Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rymwercken (1709)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rymwercken
Afbeelding van De rymwerckenToon afbeelding van titelpagina van De rymwercken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

Scans (13.58 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Claesz ten Hoorn



Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rymwercken

(1709)–Aernout van Overbeke–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

De contra Vyf sinnen, of te Mijn Antwoord tot Dankheb.

't Ongevoel.

 
1.
 
Fijn man, Ongeveelig knecht,
 
Deed men u niet beter recht,
 
Dat men uw, in plaets van stoelen,
 
Een gescherpte Heekel gaf?
 
Want gy kont het doch niet voelen:
 
En je Gat weet nergens af.
 
2.
 
Dat uw Ongevoeligheyt,
 
Voor Bancquet, wiert toegeleyt
 
Een dragt van Capittelstokken;
 
Daer med' wierd het ras bekent,
 
Of het waerheyt was, of jokken,
 
Dat je Ongevoelig bent.

Tegen den Dooven.

 
1.
 
Hier komt noch een Doove an,
 
Die zijn leet niet hooren kan;
 
'k Was vaek met hem in de Kroeg,
 
Dat de Klok al luttel sloeg:
 
Als men doen riep, kom, ga voort:
 
Swoer hy, 'k heb geen Klok gehoort.
 
2.
 
Twee heeft hy 'er maer gewis,
 
Schoon dat hy geen Midas is.
[pagina 142]
[p. 142]
 
Vraegt hem eens hoe smaekt uw Wijn?
 
Hy seyt, 't kan soo laet niet zijn:
 
Segt, dat hy ons nooden moet;
 
Hy vraegt, hoe veel kost dien Hoet?

Tegen den Reukeloosen.

 
1.
 
Voor den Reukeloosen scheeten,
 
(Dat 's geen proef die vast moet gaen)
 
Laet den Aers dan open staen:
 
Want soo sal men daedlijk weten,
 
Als het Rookt, dat men schier kropt,
 
Of zijn Snuyver is verstopt.
 
2.
 
Is de Quijlgoot dan bedorven,
 
Is dat snotterig Riool
 
Dood, gelijk een doovekool,
 
Is 'et 't leven uytgestorven?
 
'k Weet noch een Remedie: wat?
 
Steektse in Elsjes warme Gat.

Tegen den Blinden.

 
1.
 
Slaet de harden aen de Kan,
 
Sorgt voor 't leven van de Glasen:
 
Want hier komt een Blindeman,
 
En die sal soo duyvels raesen,
 
Dat de Doove wakker wort.
 
Kan hy 't met zijn Oog niet vinden,
 
Handen zijn 't Gezigt der Blinden.
 
Waer door 't alles nederstort.
 
2.
 
Waer toe Bloemen om mijn Taert?
 
't Kan Homerus niet vermaeken.
[pagina 143]
[p. 143]
 
Wat doet soo een Gek op Aerd',
 
Die geen vrugt vind in roo Kaeken?
 
Soo eens Aeltje van der Plas
 
Voor hem neder quam te huyken:
 
Zouw de Gek niet moeten Ruyken
 
In wat Landschap dat hy was?

Tegen den Smakeloosen.

 
1.
 
Geeft hem Water in zijn gat,
 
Die geen Smaek in Wijn en heeft.
 
Wat verbruyder Beest is dat;
 
Die niet waert is, dat hy leeft’ Die niet waert is, &c.
 
2.
 
Onsmaklijke Smaekloos,
 
Is het Bakhuys nu vereelt?
 
Of is het verhemelt voos?
 
Dat veel Kuykens heeft geteelt’ Dat veel Kuykens heeft &c.
 
3.
 
'k Loof de darmen zijn te vol,
 
En despijs wil niet beneen;
 
Want hy Porcust hier als dol:
 
Misschien smaekt hem dat alleen’ Misschien smaekt hem &c.
 
4.
 
Soo je wilt na huys toe gaen;
 
Maekt dat u geen Varken hoort;
 
Of het ranst u daetlijk aen,
 
En vermaent u uw Geboort’ En vermaent u &c.

Toegift.

 
1.
 
Virgilius, met zijn Trovaensche gedachten,
 
Was bezig met greynen by dach, en by nachten,
 
Was bezig met &c.
[pagina 144]
[p. 144]
 
2.
 
Ovidius raekte een schandelijke Balling
 
Om dat hy met Julia te veel in de Stal ging,
 
Om dat hy met &c.
 
3.
 
Horatius, die Leepoog, en ongemeen' Kl...
 
Was Caesers Panlikker, en Mecenas Flikfloyer,
 
Was Caesers &c.
 
4.
 
Martiales is stigt'lijk, maer scheert 'er de gek mêe;
 
Hy spreekt van een Kous, of hy van een stuk Spek snêe,
 
Hy spreekt van een &c.
 
5.
 
Wie heeft grooter Gek als Lucanus gekeken;
 
Die met zijn pen heeft zig sellefs doot gesteeken!
 
Die met zijn &c.
 
6.
 
Soo dat ik van heden nog gistren heb geweten,
 
Du de Spiritus van Gekheyt zit in de Poëten,
 
Dat de Spiritus &c.
 
7.
 
Nog zijn ze my welkom met al haer groove dooling;
 
Om dat ik wel eertijts met haer in een School ging,
 
Om dat ik wel &c.
 
8.
 
Sy hielpen my stempen; wie wouder voor dood sijn?
 
Hier ziet gy wat trouwe Vrienden in noot sijn,
 
Hier ziet gy &c.
 
9.
 
Weest welkom dan Gekskens, en drinkt fray in orden;
 
Want wie hier geen Gek is, die moet'er een worden,
 
Want wie hier geen &c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank