze dan nog!’ bromde de postiljon. ‘Dan hadden ze er wel wat hooi of watten in kunnen stoppen. Je hoort nu de stukken al rammelen. Hij

illustratie

schudde 'ns goed met de doos. Puk en Muk vlogen door mekaar.

‘Hoor nou toch 'ns aan. Is dat nou 'n manier om iets te verpakken, eigen schuld als er stukken komen!’ en met 'n schok kwam de doos boven op de wagen terecht.

De postiljon, sprong op de bok, blies z'n hoorn, kletste met de zweep, en daar reden Puk en Muk met 'n vaartje heen.

Op huis aan.

Dat dachten ze teminste.

EINDE VAN HET EERSTE DEEL.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken