Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stokkevingers (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stokkevingers
Afbeelding van StokkevingersToon afbeelding van titelpagina van Stokkevingers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

Scans (4.45 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stokkevingers

(1991)–Kreek Daey Ouwens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

Vogels

Bleke ochtendzon. Sneeuwlicht. Stilte als een gesloten boek. Mijn vader wijst naar een hoge den die alleen wil staan. De stam is vlossig, pluizig als de staart van een paard. De takken zijn wit. De grond is een en al ijs.

 

Hij glimlacht.

Wijst.

‘Kijk dan.’

 

Ik zie zijn adem in de lucht.

 

De winter is streng. Hij doodt de dieren, de allerkleinste. Smalle sporen leiden aarzelend in de richting van ons huis. Niet ver genoeg. De deur zou zichzelf moeten openen om hen te verwarmen. In het bos, verspreid, liggen de muizen. Je kunt ze niet zien, de sneeuw bedekt alles, maar ik stel me voor hoe ze daar liggen, kaal, zonder hoed of jas. Sommige liggen hand in hand, in de gedachte misschien dat ze nog oud kunnen worden.

 

‘Fantastisch,’ zegt mijn vader.

Met zijn tong maakt hij een klakkend geluid.

[pagina 68]
[p. 68]

Er zitten drie vogels op een tak.

 

Aanvankelijk zie ik niets, totdat ze bewegen. Strepen en vlekken worden zichtbaar. Samengeflanste vleugels in het bleke hout. Het lijkt alsof iemand een aantal grote walnoten in de boom heeft gezet, er met een pennemes de rondingen voor de ogen in heeft gekerfd, ogen zonder enige uitdrukking, zonder lagen, onvoltooid. Ze eisen de maagdelijkheid van de omgeving, hangend tussen hemel en aarde.

 

Alleen in dromen zijn er genoeg beschutte plekken.

Het bos is vol strijdlust.

En de sterkste wint.

 

Mompelend zet mijn vader zijn gesprekje naar boven voort, gaat ongemerkt over tot uitdrukkingen als: ‘Mijn liefje, mijn duifje.’

 

Hij spreidt zijn armen.

Zijn jas is glimmend zwart.

Vreemde vogeldag.

 

Hoe is het om een muis te zijn?

Grijs, saai als regen en heel klein en voortdurend op zoek naar voedsel. Vliegensvlug rechtsomkeert, maar niet snel genoeg. Er komt iets duisters het bos binnen.

[pagina 69]
[p. 69]

Een uil, heb ik geleerd, jaagt 's nachts. Hij kan zijn kop helemaal ronddraaien. Zijn klauwen slaan diep in het vlees van zijn prooi.

 

We kunnen ze elke dag wat te eten brengen,' zegt mijn vader. Hij veegt met zijn vingers de sneeuw van de onderste takken. Donker korstmos komt te voorschijn. Voor een muis moet dit hoopje een lawine betekenen.

 

Misschien is het allemaal al eerder begonnen. Op andere dagen. Van de schutting waarachter ik toekeek steeg een doordringende geur. Krijsend onderwierpen zich de kippen aan de grote haan. Witte veren vlogen in het rond. Soms staken ze hun kop in het zand. En wat te doen met mijn eigen kleine ik. Klamme angstdromen in de nacht. Mijn vader buigt zich over me heen: ‘Er is niemand hier, liefje, kijk, kijk maar, ik zie niets onder je bed,’ het licht gaat weer uit, zwart-zwart de maan buiten en allerlei monsters.

 

Met grote stappen loopt hij voor me uit, het dunne ijslaagje dat op de sneeuw ligt vertrappend. Zijn das is geknoopt in een lus, een wijd geopend oog.

‘Hou je maar aan me vast,’ roept hij.

[pagina 70]
[p. 70]

Zon op sneeuw. Iets schellers kun je niet bedenken. Ik knijp mijn ogen dicht, knijp mijn handen tot vuisten in mijn zakken. Binnen in me blijft het vermoeden van een eeuwenoude wet, besloten in dit ijzige licht, het besef van een onontkoombaar later.

[pagina 71]
[p. 71]
 
Veel benen heb je.
 
Je armen reiken tot de hemel
 
en je mond
 
smaakt naar eenzaamheid.
 
 
 
Aan deze kant gevangen
 
zijn we,
 
opgesloten in taal.
 
 
 
Dodenvogels bloeien in een boom.
 
Ze zijn zo rood
 
dat je ze wel moet zien.
 
In stilte achter glas
 
schaduwen naar het dak van de zee.
 
 
 
Of pijn zal rusten?
 
 
 
Jouw hand in de mijne is even.
 
Tekent stilte stilte na.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken