Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch
Afbeelding van Stilistische grammatica van het moderne NederlandschToon afbeelding van titelpagina van Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.82 MB)

Scans (33.77 MB)

XML (2.15 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch

(1937)–G.S. Overdiep–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 628]
[p. 628]

WoordregisterGa naar voetnoot1

(Door getallen zonder meer worden bladzijden aangeduid).

 

Aaien 199.
aan (voorz.), § 243, (praef.) § 89, (adv.) (407); (met inf.) § 199, (na part. praes.) 348; - heen § 259.
aanberen 244.
aanloop 224.
aanoogen 244.
aanstaande 341.
- aardig 215.
aarts § 72.
accusatief + inf. § 202 vlg.
achter § 243.
achterste § 121.
-achtig 215.
aetherpiraat 188.
af 244, 399, § 90, § 245.
afdoende 3452.
afgedraaid 300.
afparten 243.
-age 230.
al (aspect. adv.) § 259, (adv. modal.) 431, (bij part. praes.) 348, (voegwoord) 456, 553.
al in de plantage 114.
aller- § 121.
als (in bijw. bep.) § 261, 436; (bij comp.) § 119, (omschrijv.) 121, (praed. attr.) § 238, (= toen) § 386, (voegw.) § 295, § 317, 92, 472/3, § 386, 479, § 224; (als 't ware) 590 opm., (- dat) 604.
alsof § 177, § 395, 604.
althans § 353.
alwat 583.
alzoo 545.
ander § 128, § 345
anders 549.
anesien 245.
anker op 127.
anti- 225.
appelekoos 179.
argwaan 236.
Aries 252.
asje 123.
asjeblief § 292.
astat 604.
B (voor m) 160, (voor w) 158.
-baar 215; (-heid) § 81.
baker 123.
batsen § 63.
bauen (perf.) 56.
be- 240; (transit.) 392, (bij) 246.
bedien (meteen) 160.
bedilal 226.
bedillen 2412.
beduusd 335.
beendroog 213.
begaan 77.
begeer geen dikker § 254.
beginnen (+ inf.) § 205.
behalve 405.
behooren (+ inf.) 369.
beide-en 563.
beinden 150, 306.
bemiddeld 3351.
benarren 177.
benne(we) 302.
bepaald (adv.) 431.
beren (aan-) 244.
[pagina 629]
[p. 629]
berg 253.
bescheiden 335.
bestieren 177.
bestje 123.
bestopt § 183.
beter 172.
bevallen § 88.
bevelen (+ inf.) 364.
-beweging (suffix) 230.
bezuinigingsmillionnair 188.
biggen 233.
binnen (praef.) 245, (-in) 403, voorz.) § 243.
blankzetten 236.
blauw 166.
blindslaan 236.
blonk 1511.
bluizm 190.
blijven (euphem.) 107.
blijven (hww.) 477, (koppelw.) § 269.
boe (woe) 158.
boel 155, 380, (suffix) 230.
boemeltrein 186.
boks 253.
bos 253.
bosch 249.
botsen § 63.
bovendien § 353, § 358.
bovenop 400.
brengen 78, § 232.
buikspreken 236.
buttere 200.
bij § 243.
D (lenis) § 37, (epenth.) 152, (intervoc.) 155, (of -t) 467.
dáàg 159.
daar § 354, § 381, § 389, 606.
daargelaten 535.
daar - wat 578.
dan (anaph.) § 351, (moment) 546, (in groep) § 339, (afsch.) § 306/8, (bij comp.) § 119.
dan (= dat) § 385.
danke 302.
daste 581.
dat (pron.) 289, 381, 540, 585, § 346; (voegw.) § 176, § 295, § 385, § 395; 137, 140, 177, 495, 496; (bij adv.) 396, (bij voegw.) 600.
deene (deden) 41.
deizen 128.
der (des) § 137.
dergelijk § 128.
derhalve § 350.
des § 128.
des(te) 271.
deze (syntactisch) § 345.
dezelfde § 128.
dicht (praed. attr.) 415.
die § 135, § 228, § 252, § 384, 540; (- daar) 217, 225; (- ?t) 600, (- z'n) § 128.
dies § 128.
diner 179.
dingen dat... 5853.
dinges 249.
doch § 378.
doe (pron.) § 125, 286 vlg.
doeketan 470.
doen 168, (verl. deelw.) 300, (1 sg. praes.) 302, (geen -) 352, (+ inf.) 358/9, (= plegen te) 448, (varians) 118, 448; (causat.) 77, § 279, (omschrijv.) 390, (imper.) 448, § 292, (vervangend) 543, (leeg werkw.) 107.
doender 3461.
doivel 157.
doksen 192.
- dom 230.
domt 166.
dood - 213, § 72.
door § 243, (passief) § 281, (- te met inf.) 372/3.
doorforceeren 244.
doorgaans § 194
d'r § 266, 417.
dra 601.
droom droomen 390.
drijvens 40, 348.
duin 249.
duivels(ch) 255.
duizelingwekkend 340.
dus (anaphor.) § 350, (bij imper.) § 291 opm., § 358.
dwalmen 190.
dijn § 127.
[pagina 630]
[p. 630]
E (- klanken) 148, - e (flexie) § 94, -e (konj.) § 143, - e (adv.) § 91, e (verbinding) 220.
echter § 355.
- ede § 139.
Edelheid 288.
een 297, § 251.
eenerzijds § 357.
eer (voegw.) § 389, 5o.
- eeren § 86, 184.
eerste § 121.
eigentlijk 152.
eind touw 379.
- elen § 187, 240, 194.
- elig § 71.
elk 284.
elkander 207, 280.
- en 152, (zw. praet.) § 139, (adj.) 215/6, (inf.) 3491, (verbinding) 220
en (voorz.) § 242, (negatie) 692, 423 vlg., 426 opm.; (voegw.) § 370, 560 vlg., (- die) 540, (- echter) § 355.
- ene 153, 3491.
enne 562.
er § 223/4, § 266; 417, 481, 548, (- was) § 266.
- er 230.
-erd 231.
eris 417, § 292.
- erig 341, § 71.
- erij 230.
- es (bij p. pr. of inf.) 348.
eten 170.
eu 149.
even 430.
eveneens § 352.
eventjes 487.
evenwel § 355.
ezeid (Katw. bij pass.) 453.
F (affectief) 158.
feeks 158.
fiets 183, 196.
fiftien 159.
fitten 158.
flapuit 226.
flets 194.
flitsen 193, 238.
fonkelen 158.
foei § 72.
fijn 166.
G (lenis) 148.
ga je gang 390.
gaan 172, (+ inf.) § 204, (hulpww.) § 277 koppelww.) § 269, (transit.?) 393 (werkw. voor -) 192 (- en) 565.
gansch 426.
ge- (beteek.) § 178, (intensief) 348, bij p. pr.) 348, (perfect.) § 87/8, (bij subst.) § 79, 472; (Zeeuwsch) 2401 (Drentsch) § 140.
gebeeld, gegoed § 178.
geblazen (bij pass.) 453.
gedaan 300.
gedurende 534.
geen 68, 420.
geen een 421.
geenn?t 420.
gehaar(d) 335.
geleden (absol.) 534.
gelegen 300.
gemunt hebben § 164.
geneen 421.
genetica 219.
geschieden 154.
gesitten § 88.
gesjochten 336.
geune § 128.
gevallen 175.
gewassen har beter kend 381.
geweest (passief) § 283.
gewend (meton) 134.
gewoon (adv.) 431.
geworden § 283.
gewrocht § 142.
gezeggen 2401.
gezien (absol.) 543.
gezeid (bij pass.) 453.
- gewijs § 91.
gipsen 193.
gisteravond 108.
gladakker 179.
glas ('n) 173.
glas water 379.
[pagina 631]
[p. 631]
gloeiende (adv. graad) § 194.
gloepend § 194.
goed (beteekenis) § 106.
goed(n?), gounn?t 284.
goudgekazuifeld 336.
graaien 199.
grissen 239.
gunter 225.
gij (als voc.) 577, (vervoeg.) § 125, (gij die) § 221, 577.
H 148.
haar § 127.
haasten (met inf.) § 214.
had (+ p. pf.) § 170, (- gehad + p. pf.) 328, (- het gedáan!) 473.
halen+ bepaling § 232.
hangmat 189.
hè! § 325.
hebben (hww.) § 182, § 205, 308; 40; (+ inf.) 355, 358; (+ p.pf., praesens) § 164, (perfectief) 164, (synt. beteek.) 389, (in taboezin) 127, (werkw. bet.) 107, § 80.
heele (adv.) 165.
heen (+ inf.) 371, 447, (aan -) § 259, (bij praep.) 398.
heengaan en... 565
heere 2501.
heeten (+ infin.) 358/9, (liegen) 367.
- heid § 81.
hem (= hij) 291.
her - 241.
het (anaphor.) § 346, 543; (pers. en onpers.) 288, 382, 395; (aank.) § 349, § 385; (gramm. subj.) § 349, (- is) § 268, § 381.
het is bij mij raer 36.
hetgeen § 131, 583.
heur 2804.
hiaat 156.
hier § 354.
hier Piet 166.
hitsen 196.
hoe (voegw.) 598, (vrag. uitr.) § 287, (anal. constr.) 108, (correl.) 271, (+ adv.) 601, (hoe'n) 263, 600.
hoeven (be-) 362.
hoewel 601.
holoogig 211.
hoofdschuddend 236.
hooge hoed 208.
hoop 254.
hoor (+ infin.) 472.
hoorloos 2153.
houden (+ p. pf.) § 164.
hum (subst.) 124.
hij (en zij) 288, (flexie), § 126, (-ie) 470, (verv. door naam) § 344.
I (-klanken) 148, (i-a) 211, (pron. pers.) 278.
ieder meent zijn uil... 366.
iet (Katw.) 421.
-ig (§ 71), (-heid) § 81.
-igen § 86.
ik § 124, (- die) 580, (verv. door naam) § 344.
immers § 358, 549.
in (voorz.) § 243, (praef.) 245, - de eerste plaats) 403.
inleuk § 72.
incluis 535.
inderdaad § 358.
indien 600.
-ing § 81.
in-gangs-iet 426.
ingooi 225.
inmiddels § 352, § 358.
innel?k 159.
integendeel § 385.
is 't dat... 585.
't Is of... 593.
-isch 215, 216.
J (verscherpt) 147.
ja 159, 517, 568.
jah! 106.
jelui 287, 4671.
-jes (adv.) § 92.
jochie 233.
joepse 193.
jollie 287, 4671.
jotse 193.
jou ezel! 2524.
jowaei! 473.
judaskussen 238.
[pagina 632]
[p. 632]
juf 123.
jullie § 125, § 143.
jij (flexie) § 125, (in imp.) § 294, (als voc.) § 319, (volkstaal) 287.
Kaaien 199.
kasbakluik 128.
kedaer 518.
keilen 200.
keind 150.
-ken (werkw.) § 86.
kerven § 140.
kindeke 2323.
-kine § 92.
kist 253.
klabaatsen 192.
klappertanden 237.
kleintje 235.
klevaenese 200.
knappen (knoppen) 198.
kneutje 233.
knieënknikken 237.
knul 176.
Kollewijnsch 215.
komen (hww.) 447, (+ inf.) 363, (+ p.pf.) § 183.
komende week 341.
kommt ein Vogel geflogen 485.
koning der koningen § 98.
koningskroon § 75.
konijn (loknaam) 5142.
knap (on verb.) 261.
koolwitje 235.
kort 124.
kouwelijk 156.
kraaien 199.
krantvast 187.
krioelen 211.
kruising 189.
krijgen (en nemen) 167. (perfect, hww.) 541.
kunnen § 271 vlg.
kurkdroog 206, 213.
kussing 228.
kwajongen 2171.
kwartje 235.
kwitse 193.
kijk-in-de-pot 237.
kijk + infin. 472.
- kijn 233.
Laagbijdegrondsch 211.
laat (iron. hww.) 473.
laatse (synt.) § 345.
land an brokke 127.
lang (graad) 263, 434, 413 opm. (en breed) 210.
lange § 91.
langs 403.
laten (+ inf.) 358/9, (imper.) 471.
leeftijd 226.
leeren (+ inf.) 358.
leggen (lei) § 142.
lekkó 472.
lichtelaaie 165.
liefhebben § 237.
liegen heeten 3591.
liever hebben § 237.
liggen (hww.) § 278, 363, 472; (+ p.pf.) § 183.
litteeken 151.
loopen (hww.) § 277.
loopen (zet het op een -) 288. (-nde) 347.
-loos 215.
loots 123.
lunch 179.
-lijk 160, § 91.
lusten (onpers.) 383.
-lijkheid § 81.
- M (praed. nomen) § 267.
maar (adv.) § 259, 430, (voegw.) § 363, § 345, § 374, 429, (etym.) 123.
majesteit 288.
maken (caus.) 77, (omschr.) 472.
man (pronom.) § 344.
mans (praed.) 166.
massief-koperen 213.
me (= mij) § 124.
mede 225.
meent te zijn 366.
meer (compar.) § 120, (neg.) 428, (- der) 271.
meest (bij superl.) § 122.
meester (praed.) 166.
meesterknecht 221.
[pagina 633]
[p. 633]
men § 134.
menigte (onb. telw.) 380.
mepse 193.
met (adv.) 546, (voorz.) § 246, (absol.) § 341, (attrib.) § 334, (sociat.) 127, 283, § 246; (+ te en infin.) 372, (+ p.pf.) § 184 slot, (- van) 241: 6.
meteen 546, 561.
methelpen § 88.
-mi (verba) 302.
mild 186.
minder § 120.
mirakel 166.
mis- 225.
mislukkeling 231.
misschien dat 586.
moan (Katw.) 150.
moederlief 263.
moeders 2521.
moet hij weten 485.
moeten § 271 vlg.
moge gij § 143.
mogelijk (bij superl.) § 121.
mogen § 271 vlg.
mogende 534.
moois § 97.
museel 235.
mij huivert etc. 383.
mijn (-er) § 124, § 127.
N (overg.) 152, -n? bij pron. § 383, ‘N?!’ 68.
naar (adj.) 181, (voegw.) 596.
na, naar, naast 403.
nabij 165.
namelijk dat 5852.
namens 405.
nauwelijks of § 376.
ne (en) 68.
neen 159, 428, 517.
negeen 68, 421.
neiskes § 92.
nemen en krijgen 167.
nergens 421.
nestendoosjens 111.
netjes § 92.
-ngd 150.
nie mier (Gentsch) 428.
niet (adv.) 458, (iron. vrag.) 487, (-dat) 420, 422, 586.
niettegenstaande 534.
nietes § 97.
nieuws § 97.
niks 422.
- nis 230.
noch § 377.
nochtans § 353, § 358.
noenmalen 238.
nog 431, 549 (in groep) § 339.
noode 165.
nou! 517.
-n?t (Friesch negatief) 426.
-nteere (Limb.) 3461.
nu (adv. imp) § 291, (synt.) 546, § 388.
O-klanken 149.
och of! § 295.
oer- § 72.
of (bij compar.) § 119, (correl.) § 376, (zoo-of) § 393 (coörd. § 376), (onderschikk.) § 387, § 395; (met konj.) § 177, (optat.) § 295, (vergelijk.) 596, (na voegw.) 600, (- dat) § 385, § 387, 594; (òf - ik) 581, 593.
ofschoon 601, 611.
om (voorz.) 403 (beteek.) 370, § 217, (voegw.) 573 (-rond) 400; om te 126, 377, § 213 vlg., § 216, § 217, § 371.
omtrent 404.
omweg 225.
on- 68, § 72, § 79, 3353, 337.
ondanks 405.
onder 404.
onderdanen 177.
ongemak (krijgen) 107.
ongerekend (absol.) 534.
onguur § 72.
onmeedoogenloos 189.
ont- § 225, 241.
ontzettend § 194.
onverwachts 339 opm.
onze § 133.
ook 107, 431, § 352.
oorlogsvloot 219.
op (bij superl.) § 121; 404 (- de eerste plaats) 403, (- eenmaal) 186.
[pagina 634]
[p. 634]
opdooi 227.
opendoen § 229, 387, 453.
opmaker 128.
opnoemen 244.
oud-zeekapitein 261.
oudheidkundige 219.
ouwerwetsch 156.
over 404.
overbodig 415.
overigens § 353.
overleed 3171.
overtrekken 398.
overzetten 186.
P in Nederlandsch 158.
paaien 199.
padvinderij 230.
pain-de-luxe-brood 134.
paleis 154.
partie 160.
p?rtij 160.
pinijzertje 179.
placht § 142.
pladdeken 192.
ploffen 238.
poovertjes 248.
portie 157.
postpapier 186.
praaien 199.
praats § 97.
preutsch 154.
prof 123.
prijzen § 140.
puf 184.
R 148, (uvulaar) 157.
raar 37.
radio (Katw.) 184.
Rembrandt-ets 222.
reuze - § 72, 123, 213.
rikketikketik § 325.
riks 123.
rinkinken 200, 239.
rondom 400.
rugzwemmen § 83.
ruischen 238.
rijden (meton.) 127.
rijkelijk (telw.) 127.
rijsttafelen 238.
S (compos.) § 75, 356 (s.v.p. § 292).
sabel 154.
-sch 215.
schaats 196.
schaatsenrijden 236.
-schap 230.
schepsel 181.
schichten 190, 239.
schoon (concessief) 553, 611.
schorsen 196.
schr- 147.
schuddebollen 237.
secretaris-penningmeester 210, 221.
sedert 163, 404.
Seech den Prince 484.
-sel 230.
-sen 193 vlg.
skis 239.
sladoot 189.
smaken (onpers.) 383.
's mans § 344.
snaaien 199.
snappen (snoppen) 198.
snerp 190.
sneutel (dissim.) 154.
soms 4243, 430, 458.
speulns 356.
spil 175.
spok 254.
sprak der Gawein 484.
staa(n) 153.
staan (verbonden) § 192, 363, 468.
staand (boordje) 342, (de vergadering) 534, (-es) 348.
stampvoeten 211.
stapel 123.
stieperen 192.
stilletjes § 92.
stilzitten § 88.
stoef 190, 400.
stokpaard 222.
stroomend water 342.
stuiptrekken 236.
stuk (adv.) 123.
[pagina 635]
[p. 635]
stutsen 197.
suikerlaat 179.
-T (2 sg. en pl.) § 143, (epenthesis) 160, (geminaat) 146.
't (onb. vnw. § 267), (schikking) 481, (- en doet) 448, (- er) § 257, (- is) § 268, (anaphor.) § 346.
tamper 166.
-te 230.
te (voorz.) § 244, (met inf.) § 204 vlg.
tegen (voorz.) 404.
ten, ter § 244.
tenminste § 353.
terwijl § 389.
teugen(s) 160, 356.
theeschenkerij 230.
-ti (enclitisch) 279.
tik om de ooren 292.
tiktakken 238.
tinnen 352.
tj- 147.
-tje(n) 147.
tjonge 158.
toch § 292, § 358, 432, 549, 553.
toe! (uitr.) 473.
toek 190.
toen (voegw.) § 389, § 395; (adv.) § 339, 546, 601; (afsch.) § 306/8.
toetoetoet 448.
tot 126, 3993, 404; (- barstens toe) 356, (met infin.) 1082.
touristisch 134.
-trek 227.
trouwens § 353, § 358.
-ts 183.
-tsen 193.
tusschen (voorz.) 405.
tweedekker 211.
tijgen § 141.
U § 125.
ui 150.
uit 405, (perf. praef.) § 88.
uitgezicht 189, -muntend 340, -stekend 340, - trap 225.
uiver 184.
uttoe 151.
Uwe Majesteit 1193.
Vaak 2712.
vallen 168, (koppelww.) § 269, 415.
van (voorz.) § 245, 413; (genitivisch) 2552, § 248, (- waar) 610, (+ voegw.) § 391, (na infin.) § 198, (gallic.) 436, (bij pass.) 126, § 281; (van te + inf.) 141, 372; (= want) 57, 573, (- alles) § 245, (vanaf) § 90, § 245, 399; (vandaan) 399.
varen (voeren) 76/7, 171/2.
varia (Katw.) 184.
veinster 150.
vele (+ er) § 224.
ver- 240, 242.
verbazend 341.
verblijve 302.
verdijd 124.
verexcuseeren 189, 243/4.
verhooging (euph.) 175.
verkoren § 141.
verkorven § 140.
verkouden § 181 opm.
verleden (adv.) 123.
verslechteren 2422.
vertrek 167, 177.
vervelend 340.
vervolgens 348.
verzenen 181.
verzoeke 302.
vinden (+ acc.en inf.) 358, 367.
vingertam 186.
vlakbij 400.
vliegens 348.
voeren (varen) 76/7.
vol (+ subst.) 434, -vol 210, 263, (superl.) § 123, (perfectief praef.) § 88.
Volgt een overzicht 4871.
voor 163, 405; (= als) § 261, (met infin.) 371, (voegw.) 596.
voorbij 165.
voordat 6002.
vormgeving 229.
vorst 177.
vrage 302.
vredig 167.
[pagina 636]
[p. 636]
vrind 151.
vuister 107.
Waar (voegw.) § 390, § 394; (vervlochten) 141/2, (- heen) 207, (- op) 611, (- van) 610/11. 601.
waarschuwen dat 70, 94, 423, 587.
-waarts 3991.
waffer 160.
wanhopig (meton.) 173.
wanneer § 390.
want § 345, § 361, § 375.
wat (attrib.) 3462, (progress.) 578, (uitr.) § 325, § 329; (- 'n) § 129, (voegw.) § 384, (- van den dag) § 329, (- voor een) § 129, (- wondren) 358.
waterleiding 229.
watte 159.
wech-chooi 225.
weeran! 518.
- weg § 91.
weg (adv.) 123, (bij praep.) 399.
wegen (flexie) 305.
wegstoppen § 88.
wel § 271, 431, 549, 601; (uitr.) 517, (= iemand) 284 (- te rusten) 367, (- letjes) § 92.
welk § 129, § 131. § 383; (welke) 159, 141, (- er) § 129.
wen 124.
wereldberoemd 186.
werkzaam 172.
werwaarts 602 opm.
wezen (hebben hww.) 308, (na p. praes.) 346/7.
wie 140, § 287, § 384, 583; - z'n § 131; (wiens) § 129, § 96, § 131, 257.
wierd (v. worden) 2981.
willen § 271 vlg., § 292.
wip-wap 211.
wippen 199.
wis en drie 516.
wit-zijden kousen § 70.
worden (koppelww.) § 269, (verl. tijd) § 139.
wrochten § 142.
wrijven (onbep. infin.) § 196.
wij 286, § 124.
wijl 124, 611.
- Y 230.
ijsberen 237.
Za¯a¯le (Katw.) 77.
-zaam 216.
zadder 271.
ze (onbep.) § 281, 289.
zegde § 142.
zegge 302.
zelf § 124, § 128.
zelfportret 201.
zich 279.
ziegezagen 211.
zien (vervoeging) 303, (beteek.) 389.
zienderoogen 3461, 535.
zitten (beteek.) 160, (koppelww.) 415, (hulpww.) § 278, (+ infin.) § 208.
zobben 192.
zoek en gij zult vinden § 294.
zonder 68, 405.
zoo (adv.) § 256, 415, 430, 479, 492, 499 opm., (voegw.) 596, 601, 611; (- als) § 393, § 395, 603; (- dat) 603, 604; (- doende) § 193, § 194; (- dra) 601, (- wel als) 433.
zoo'n (+ adj.) 263.
zoo (- tje) 284.
zou § 275/6.
zullen § 271, 472, (-nde) 534.
zw- (symboliek) 198 vlg.
zwaaien 103, 198/9.
zwond (werkw.) 124.
zij (- en) § 126.
zijn (= hij) 291.
zijn (hulpww.) § 182, 308; (verbindingen van -) § 262, (met infin.) § 207, § 210, 355, 436; (= komen) 4683, (= bestaan) § 266, (met praep.) 127, (analyt.) 107.
zijnde 366, 534.
voetnoot1
Partikels en pronomina ook in Zaakregister.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken